Toggle notes
Chapter 1
I Co | vlsJoNT | 1:1 | Paulus, geroepen tot apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Sosthenes de broeder, | |
I Co | vlsJoNT | 1:2 | Aan de gemeente Gods die in Korinthe is, aan degenen die geheiligd zijn in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in elke plaats, hunnen en onzen Heere: | |
I Co | vlsJoNT | 1:4 | Ik dank mijn God altijd over ulieden, vanwege de genade Gods die ulieden gegeven is in Christus Jezus; | |
I Co | vlsJoNT | 1:7 | zoodat gij niet achterstaat in eenige genadegifte, terwijl gij de openbaarwording van onzen Heere Jezus Christus verwacht, | |
I Co | vlsJoNT | 1:8 | die u ook zal bevestigen tot den einde toe als onberispelijk en in den dag van onzen Heere Jezus Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 1:9 | God is getrouw, door wien gij geroepen zijt tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 1:10 | Doch ik vermaan u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt en dat er onder ulieden geen scheuringen zijn, maar dat gij vereenigd zijt in dezelfde gezindheid en in hetzelfde gevoelen. | |
I Co | vlsJoNT | 1:11 | Want mij is omtrent u bekend geworden, mijn broeders, door die van Chloë, dat er onder u twistingen zijn. | |
I Co | vlsJoNT | 1:12 | Ik bedoel dit, dat ieder van u zegt: ik ben van Apollos, en ik van Kefas, en ik van Christus! | |
I Co | vlsJoNT | 1:13 | Is Christus gedeeld? Paulus is toch voor u niet gekruisigd? of zijt gij in den naam van Paulus gedoopt? | |
I Co | vlsJoNT | 1:16 | Doch ik heb ook het huisgezin van Stefanas gedoopt. Overigens weet ik niet dat ik iemand anders heb gedoopt. | |
I Co | vlsJoNT | 1:17 | Want Christus heeft mij niet gezonden om te doopen maar om het Evangelie te verkondigen, niet in wijsheid des woords, opdat het kruis van Christus niet van kracht zou beroofd worden. | |
I Co | vlsJoNT | 1:18 | Want het woord des kruises is wel dwaasheid voor degenen die verloren gaan, maar voor ons die behouden worden, is het een kracht Gods. | |
I Co | vlsJoNT | 1:19 | Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen verderven, en het verstand der verstandigen zal Ik wegdoen. | |
I Co | vlsJoNT | 1:20 | Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de twistredenaar dezer eeuw? Heeft God de wijsheid der wereld niet verdwaasd? | |
I Co | vlsJoNT | 1:21 | Want aangezien in de wijsheid Gods de wereld door de wijsheid God niet heeft gekend, zoo heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te behouden die gelooven. | |
I Co | vlsJoNT | 1:23 | — doch wij den gekruisigden Christus prediken, den Joden wel een ergernis en den volken een dwaasheid | |
I Co | vlsJoNT | 1:24 | zoo prediken wij hun die geroepen zijn, zoowel Joden als Grieken, den Christus Gods, als de kracht en de wijsheid Gods. | |
I Co | vlsJoNT | 1:25 | Want het dwaze Gods is wijzer dan de menschen en het zwakke Gods is sterker dan de menschen. | |
I Co | vlsJoNT | 1:26 | Want merkt op, broeders, dat onder ulieden niet veel wijzen naar het vleesch, niet veel machtigen, niet veel edelen, zijn geroepen; | |
I Co | vlsJoNT | 1:27 | maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen zou beschamen, en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren opdat Hij het sterke zou beschamen; | |
I Co | vlsJoNT | 1:28 | en het onedele der wereld en het verachte heeft God uitverkoren, hetgeen niet is, opdat Hij hetgeen is zou doen verdwijnen. | |
I Co | vlsJoNT | 1:30 | Doch uit Hem zijt gij in Christus Jezus, die voor ons van God geworden is wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiliging, en verlossing; | |
Chapter 2
I Co | vlsJoNT | 2:1 | En als ik tot u gekomen ben, broeders, ben ik niet gekomen met uitnemendheid des woords en der wijsheid, om ulieden de getuigenisse Gods te verkondigen. | |
I Co | vlsJoNT | 2:2 | Want ik heb geen voornemen gehad om onder ulieden iets anders te weten dan alleen Jezus Christus en dien als den Gekruisigde. | |
I Co | vlsJoNT | 2:4 | en mijn woord en mijn prediking waren niet in overhalende woorden van wijsheid, maar in betooning van den Geest en de kracht; | |
I Co | vlsJoNT | 2:6 | Toch spreken wij wijsheid onder de volwassenen, doch een wijsheid niet van deze eeuw, noch van de oversten dezer eeuw die verdwijnen; | |
I Co | vlsJoNT | 2:7 | maar wij spreken Gods wijsheid in een verborgenheid, die bedekt was, en die God vóór de eeuwen bestemd had tot onze glorie, | |
I Co | vlsJoNT | 2:8 | die niemand van de oversten dezer eeuw gekend heeft; want als zij ze gekend hadden dan zouden zij den Heere der glorie niet gekruisigd hebben. | |
I Co | vlsJoNT | 2:9 | Maar zooals geschreven is: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen menschenhart opgekomen is, dat heeft God bereid voor degenen die Hem beminnen. | |
I Co | vlsJoNT | 2:10 | Doch aan ons heeft God het geopenbaard door den Geest; want de Geest onderzoekt alles, zelfs de diepten Gods. | |
I Co | vlsJoNT | 2:11 | Want wie van de menschen weet de dingen van een mensch, dan alleen de geest des menschen die in hem is? Zoo ook weet niemand de dingen Gods dan alleen de Geest Gods. | |
I Co | vlsJoNT | 2:12 | Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die van God ons in genade geschonken zijn, | |
I Co | vlsJoNT | 2:13 | die wij ook spreken, niet in woorden die de menschelijke wijsheid leert, maar in leeringen des Geestes, geestelijke dingen door geestelijke verklarende. | |
I Co | vlsJoNT | 2:14 | Maar de zinnelijke mensch ontvangt niet de dingen des Geestes Gods, want ze zijn hem een dwaasheid en hij kan ze niet verstaan omdat ze geestelijk beoordeeld worden. | |
I Co | vlsJoNT | 2:15 | Maar de geestelijke mensch beoordeelt alles, doch hij zelf wordt van niemand beoordeeld. | |
Chapter 3
I Co | vlsJoNT | 3:1 | En wat mij betreft, broeders, ik kon tot ulieden niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleeschelijken, als tot kinderkens in Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 3:2 | Melk heb ik u te drinken gegeven, niet vaste spijze, want gij kondet die nog niet, en kunt ze ook nu nog niet verdragen, want gij zijt nog vleeschelijk. | |
I Co | vlsJoNT | 3:3 | Want als er onder u jaloezie is en twist, zijt ge dan niet vleeschelijk en wandelt ge dan niet naar den mensch? | |
