SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 41
Sira | NlCanisi | 41:1 | Ach dood, hoe bitter is de gedachte aan u Voor den man, die rustig in zijn woning zit; Voor den man zonder zorgen, wien alles gelukt, Die nog kracht bezit, om het genot te plukken. | |
Sira | NlCanisi | 41:2 | Maar dood, hoe goed is uw lot Voor den armen man, wiens kracht is gesleten; Voor den man, die struikelt en tegen alles zich stoot, En lastig wordt, omdat hem geen hoop meer blijft. | |
Sira | NlCanisi | 41:3 | Wees niet bang voor de dood, uw lot; Bedenk, dat allen, hetzij vóór u of na u, hetzelfde treft; | |
Sira | NlCanisi | 41:4 | Dit is het lot, dat God aan alle vlees heeft beschoren. Waarom dan de Wet van den Allerhoogste gevloekt? Hetzij duizend jaar of honderd of tien: Het dodenrijk verantwoordt het niet. | |
Sira | NlCanisi | 41:5 | Het kroost der bozen is een verachtelijk broed, Het ras der slechten een verdwaasd geslacht. | |
Sira | NlCanisi | 41:6 | Den zoon van den zondaar wordt de macht ontnomen; Steeds blijft de schande op zijn geslacht. | |
Sira | NlCanisi | 41:7 | De zoon zal zijn goddelozen vader vervloeken, Omdat hij om zijnentwil wordt veracht. | |
Sira | NlCanisi | 41:9 | Vermenigvuldigt gij u, het is tot schade, En als gij zonen verwekt, tot zuchten; Komt gij ten val, het is een blijvende vreugde, En sterft gij, dan is het tot vloek. | |
Sira | NlCanisi | 41:10 | Wat uit stof is geboren, keert terug tot stof; Maar de zondaar valt van het ene niet in het andere. | |
Sira | NlCanisi | 41:11 | De mens is wel naar zijn lichaam een zucht, Maar de naam van den brave zal nimmer vergaan. | |
Sira | NlCanisi | 41:12 | Draag dus zorg voor uw naam, want hij blijft u langer Dan duizend kostbare schatten. | |
Sira | NlCanisi | 41:13 | Een goed leven duurt slechts weinige dagen, Maar een goede naam duurt dagen zonder tal. | |
Sira | NlCanisi | 41:15 | Beter een mens, die zijn dwaasheid verbergt, Dan een, die zijn wijsheid verstopt. | |
Sira | NlCanisi | 41:16 | Hoort, kinderen, de les over de schaamte, En schaamt u, zoals ik het u leer: Niet iedere schaamte komt te pas, Niet alle blozen is goed. | |
Sira | NlCanisi | 41:21 | Over het weigeren van een gave, die gevraagd wordt, Over het zwijgen, als men u groet; | |
Sira | NlCanisi | 41:26 | Over het verdraaien van wat ge hoort zeggen, En over het openbaren van geheime bespreking. | |