Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
SONG OF SOLOMON
Up
1 2 3 4 5 6 7 8
Chapter 1
Song NlCanisi 1:1  Drenk mij met de kussen van uw mond; Want uw liefde is zoeter dan wijn.
Song NlCanisi 1:2  Heerlijk is de geur van uw balsem, Uw naam is het kostbaarst aroom. Daarom hebben de meisjes u lief.
Song NlCanisi 1:3  Neem mij mede, laat ons vluchten; Want de koning heeft mij in zijn vertrekken gebracht! Wij willen juichen, in u ons verblijden, Uw liefde roemen, hoger dan wijn, Terecht beminnen zij u!
Song NlCanisi 1:4  Wel ben ik donker, Maar toch nog schoon, Jerusalems dochters: Als de tenten van Kedar, De paviljoenen van Sjalma.
Song NlCanisi 1:5  Let er niet op, dat ik zwart ben, En van de zon ben verbrand; Want de zonen van mijn moeder waren boos op mij, En lieten mij de wijngaarden bewaken….Maar mijn eigen wijngaard bewaakte ik niet!
Song NlCanisi 1:6  Bericht mij toch, mijn zielsbeminde, Waar ge uw kudde laat weiden, Waar ge ze in de middag laat rusten? Want waarom zou ik gaan zwerven Bij de kudden uwer vrienden?
Song NlCanisi 1:7  Als ge het niet weet, Schoonste der vrouwen, Volg dan het spoor van de kudde, En hoed uw geiten Bij de tenten der herders.
Song NlCanisi 1:8  Met het span van Farao’s wagens Vergelijk ik u, liefste;
Song NlCanisi 1:9  Hoe bekoorlijk uw wangen tussen de hangers, Uw hals in de snoeren.
Song NlCanisi 1:10  Gouden hangers laten we u maken, Met plaatjes van zilver.
Song NlCanisi 1:11  Zolang de koning in zijn harem verbleef, Straalde mijn nardus haar geur.
Song NlCanisi 1:12  Want mijn beminde is mij een bundeltje mirre, Dat op mijn boezem blijft rusten;
Song NlCanisi 1:13  Mijn beminde is mij een cyper-tros, Van Engédi’s gaarden.
Song NlCanisi 1:14  Wat zijt ge verrukkelijk, mijn liefste, Uw ogen zijn duiven.
Song NlCanisi 1:15  Wat zijt ge verrukkelijk schoon, mijn beminde Ons rustbed is in het groen!
Song NlCanisi 1:16  De binten van ons paleis zijn ceders, Onze wanden cypressen.
Chapter 2
Song NlCanisi 2:1  Maar ik ben een crocus van Sjaron, Een lelie der dalen!
Song NlCanisi 2:2  Als een lelie tussen de doornen, Is mijn liefste onder de meisjes.
Song NlCanisi 2:3  Als een appelboom tussen de bomen in het woud, Is mijn beminde onder de jongemannen; Ik smacht er naar, in zijn schaduw te zitten, Zijn vrucht is zoet voor mijn mond.
Song NlCanisi 2:4  Brengt mij naar het huis van de wijn, Ontplooit over mij de standaard der liefde;
Song NlCanisi 2:5  Verkwikt mij met druivenkoeken, Versterkt mij met appels. Want ik ben krank, Ben krank van liefde!
Song NlCanisi 2:6  Zijn linker moet rusten onder mijn hoofd, Zijn rechter houde mij omstrengeld!
Song NlCanisi 2:7  Ik bezweer u, Jerusalems dochters, Bij de gazellen en de hinden in het veld: Wekt en lokt de liefde niet, Voordat het haar lust! ….
Song NlCanisi 2:8  Maar hoor, mijn beminde! Zie, hij komt! Hij springt over de bergen, Hij huppelt over de heuvels.
Song NlCanisi 2:9  Mijn beminde gelijkt een gazel, Of het jong van een hert. Zie, daar staat hij reeds Achter onze muur. Hij staart door het venster, En blikt door de tralies;
Song NlCanisi 2:10  Mijn beminde heft aan, En spreekt tot mij! Sta op, mijn geliefde, Mijn schone, kom mede!
