PSALMS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 68
Psal | NlCanisi | 68:3 | Ik zink in een modderpoel weg, En voel geen grond meer onder de voeten; Ik ben in peilloze wateren geraakt, En de stroom sleurt mij mee. | |
Psal | NlCanisi | 68:4 | Ik ben afgemat van mijn schreien en schor is mijn keel; Mijn ogen staan mat van het staren naar God. | |
Psal | NlCanisi | 68:5 | Talrijker dan de haren op mijn hoofd, zijn zij, die mij onverdiend haten. Talrijker dan mijn beenderen, die mij bestrijden zonder enige grond; En wat ik niet heb geroofd, Vordert men nog van mij terug. | |
Psal | NlCanisi | 68:6 | Gij zoudt het weten, o God, als ik iets dwaas had gedaan, En als ik schuld had, was het U niet verborgen! | |
Psal | NlCanisi | 68:7 | Laat dus in mij niet worden beschaamd, Die op U hopen, Heer, Jahweh der heirscharen; In mij niet te schande worden, Die U zoeken, Israëls God! | |
Psal | NlCanisi | 68:8 | Neen, om Uwentwil moet ik schande verduren, En bedekt het schaamrood mijn gelaat! | |
Psal | NlCanisi | 68:9 | Ik ben een vreemdeling voor mijn broeders geworden, Een onbekende voor de zonen mijner moeder: | |
Psal | NlCanisi | 68:10 | Want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, Op mij valt de smaad van hen, die U smaden. | |
Psal | NlCanisi | 68:14 | Maar tot U richt ik mijn bede, o Jahweh, In de tijd der genade, o God. Verhoor mij om uw grote ontferming, En om de trouw van uw hulp; | |
Psal | NlCanisi | 68:15 | Red mij uit de modderpoel en laat mij er niet in verzinken; Verlos mij, en trek mij uit de diepe wateren omhoog! | |
Psal | NlCanisi | 68:16 | Laat de watervloed mij niet overstelpen, de kolken verzwelgen, De afgrond zijn mond niet boven mij sluiten. | |
Psal | NlCanisi | 68:17 | Red mij, Jahweh, naar de goedertierenheid uwer genade, En zie op mij neer naar uw grote ontferming; | |
Psal | NlCanisi | 68:18 | Verberg uw aanschijn niet voor uw dienaar, Verhoor mij spoedig, want het is mij bang om het hart! | |
Psal | NlCanisi | 68:20 | Gij kent toch mijn smaad, mijn schaamte en schande, En al mijn verdrukkers staan U voor ogen; | |
Psal | NlCanisi | 68:21 | Gij weet, hoe de smaad mij het hart heeft gebroken, En hoe vertwijfeld ik ben. Ik wachtte op een, die medelijden had, maar er was er geen, Op troosters, maar ik vond ze niet. | |
Psal | NlCanisi | 68:24 | Laat hun ogen worden beneveld, zodat ze niet zien, En ontwricht hun lenden voor immer; | |
Psal | NlCanisi | 68:27 | Neen, ze vervolgden nog, dien Gij hadt geslagen, En vergrootten de smarten van die door U was gewond; | |
Psal | NlCanisi | 68:29 | Laat ze uit het boek des levens worden geschrapt, Niet worden opgeschreven met de rechtvaardigen. | |
Psal | NlCanisi | 68:32 | Dit zal Jahweh meer aangenaam zijn dan stieren, Meer dan varren met horens en hoeven. | |
Psal | NlCanisi | 68:33 | Verheugt u, ongelukkigen, wanneer gij dit ziet; Zoekt naar God, en uw hart leeft weer op. | |
Psal | NlCanisi | 68:36 | Want God zal Sion verlossen, En de steden van Juda herbouwen. Men zal daarin terugkeren, En ze bezetten; | |