JOB
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
Chapter 7
Job | NlCanisi | 7:1 | Heeft de mens niet een krijgsdienst op aarde, Gelijken zijn dagen niet op die van een knecht? | |
Job | NlCanisi | 7:2 | Zoals een slaaf, die naar de schaduw verlangt, Zoals een knecht, die op zijn loon staat te wachten: | |
Job | NlCanisi | 7:4 | Ga ik slapen, dan denk ik: wanneer wordt het dag, Als ik opsta: wanneer wordt het avond? Maar de avond blijft zich eindeloos rekken, En ik blijf vol onrust tot aan de morgen; | |
Job | NlCanisi | 7:7 | Bedenk, dat mijn leven een ademtocht is, Dat mijn oog nooit meer het geluk zal aanschouwen; | |
Job | NlCanisi | 7:8 | Dat het oog van hem, die mij ziet, mij niet meer zal speuren, En wanneer gij uw blik op mij richt, ik er niet meer zal zijn. | |
Job | NlCanisi | 7:9 | Zoals een wolk vervliegt en verdwijnt, Zo stijgt, die in het dodenrijk daalt, er niet meer uit op; | |
Job | NlCanisi | 7:10 | Hij keert naar zijn huis niet meer terug, En zijn eigen woonplaats kent hem niet langer! | |
Job | NlCanisi | 7:11 | En daarom zal ik mijn mond niet snoeren, Maar spreken in de benauwdheid van mijn geest, En klagen in de bitterheid van mijn ziel: Gij dwingt mij er toe! | |
Job | NlCanisi | 7:13 | Wanneer ik denk: mijn bed brengt mij troost, Mijn sponde zal mijn zuchten verlichten: | |
Job | NlCanisi | 7:14 | Dan gaat Gij mij door dromen verschrikken, En jaagt mij door visioenen ontsteltenis aan; | |
Job | NlCanisi | 7:16 | Ik verdwijn, ik blijf niet altijd in leven, Laat mij met rust, want mijn dagen zijn enkel een zucht! | |
Job | NlCanisi | 7:17 | Wat is de mens, dat Gij zoveel belang in hem stelt, En hem uw aandacht blijft wijden; | |
Job | NlCanisi | 7:19 | Wanneer wendt Gij eindelijk eens uw oog van mij af, En laat Gij mij tijd, om mijn speeksel te slikken? | |
Job | NlCanisi | 7:20 | Heb ik gezondigd: wat deed ik U, Gij Mensenbewaker! Waarom hebt Gij mij tot uw mikpunt gemaakt, En ben ik U maar tot last; | |