SIRACH
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Chapter 38
Sira | NlCanisi | 38:1 | Houd den arts te vriend, voordat ge hem nodig hebt; Want ook hij is door God geschapen. | |
Sira | NlCanisi | 38:3 | De geneesheer wordt om zijn kennis geëerd, En staat voor vorsten als hun gelijke. | |
Sira | NlCanisi | 38:4 | God doet uit de aarde artsenijen ontspruiten; Een verstandig mens veracht ze dus niet. | |
Sira | NlCanisi | 38:8 | Opdat Gods werk niet zou verdwijnen, De genezing niet van het aanschijn der aarde. | |
Sira | NlCanisi | 38:14 | Want ook hij bidt tot God, Dat Hij zijn onderzoek doet slagen En de genezing, tot behoud van het leven. | |
Sira | NlCanisi | 38:15 | Wie zondigt voor het aanschijn van zijn Schepper, Valt in de handen van den arts. | |
Sira | NlCanisi | 38:16 | Mijn zoon, stort tranen over een dode, Rouw en hef een klaagzang aan; Begraaf zijn lijk, zoals het betaamt, En trek u niet terug bij zijn dood. | |
Sira | NlCanisi | 38:17 | Treur, mijn zoon, zing uw klaagzang uit, En rouw over hem, zoals het behoort: Eén dag, twee dagen zelfs ter voorkoming van opspraak, Maar getroost u dan in uw smart. | |
Sira | NlCanisi | 38:19 | Is de dode begraven, dan wijke de smart; Want het leven van een bedroefde is een vloek. | |
Sira | NlCanisi | 38:20 | Laat uw hart zich niet langer aan hem hechten; Denk niet meer aan hem, maar denk aan uw einde. | |
Sira | NlCanisi | 38:21 | Gedenk hem niet meer, want voor hem geen hoop! Hem brengt ge geen nut, en uzelf doet ge schade. | |
Sira | NlCanisi | 38:23 | Als de dode rust, moet ook zijn aandenken rusten; Als zijn ziel is verscheiden, moet ge u troosten. | |
Sira | NlCanisi | 38:24 | De wijsheid van den schriftgeleerde moet steeds groeien; Slechts wie vrij is van zaken, kan kennis verwerven. | |
Sira | NlCanisi | 38:25 | Hoe zou wijs kunnen worden, wie de ploeg hanteert, En trots de drijversstok zwaait als een lans; Die de koeien uitdrijft en schreeuwend ze terugleidt, En alleen maar kan praten met kalven: | |
Sira | NlCanisi | 38:26 | Hij wijdt zijn hart aan het eggen der vorens. Zijn zorg aan het mesten van de stal. | |
Sira | NlCanisi | 38:28 | Zo ook de smid, die bij zijn aambeeld hurkt, En vol aandacht het ruwe ijzer bekijkt; De rook van het vuur verschrompelt zijn vlees, Hij vecht tegen de gloed van de oven; Het slaan van de hamer verdooft hem de oren, Zijn ogen zijn op het model gericht: Hij wijdt zijn hart aan de voltooiing van zijn werk, Zijn zorg aan het polijsten, als het gereed is. | |
Sira | NlCanisi | 38:29 | Zo ook de pottenbakker, die bij zijn werk gezeten, Met zijn voeten de draaischijf beweegt; Die steeds bekommerd is om zijn bedrijf, En altijd zwoegt om een groot getal. | |
Sira | NlCanisi | 38:30 | Hij geeft met zijn arm een vorm aan de klei, En kneedt met zijn voeten haar stugheid: Hij wijdt zijn hart aan het beste glazuur, Zijn zorg aan het bakken in de oven. | |
Sira | NlCanisi | 38:33 | Maar in de vergadering zijn ze niet in tel, En ze zitten niet op de stoel van den rechter; Want van wet en oordeel hebben ze geen verstand, | |
Sira | NlCanisi | 38:34 | En wijsheidsspreuken kennen ze niet. Maar enkel wereldse zaken verzorgen, En al hun aandacht besteden aan hun vak. Ze snijden figuren op zegelringen, En weven steeds maar wisselende kleuren: Hij wijdt zijn hart aan de gelijkenis der beelden, Zijn zorg aan het voltooien van zijn werk. | |