Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
JAMES
Up
1 2 3 4 5
Toggle notes
Chapter 1
Jame vlsJoNT 1:1  Jakobus, een dienstknecht van God en van den Heere Jezus Christus, aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn: zaligheid!
Jame vlsJoNT 1:2  Acht het voor enkel vreugde, mijn broeders, als gij rondom in menigvuldige bekoringen komt,
Jame vlsJoNT 1:3  wetende dat de beproeving van uw geloof volharding uitwerkt.
Jame vlsJoNT 1:4  Doch de volharding moet een volkomen werk hebben; opdat gij volmaakt moogt zijn en volkomen, in geen ding gebrekkig.
Jame vlsJoNT 1:5  Doch als iemand van ulieden wijsheid noodig heeft, die moge ze begeeren van dien God, die aan een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt, en zij zal hem gegeven worden.
Jame vlsJoNT 1:6  Doch hij moet ze in geloof begeeren, niets betwijfelende, want de twijfelaar is gelijk aan een golf der zee die door den wind wordt gedreven en op en neer geslingerd.
Jame vlsJoNT 1:7  Want zulk een mensch moet niet denken dat hij iets zal ontvangen van den Heer;
Jame vlsJoNT 1:8  een dubbelhartig man, onstandvastig in al zijn wegen!
Jame vlsJoNT 1:9  Maar de broeder die gering van staat is moet roemen in zijn hoogheid,
Jame vlsJoNT 1:10  en de rijke in zijn geringheid, want als een bloem des velds zal hij voorbijgaan.
Jame vlsJoNT 1:11  Want de zon gaat op met haar hitte en het gras verdroogt, en zijn bloem valt af, en de schoonheid van haar gedaante gaat voorbij; alzoo ook zal de rijke in zijn wegen verdorren.
Jame vlsJoNT 1:12  Zalig de man die bekoring doorstaat, want beproefd zijnde zal hij de kroon des levens bekomen, die God beloofd heeft aan degenen die Hem beminnen.
Jame vlsJoNT 1:13  Niemand, die in bekoring is, moge zeggen dat hij van God wordt bekoord, want God kan niet worden bekoord door het kwade en Hij zelf bekoort niemand.
Jame vlsJoNT 1:14  Maar iedereen wordt bekoord als hij van zijn eigen begeerlijkheden wordt vervoerd en verlokt.
Jame vlsJoNT 1:15  Daarna, als de begeerlijkheid bevrucht is, baart zij zonde, en de zonde, als zij voldragen is, brengt den dood voort.
Jame vlsJoNT 1:17  Alle goede gifte en alle volkomen gave is van boven afdalende, van den Vader der lichten, bij wien niet de minste verandering is, of schijn van verwisseling.
Jame vlsJoNT 1:18  Door zijn wil heeft Hij ons voortgebracht door het woord der waarheid, om ons te doen zijn de eerstelingen van zijn schepselen.
Jame vlsJoNT 1:19  Gij weet dit, mijn beminde broeders! Maar ieder mensch zij vlijtig om te hooren, traag om te spreken, traag tot gramschap.
Jame vlsJoNT 1:20  Want de gramschap eens mans werkt niet uit wat voor God rechtvaardig is.
Jame vlsJoNT 1:21  Daarom, alle onreinheid en overvloed van kwaadheid afleggende, ontvangt in zachtmoedigheid het ingeplante woord dat uw zielen kan behouden.
Jame vlsJoNT 1:22  En wordt daders des woords, en niet alleen hoorders die zich zelven misleiden.
Jame vlsJoNT 1:23  Want als iemand een hoorder des woords is, en niet een dader, dan is hij gelijk aan een man die zijn natuurlijk aangezicht ziet in een spiegel;
Jame vlsJoNT 1:24  want hij heeft zich zelven gezien en is weggegaan, en terstond heeft hij verbeten hoe hij was.
Jame vlsJoNT 1:25  Doch die ziet op de volmaakte wet, die van de vrijheid, en daarbij blijft, geen vergetelijk hoorder zijnde maar een dader des werks, deze zal zalig zijn in zijn handeling.
Jame vlsJoNT 1:26  Als iemand meent godsdienstig te zijn, terwijl hij zijn tong niet bedwingt maar zijn hart misleidt, dan is de godsdienst van dezen ledig.
Jame vlsJoNT 1:27  Zuivere en onbevlekte godsdienst bij God en den Vader is deze: weezen en weduwen in hun verdrukking te bezoeken, zich zelven onbesmet te bewaren van de wereld.
Chapter 2
Jame vlsJoNT 2:1  Mijn broeders, gij hebt toch het geloof van Jezus Christus, den Heere der glorie, niet met aanzien des persoons?
