Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
SIRACH
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 51
Sira NlCanisi 51:1  Ik wil u prijzen, Jahweh, mijn Koning; U loven, God van mijn heil. Ik wil uw Naam roemen, stut van mijn leven,
Sira NlCanisi 51:2  Want Gij hebt mijn ziel gered van de dood; Gij hebt mijn lichaam voor het bederf bewaard, Mijn voeten aan de greep van de onderwereld ontrukt! Gij hebt mij gered van de gesel van lastertongen, Van lippen, die leugentaal uitslaan; Gij hebt mij bijgestaan tegen mijn vijand,
Sira NlCanisi 51:3  En naar uw grote barmhartigheid mij bevrijd Uit de strikken van hen, die loerden op buit, Uit de hand van hen, die mijn leven belaagden. Gij hebt mij verlost uit grote benauwing,
Sira NlCanisi 51:4  Uit de vlammennood, die mij omgaf; Midden uit het vuur, dat zonder rust oplaaide,
Sira NlCanisi 51:5  Uit de dorre schoot van het dodenrijk; Van vuile lippen en lasterpraat,
Sira NlCanisi 51:6  En de pijlen van valse tongen. Mijn ziel was gekomen tot dicht bij de dood, Mijn leven dicht bij de onderwereld;
Sira NlCanisi 51:7  Ik wendde mij naar alle kant, Maar er was niemand, die hielp; Ik zag uit naar een stut, Maar er was er niet één.
Sira NlCanisi 51:8  Toen dacht ik aan Jahweh's barmhartigheid terug, En aan zijn goedheid van weleer: Hoe Hij redt, die op Hem vertrouwen, En hen van alle kwaad verlost!
Sira NlCanisi 51:9  Daarom verhief ik mijn stem van omlaag, Van de poorten der onderwereld rees mijn gebed.
Sira NlCanisi 51:10  Ik riep: “Jahweh, mijn Vader zijt Gij, Gij zijt de Held, die mij redt! Verlaat mij niet op de dag van benauwing, Op de dag van val en ondergang. Dan zal ik altijd uw Naam blijven loven, U blijven roemen in mijn gebed.“
Sira NlCanisi 51:11  " En Jahweh luisterde naar mijn stem, En gaf gehoor aan mijn smeken; Hij verloste mij van alle kwaad, En redde mij op de dag van benauwing.
Sira NlCanisi 51:12  Daarom zal ik loven en prijzen En blijven zegenen de Naam van Jahweh!
Sira NlCanisi 51:13  Toen ik nog jong was en niet rondreisde, Vroeg ik reeds wijsheid in mijn gebed;
Sira NlCanisi 51:14  Voor de ingang van de tempel bad ik erom, En hield niet op, er naar te streven.
Sira NlCanisi 51:15  Zij gedijde als een rijpende druif, En mijn hart vond in haar zijn genot. Mijn voet ging de weg van haar waarheid, Van mijn jeugd af volgde ik haar spoor;
Sira NlCanisi 51:16  Ik heb mijn oor slechts een weinig te luisteren gelegd, Maar veel kennis heb ik gevonden.
Sira NlCanisi 51:17  Haar juk werd mijn roem; Hem, die mij leerde, geef ik de eer.
Sira NlCanisi 51:18  Zonder rust zag ik naar haar uit, En werd niet beschaamd, want ik heb haar gevonden.
Sira NlCanisi 51:19  Mijn ziel bleef haar altijd verkleefd; Ik zocht haar bij al mijn daden. Mijn hand opende haar poort; Ik trad bij haar binnen en aanschouwde haar.
Sira NlCanisi 51:20  Ik legde mij erop toe, haar te volgen, En heb haar in reinheid gevonden. Van de aanvang af heb ik door haar inzicht verkregen; Daarom zal ik haar nimmer verlaten.
Sira NlCanisi 51:21  Mijn binnenste brandde om haar te vinden; Daarom verwierf ik een heerlijk bezit.
Sira NlCanisi 51:22  Jahweh gaf mij welbespraaktheid als loon; Daarom prijs ik Hem met mijn tong.
Sira NlCanisi 51:23  Komt dus tot mij, onverstandigen, En wilt in mijn leerschool vertoeven.
Sira NlCanisi 51:24  Hoelang nog wilt gij dit alles ontberen, Terwijl uw ziel er naar dorst?
Sira NlCanisi 51:25  Ik open mijn mond, en roep u toe: Koopt u wijsheid zonder geld;
Sira NlCanisi 51:26  Buigt uw nek onder haar juk, Uw ziel drage haar last. Zij is dicht bij hen, die haar zoeken, En wie zich moeite geeft, zal haar vinden.
Sira NlCanisi 51:27  Ziet met eigen ogen, hoe weinig ik zwoegde, En hoe groot de rust is, die ik vond.
Sira NlCanisi 51:28  Luistert in uw jeugd naar mijn onderricht; Gij verwerft daardoor veel zilver en goud.
Sira NlCanisi 51:29  Wanneer uw ziel in mijn leer haar genot vindt, Stelt mijn lofzang u niet teleur.
Sira NlCanisi 51:30  Verricht uw werken in gerechtigheid, En Hij geeft u te zijner tijd uw loon!