I Co | vlsJoNT | 3:4 | Want als de een zegt: ik ben van Paulus, en de ander: ik van Apollos, zijt gij dan niet menschen? | |
I Co | vlsJoNT | 3:5 | Wat toch is Apollos? Wat is Paulus? — Dienaars, door wie gij geloofd hebt en naarmate de Heere aan elk gegeven heeft. | |
I Co | vlsJoNT | 3:8 | En de planter en begieter zijn gelijk, doch ieder zal zijn eigen loon ontvangen naar zijn eigen arbeid. | |
I Co | vlsJoNT | 3:10 | Naar de genade Gods die aan mij gegeven is heb ik als een verstandig bouwmeester een fundament gelegd; doch een ander bouwt daarop. Maar een ieder moge toezien hoe hij daarop bouwt! | |
I Co | vlsJoNT | 3:11 | Een ander fundament toch kan niemand leggen, behalve het gelegde, dat is Jezus Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 3:12 | Want als iemand op het fundament bouwt goud, zilver, kostbare steenen, hout, hooi, riet, | |
I Co | vlsJoNT | 3:13 | ieders werk zal openbaar worden, want de dag zal het doen kennen omdat het in vuur wordt geopenbaard, en hoedanig ieders werk is, zal het vuur zelf uitwijzen. | |
I Co | vlsJoNT | 3:14 | Als iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, dan zal hij loon ontvangen. | |
I Co | vlsJoNT | 3:15 | Als iemands werk verbrand wordt dan zal hij verlies lijden; maar hij zelf zal worden behouden, doch als door het vuur heen. | |
I Co | vlsJoNT | 3:17 | Als iemand den tempel Gods verderft, dien zal God verderven, want de tempel Gods is heilig en zoodanigen zijt gij. | |
I Co | vlsJoNT | 3:18 | Dat niemand zich zelven bedriege! Als iemand onder ulieden denkt verstandig te zijn in deze eeuw, dat hij dan een dwaas worde, opdat hij verstandig moge worden. | |
I Co | vlsJoNT | 3:19 | Want het verstand van deze wereld is dwaasheid bij God. Want er is geschreven: God vat de verstandigen in hun zoogenaamde verstandigheid. | |
I Co | vlsJoNT | 3:22 | hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Kefas, hetzij wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige dingen, hetzij toekomende dingen, alles is van ulieden; | |
Chapter 4
I Co | vlsJoNT | 4:1 | Alzoo houde ieder ons als dienaars van Christus en bestuurders van Gods verborgenheden. | |
I Co | vlsJoNT | 4:2 | Voor het overige wordt in de bestuurders vereischt dat ieder getrouw worde bevonden. | |
I Co | vlsJoNT | 4:3 | Voor mij nu is het allerminste dat ik van ulieden word geoordeeld, of van een menschelijk vonnis. Ja, ik oordeel ook mij zelven niet; | |
I Co | vlsJoNT | 4:4 | want ik weet niets tegen mij zelven, maar daarin ben ik niet gerechtvaardigd; doch die mij oordeelt is de Heere. | |
I Co | vlsJoNT | 4:5 | Zoo dan, beoordeelt niets voor den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, die ook de verborgen dingen der duisternis zal aan het licht brengen en de raadslagen der harten zal openbaren; en alsdan zal ieder van God den lof ontvangen die hem toekomt. | |
I Co | vlsJoNT | 4:6 | Deze dingen nu, broeders, heb ik bij vergelijking toegepast op mij zelven en op Apollos om uwentwil, opdat gij in ons niets zoudt leeren boven hetgeen geschreven is, opdat niet de een ten behoeve van een ander opgeblazen worde tegen den ander. | |
I Co | vlsJoNT | 4:7 | Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? En als gij het ontvangen hebt, wat beroemt gij u dan alsof gij het niet ontvangen hadt? | |
I Co | vlsJoNT | 4:8 | Reeds zijt gij verzadigd; reeds zijt gij rijk geworden; zonder ons hebt gij geheerscht; en ik zou willen dat gij zoudt heerschen opdat ook wij met u mochten heerschen! | |
I Co | vlsJoNT | 4:9 | Want ik meen dat God ons, apostelen, als de laagsten heeft aangewezen, als ter dood veroordeelden, omdat wij een schouwspel zijn geworden voor de wereld, en voor engelen en menschen. | |
I Co | vlsJoNT | 4:10 | Wij zijn dwazen om Christus wil, maar gij zijt verstandigen in Christus; wij zijn zwakken, maar gij zijt sterken; gij zijt geëerden, maar wij zijn verachten. | |
I Co | vlsJoNT | 4:11 | Tot op deze ure toe lijden wij honger en dorst, en zijn wij naakt en worden wij geslagen en verjaagd; | |
I Co | vlsJoNT | 4:12 | en wij arbeiden, werkende met eigen handen; gescholden zijnde zegenen wij; vervolgd zijnde verdragen wij; | |
I Co | vlsJoNT | 4:13 | belasterd zijnde bidden wij; als uitvaagsel der wereld zijn wij geworden, als aller afschrapsel tot nu toe. | |
I Co | vlsJoNT | 4:14 | Niet om u te beschamen schrijf ik deze dingen, maar als mijn beminde kinderen vermaan ik ulieden, | |
I Co | vlsJoNT | 4:15 | want al zoudt gij tien duizend opvoeders in Christus hebben, gij hebt toch niet veel vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie gewonnen. | |
I Co | vlsJoNT | 4:17 | Om die reden heb ik Timotheüs tot ulieden gezonden, die mijn beminde en getrouwe zoon is in den Heere, die ulieden zal herinneren mijn wegen die in Christus Jezus zijn, zooals ik overal in iedere gemeente leer. | |
I Co | vlsJoNT | 4:19 | Doch ik zal spoedig tot u komen, als de Heere wil, en dan zal ik kennis nemen, niet van het woord der opgeblazenen, maar van de kracht. | |
Chapter 5
I Co | vlsJoNT | 5:1 | In het algemeen hoort men dat er hoererij is onder ulieden, en wel zoodanig hoererij als er zelfs onder de heidenen niet is: dat iemand de vrouw zijns vaders heeft. | |
I Co | vlsJoNT | 5:2 | En nog zijt gij opgeblazen en hebt niet liever gejammerd, opdat hij die deze daad begaan heeft uit uw midden weggenomen zou worden? | |
I Co | vlsJoNT | 5:3 | Doch ik, als afwezig naar het lichaam, maar tegenwoordig naar den geest, heb reeds geoordeeld, alsof ik tegenwoordig was, dengene die alzoo heeft gehandeld, | |
I Co | vlsJoNT | 5:4 | in den Naam des Heeren Jezus, als gijlieden zult samen vergaderd zijn en mijn geest, met de kracht van onzen Heere Jezus, | |
I Co | vlsJoNT | 5:5 | denzulke over te geven aan den Satan, tot verderf des vleesches, opdat de geest gered worde in den dag des Heeren Jezus. | |
I Co | vlsJoNT | 5:6 | Uw roem is niet fraai! Weet gij niet dat een weinig zuurdeesem den geheelen deegklomp zuur maakt? | |
I Co | vlsJoNT | 5:7 | Zuivert den ouden zuurdeesem uit, opdat gij een nieuwe deegklomp moogt zijn, zooals gij zonder zuurdeesem zijt. Want ook Christus, ons Pascha, is geslacht. | |
