Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
SIRACH
Prev Up Next Toggle notes
Chapter 21
Sira NlCanisi 21:1  Mijn zoon, hebt ge gezondigd, doe het niet meer, En bid voor uw vroegere zonden.
Sira NlCanisi 21:2  Vlucht voor de zonde als voor een slang, Want als ge haar nadert, zal ze u bijten; Leeuwentanden zijn haar tanden, Ze verslinden de zielen der mensen.
Sira NlCanisi 21:3  Iedere zonde is als een tweesnijdend zwaard; Geen genezing is er voor haar wonde.
Sira NlCanisi 21:4  Bedreiging en hoogmoed verwoesten de rijkdom, Daardoor stort het huis van den trotse in puin;
Sira NlCanisi 21:5  Maar het gebed van den kleine dringt door tot Gods oor, En hem zal spoedig recht wedervaren.
Sira NlCanisi 21:6  Wie berisping haat, volgt het spoor van den zondaar; Maar wie God vreest, neemt ze ter harte.
Sira NlCanisi 21:7  De snoever is alom bekend, Maar de verstandige merkt diens misstappen wel.
Sira NlCanisi 21:8  Wie zijn huis gaat bouwen met andermans geld, Is als een, die stenen vergaart voor de winter.
Sira NlCanisi 21:9  De bent der zondaars is een stapel vlas; Hun einde is het vlammende vuur.
Sira NlCanisi 21:10  De weg der zondaren is vrij van stenen; Maar aan het einde ervan ligt de diepte der hel.
Sira NlCanisi 21:11  Wie de Wet onderhoudt, is heer van zijn denken; Want wijsheid is het einde van de vreze des Heren.
Sira NlCanisi 21:12  Wie niet schrander is, wordt niet geleerd; Maar er is ook een schranderheid, die vol bitterheid is.
Sira NlCanisi 21:13  De kennis van een wijze zwelt aan als een stortvloed, En zijn schranderheid als een levende bron;
Sira NlCanisi 21:14  Maar het hart van den dwaas is als een gebroken kruik, Het kan geen enkele kennis behouden.
Sira NlCanisi 21:15  Als de verstandige een wijs woord verneemt, Prijst hij het en voegt er een ander aan toe; Hoort de lichtzinnige het, dan walgt het hem, En hij werpt het achter zijn rug.
Sira NlCanisi 21:16  Het gesprek van den dwaas is als een last op reis, Maar op de lippen van den wijze ligt bevalligheid;
Sira NlCanisi 21:17  In de vergadering hangt men aan de mond van den wijze, En zijn woorden overdenkt men in het hart.
Sira NlCanisi 21:18  Voor een dwaas is de wijsheid als een vervallen huis; Zijn kennis beperkt zich tot ordeloze woorden.
Sira NlCanisi 21:19  De tucht is voor den dwaas als kluisters aan de voeten, Als boeien aan de rechterhand.
Sira NlCanisi 21:20  Lacht de dwaas, hij schatert het uit; De wijze echter glimlacht nauwelijks.
Sira NlCanisi 21:21  De tucht is voor den wijze als een sieraad van goud, Als een armband aan de rechterhand.
Sira NlCanisi 21:22  De dwaas rent hals-over-kop de huizen binnen, Maar een man van ervaring blijft bescheiden buiten;
Sira NlCanisi 21:23  De dwaas gluurt door de deur naar binnen, Maar een welopgevoed man blijft buiten staan.
Sira NlCanisi 21:24  Het staat onbeschaafd, aan de deur te luisteren; Een wijs man zou daarbij van schaamte vergaan.
Sira NlCanisi 21:25  De dwaas heeft de mond vol over anderen; De wijze weegt zijn woorden op een schaal.
Sira NlCanisi 21:26  De dwazen hebben het hart in de mond; De wijze heeft zijn mond in het hart.
Sira NlCanisi 21:27  Als een dwaas den satan vervloekt, Dan vervloekt hij zichzelf;
Sira NlCanisi 21:28  Wie kwaadspreekt, schandvlekt zichzelf, En is gehaat in heel de buurt.