Jame vlsJoNT 2:2  Want als er in uw vergadering een man zou komen met een gouden ring aan, in een kostbaar kleed, en er zou een arme inkomen in een gering kleed,
Jame vlsJoNT 2:3  en gij zoudt letten op dengene die het kostbaar kleed draagt en zeggen: zit gij hier op een goede plaats! en gij zoudt zeggen tot den arme: sta gij daar of zit onder aan mijn voetbank!
Jame vlsJoNT 2:4  zoudt gij dan in u zelven geen onderscheid maken en niet rechters geworden zijn van verkeerde gedachten?
Jame vlsJoNT 2:5  Hoort, mijn beminde broeders! heeft God niet uitverkoren de armen naar de wereld tot rijken in het geloof en tot erfgenamen van het koninkrijk dat Hij beloofd heeft aan degenen die Hem beminnen?
Jame vlsJoNT 2:6  Maar gij hebt den arme veracht. Zijn het niet de rijken die u overheerschen en zijn zij het niet die u trekken voor de rechtbanken?
Jame vlsJoNT 2:7  Zijn zij het niet die den goeden Naam lasteren die over u is uitgeroepen?
Jame vlsJoNT 2:8  Als gij echter de koninklijke wet volbrengt volgens de Schriftuur: Gij zult uw naaste beminnen als u zelven, dan doet gij wel.
Jame vlsJoNT 2:9  Maar als gij den persoon aanziet dan doet gij zonde, en gij wordt van de wet bestraft als overtreders.
Jame vlsJoNT 2:10  Want al wie de geheele wet zal houden, maar in één gebod zal overtreden, die is schuldig geworden aan al de geboden.
Jame vlsJoNT 2:11  Want die gezegd heeft: Gij zult geen overspel doen, die heeft ook gezegd: Gij zult niet doodslaan. Als gij nu geen overspel doet, maar wel doodslaat, dan zijt gij een overtreder der wet geworden.
Jame vlsJoNT 2:12  Spreekt alzoo en doet alzoo als die geoordeeld zult worden door de wet der vrijheid.
Jame vlsJoNT 2:13  Want een onbarmhartig oordeel zal komen over den– gene die geen barmhartigheid gedaan heeft. Barmhartigheid roemt tegen oordeel.
Jame vlsJoNT 2:14  Wat baat het, mijn broeders! als iemand zegt geloof te hebben, maar de werken heeft hij niet? Het geloof kan hem toch niet behouden?
Jame vlsJoNT 2:15  Als een broeder of zuster naakt zou zijn en in gebrek aan dagelijksch voedsel,
Jame vlsJoNT 2:16  en iemand uit u zon tot hen zeggen: gaat heen in vrede; verwarmt en verzadigt u! doch gij zoudt hun niet geven de benoodigdheden des lichaams— wat zou dat baten?
Jame vlsJoNT 2:17  Alzoo ook het geloof, als het geen werken heeft dan is het in zich zelven dood.
Jame vlsJoNT 2:18  Maar, zal iemand zeggen: gij hebt geloof en ik heb werken! — Toon mij uw geloof zonder de werken, en dan zal ik u uit mijn werken het geloof toonen.
Jame vlsJoNT 2:19  Gij gelooft dat God de Eenige is? Gij doet wel. Ook de booze geesten gelooven en sidderen.
Jame vlsJoNT 2:20  Doch wilt gij weten, o nietig mensch, dat het geloof zonder de werken onvruchtbaar is?
Jame vlsJoNT 2:21  Is Abraham onze vader niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij Isaak zijn zoon op den altaar offerde?
Jame vlsJoNT 2:22  Gij ziet dus dat het geloof medewerkte met zijn werken en dat het geloof volkomen is geworden uit de werken,
Jame vlsJoNT 2:23  en dat de Schriftuur is vervuld die zegt: Abraham heeft op God vertrouwd en dat is hem toegerekend tot rechtvaardigheid, en hij is een vriend van God genoemd.
Jame vlsJoNT 2:24  Gij ziet dus dat een mensch uit werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit geloof.
Jame vlsJoNT 2:25  Evenzeer ook Rahab de hoere, is zij niet uit werken gerechtvaardigd, als zij de zendboden heeft ontvangen en langs een anderen weg heeft weggelaten?
Jame vlsJoNT 2:26  Want evenals het lichaam zonder geest dood is, zoo ook is het geloof zonder werken dood.
Chapter 3
Jame vlsJoNT 3:1  Mijn broeders, zijt niet veel leeraars, wetende dat wij te zwaarder oordeel zullen ontvangen.
Jame vlsJoNT 3:2  Want in veel dingen struikelen wij allen. Als iemand in spreken niet struikelt dan is hij een volmaakt man, machtig om ook het geheele lichaam in toom te houden.