I Co | vlsJoNT | 5:8 | Laat ons dan feest houden, niet in een ouden zuurdeesem, noch in een zuurdeesem van kwaadheid en boosheid, maar in ongezuurdeesemde brooden van oprechtheid en waarheid. | |
I Co | vlsJoNT | 5:10 | Doch ik bedoelde niet in het algemeen met de hoereerders dezer wereld, of de gierigaards en roovers, of afgodendienaars; want dan zoudt gij moeten uit de wereld gaan. | |
I Co | vlsJoNT | 5:11 | Maar nu, wat ik u geschreven heb, is dit: dat gij u niet zoudt vermengen met iemand die een broeder wordt genoemd en dan een hoereerder is, of gierigaard, of afgodendienaar, of lasteraar, of dronkaard, of roover; ja dat gij ook met zulk een zelfs niet zoudt eten. | |
I Co | vlsJoNT | 5:12 | Want wat heb ik te oordeelen degenen die buiten de gemeente zijn? Oordeelt gij niet degenen die binnen de gemeente zijn? | |
Chapter 6
I Co | vlsJoNT | 6:1 | Iemand van u, die een geschil heeft met een ander, durft hij recht zoeken de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen? | |
I Co | vlsJoNT | 6:2 | Weet gij dan niet dat de heiligen de wereld zullen oordeelen? En als door ulieden de wereld geoordeeld wordt, zijt gij dan onbevoegd tot de kleinste gerichtzaken? | |
I Co | vlsJoNT | 6:3 | Weet gij niet dat wij engelen zullen oordeelen? Hoeveel te meer dan de dingen van dit leven? | |
I Co | vlsJoNT | 6:4 | Als gij dan gerichtzaken hebt van dit leven, stelt gij dan dezulken tot rechters die in de gemeente niet geacht zijn? | |
I Co | vlsJoNT | 6:5 | Tot uw schande zeg ik u dit. Is er dan onder u geen verstandige, die zal kunnen oordeelen tusschen zijn broeders? | |
I Co | vlsJoNT | 6:7 | Het is al een groot misbruik onder u dat gij gerichtzaken met elkander hebt. Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Waarom lijdt gij niet liever schade? | |
I Co | vlsJoNT | 6:10 | Dwaalt niet! Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch echtbrekers, noch onzedelijken, noch onnatuurlijken, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, noch lasteraars, noch roovers, zullen Gods koninkrijk erven. | |
I Co | vlsJoNT | 6:11 | En sommigen van u zijn alzoo geweest; maar gij zijt afgewasschen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in den Naam van den Heere Jezus Christus en in den Geest onzes Gods. | |
I Co | vlsJoNT | 6:12 | Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door geen ding laten onderwerpen. | |
I Co | vlsJoNT | 6:13 | De spijzen zijn voor den buik en de buik is voor de spijzen, maar God zal dezen en die wegdoen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij maar voor den Heere, en de Heere voor het lichaam. | |
I Co | vlsJoNT | 6:14 | En God doet beide: Hij heeft den Heere opgewekt en zal ons opwekken door zijn kracht. | |
I Co | vlsJoNT | 6:15 | Weet gij niet dat uw lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan de leden van Christus nemen en die maken tot leden van een hoere? In het geheel niet! | |
I Co | vlsJoNT | 6:16 | Of weet gij niet dat degene die zich bij een hoere voegt één lichaam met haar is? Want er wordt gezegd: die twee zullen tot één vleesch zijn. | |
I Co | vlsJoNT | 6:18 | Ontvliedt de hoererij! Alle zonde, als een mensch die doet, is buiten het lichaam. Maar die hoererij bedrijft zondigt tegen zijn eigen lichaam. | |
I Co | vlsJoNT | 6:19 | Of weet gij niet dat uw lichaam een tempel is van den Heiligen Geest die in u is, dien gij van God hebt, en dat gij niet uws zelfs eigendom zijt? | |
Chapter 7
I Co | vlsJoNT | 7:1 | Aangaande de dingen nu waarvan gij mij hebt geschreven, het is voor een mensch goed geen vrouw aan te raken. | |
I Co | vlsJoNT | 7:2 | Doch om de hoererijen te vermijden, laat iederen man zijn eigen vrouw hebben en laat iedere vrouw haar eigen man hebben. | |
I Co | vlsJoNT | 7:3 | Dat de man aan de vrouw geve wat hij haar schuldig is; alzoo ook de vrouw aan den man. | |
I Co | vlsJoNT | 7:4 | De vrouw heeft niet de macht over haar eigen lichaam, maar de man; alzoo ook heeft de man niet de macht over zijn eigen lichaam, maar de vrouw. | |
I Co | vlsJoNT | 7:5 | Berooft u niet van elkander, dan alleen met beider toestemming voor een tijd, opdat gij u bezig houdt met gebed; en komt dan wederom samen opdat de Satan u niet bekore vanwege uw begeerlijkheid. | |
I Co | vlsJoNT | 7:7 | Want ik wou dat alle menschen waren zooals ik zelf ben. Maar ieder heeft zijn eigen gave van God; de een aldus, de ander alzoo. | |
I Co | vlsJoNT | 7:8 | Doch ik zeg tot de ongetrouwden en de weduwen, dat het hun goed is als zij blijven zooals ik ben. | |
I Co | vlsJoNT | 7:9 | Maar als zij zich niet kunnen onthouden, laat ze dan trouwen; want beter is het te trouwen dan te branden. | |
I Co | vlsJoNT | 7:10 | Doch den getrouwden beveel ik— niet ik, maar de Heere— dat de vrouw van den man niet scheide. | |
I Co | vlsJoNT | 7:11 | Doch indien zij scheidt, dat zij ongetrouwd blijve of met den man verzoene. En dat een man zijn vrouw niet verlate. | |
I Co | vlsJoNT | 7:12 | Maar tot de anderen zeg ik, niet de Heere: als eenige broeder een ongeloovige vrouw heeft en deze tevreden is om met hem te wonen, dan verlate hij haar niet. | |
I Co | vlsJoNT | 7:13 | En als eenige vrouw een ongeloovigen man heeft, en deze tevreden is, om met haar te wonen, dan verlate zij den man niet. | |
I Co | vlsJoNT | 7:14 | Want de ongeloovige man is geheiligd in de vrouw en de ongeloovige vrouw is geheiligd in den broeder; anders toch zijn uw kinderen ongereinigd, maar nu zijn zij heilig. | |
I Co | vlsJoNT | 7:15 | Maar als de ongeloovige scheidt, laat hem scheiden. De broeder of de zuster is niet gebonden in zulke gevallen. God heeft ons tot vrede geroepen. | |
I Co | vlsJoNT | 7:16 | Wat toch weet gij, vrouw, of gij den man zult redden? Of wat weet gij, man, of gij de vrouw zult redden? | |
I Co | vlsJoNT | 7:17 | Alleenlijk, zooals de Heere aan een ieder gedeeld heeft, zooals God een ieder geroepen heeft, dat hij alzoo wandele. En alzoo beveel ik in al de gemeenten. | |
I Co | vlsJoNT | 7:18 | Is iemand besneden zijnde geroepen? Die doe de besnijdenis niet teniet. Is iemands onbesneden zijnde geroepen Hij late zich niet besnijden. | |
I Co | vlsJoNT | 7:19 | De besnijdenis is niets en de onbesnedenheid is niets, maar het onderhouden van Gods geboden. | |
I Co | vlsJoNT | 7:21 | Zijt gij geroepen als dienstknecht? Bekommer u daarover niet. Maar als gij ook kunt vrij worden, doe dat liever, | |
