JOB
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
Chapter 33
Job | NlCanisi | 33:4 | De geest van God heeft mij gemaakt, De adem van den Almachtige mij het leven geschonken; | |
Job | NlCanisi | 33:7 | Dus behoeft u geen vrees voor mij te verschrikken Mijn hand niet zwaar u te drukken. | |
Job | NlCanisi | 33:18 | Om zo zijn ziel voor de groeve te bewaren, Zijn leven voor de gang naar het graf. | |
Job | NlCanisi | 33:19 | Dan kastijdt Hij hem door smart op zijn sponde, Door een koorts in zijn beenderen zonder eind, | |
Job | NlCanisi | 33:20 | Zodat zijn leven van het brood gaat walgen, Zijn ziel van de begeerlijkste spijs; | |
Job | NlCanisi | 33:22 | Maar zelfs als zijn ziel het graf al nabij is, Zijn leven het oord van de doden: Zo hij besluit in zijn hart, zich tot God te keren En hij zijn dwaasheid erkent: | |
Job | NlCanisi | 33:23 | Dan treedt er voor hem een engel op, Een tolk, een uit de duizend. Dan wijst hij den mens op zijn plicht, | |
Job | NlCanisi | 33:24 | Ontfermt zich zijner, en spreekt: Laat hem toch niet in de groeve dalen, Ik heb zijn losprijs gevonden | |
Job | NlCanisi | 33:26 | Dan laat God Zich verbidden; genadig neemt Hij hem aan, Doet hem zijn aanschijn met jubel aanschouwen, En schenkt den mens zijn gerechtigheid terug. | |
Job | NlCanisi | 33:27 | Dan juicht hij het uit voor de mensen, en zegt: Ik heb gezondigd, het recht verdraaid, Maar Hij heeft het niet op mij gewroken! | |
Job | NlCanisi | 33:28 | Zo behoedt Hij zijn ziel voor de gang naar het graf, En verlustigt zijn leven zich in het licht! | |
Job | NlCanisi | 33:32 | Hebt ge dan iets te zeggen, antwoord mij; Spreek dan, want ik geef u gaarne gelijk. | |