SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 24
Sira | DutSVVA | 24:2 | Zij doet haar mond open in de gemeente des Allerhoogsten, en beroemt zich in tegenwoordigheid van zijn kracht, zeggende: | |
Sira | DutSVVA | 24:3 | Ik ben van de mond des Allerhoogsten uitgegaan, en gelijk een nevel heb ik de aarde bedekt. | |
Sira | DutSVVA | 24:4 | Ik heb mijn tent in de hoogste plaatsen opgeslagen, en mijn troon in een wolkkolom. | |
Sira | DutSVVA | 24:5 | Ik alleen heb de rondte des hemels omgegaan, en heb in de diepte der afgronden gewandeld. | |
Sira | DutSVVA | 24:6 | In de baren der zee, en op de ganse aarde, en bij alle volken en natiën heb ik bezittingen. | |
Sira | DutSVVA | 24:8 | Toen beval mij de schepper aller dingen, en die mij geschapen heeft, deed mijn tent rusten, en zeide: | |
Sira | DutSVVA | 24:10 | Vóór de wereld, van den beginne heeft hij mij geschapen, en tot in eeuwigheid neem ik niet af; in een heilige tabernakel heb ik in zijn tegenwoordigheid gediend; | |
Sira | DutSVVA | 24:11 | En zo ben ik in Sion bevestigd. In een geheiligde stad heeft hij mij insgelijks doen rusten, en in Jeruzalem is mijn macht. | |
Sira | DutSVVA | 24:12 | En ben ingeworteld in een verheerlijkt volk, in het deel des Heren, dat is zijn erfdeel. | |
Sira | DutSVVA | 24:13 | Ik ben verhoogd geworden als een cederboom op Libanon, en gelijk een cypresseboom op de bergen van Hermon. | |
Sira | DutSVVA | 24:14 | Ik ben verhoogd geworden gelijk een dadelboom te Engedi, en gelijk een, rozeboom te Jericho. | |
Sira | DutSVVA | 24:15 | Gelijk een schone olijfboom in een fraai veld, en gelijk de boom Platanus ben ik uit het water verhoogd. | |
Sira | DutSVVA | 24:16 | Ik heb een goede reuk van mij gegeven, gelijk als kaneel en gelijk een reukbal, en gelijk uitgelezen mirre. | |
Sira | DutSVVA | 24:17 | Gelijk als Galbanum, en Onyx, en Stacte, en gelijk de damp des wierooks in de tabernakel. | |
Sira | DutSVVA | 24:18 | Ik heb mijn takken uitgestrekt gelijk een terpentijnboom, en mijn takken zijn heerlijk en aangenaam. | |
Sira | DutSVVA | 24:19 | Ik heb, gelijk een wijnstok uitspruitende, een goede reuk voortgebracht, en mijn bloemen zijn een vrucht der heerlijkheid en des rijkdoms. | |
Sira | DutSVVA | 24:20 | Ik ben een moeder der schone liefde, en der vrees, en der kennis, en der heilige hoop; | |
Sira | DutSVVA | 24:21 | En geef met al mijn kinderen deze eeuwigblijvende dingen, namelijk die mij van hem toegezegd worden. | |
Sira | DutSVVA | 24:25 | Die naar mij luistert zal nimmermeer beschaamd worden, en die naar mij arbeiden zullen niet zondigen. | |
Sira | DutSVVA | 24:26 | Al deze dingen leert het boek des verbonds van God de Allerhoogste, de wet, welke Mozes bevolen heeft tot een erfdeel in de vergaderingen van Jakob, zeggende: Bezwijkt niet, maar zijt sterk in de Here, opdat hij u krachtig make; kleeft hem aan; de Almachtige Here is alleen God, en daar is geen Zaligmaker benevens hem. | |
Sira | DutSVVA | 24:27 | Hij vervult alle dingen met zijn wijsheid, gelijk de Pison, en gelijk de Tigris in de dagen der nieuwe vruchten. | |
Sira | DutSVVA | 24:28 | Die vervult het verstand gelijk de Eufraat, en gelijk de Jordaan in de dagen van de oogst. | |
Sira | DutSVVA | 24:29 | Die de leer der kennis doet uitschijnen gelijk een licht, en gelijk de Gihon in de tijd wanneer men de druiven leest. | |
Sira | DutSVVA | 24:30 | De eerste heeft haar niet volkomen gekend, en zo heeft de laatste haar niet uitgespeurd. | |
Sira | DutSVVA | 24:31 | Want meer dan de zee zijn haar gedachten vermenigvuldigd, en haar raad dan een grote afgrond. | |
Sira | DutSVVA | 24:34 | Ik heb gezegd: Ik zal mijn beste hof wateren, en mijn op. recht tuinbeddeken begieten. [24:35] En ziet de gedolven gracht is mij geworden tot een rivier, en mijn rivier is geworden tot een zee. [24:36] Want ik doe de onderwijzing jichten als de dageraad, en doe ze schijnen tot in verre landen. [24:37] Want ik giet lering uit gelijk een profetie, en laat ze, na tot eeuwige geslachten. [24:38] Ziet gij dan, dat ik niet voor mij alleen heb gearbeid, maar voor al degenen die ze zoeken. | |