I Co | vlsJoNT | 7:22 | Want de dienstknecht die in den Heer geroepen is, is een vrijgemaakte des Heeren. Alzoo die vrij zijnde geroepen is, is een dienstknecht van Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 7:25 | Wat nu de maagden betreft, heb ik geen bevel des Heeren, maar ik geef mijn gevoelen, als een die barmhartigheid van den Heere verkregen heb om betrouwbaar te zijn. | |
I Co | vlsJoNT | 7:26 | Ik meen dan dat dit goed is, om de voorstaande moeilijkheid, namelijk dat het den mensch goed is te zijn zooals hij is. | |
I Co | vlsJoNT | 7:27 | Zijt gij aan een vrouw verbonden? Zoek geen losmaking. Zijt gij niet aan een vrouw verbonden? Zoek geen vrouw. | |
I Co | vlsJoNT | 7:28 | Maar ook als gij trouwt zondigt gij niet, en als een maagd trouwt, zondigt zij niet. Doch dezulken zullen smarte hebben naar het vleesch; en ik zou u willen sparen. | |
I Co | vlsJoNT | 7:29 | Maar dit zeg ik, broeders! de tijd is kort. Dat voortaan zij die vrouwen hebben mogen zijn als haar niet hebbende, | |
I Co | vlsJoNT | 7:30 | en de weenenden als niet weenende, en de blijden als niet blijde zijnde, en de koopenden als niet bezittende, | |
I Co | vlsJoNT | 7:31 | en die de wereld gebruiken als niet misbruikende; want de gedaante dezer wereld gaat voorbij. | |
I Co | vlsJoNT | 7:32 | Maar ik zou willen dat gij zonder zorgen zijt. De ongetrouwde zorgt voor de dingen des Heeren, hoe hij den Heere zal behagen. | |
I Co | vlsJoNT | 7:34 | Er is ook verschil tusschen de vrouw en de maagd. De ongetrouwde zorgt voor de dingen des Heeren, opdat zij heilig zij, beide naar het lichaam en naar den geest. Maar de getrouwde zorgt voor de dingen der wereld, hoe zij den man zal behagen. | |
I Co | vlsJoNT | 7:35 | Dit nu zeg ik tot uw eigen voordeel. Niet om een strik rond u te werpen, maar tot hetgeen welvoegelijk is en bekwaam om u den Heere toe te voegen zonder afleiding. | |
I Co | vlsJoNT | 7:36 | Doch als iemand meent dat hij onwelvoegelijk handelt jegens zijn maagd, als zij boven de jeugd gaat, en het alzoo geschieden moet, die doe wat hij wil. Hij zondigt niet; laat ze trouwen. | |
I Co | vlsJoNT | 7:37 | Maar die vast staat in zijn harte en geen noodzakelijkheid heeft, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn eigen harte heeft besloten, om zijn eigen maagd te bewaren, die zal goed doen. | |
I Co | vlsJoNT | 7:38 | Alzoo dan, die zijn maagd uithuwelijkt die doet goed, en die haar niet uithuwelijkt zal beter doen. | |
I Co | vlsJoNT | 7:39 | Een vrouw is door de wet verbonden voor zoo langen tijd als haar man leeft; maar als de man is ontslapen dan is zij vrij om te trouwen met wien zij wil; alleenlijk in den Heere. | |
Chapter 8
I Co | vlsJoNT | 8:1 | Omtrent de dingen die aan de afgoden geofferd zijn weten wij dat wij allen kennis hebben. De kennis maakt opgeblazen, doch de liefde bouwt op. | |
I Co | vlsJoNT | 8:4 | Omtrent het eten dan van de dingen die aan de afgoden zijn geofferd, weten wij dat een afgod niets is in de wereld en dat niemand God is dan Eén. | |
I Co | vlsJoNT | 8:5 | Want alhoewel er zijn die goden genoemd worden, hetzij in hemel, hetzij op aarde, gelijk er vele goden en vele heeren zijn, | |
I Co | vlsJoNT | 8:6 | toch is er voor ons maar één God, de Vader, uit wien alles is en wij tot Hem, en maar één Heere, Jezus Christus, door wien alles is en wij door Hem. | |
I Co | vlsJoNT | 8:7 | Doch niet in allen is die kennis. Maar sommigen, die tot nog toe iets van den afgod denken, eten als van dingen die aan de afgoden geofferd zijn, en hun konsciëntie die zwak is, wordt daardoor bevlekt. | |
I Co | vlsJoNT | 8:8 | Doch spijze zal ons niet nader tot God brengen, en als wij eten dan zijn wij er niet beter om, en als wij niet eten dan zijn wij er niet minder om. | |
I Co | vlsJoNT | 8:10 | Want als iemand u, die kennis hebt, zou zien aanliggen in een afgodstempel, zou dan niet de konsciëntie van hem die zwak is, worden verkracht, om te eten van de dingen die aan de afgoden zijn geofferd? | |
I Co | vlsJoNT | 8:11 | Want door uw kennis zal de zwakke verderven, de broeder, om wiens wil Christus gestorven is. | |
I Co | vlsJoNT | 8:12 | En alzoo zondigende tegen de broeders en hun zwakke konsciëntie kwetsende zondigt gij tegen Christus. | |
Chapter 9
I Co | vlsJoNT | 9:1 | Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik Jezus onzen Heer niet gezien? Zijt gijlieden niet mijn werk in den Heere? | |
I Co | vlsJoNT | 9:2 | Indien ik voor anderen geen apostel ben, dan ben ik het toch wel voor ulieden? Want het merkteeken van mijn apostelschap zijt gij in den Heere. | |
I Co | vlsJoNT | 9:5 | Hebben wij niet het recht om een zuster als vrouw met ons te leiden, zooals ook de andere apostelen en de broeders des Heeren, en Kefas? | |
I Co | vlsJoNT | 9:7 | Wie dient er ooit in den oorlog op eigen kosten? Wie plant er een wijngaard en eet zijn vrucht niet? Of wie hoedt er een kudde en eet niet van de melk der kudde? | |
I Co | vlsJoNT | 9:8 | Spreek ik deze dingen alleen naar menschelijk gebruik? Of zegt ook de wet dit niet? | |
I Co | vlsJoNT | 9:9 | In de wet van Mozes toch is geschreven: Gij zult een dorschenden os niet muilbanden. En voor de ossen is God toch niet bezorgd? | |
I Co | vlsJoNT | 9:10 | Of is het niet veelmeer om onzentwille dat Hij dit zegt? Ja, om onzentwille is het geschreven, omdat de ploeger moet ploegen op hope, en de dorscher moet dorschen op hope van te kunnen genieten. | |
I Co | vlsJoNT | 9:11 | Als wij voor ulieden geestelijke dingen gezaaid hebben, is het dan een groote zaak als wij uw stoffelijke dingen maaien? | |
I Co | vlsJoNT | 9:12 | Als anderen van dat recht over u genieten, waarom wij niet veel meer? Doch wij hebben van dat recht geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles, opdat wij geen hinder zouden toebrengen aan het Evangelie van Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 9:13 | Weet gij niet dat zij die de heilige dingen bedienen van de dingen uit den tempel eten? Dat zij die bij den altaar dienen hun deel hebben van den altaar? | |
I Co | vlsJoNT | 9:14 | Zoo ook heeft de Heere geboden aan degenen die het Evangelie verkondigen om uit het Evangelie te leven. | |