Song NlCanisi 2:11  Want zie, de winter is voorbij, De regen is voorgoed verdwenen.
Song NlCanisi 2:12  De bloemen prijken op het land, Men hoort de duiven al kirren;
Song NlCanisi 2:13  De vijg kleurt reeds zijn jonge vrucht, De wingerds bloeien en geuren. Sta op, mijn geliefde, Mijn schone, kom mede;
Song NlCanisi 2:14  Mijn duifje in de spleten der rotsen, In de holen der klippen! Laat mij zien uw gelaat, Laat mij horen uw stem; Want uw stem is zo zoet, Uw gelaat is zo lief.
Song NlCanisi 2:15  Vangt ons de jakhalzen De kleine vossen, Die de tuinen vernielen, Ofschoon onze wijngaard al bloeit.
Song NlCanisi 2:16  Want mijn beminde is mijn, en ik van hem: Hij is het, die in de leliën weidt,
Song NlCanisi 2:17  Totdat de dag is afgekoeld En de schaduwen vlieden! Blijf hier, mijn beminde, En doe zoals de gazel Of het jong van het hert Op de balsembergen!
Chapter 3
Song NlCanisi 3:1  Des nachts op mijn sponde Zocht ik naar mijn zielsbeminde; Ik zocht naar hem, Maar vond hem niet!
Song NlCanisi 3:2  Ik wil opstaan, rondgaan door de stad, Mijn zielsbeminde zoeken op straten en pleinen; Ik zocht naar hem, Maar vond hem niet!
Song NlCanisi 3:3  Zo troffen mij de wachters der stad bij hun rondgang: "Hebt gij mijn zielsbeminde gezien?"
Song NlCanisi 3:4  Maar nauwelijks was ik hun voorbij, Of ik vond mijn zielsbeminde terug. Ik greep hem vast, En liet hem niet los, Tot ik hem gebracht had in het huis van mijn moeder, In de kamer van haar, die mij baarde.
Song NlCanisi 3:5  Ik bezweer u, Jerusalems dochters, Bij de gazellen en de hinden in het veld: Wekt en lokt de liefde niet, Voordat het haar lust! ….
Song NlCanisi 3:6  Maar wat stijgt daar op uit de steppe, Aan een rookzuil gelijk, Geurend van mirre en wierook, Van allerlei kruiden der kramers?
Song NlCanisi 3:7  Zie, het is de draagkoets van Salomon, Door zestig van Israëls helden omringd:
Song NlCanisi 3:8  Allen omgord met het zwaard, En ten strijde geoefend; Iedereen met het zwaard op zijn heup, Om de vrees voor de nacht.
Song NlCanisi 3:9  Koning Salomon heeft zich een draagkoets gemaakt Van Libanon-hout:
Song NlCanisi 3:10  De stijlen liet hij van zilver maken, Haar leuning van goud, De zitting van purper, Met ebbenhout van binnen bekleed.
Song NlCanisi 3:11  Jerusalems dochters, loopt uit, Gaat kijken, dochters van Sion: Het is koning Salomon met de kroon, Waarmee zijn moeder hem kroonde Op de dag van zijn huwelijk, Op de dag van de vreugde zijns harten!
Chapter 4
Song NlCanisi 4:1  Wat zijt ge verrukkelijk, mijn liefste: Uw ogen liggen als duiven achter uw sluier, Uw lokken zijn als een kudde geiten, Die neergolft van Gilads gebergte.
Song NlCanisi 4:2  Uw tanden als een kudde, die pas is geschoren, En zo uit het bad; Die allen tweelingen hebben, Waarvan er geen enkel ontbreekt.
Song NlCanisi 4:3  Als een band van purper uw lippen, Aanminnig uw mond; Als granatenhelften blozen uw wangen Door uw sluier heen.
Song NlCanisi 4:4  Uw hals als de toren van David, Gebouwd met kantélen: Duizend schilden hangen er aan, Louter rondassen van helden.