Jame vlsJoNT 3:3  Indien wij den paarden toornen in den mond leggen opdat zij ons zouden gehoorzamen, dan leiden wij hun geheele lichaam om.
Jame vlsJoNT 3:4  Zie ook de schepen, hoe groot die ook zijn en door sterke winden gedreven, zij worden omgewend door een zeer klein roer waar de wensch van den stuurman het wil.
Jame vlsJoNT 3:5  Alzoo ook de tong; zij is een klein lid en roemt op groote dingen. Zie, wat een klein vuur, en hoe grooten hoop houts steekt het aan!
Jame vlsJoNT 3:6  De tong is ook een vuur, de wereld der ongerechtigheid. De tong is onder onze leden als datgene wat het geheele lichaam besmet en den geheelen omloop van ons leven ontsteekt en ontstoken wordt van de hel.
Jame vlsJoNT 3:7  Want alle natuur, zoowel van wilde beesten als van vogelen en kruipend gedierte en van zeemonsters, wordt getemd en is getemd door de menschelijke natuur.
Jame vlsJoNT 3:8  Doch de tong kan niemand van de menschen temmen; een onbedwingbaar kwaad is zij, vol van doodelijk vergif.
Jame vlsJoNT 3:9  Door haar loven wij God en den Vader, en door haar vervloeken wij de menschen die naar de gelijkenis van God zijn gemaakt.
Jame vlsJoNT 3:10  Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking. Mijn broeders, dit mag alzoo niet zijn!
Jame vlsJoNT 3:11  De fontein geeft toch uit denzelfden ader geen zoet en bitter?
Jame vlsJoNT 3:12  Mijn broeders, een vijgeboom kan toch geen olijven voortbrengen, of een wijnstok geen vijgen? Zoo ook kan zout water geen zoet voortbrengen.
Jame vlsJoNT 3:13  Wie is wijs en verstannig onder u? Die moet toonen uit zijn goeden wandel zijn werken in zachtmoedige wijsheid.
Jame vlsJoNT 3:14  Maar als gij in uw harten bittere jaloezie hebt en twist, beroemt u dan niet op de waarheid en liegt niet.
Jame vlsJoNT 3:15  Deze is toch niet de wijsheid die van bovenkomt, maar zij is aardsch, zinnelijk, duivelsch.
Jame vlsJoNT 3:16  Want waar jaloezie is en twist, daar is verwarring en alle boos bedrijf.
Jame vlsJoNT 3:17  Maar de wijsheid van boven is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, onpartijdig, ongeveinsd.
Jame vlsJoNT 3:18  De vrucht nu der rechtvaardigheid wordt gezaaid in vrede door degenen die vrede stichten.
Chapter 4
Jame vlsJoNT 4:1  Vanwaar de oorlogen en vanwaar de twistingen onder u? Komen zij niet daaruit, uit uw begeerlijkheden die strijd voeren in uw leden?
Jame vlsJoNT 4:2  Gij zijt begeerig en gij bezit niet; gij zijt moorddadig en nijdig, en gij kunt niets bekomen; gij vecht en voert oorlog; en gij hebt niet omdat gij niet bidt;
Jame vlsJoNT 4:3  gij bidt en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het zoudt verdoen in uw begeerlijkheden.
Jame vlsJoNT 4:4  Gij overspelers, weet gij niet dat de vriendschap der wereld vijandschap is tegen God? Zoo wie dan een vriend van de wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gerekend.
Jame vlsJoNT 4:5  Of denkt gij dat de Schriftuur tevergeefs spreekt? Zou de Geest die in ons woont lust hebben tot nijd?
Jame vlsJoNT 4:6  Doch Hij geeft meerder genade. Daarom zet de Schriftuur: God wederstaat hoovaardigen, maar aan nederigen geeft Hij genade.
Jame vlsJoNT 4:7  Onderwerpt u dan aan God; wederstaat den duivel en hij zal van u wegvluchten.
Jame vlsJoNT 4:8  Nadert tot God en Hij zal naderen tot u. Zuivert de handen, gij zondaars! en reinigt de harten, gij dubbelhartigen!
Jame vlsJoNT 4:9  Gevoelt uw ellende, en treurt, en weent! Uw lachen worde veranderd in droefheid en uw blijdschap in treurigheid!
Jame vlsJoNT 4:10  Vernedert u voor het aangezicht des Heeren en Hij zal u verhoogen.
Jame vlsJoNT 4:11  Spreekt geen kwaad van elkander, broeders! Die kwaad spreekt van zijn broeder of die zijn broeder oordeelt, die spreekt kwaad van de wet en oordeelt de wet. En als gij de wet oordeelt, dan zijt gij geen volbrenger van de wet maar een rechter.