I Co | vlsJoNT | 9:15 | Doch ik heb van deze dingen geen gebruik gemaakt. Ik heb dit ook niet geschreven opdat het in mijn geval alzoo zou geschieden; want ik zou veel liever sterven dan dat iemand mijn roem zou ontnemen. | |
I Co | vlsJoNT | 9:16 | Want als ik het Evangelie verkondig is dat mij geen roem, maar die plicht is mij opgelegd. Want wee mij als ik het niet zou verkondigen! | |
I Co | vlsJoNT | 9:17 | Want als ik dat gewillig doe dan heb ik loon, maar als ik het onwillig doe, de bediening is mij toch toevertrouwd. | |
I Co | vlsJoNT | 9:18 | Wat is dan mijn loon? Dat ik het Evangelie verkondigende het Evangelie kosteloos stelle om geen misbruik te maken van mijn recht in het Evangelie. | |
I Co | vlsJoNT | 9:19 | Want vrij zijnde van allen heb ik mij zelven dienstbaar gemaakt aan allen, opdat ik meerderen zou winnen. | |
I Co | vlsJoNT | 9:20 | En voor de Joden ben ik als een Jood geworden, opdat ik Joden zou winnen; voor degenen die onder de wet zijn ben ik geworden als onder de wet, ofschoon ik niet onder de wet was, opdat ik degenen die onder de wet zijn winnen zou. | |
I Co | vlsJoNT | 9:21 | Voor degenen die zonder wet zijn ben ik geworden als zonder wet, ofschoon ik niet zonder wet van God was maar in de wet van Christus, opdat ik degenen die zonder wet zijn zou winnen. | |
I Co | vlsJoNT | 9:22 | Voor de zwakken ben ik een zwakke geworden, opdat ik de zwakken zou winnen; voor allen ben ik alles geworden, opdat ik in alle geval sommigen behouden zou. | |
I Co | vlsJoNT | 9:24 | Weet gij niet dat zij die in de renbaan loopen allen wel loopen, doch dat er maar één den prijs ontvangt? Loopt gij alzoo dat gij dien verkrijgen moogt. | |
I Co | vlsJoNT | 9:25 | Al nu wie mededingt onthoudt zich van alles, en dezen doen dit om een verderfelijke kroon te bekomen; maar wij zoeken een onverderfelijke. | |
I Co | vlsJoNT | 9:26 | Wat mij aangaat, ik loop niet als in het onzekere, ik kamp niet als de lucht slaande, | |
Chapter 10
I Co | vlsJoNT | 10:1 | Want ik wil niet, broeders, dat gij niet zoudt weten, dat onze vaders allen onder de wolk waren en allen door de zee gegaan, zijn, | |
I Co | vlsJoNT | 10:4 | en allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben, want zij dronken uit een geestelijke steenrots die volgde en de steenrots was de Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 10:5 | Maar in de meesten van hen heeft God geen welbehagen gehad, want zij werden neergeslagen in de woestijn. | |
I Co | vlsJoNT | 10:6 | Deze dingen nu zijn ons tot voorbeelden geschied, opdat wij niet zouden lust hebben naar het kwaad, zooals zij lust gehad hebben. | |
I Co | vlsJoNT | 10:7 | En wordt geen afgodendienaars zooals sommigen van hen, gelijk geschreven is: Het volk zat neder om te eten en te drinken en zij stonden op om te spelen. | |
I Co | vlsJoNT | 10:8 | En laat ons niet hoereeren, zooals sommigen van hen hebben gehoereerd en er vielen op één dag drie en twintig duizend. | |
I Co | vlsJoNT | 10:9 | En laat ons den Heere niet tergen, zooals sommigen van hen getergd hebben en ze werden door de slangen vernield. | |
I Co | vlsJoNT | 10:10 | En murmureert niet, zooals sommigen van hen gemurmureerd hebben en ze werden vernield door den verderver. | |
I Co | vlsJoNT | 10:11 | Deze dingen nu zijn hun overkomen bij maniere van voorbeelden, en ze zijn beschreven tot waarschuwing van ons tot wie de einden der eeuwen zijn gekomen. | |
I Co | vlsJoNT | 10:13 | Een bekoring is u niet overkomen dan alleen een menschelijke; doch God is getrouw, die niet zal toelaten dat gij in bekoring komt boven hetgeen gij vermoogt, maar Hij zal met de bekoring ook den weg banen om te ontkomen, opdat gij ze kunt verdragen. | |
I Co | vlsJoNT | 10:16 | De drinkbeker der zegeningen, dien wij zegenen, is die niet de gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap des lichaams van Christus?, | |
I Co | vlsJoNT | 10:17 | Want er is één brood en wij velen zijn één lichaam, want allen deelen wij van dat eene brood. | |
I Co | vlsJoNT | 10:18 | Aanziet Israël naar het vleesch! Hebben zij die de offeranden eten niet een deel van het offeraltaar? | |
I Co | vlsJoNT | 10:20 | Neen, maar dat de heidenen datgene wat zij opofferen aan de booze geesten opofferen en niet aan God. En ik wil niet dat gij gemeenschap hebt met de booze geesten. | |
I Co | vlsJoNT | 10:21 | Gij kunt niet den drinkbeker des Heeren drinke en den drinkbeker der booze geesten; gij kunt niet deel hebben aan de tafel des Heeren en aan de tafel der booze geesten. | |
I Co | vlsJoNT | 10:23 | Alles is geoorloofd, maar alles is niet nuttig; alles is geoorloofd, maar alles is niet opbouwend. | |
I Co | vlsJoNT | 10:25 | Al wat in het vleeschhuis verkocht wordt moogt gij eten, zonder om der konsciëntie wille iets te onderzoeken; | |
I Co | vlsJoNT | 10:27 | Als iemand der ongeloovigen u noodigt tot een maaltijd, en gij wilt gaan, eet dan al wat u wordt voorgezet, zonder om der konsciëntie wille iets te onderzoeken. | |
I Co | vlsJoNT | 10:28 | Doch in geval iemand tot u zou zeggen: dat is aan de afgoden geofferd! eet dan niet, ter wille van hem die u waarschuwt en om de konsciëntie. | |
I Co | vlsJoNT | 10:29 | Ik spreek hier van de konsciëntie, niet van u zelven maar van den ander: want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van eens anders konsciëntie? | |
I Co | vlsJoNT | 10:30 | Als ik met dankzegging deel heb aan den maaltijd, waarom word ik gelasterd over iets waarvoor ik dankzeg? | |
I Co | vlsJoNT | 10:31 | Hetzij dan dat gij eet, hetzij dat gij drinkt, of wat gij ook doet, doet alles tot glorie van God. | |
I Co | vlsJoNT | 10:32 | Geeft geen aanstoot, noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods; | |
Chapter 11
I Co | vlsJoNT | 11:2 | Ik prijs u, broeders, dat gij in alles aan mij gedachtig zijt en dat gij onderhoudt de instellingen, zooals ik u overgeleverd heb. | |
I Co | vlsJoNT | 11:3 | Doch ik wil dat gij weten zult dat Christus het Hoofd is van iederen man, en dat de man het hoofd is der vrouw, en God het Hoofd van Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 11:5 | En iedere vrouw die bidt of profeteert met ongesluierden hoofde, onteert haar hoofd. Want dat is een en hetzelfde alsof zij kaal geschoren zou zijn. | |