Song NlCanisi 4:5  Uw beide borsten twee welpen, Tweelingen van de gazel, die in de leliën weiden,
Song NlCanisi 4:6  Totdat de dag is afgekoeld En de schaduwen vlieden. Ik wil naar de berg van mirre gaan En naar de heuvel van wierook;
Song NlCanisi 4:7  Want alles is schoon aan u, liefste, Geen vlek op u! ….
Song NlCanisi 4:8  Van de Libanon, mijn bruid, Met mij zijt ge van de Libanon gekomen, Hebt ge Amana’s top verlaten, De top van Senir en de Hermon: De holen der leeuwen, De bergen der panters.
Song NlCanisi 4:9  Gij hebt mij betoverd, mijn zuster, bruid, Betoverd met één blik van uw ogen, Met één lijn van uw hals!.
Song NlCanisi 4:10  Hoe schoon is uw liefde, mijn zuster, bruid, Hoe strelend uw minne meer dan de wijn, Hoe heerlijk uw geuren, lieflijker nog dan de balsem.
Song NlCanisi 4:11  Van honingzoet druipen Uw lippen, o bruid; Honing en melk Zijn onder uw tong; De geur uwer kleren Is als Libanon-geur.
Song NlCanisi 4:12  Een gegrendelde hof is mijn zuster, bruid, Een gesloten wel, Een verzegelde bron:
Song NlCanisi 4:13  Uw lusthof is een paradijs van granaten, Met allerlei kostelijke vruchten, Met hennabloemen en nardusplanten,
Song NlCanisi 4:14  Saffraan, kaneel en muskaat, Met wierookgewassen, mirre en aloë, En een keur van heerlijke balsem!
Song NlCanisi 4:15  Een bron in de tuinen Een wel van levend water, Dat van de Libanon stroomt.
Song NlCanisi 4:16  Waak op, noordenwind, Zuidenwind, kom! Waai door mijn hof, Laat zijn balsemgeur stromen: Opdat mijn beminde in zijn lusthof kome, Er zijn kostelijke vruchten mag smaken.
Chapter 5
Song NlCanisi 5:1  Ik kom in mijn hof, mijn zuster, bruid; Ik pluk er mijn mirre en balsem, Ik eet er mijn raat en mijn honing, Ik drink er mijn wijn en mijn melk! "Eet vrienden, en drinktl, En wordt dronken van liefde!"
Song NlCanisi 5:2  Ik sluimerde, maar mijn hart was wakker: Daar hoorde ik mijn beminde kloppen! "Doe open, mijn zuster, Mijn liefste, mijn duifje, mijn schoonste; Want mijn hoofd is nat van de dauw, Mijn lokken zijn klam van de nacht."
Song NlCanisi 5:3  "Maar ik heb mijn kleed al uitgetrokken; Moet ik het nu dan weer aandoen? Ik heb mijn voeten al gewassen, Moet ik ze nu opnieuw gaan besmeuren?"
Song NlCanisi 5:4  Maar mijn beminde stak reeds zijn hand Door de kier van de deur;
Song NlCanisi 5:5  Ik stond op, om mijn beminde open te doen: Daar dropen mijn handen van mirre, Van vloeiende mirre mijn vingers Op de knop van de grendel.
Song NlCanisi 5:6  Ik deed open voor mijn beminde…..Maar mijn beminde was heen, was verdwenen…..Ik zocht naar hem, ik vond hem niet, Ik riep, hij gaf mij geen antwoord. Ik verloor mijn bezinning, toen hij zo sprak En het stormde in mijn hart.
Song NlCanisi 5:7  Weer troffen mij de wachters der stad bij hun rondgang, Ze sloegen mij en wondden mij; Mijn mantel namen ze mij af, De wachters der muren.
Song NlCanisi 5:8  Ik bezweer u, Jerusalems dochters, Als gij mijn beminde vindt, Wat zult gij hem melden: Ach, dat ik krank ben van liefde!
Song NlCanisi 5:9  Wat is uw beminde dan meer dan een ander, Schoonste der vrouwen; Wat is uw beminde dan meer dan een ander, Dat ge zó ons bezweert?
Song NlCanisi 5:10  Mijn beminde is glanzend en blozend. Steekt boven tienduizenden uit;
Song NlCanisi 5:11  Zijn hoofd het allerfijnste goud, Zijn lokken palmtakken, zwart als een raaf.
Song NlCanisi 5:12  Zijn ogen als duiven Aan de waterbeken, Die zich baden in melk Aan de volle vijver gezeten.
Song NlCanisi 5:13  Zijn wangen zijn als balsembedden, Waar geurige kruiden op groeien; Zijn lippen zijn lelies, En druipen van vloeiende mirre.
Song NlCanisi 5:14  Zijn armen zijn gouden cilinders, Met Tarsjisjstenen bezet; Zijn lijf een kolom van ivoor, Met saffieren bedekt.
Song NlCanisi 5:15  Zijn schenkels zijn zuilen van marmer, Op gouden voetstukken rustend; Zijn gestalte is als de Libanon, En machtig als ceders.
Song NlCanisi 5:16  Zijn keel is vol zoetheid, Een en al kostelijk…. Zo is mijn beminde, zo is mijn vriend, Jerusalems dochters!
Song NlCanisi 5:17  Maar waarheen is uw beminde gegaan, Schoonste der vrouwen; Waarheen is uw beminde geweken, Wij willen met u hem gaan zoeken!
Chapter 6
Song NlCanisi 6:1  Mijn beminde is naar zijn lusthof gegaan, Naar de balsembedden, Om in de lusthof te weiden En lelies te plukken.
Song NlCanisi 6:2  Maar mijn beminde blijft mijn, en ik van hem: Hij is het, die in de leliën weidt, Totdat de dag is afgekoeld en de schaduwen vlieden!
Song NlCanisi 6:3  Schoon zijt gij, mijn liefste Heerlijk als Tirsa Bekoorlijk als Jerusalem, Maar ook geducht als een leger.
Song NlCanisi 6:4  Wend uw ogen van mij af, Want ze brengen mij in verwarring; Uw lokken zijn als een kudde geiten, Die neergolft van Gilad.
Song NlCanisi 6:5  Uw tanden zijn als een kudde schapen, Zo juist uit het bad, Die allen tweelingen hebben Waarvan er geen enkel ontbreekt.
Song NlCanisi 6:6  Als een band van purper uw lippen, Aanminnig uw mond; Als granatenhelften blozen uw wangen Door uw sluier heen.
Song NlCanisi 6:7  Koninginnen zijn er zestig En bijvrouwen tachtig, Jonge meisjes ontelbaar: Maar mijn duifje, mijn schoonste is énig!
Song NlCanisi 6:8  Zij was al enig voor haar moeder, De lieveling van haar, die haar baarde; Als de meisjes haar zagen, dan roemden ze haar. Koninginnen en bijvrouwen prezen haar.
Song NlCanisi 6:9  Wie rijst daar op als het morgenrood, Schoon als de maan, En klaar als de zon, Maar ook geducht als een leger?
Song NlCanisi 6:10  Naar de notenhof wilde ik gaan, Om de bloemen in het dal te aanschouwen, Om te zien, of de wijnstok al uitbot, De granaten al bloeien.
Song NlCanisi 6:11  En zonder dat ik het wist, Hebt gij mij in de vorstelijke draagkoets gezet….
Song NlCanisi 6:12  Terug, kom terug, Sjoelammiet; Terug, kom terug, wij willen u zien! Wat gaapt gij de Sjoelammietische aan, Als een zwaarddanseres?
Chapter 7
Song NlCanisi 7:1  Hoe sierlijk uw passen In de sandalen, vorstendochter; Uw wiegende heupen als snoeren, Door meesterhanden gemaakt.
Song NlCanisi 7:2  Uw navel een welgerond bekken, Waarin geen wijn mag ontbreken; Uw lijf een tarweschelf, Van lelies omringd.
Song NlCanisi 7:3  Uw beide borsten twee hertenwelpen, Tweelingen van een gazel;
Song NlCanisi 7:4  Uw hals een toren van ivoor, Uw ogen als de vijvers van Chesjbon, Bij de poort der volkrijke stad; Uw neus als de Libanon-spits, Die naar Damascus ziet.
Song NlCanisi 7:5  Het hoofd op u als de Karmel. Uw lokken als purper, In uw vlechten ligt een koning gevangen.
Song NlCanisi 7:6  Wat zijt ge schoon, wat zijt ge bevallig, Een liefste vol bekoorlijkheid!
Song NlCanisi 7:7  Uw slanke leest is als een palm, Uw borsten trossen van druiven.
Song NlCanisi 7:8  Ik dacht: Ik wil de palm beklimmen, Zijn dadels grijpen. Uw borsten mogen voor mij zijn Als druiventrossen uit de wingerd; De geur van uw adem als appels,
Song NlCanisi 7:9  Uw mond als de edelste wijn….Die rechtens naar mijn beminde stroomt, Maar afgeleefde lippen ontvliedt!
Song NlCanisi 7:10  Neen, ik blijf van mijn beminde, En zijn verlangen gaat uit naar mij! ….
Song NlCanisi 7:11  Ach kom, mijn beminde, Gaan wij uit naar het veld; Laat ons overnachten in dorpen, Gaan wij vroeg de wijngaarden in.
Song NlCanisi 7:12  Laat ons zien, of de wijnstok al uitbot, Of de bloesems zijn opengegaan, Of de granaten al bloeien: Daar zal ik u mijn liefde schenken!
Song NlCanisi 7:13  De liefdeappelen verspreiden hun geur, Boven onze deur hangen de kostelijkste vruchten, Jonge vruchten en oude: Ik spaarde ze voor u, mijn beminde!
Chapter 8
Song NlCanisi 8:1  Ach waart ge mijn broeder, Gezoogd aan de borst van mijn moeder: Vond ik u buiten, dan kon ik u kussen, En men zou er mij niet om verachten.
Song NlCanisi 8:2  Dan leidde ik u naar het huis van mijn moeder, Naar de kamer van haar, die mij baarde; Dan laafde ik u met geurige wijn, Met de most van granaten.
Song NlCanisi 8:3  Maar zijn linker moet rusten onder mijn hoofd Zijn rechter houde mij omstrengeld!
Song NlCanisi 8:4  "Ik bezweer u, Jerusalems dochters, Bij de gazellen en de hinden in het veld: Hoe hebt gij de liefde durven wekken en lokken, Voordat het haar lust?"
Song NlCanisi 8:5  Wie stijgt daar op uit de steppe Op haar beminde geleund? Onder de appelboom heb ik uw liefde gewekt: Daar, waar uw moeder u ontving, U baarde met smarten.
Song NlCanisi 8:6  Leg mij op uw hart als een zegel, Om uw arm als een band: Want sterk als de dood is de liefde! Onverbiddelijk als het graf is haar gloed, Zij laait op als het flitsende vuur, Haar vlammen zijn vlammen van Jahweh!
Song NlCanisi 8:7  Watergolven missen de kracht, Om de liefde te blussen, En stromen verzwelgen haar niet. Al bood iemand ook al zijn schatten, Zelfs zijn paleis voor de liefde, Smadelijk wees men hem af!
Song NlCanisi 8:8  Wij hadden een jeugdige zuster, Nog zonder borsten: Wat moesten we met onze zuster doen Wanneer men haar vroeg?
Song NlCanisi 8:9  Was zij een muur Dan konden we er een zilveren borstweer op bouwen; Was zij een poort, We sloten haar af met een cederbalk.
Song NlCanisi 8:10  Ja, ik wàs een muur, En torens waren mijn borsten: Juist daarom werd ik in zijn ogen Een toegang van vrede!
Song NlCanisi 8:11  Salomon heeft een wijngaard in Báal-Hamon, Hij heeft hem onder de hoede van wachters gesteld; Elk moet voor zijn vruchten Duizend zilveren sikkels betalen.
Song NlCanisi 8:12  Mijn wijngaard is van mij alleen, En zijn vrucht is voor mij! Die duizend, Salomon, gun ik u, En de wachters tweehonderd.
Song NlCanisi 8:13  O gij, die in de lusthof toeft: De vrienden luisteren; Laat mij horen uw stem, Uw wensen vernemen.
Song NlCanisi 8:14  Snel, mijn beminde, En doe zoals de gazel, Of het jong van het hert Op de balsembergen!