Jame vlsJoNT 4:12  Doch er is maar één Wetgever en Rechter, die kan redden en verderven. Maar wie zijt gij, die uw naaste oordeelt?
Jame vlsJoNT 4:13  En wat u aangaat die zegt: van daag of morgen zullen wij naar deze of die stad gaan, en daar zullen wij een jaar verblijven en koophandel drijven en winst doen;
Jame vlsJoNT 4:14  gij die niet weet wat er morgen gebeuren zal! Want hoedanig is uw leven? Want gij zijt een damp die een korten tijd gezien wordt en daarna verdwijnt!
Jame vlsJoNT 4:15  in plaats dat gij zoudt zeggen: als de Heere wil, dan zullen wij leven en dit of dat doen;
Jame vlsJoNT 4:16  maar nu beroemt gij u in uw grootspraak. Al zulke roem is kwaad.
Jame vlsJoNT 4:17  Zoo dan, die het goede weet dat er te doen is, en het niet doet, dien is het tot zonde.
Chapter 5
Jame vlsJoNT 5:1  En wat u aangaat, gij rijken, weent en huilt over de ellenden die over u gaan komen!
Jame vlsJoNT 5:2  Uw rijkdom verrot, en uw kleederen worden van de mot gegeten;
Jame vlsJoNT 5:3  uw goud en zilver verroest en hun roest zal een getuige zijn tegen u en zal uw vleesch verslinden als een vuur. Gij hebt schatten verzameld in de laatste dagen.
Jame vlsJoNT 5:4  Ziet de loon der arbeiders die uw akkers gemaaid hebben, dien gij achtergehouden hebt, die roept om straf, en de klachten dergenen die voor u den oogst binnen gebracht hebben klimmen op tot de ooren van den Heer der legermachten!
Jame vlsJoNT 5:5  Gij hebt lekker geleefd op de aarde, en dartelheden nagevolgd, gij hebt uw harten vet gemest alsof het een hoogdag was.
Jame vlsJoNT 5:6  Gij hebt veroordeeld, gij: hebt gedood den rechtvaardige, zonder dat hij u tegenstaat.
Jame vlsJoNT 5:7  Zijt dan geduldig, broeders, tot op de verschijning des Heeren. Ziet de landman verwacht de kostbare vrucht der aarde, geduldig zijnde over haar, totdat zij vroegen en laten regen ontvangen heeft.
Jame vlsJoNT 5:8  Zijt ook gij geduldig, versterkt uw harten, want de verschijning des Heeren is nabij.
Jame vlsJoNT 5:9  Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt. Ziet, de Rechter staat vóór de deur.
Jame vlsJoNT 5:10  Broeders! Neemt aan als een voorbeeld, van mishandelingen, van geduld, de profeten die gesproken hebben in den Naam des Heeren.
Jame vlsJoNT 5:11  Ziet, wij houden diegenen voor gelukkig die volhard hebben. De volharding van Job hebt gij gehoord, en het einde des Heeren hebt gij gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en ontfermend.
Jame vlsJoNT 5:12  Doch vooral, mijn broeders, zweert toch niet! Noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch bij eenigen anderen eed; maar uw ja zij ja, en uw neen, zij neen, opdat gij niet onder een oordeel valt.
Jame vlsJoNT 5:13  Is er iemand onder ulieden lijdende? Die moet bidden. — Is er iemand welgemoed? Die moet zingen.
Jame vlsJoNT 5:14  Is er iemand onder u krank? Die moet de oudsten der gemeente roepen, en die moeten over hem bidden, hem zalvende met olie in den Naam des Heeren;
Jame vlsJoNT 5:15  en het gebed des geloofs zal den kranke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en als hij zonden heeft gedaan zal hem dit vergeven worden.
Jame vlsJoNT 5:16  Belijdt dan voor elkander de zonden en bidt voor elkander, opdat gij gezond moogt worden. Een krachtig gebed van een rechtvaardige vermag veel.
Jame vlsJoNT 5:17  Elias was een mensch van gelijke natuur als wij, en hij bad vurig dat het niet zou regenen, en het regende niet op de aarde in drie jaar en zes maanden;
Jame vlsJoNT 5:18  en wederom bad hij, en de hemel gaf regen en de aarde bracht haar vrucht voort.
Jame vlsJoNT 5:19  Mijn broeders, als iemand onder ulieden is afgedoold van de waarheid en iemand hem terugbrengt,
Jame vlsJoNT 5:20  die moet weten dat hij die een zondaar terugbrengt van zijn doolweg zijn ziel zal redden uit den dood en een menigte van zonden zal bedekken.