I Co | vlsJoNT | 11:6 | Want als een vrouw niet gesluierd is, dat zij dan ook kaal geschoren worde. Maar als het schande is voor een vrouw om geschoren te worden of het haar afgesneden te hebben, dat zij dan gesluierd zij. | |
I Co | vlsJoNT | 11:7 | Want een man behoeft het hoofd niet te bedekken, omdat hij het beeld en de glorie van God is. Maar de vrouw is de glorie des mans. | |
I Co | vlsJoNT | 11:10 | Daarom moet de vrouw een teeken van macht op het hoofd hebben, om der engelen wil. | |
I Co | vlsJoNT | 11:11 | Hoe het ook zij, de vrouw is niet zonder den man, noch de man zonder de vrouw, in den Heere. | |
I Co | vlsJoNT | 11:12 | Want zooals de vrouw uit den man is, zoo is ook de man door de vrouw, maar alles is uit God. | |
I Co | vlsJoNT | 11:13 | Oordeelt onder u zelven: is het betamelijk dat een vrouw ongesluierd tot God bidt? | |
I Co | vlsJoNT | 11:14 | Leert de natuur zelve u niet dat het een schande is voor een man als hij lang haar draagt? | |
I Co | vlsJoNT | 11:15 | Maar als een vrouw lang haar draagt is haar dit tot glorie, omdat het lange haar tot een sluier haar gegeven is. | |
I Co | vlsJoNT | 11:16 | Doch als iemand belieft twistziek te zijn, wij hebben zoodanige gewoonte niet, zoomin als de gemeenten Gods. | |
I Co | vlsJoNT | 11:17 | Maar als ik u deze vermaning geef dan prijs ik u niet, omdat gij niet samenkomt om beter maar om erger te worden. | |
I Co | vlsJoNT | 11:18 | Want vooreerst hoor ik dat er scheuringen onder u zijn, als gij in de gemeente samenkomt. | |
I Co | vlsJoNT | 11:19 | En ten deele geloof ik het, omdat er sekten onder u moeten zijn, opdat de oprechten onder u openbaar worden. | |
I Co | vlsJoNT | 11:21 | Want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen maaltijd, en de een is hongerig en de ander is overdadig. | |
I Co | vlsJoNT | 11:22 | Wat? Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of veracht gij de gemeente Gods en maakt gij beschaamd degenen die niets hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik u niet. | |
I Co | vlsJoNT | 11:23 | Want ik heb van den Heere ontvangen hetgeen ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in den nacht waarin Hij werd verraden, brood nam; | |
I Co | vlsJoNT | 11:24 | en als Hij gedankt had brak Hij het en zeide: Neemt, eet, dat is mijn lichaam, dat voor u gebroken is; doet dat tot mijn gedachtenis. | |
I Co | vlsJoNT | 11:25 | Alzoo ook den drinkbeker, na den maaltijd, zeggende: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in mijn bloed; doet dat, zoo dikwijls als gij dien drinken zult, tot mijn gedachtenis. | |
I Co | vlsJoNT | 11:26 | Want zoo dikwijls als gij dit brood zult eten en den drinkbeker zult drinken, verkondigt gij den dood des Heeren, totdat Hij komt. | |
I Co | vlsJoNT | 11:27 | Zoo dan, wie onwaardiglijk het brood zal eten of den drinkbeker des Heeren zal drinken, die zal schuldig zijn aan het lichaam en het bloed des Heeren. | |
I Co | vlsJoNT | 11:28 | De mensch onderzoeke dan zich zelven en alzoo ete hij van het brood en drinke uit den drinkbeker. | |
I Co | vlsJoNT | 11:29 | Want zoo wie eet en drinkt, die eet en drinkt zich zelven ten oordeel, als hij het lichaam des Heeren niet onderscheidt. | |
I Co | vlsJoNT | 11:32 | maar als wij door den Heere geoordeeld worden dan worden wij gekastijd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden. | |
Chapter 12
I Co | vlsJoNT | 12:2 | Gij weet dat gij, toen gij heidenen waart, tot de stomme afgoden u liet trekken, zooals men u leide. | |
I Co | vlsJoNT | 12:3 | Daarom verklaar ik u dat niemand, die in den Geest Gods spreekt, zeggen zal: Jezus is een vervloeking; en niemand kan zeggen: Jezus is Heer! dan in den Heiligen Geest. | |
I Co | vlsJoNT | 12:8 | Want aan den een wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, doch aan den ander het woord der kennis, naar denzelfden Geest; | |
I Co | vlsJoNT | 12:9 | aan een ander geloof, in denzelfden Geest, en aan een ander gaven van genezingen, in denzelfden Geest, | |
I Co | vlsJoNT | 12:10 | en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander onderscheiding der geesten, en aan een ander verschillende soort van talen, en aan een ander verklaring van talen. | |
I Co | vlsJoNT | 12:11 | Dit alles nu werkt een en dezelfde Geest, bedeelende aan ieder in het bijzonder zooals Hij wil. | |
I Co | vlsJoNT | 12:12 | Want zooals het lichaam één is en vele ledematen heeft en al de ledematen des lichaams, die vele zijn, maar één lichaam zijn, alzoo ook de Christus. | |
I Co | vlsJoNT | 12:13 | Want ook in één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstbaren, hetzij vrijen; en wij zijn allen gelaafd tot één Geest. | |
I Co | vlsJoNT | 12:15 | Als nu de voet zou zeggen: omdat ik de hand niet ben, zoo ben ik niet van het lichaam; zou hij daarom niet van het lichaam zijn? | |
I Co | vlsJoNT | 12:16 | En als het oor zou zeggen: omdat ik geen oog ben, zoo ben ik niet van het lichaam; zou het daarom niet van het lichaam zijn? | |
I Co | vlsJoNT | 12:17 | Als het geheele lichaam oog zou zijn, waar zou dan het gehoor zijn? Als het geheel gehoor zou zijn, waar zou de reuk zijn? | |
I Co | vlsJoNT | 12:18 | Maar nu heeft God de ledematen gesteld, elk in het lichaam, zooals Hij gewild heeft. | |
I Co | vlsJoNT | 12:21 | Nu kan het oog niet zeggen tot de hand: ik heb u niet noodig! Of wederom het hoofd tot de voeten: ik heb u niet noodig! | |
I Co | vlsJoNT | 12:22 | Maar integendeel, de ledematen des lichaams die de zwakste schijnen, zijn noodzakelijk, | |
I Co | vlsJoNT | 12:23 | en die ons toeschijnen de oneerlijkste des lichaams te zijn, die omringen wij met te meer eer, en onze onsierlijkste hebben overvloediger versiering. | |
I Co | vlsJoNT | 12:24 | Want onze sierlijke ledematen hebben het niet noodig. Maar God heeft het lichaam samengesteld, gevende overvloediger eer aan die het noodig hebben; | |
I Co | vlsJoNT | 12:25 | opdat er geen scheuringen zijn in het lichaam, maar de ledematen voor elkander dezelfde zorg dragen. | |
I Co | vlsJoNT | 12:26 | En als één lidmaat lijdt, dan lijden al de ledematen mede; als één lidmaat glorie ontvangt, dan zijn al de ledematen mede verheugd. | |
I Co | vlsJoNT | 12:28 | En God heeft sommigen in de gemeente aangesteld, vooreerst apostelen, ten tweede profeten, ten derde leeraars, daarna krachten, daarna gaven van genezingen, helpers, bestuurders, verschillende soorten van talen. | |
I Co | vlsJoNT | 12:29 | Allen zijn toch geen apostelen? Allen zijn toch geen profeten? Allen zijn geen leeraars? Allen zijn geen krachten? | |
I Co | vlsJoNT | 12:30 | Niet allen hebben gaven van genezingen? Niet allen spreken in verschillende talen? Niet allen zijn uitleggers? | |
Chapter 13
I Co | vlsJoNT | 13:1 | Als ik spreek in de talen der menschen en de engelen, maar ik heb geen liefde, dan ben ik een klinkende bel geworden of een klaterend metaal. | |
I Co | vlsJoNT | 13:2 | En als ik de profetie heb en alle verborgenheden weet, en alle kennis, en als ik al het geloof heb zoodat ik bergen zou verzetten, maar geen liefde heb, dan ben ik niets. | |
I Co | vlsJoNT | 13:3 | En als ik al mijn goederen uitdeel om de armen te voeden, en als ik mijn lichaam overgeef om verbrand te worden, maar geen liefde heb, het zou mij niets baten. | |
I Co | vlsJoNT | 13:4 | De liefde is geduldig; de liefde is vriendelijk; de liefde is niet afgunstig; zij handelt niet lichtvaardiglijk; zij is niet opgeblazen; | |
I Co | vlsJoNT | 13:5 | zij handelt niet onbeschaamd; zij zoekt niet haar eigen baat; zij is niet bitter; zij denkt geen kwaad; | |
I Co | vlsJoNT | 13:6 | zij verheugt zich niet over de onrechtvaardigheid; zij verheugt zich met de waarheid; | |
I Co | vlsJoNT | 13:8 | De liefde vergaat nooit. Maar hetzij profetieën, zij zullen verdwijnen; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal verdwijnen. | |
I Co | vlsJoNT | 13:10 | Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal verdwijnen wat ten deele is. | |
I Co | vlsJoNT | 13:11 | Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, oordeelde ik als een kind, redeneerde ik als een kind; nu ik man ben geworden, heb ik afgelegd wat van het kind was. | |
I Co | vlsJoNT | 13:12 | Want nu zien wij door een spiegel, in een raadsel maar alsdan aanschijn tegen aanschijn. Nu ken ik te deele, maar dan zal ik ten volle kennen zooals ik ook ten volle gekend ben. | |
Chapter 14
I Co | vlsJoNT | 14:1 | Volgt de liefde na en tracht naar de geestelijke gaven, maar voornamelijk dat gij moogt profeteeren. | |
I Co | vlsJoNT | 14:2 | Want die spreekt in een vreemde taal, die spreekt niet tot menschen maar tot God, want niemand verstaat het, doch in den geest spreekt hij verborgenheden. | |
I Co | vlsJoNT | 14:3 | Maar die profeteert spreekt den menschen tot stichting en vermaning en vertroosting. | |
I Co | vlsJoNT | 14:4 | Die in een vreemde taal spreekt bouwt zich zelven op, maar die profeteert bouwt de gemeente op. | |
I Co | vlsJoNT | 14:5 | Ik wil wel dat gij allen spreekt in vreemde talen, maar vooral dat gij profeteert; want die profeteert is meerder dan die in vreemde talen spreekt, tenzij dan dat hij ze vertale, opdat de gemeente opbouwing ontvange. | |
I Co | vlsJoNT | 14:6 | Maar nu, broeders, als ik tot u zou komen in vreemde talen sprekende, wat voordeel zou ik u toebrengen, indien ik tot u niet zou spreken óf in openbaring, óf in kennis, óf in profetie, óf in leering? | |
I Co | vlsJoNT | 14:7 | Zelfs de ziellooze dingen die geluid geven, hetzij een fluit, hetzij een harp, als zij geen verscheidenheid in toonen geven, hoe zal geweten worden wat op de fluit of op de harp gespeeld wordt? | |
I Co | vlsJoNT | 14:8 | En ook als een bazuin een verward geluid geeft, wie zal zich gereed maken tot den oorlog? | |
I Co | vlsJoNT | 14:9 | Alzoo ook gijlieden, als gij door de vreemde taal een niet verstaanbaar geluid geeft, hoe zal dan geweten worden wat er gezegd wordt? Want gij zult zijn als sprekende tot de lucht. | |
I Co | vlsJoNT | 14:10 | Er zijn immers zoo velerlei soorten van stemmen in de wereld, en geene is zonder stem. | |
I Co | vlsJoNT | 14:11 | Wanneer ik dan de beteekenis der stem niet ken, dan zal ik vreemd zijn voor den spreker en de spreker zal voor mij vreemd zijn. | |
I Co | vlsJoNT | 14:12 | Alzoo ook gijlieden, terwijl gij ijverig zijt naar geestelijke gaven, tracht ze in overvloed te hebben tot opbouwing der gemeente. | |
I Co | vlsJoNT | 14:14 | Want als ik bid in een vreemde taal, dan bidt mijn geest wel, maar mijn verstand is zonder vrucht. | |
I Co | vlsJoNT | 14:15 | Wat dan gedaan? Ik zal bidden met den geest, maar zal ook bidden met het verstand; ik zal zingen met den geest, maar zal ook zingen met het verstand. | |
I Co | vlsJoNT | 14:16 | Anders, als gij dankzegt met den geest, hoe zal hij die de plaats van een onkundige vervult het Amen zeggen op uw dankzegging? Want hij weet niet wat gij zegt. | |
I Co | vlsJoNT | 14:19 | Doch in een vergadering wil ik liever vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat ik ook anderen zou onderwijzen, dan tien duizend woorden in een vreemde taal. | |
I Co | vlsJoNT | 14:20 | Broeders, zijt geen kinderen in het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid, en zijt volwassenen in het verstand. | |
I Co | vlsJoNT | 14:21 | In de wet is geschreven: In andere talen en met lippen van anderen zal Ik spreken tot dit volk, en ook alzoo zullen zij naar Mij niet hooren, zegt de Heere. | |
I Co | vlsJoNT | 14:22 | Zoo dan, de vreemde talen zijn tot een teeken, niet voor de geloovigen maar voor de ongeloovigen, doch de profetie is niet voor de ongeloovigen maar voor de geloovigen. | |
I Co | vlsJoNT | 14:23 | Als dan de geheele gemeente samengekomen was op dezelfde plaats en allen spraken in vreemde talen, en er zouden onkundigen of, ongeloovigen binnenkomen, zouden die niet zeggen dat gij onzinnig waart? | |
I Co | vlsJoNT | 14:24 | Maar als allen profeteeren, en een ongeloovige of onkundige zou binnenkomen, dan zou hij van allen bestraft en van allen geoordeeld worden; | |
I Co | vlsJoNT | 14:25 | de verborgen dingen zijns harten zouden openbaar worden en alzoo, vallende op het aangezicht, zal hij God aanbidden erkennende dat God waarlijk in uw midden is. | |
I Co | vlsJoNT | 14:26 | Hoe dan gedaan, broeders? Als gij samenkomt heeft elk een lofzang, een onderwijzing, een openbaring, een vreemde taal, een vertaling; laat alles tot opbouwing geschieden. | |
