SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 20
Sira | DutSVVA | 20:1 | Hoe veel beter is het te bestraffen dan heimelijk gram te zijn; en wie zijn zonde bekent, die zal voor schade bewaard worden. | |
Sira | DutSVVA | 20:2 | Gelijk de lust van een gesnedene is om een jonge dochter te onteren, zo is hij die geweld oefent in het gericht. | |
Sira | DutSVVA | 20:3 | Menigeen is er die zwijgende wijs wordt bevonden, en menig een is er die gehaat wordt vanwege zijn veel klappen | |
Sira | DutSVVA | 20:4 | Menigeen is er die zwijgt, want hij heeft niet te antwoorden, en menigeen is er die zwijgt, wetende de gelegen tijd. | |
Sira | DutSVVA | 20:5 | Een wijs mens zal zwijgen totdat het gelegen tijd is, maar een pocher en onwijze gaat de gelegen tijd voorbij. | |
Sira | DutSVVA | 20:6 | Die te veel woorden heeft, van die heeft men een gruwel, en die zichzelf te veel macht aanneemt, wordt gehaat. | |
Sira | DutSVVA | 20:7 | Hoe fraai is het, dat degene die bestraft is geworden, boet vaardigheid bewijst? want zo zal hij de vrijwillige zonden vlieden. | |
Sira | DutSVVA | 20:9 | Daar is menige gave die u niet bevorderlijk zal zijn, en daar is menige gave die tweevoudige vergelding heeft. | |
Sira | DutSVVA | 20:10 | Menigeen is er die vernederd wordt uit oorzaak van de pracht; en menigeen is er die uit de vernedering het hoofd opheft. | |
Sira | DutSVVA | 20:12 | De wijze zal zichzelf met woorden lieftallig maken, maar de aangenaamheid der dwazen zal uitgestort worden. | |
Sira | DutSVVA | 20:13 | De gave van een onwijze zal u, die ze ontvangen hebt niet bevorderlijk zijn, en desgelijks ook van een nijdige, vanwege zijn behoeftigheid, want zijn ogen zien, om voor een veel te ontvangen. | |
Sira | DutSVVA | 20:14 | Weinig zal hij geven, en veel verwijten, en zal zijn mond open doen als een uitroeper. | |
Sira | DutSVVA | 20:15 | Heden zal hij u lenen, en morgen wedereisen; de zodanige is van de Here en van de mensen gehaat. | |
Sira | DutSVVA | 20:16 | Een dwaas zal zeggen: Ik heb geen vriend; ik heb geen dank voor mijn weldaden; die mijn brood eten spreken kwalijk van mij. | |
Sira | DutSVVA | 20:17 | Hoe menigmaal, en hoe velen zullen hem bespotten! want hij heeft het bezit zijner goederen met geen rechte kennis ontvangen, en het ontberen daarvan is hem desgelijks evenveel. | |
Sira | DutSVVA | 20:18 | Het is beter op een vloer te vallen dan door een tong; zo zal de val der kwade mensen haastig komen. | |
Sira | DutSVVA | 20:19 | Een onaangenaam mens is als een ontijdige klucht, in de mond der ongeschikten zal hij gedurig zijn. | |
Sira | DutSVVA | 20:20 | Een spreuk komende uit de mond eens dwazen zal verworpen worden, want hij spreekt die niet op de bekwame tijd. | |
Sira | DutSVVA | 20:21 | Menigeen wordt gehinderd te zondigen vanwege gebrek, en wordt in zijn rust niet doorprikkeld. | |
Sira | DutSVVA | 20:22 | Menigeen verliest zijn leven door schaamte, en verliest het omdat hij de persoon aanneemt. | |
Sira | DutSVVA | 20:23 | Menigeen belooft zijn vriend uit schaamte, en krijgt hem tot een vijand zonder oorzaak. | |
Sira | DutSVVA | 20:24 | De leugen is een lelijke schandvlek in een mens, en in de mond der ongeschikten is zij gedurig. | |
Sira | DutSVVA | 20:25 | Een dief is te kiezen voor een die steeds liegt, maar beiden zullen zij de verderfenis beërven. | |
Sira | DutSVVA | 20:26 | De manieren van een leugenachtig mens zijn hem een oneer, en zijn schande is steeds bij hem. | |
Sira | DutSVVA | 20:27 | Een wijze bevordert zichzelf door woorden, en een voorzichtig mens behaagt de groten. | |
Sira | DutSVVA | 20:28 | Die zijn land bouwt, verhoogt zijn hoop, en die de groten behaagt, verzoent zijn misdaad. | |
Sira | DutSVVA | 20:29 | Gaven en geschenken verblinden de ogen der wijzen, en gelijk een toom in de mond, keren zij de bestraffingen af. | |
Sira | DutSVVA | 20:30 | Wijsheid die verborgen is, en een schat die niet bekend is, wat nuttigheid is in beide? | |