Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
JOHN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 9
John DutSVVA 9:1  En voorbijgaande, zag Hij een mens, blind van de geboorte af.
John DutSVVA 9:2  En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze, of zijn ouders, dat hij blind zou geboren worden?
John DutSVVA 9:3  Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar dit is geschied, opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden.
John DutSVVA 9:4  Ik moet werken de werken Desgenen, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.
John DutSVVA 9:5  Zolang Ik in de wereld ben, zo ben Ik het Licht der wereld.
John DutSVVA 9:6  Dit gezegd hebbende, spoog Hij op de aarde, en maakte slijk uit dat speeksel, en streek dat slijk op de ogen des blinden;
John DutSVVA 9:7  En zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Siloam ( hetwelk overgezet wordt: uitgezonden). Hij dan ging heen en wies zich, en kwam ziende.
John DutSVVA 9:8  De geburen dan, en die hem te voren gezien hadden, dat hij blind was, zeiden: Is deze niet, die zat en bedelde?
John DutSVVA 9:9  Anderen zeiden: Hij is het; en anderen: Hij is hem gelijk. Hij zeide: Ik ben het.
John DutSVVA 9:10  Zij dan zeiden tot hem: Hoe zijn u de ogen geopend?
John DutSVVA 9:11  Hij antwoordde en zeide: De Mens, genaamd Jezus, maakte slijk, en bestreek mijn ogen, en zeide tot mij: Ga heen naar het badwater Siloam, en was u. En ik ging heen, en wies mij, en ik werd ziende.
John DutSVVA 9:12  Zij dan zeiden tot hem: Waar is Die? Hij zeide: Ik weet het niet.
John DutSVVA 9:13  Zij brachten hem tot de Farizeën, hem namelijk, die te voren blind geweest was.
John DutSVVA 9:14  En het was sabbat, als Jezus het slijk maakte, en zijn ogen opende.
John DutSVVA 9:15  De Farizeën dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie.
John DutSVVA 9:16  Sommigen dan uit de Farizeën zeiden: Deze Mens is van God niet, want Hij houdt den sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een mens, die een zondaar is, zulke tekenen doen? En er was tweedracht onder hen.
John DutSVVA 9:17  Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet.
John DutSVVA 9:18  De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was.
John DutSVVA 9:19  En zij vraagden hun, zeggende: Is deze uw zoon, welken gij zegt, dat blind geboren is? Hoe ziet hij dan nu?
John DutSVVA 9:20  Zijn ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is;
John DutSVVA 9:21  Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft zijn ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken.
John DutSVVA 9:22  Dit zeiden zijn ouders, omdat zij de Joden vreesden; want de Joden hadden alrede te zamen een besluit gemaakt, zo iemand Hem beleed Christus te zijn, dat die uit de synagoge zou geworpen worden.
John DutSVVA 9:23  Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft zijn ouderdom, vraagt hemzelven.
John DutSVVA 9:24  Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is.
John DutSVVA 9:25  Hij dan antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie.
John DutSVVA 9:26  En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend?
John DutSVVA 9:27  Hij antwoordde hun: Ik heb het u alrede gezegd, en gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het wederom horen? Wilt gijlieden ook Zijn discipelen worden?
John DutSVVA 9:28  Zij gaven hem dan scheldwoorden, en zeiden: Gij zijt Zijn discipel; maar wij zijn discipelen van Mozes.
John DutSVVA 9:29  Wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft; maar Dezen weten wij niet, van waar Hij is.
John DutSVVA 9:30  De mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers wat wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en nochtans heeft Hij mijn ogen geopend.
John DutSVVA 9:31  En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij.
John DutSVVA 9:32  Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft.
John DutSVVA 9:33  Indiën Deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen.
John DutSVVA 9:34  Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren, en leert gij ons? En zij wierpen hem uit.
John DutSVVA 9:35  Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God?
John DutSVVA 9:36  Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven?
John DutSVVA 9:37  En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het.
John DutSVVA 9:38  En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem.
John DutSVVA 9:39  En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden.
John DutSVVA 9:40  En dit hoorden enigen uit de Farizeën, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind?
John DutSVVA 9:41  Jezus zeide tot hen: Indiën gij blind waart, zo zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde.