JOB
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
Chapter 21
Job | NlCanisi | 21:15 | Wat is de Almachtige, dat we Hem zouden dienen; Wat baat het ons, te smeken tot Hem? | |
Job | NlCanisi | 21:16 | Ligt hun geluk niet in hun eigen hand, Bemoeit Hij Zich wel met de plannen der bozen? | |
Job | NlCanisi | 21:17 | Hoe dikwijls gaat de lamp der bozen wel uit, En stort er rampspoed op hen neer? Hoe dikwijls vernielt Hij de slechten in zijn toorn, Grijpen de weeën hen aan in zijn gramschap; | |
Job | NlCanisi | 21:19 | Gij zegt: God wreekt zijn misdaad op zijn kinderen, En zal hem zo zijn wraak laten voelen! | |
Job | NlCanisi | 21:20 | Maar zijn eigen ogen moesten zijn rampspoed aanschouwen, Zelf moest hij de toorn van den Almachtige drinken! | |
Job | NlCanisi | 21:21 | Want wat bekommert hij zich om zijn gezin na zijn dood, Wanneer het getal zijner maanden ten einde is? | |
Job | NlCanisi | 21:25 | De ander sterft met een verbitterd gemoed, Zonder ooit het geluk te hebben gesmaakt! | |
Job | NlCanisi | 21:28 | Gij zegt: "Waar is het huis van den tyran, Waar de tent, waar de bozen in wonen?" | |
Job | NlCanisi | 21:29 | Hebt gij de reizigers dan nooit ondervraagd, Of aanvaardt gij hun getuigenis niet: | |
Job | NlCanisi | 21:30 | "De boze blijft gespaard op de dag van verderf, En ontsnapt op de dag van de gramschap!" | |
Job | NlCanisi | 21:33 | Zacht ligt hij neer Op de kluiten in het dal; Heel de wereld trekt achter hem aan, Talloos velen lopen uit voor zijn stoet. | |