SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 33
Sira | NlCanisi | 33:1 | Wie Jahweh vreest, hem treft geen onheil; En wordt hij beproefd, hij wordt telkens bevrijd. | |
Sira | NlCanisi | 33:2 | Het is niet verstandig, de Wet te haten, Want men verliest de koers als een schip in de storm. | |
Sira | NlCanisi | 33:3 | Een verstandig man geeft acht op Gods woord, En vertrouwt op zijn Wet als op een orakel. | |
Sira | NlCanisi | 33:4 | Bereid uw zaak voor en handel dan; Zorg eerst voor een rusthuis en neem dan rust. | |
Sira | NlCanisi | 33:5 | Als het rad van een wagen is het hart van een dwaas, Als een wentelend wiel zijn gedachten. | |
Sira | NlCanisi | 33:6 | Wie telkens wisselt van vriend, gelijkt op een hengst, Die hinnikt onder iederen ruiter. | |
Sira | NlCanisi | 33:8 | Door Jahweh's wijsheid zijn ze onderscheiden, Sommige er van zijn dagen van feest; | |
Sira | NlCanisi | 33:9 | Want sommige heeft Hij gezegend en geheiligd, En andere tot gewone dagen gemaakt. | |
Sira | NlCanisi | 33:12 | Sommigen van hen heeft Hij gezegend en verheven; Hen geheiligd, en tot Zich getrokken; Anderen heeft Hij gevloekt en vernederd, En ze verdreven uit hun woonsteden. | |
Sira | NlCanisi | 33:13 | Zoals de klei in de hand van den pottenbakker Vorm ontvangt naar zijn verkiezing, Zo is de mens in de hand van zijn Schepper: Van Hem ontvangt hij zijn taak. | |
Sira | NlCanisi | 33:14 | Tegenover het kwaad staat het goed, Tegenover het leven de dood; Tegenover den goede staat de slechte, Zoals licht tegenover duisternis staat. | |
Sira | NlCanisi | 33:15 | Zie naar al de werken Gods; Altijd zijn het er twee, het een tegenover het ander. | |
Sira | NlCanisi | 33:17 | Toch snelde ook ik onder Gods zegen toe, En heb als een oogster mijn wijnkuip gevuld. | |
Sira | NlCanisi | 33:18 | Ziet, hoe ik niet alleen voor mijzelf heb gewerkt, Maar voor allen, die wijsheid zoeken. | |
Sira | NlCanisi | 33:19 | Hoort dus, prinsen van geheel het volk, Gij, leiders der gemeente, luistert naar mij! | |
Sira | NlCanisi | 33:21 | Zo lang er leven in u is en adem, Zij niemand over u de baas. Geef uw vermogen niet aan een ander, Opdat ge hem later niet behoeft te vragen. | |
Sira | NlCanisi | 33:22 | Want beter is het, dat uw kinderen u moeten bidden, Dan dat gij naar de hand van uw kinderen moet zien. | |
Sira | NlCanisi | 33:24 | En werp geen smet op uw eer; Als het getal van uw dagen voleind is, Op de dag van de dood, verdeel eerst dan uw bezit. | |
Sira | NlCanisi | 33:26 | Laat uw slaaf werken, zonder verpozen, Want maakt ge het hem licht, dan wordt hij u ontrouw. | |
Sira | NlCanisi | 33:27 | Juk, boeien en roede maken hem gedwee; Bestraf dus een slechten slaaf met gestrengheid. | |
Sira | NlCanisi | 33:28 | Laat uw slaaf werken, en hij wordt niet opstandig; Want ledigheid veroorzaakt veel kwaad. | |
Sira | NlCanisi | 33:29 | Zet hem aan het werk, zoals het hem past; En gehoorzaamt hij niet, sla zijn voeten in kluisters. | |
Sira | NlCanisi | 33:31 | Bezit ge een slaaf, heb hem lief als uzelf, Want ge hebt hem ook nodig als uzelf; | |