JOHN
Chapter 1
John | NlCanisi | 1:7 | Hij kwam tot getuigenis, om van het Licht te getuigen, Opdat allen door hem zouden geloven. | |
John | NlCanisi | 1:10 | Hij was in de wereld, En ofschoon de wereld door Hem was ontstaan, Erkende de wereld Hem niet. | |
John | NlCanisi | 1:12 | Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven, | |
John | NlCanisi | 1:13 | Die niet uit bloed, Noch uit de wil van vlees of man, Maar die uit God zijn geboren. | |
John | NlCanisi | 1:14 | Het Woord is vlees geworden, En heeft onder ons gewoond! En wij hebben zijn glorie aanschouwd: Een glorie als van den Eengeborene uit den Vader, Vol van genade en waarheid. | |
John | NlCanisi | 1:15 | Johannes getuigde van Hem en riep uit: Van Hem was het, dat ik sprak: Die na mij komt, is mij voorafgegaan; Want Hij bestond eerder dan ik. | |
John | NlCanisi | 1:17 | Zeker, de Wet is door Moses gegeven, Maar de genade en waarheid zijn door Jesus Christus gekomen. | |
John | NlCanisi | 1:18 | Niemand heeft ooit God gezien; God zelf, de eengeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Heeft Hem verkondigd. | |
John | NlCanisi | 1:19 | En dit is de getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jerusalem priesters en levieten tot hem zonden, om hem te vragen: Wie zijt gij? | |
John | NlCanisi | 1:21 | Ze vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elias? Hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? Hij antwoordde: Neen. | |
John | NlCanisi | 1:22 | Ze zeiden hem dan: Wie zijt ge; opdat we antwoord brengen aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt ge van uzelf? | |
John | NlCanisi | 1:23 | Hij sprak: Ik ben de "stem van een roepende in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren", zoals de profeet Isaias heeft gezegd. | |
John | NlCanisi | 1:25 | ze ondervroegen hem, en zeiden: Waarom doopt ge dan, zo ge de Christus niet zijt, noch Elias, noch de profeet? | |
John | NlCanisi | 1:26 | Johannes gaf hun ten antwoord: Ik doop met water; maar midden onder u staat Hij, dien gij niet kent. | |
John | NlCanisi | 1:28 | Dit gebeurde te Betánië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes toen doopte. | |
John | NlCanisi | 1:29 | Daags daarna zag hij Jesus tot zich komen; en hij zeide: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. | |
John | NlCanisi | 1:30 | Deze is het, van wien ik sprak: Na mij komt een Man, die mij is voorafgegaan; want Hij bestond eerder dan ik. | |
John | NlCanisi | 1:31 | Ook ik kende Hem niet; maar juist daarom kwam ik dopen met water, om Hem aan Israël bekend te maken. | |
John | NlCanisi | 1:32 | Nog getuigde Johannes: Ik heb den Geest als een duif uit de hemel zien dalen, en op Hem rusten. | |
John | NlCanisi | 1:33 | Ook ik kende Hem niet; maar Hij die mij zond, om met water te dopen, Hij sprak tot mij: Op wien ge den Geest ziet nederdalen en rusten, Hij is het, die doopt met den Heiligen Geest. | |
John | NlCanisi | 1:38 | Jesus keerde Zich om, zag dat ze Hem volgden, en sprak tot hen: Wat zoekt gij? Ze zeiden Hem: Rabbi (dat betekent: Meester), waar houdt Gij verblijf? | |
John | NlCanisi | 1:39 | Hij zei hun: Komt het zien. Ze kwamen dan zien, waar Hij verblijf hield, en bleven die dag bij Hem. Het was omtrent het tiende uur. | |
John | NlCanisi | 1:40 | Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van de twee, die dit van Johannes hadden gehoord, en Hem waren gevolgd. | |
John | NlCanisi | 1:41 | Hij ontmoette zijn broer Simon het eerst, en zeide tot hem: We hebben den Messias (dat betekent: Christus) gevonden. | |
John | NlCanisi | 1:42 | En hij leidde hem tot Jesus. Jesus zag hem aan, en sprak: Gij zijt Simon, de zoon van Jona; gij zult Kefas heten (dat betekent: Petrus). | |
John | NlCanisi | 1:43 | Daags daarna wilde Hij naar Galilea vertrekken; toen ontmoette Hij Filippus. En Jesus zeide tot hem: Volg Mij. | |
John | NlCanisi | 1:45 | Filippus ontmoette Natánaël, en sprak tot hem: Van wien Moses in de Wet en ook de profeten hebben geschreven, dien hebben we gevonden: Jesus, den zoon van Josef, uit Názaret. | |
John | NlCanisi | 1:46 | Natánaël zei hem: Kan er iets goeds komen uit Názaret? Filippus zei hem: Kom het zien. | |
John | NlCanisi | 1:47 | Jesus zag Natánaël naar Zich toe komen, en zeide van hem: Ziedaar een waar Israëliet, in wien geen bedrog is. | |
John | NlCanisi | 1:48 | Natánaël zeide Hem: Hoe kent Gij mij? Jesus gaf hem ten antwoord: Voordat Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom. | |
John | NlCanisi | 1:49 | Natánaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God; Gij zijt de Koning van Israël. | |
John | NlCanisi | 1:50 | Jesus antwoordde hem: Gelooft ge, omdat Ik u zeide: Ik zag u onder de vijgeboom? Grotere dingen zult ge zien. | |