I Co | vlsJoNT | 14:27 | Als iemand spreekt in een vreemde taal, laat het zijn door twee of hoogstens drie, en op beurte, en één moet het vertalen. | |
I Co | vlsJoNT | 14:28 | Maar als er geen vertaler is dan moet hij die een vreemde taal spreekt, zwijgen in de vergadering, en hij moet spreken tot zich zelven en tot God. | |
I Co | vlsJoNT | 14:29 | Wat nu de profeten betreft, dat er twee of drie spreken, en de anderen moeten het beoordeelen. | |
I Co | vlsJoNT | 14:30 | Maar als aan een ander, die daar nedergezeten is, iets geopenbaard is, dat de eerste dan zwijge. | |
I Co | vlsJoNT | 14:31 | Want gij kunt allen profeteeren, de een na den ander, opdat allen geleerd en allen getroost worden. | |
I Co | vlsJoNT | 14:34 | Gelijk in al de gemeenten der heiligen moeten de vouwen in de vergaderingen zwijgen; want het is haar niet geoorloofd te spreken, maar zij moeten onderdanig zijn, zooals de wet zegt. | |
I Co | vlsJoNT | 14:35 | Doch als zij iets willen leeren, dan moeten zij in huis haar eigen mannen er over vragen, want het is onwelvoegelijk voor een vrouw te spreken in de vergadering. | |
I Co | vlsJoNT | 14:37 | Als iemand meent een profeet te zijn of een geestelijke, die moet bekennen van hetgeen ik u schrijf dat het van den Heere is. | |
I Co | vlsJoNT | 14:39 | Alzoo, mijn broeders, tracht naar het profeteeren en verbiedt niet te spreken in vreemde talen; | |
Chapter 15
I Co | vlsJoNT | 15:1 | Nu herinner ik u, broeders, het Evangelie dat ik u verkondigd heb, dat gij ook aangenomen hebt, waarin gij ook vast staat, waardoor gij ook behouden wordt. | |
I Co | vlsJoNT | 15:2 | Ik herinner u met welke woorden ik het u verkondigd heb, indien gij het behoudt; anders zoudt gij tevergeefs geloofd hebben. | |
I Co | vlsJoNT | 15:3 | Want ik heb ulieden vooreerst overgeleverd, hetgeen ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden volgens de Schrifturen, | |
I Co | vlsJoNT | 15:4 | en dat Hij is begraven en dat Hij is opgewekt op den derden dag volgens de Schrifturen, | |
I Co | vlsJoNT | 15:6 | Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, waarvan de meesten nog in leven zijn, doch sommigen zijn gestorven. | |
I Co | vlsJoNT | 15:8 | En ten laatste van allen is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. | |
I Co | vlsJoNT | 15:9 | Want ik ben de geringste der apostelen die niet waardig ben apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb. | |
I Co | vlsJoNT | 15:10 | Maar door de genade Gods ben ik wat ik ben, en zijn genade, die aan mij is bewezen, is niet tevergeefs geweest, maar ik heb meer gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar de genade Gods met mij. | |
I Co | vlsJoNT | 15:12 | Als dan Christus gepredikt wordt dat Hij is opgewekt uit de dooden, hoe zeggen dan sommigen uit ulieden dat er geen verrijzenis van dooden is? | |
I Co | vlsJoNT | 15:14 | En als Christus niet opgewekt is, dan is ook onze prediking tevergeefs, en ook uw geloof is dan tevergeefs; | |
I Co | vlsJoNT | 15:15 | dan worden wij ook valsche getuigen Gods bevonden, want wij hebben getuigd aangaande God dat Hij den Christus heeft opgewekt, dien Hij niet opgewekt heeft, indien er geen dooden opgewekt worden. | |
I Co | vlsJoNT | 15:17 | En als Christus niet opgewekt is dan is uw geloof tevergeefs, dan zijt gij nog in uw zonden; | |
I Co | vlsJoNT | 15:19 | Indien wij alleen in dit leven op Christus hopende zijn, dan zijn wij de ellendigste van alle menschen. | |
I Co | vlsJoNT | 15:21 | Want naardien door een mensch de dood is, zoo is ook door een mensch de verrijzenis der dooden. | |
I Co | vlsJoNT | 15:22 | Want gelijk in Adam allen sterven, zoo ook zullen allen in Christus levend gemaakt worden. | |
I Co | vlsJoNT | 15:23 | Maar een ieder in zijn eigen orde: de Eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in zijn verschijning, | |
I Co | vlsJoNT | 15:24 | daarna komt het einde, wanneer Hij het koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht zal vernietigd hebben. | |
I Co | vlsJoNT | 15:25 | Want Hij moet heerschen totdat Hij al de vijanden onder zijn voeten zal gelegd hebben. | |
I Co | vlsJoNT | 15:27 | Want alles onderwerpt Hij aan zijn voeten. En wanneer Hij zegt dat alles onderworpen is, dan is het zonder twijfel dat Hij is uitgezonderd die Hem alles onderworpen heeft. | |
I Co | vlsJoNT | 15:28 | En wanneer Hem alles onderworpen zal zijn, dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden aan Dengene die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. | |
I Co | vlsJoNT | 15:29 | Anders wat zullen zij doen die gedoopt zijn voor de dooden? Als er in ‘t geheel geen dooden opgewekt worden, wat worden zij dan voor hen gedoopt? | |
I Co | vlsJoNT | 15:31 | Dagelijks sterf ik, broeders! Ik betuig dit als uw roem, dien ik heb in Christus Jezus onzen Heere. | |
I Co | vlsJoNT | 15:32 | Als ik op menschelijke wijze te Efesus tegen de wilde beesten heb gevochten, wat zou me dat baten? Als er geen dooden opgewekt worden, laat ons dan eten en drinken, want morgen sterven wij! | |
I Co | vlsJoNT | 15:34 | Ontwaakt rechtvaardiglijk en zondigt niet. Want sommigen hebben geen kennis van God. Tot beschaming zeg ik het u. | |
I Co | vlsJoNT | 15:35 | Maar, zal iemand zeggen: hoe worden de dooden opgewekt? En met welk lichaam komen zij? | |
I Co | vlsJoNT | 15:37 | en wat gij zaait, daarvan zaait gij toch niet het lichaam dat er van komen zal, maar een enkelen graankorrel, bij voorbeeld van tarwe, of van een ander zaad; | |
I Co | vlsJoNT | 15:38 | doch God geeft daaraan een lichaam zooals Hij wil, en aan elk der zaden een lichaam naar zijn aard. | |
I Co | vlsJoNT | 15:39 | Niet alle vleesch is hetzelfde vleesch, maar een ander is van menschen, en een ander van beesten, en een ander van vogelen, en een ander van visschen. | |
I Co | vlsJoNT | 15:40 | Er zijn ook bovenaardsche lichamen en aardsche lichamen. Maar een ander is de glorie der bovenaardschen en een andere die der aardschen. | |
I Co | vlsJoNT | 15:41 | Een andere is de glorie der zon, en een andere de glorie der maan, en een andere de glorie der sterren; want de eene ster verschilt zelfs van de andere in glorie. | |
I Co | vlsJoNT | 15:42 | Alzoo ook de verrijzenis der dooden. Er wordt gezaaid in verderfelijkheid, er wordt opgewekt in onverderfelijkheid; | |
I Co | vlsJoNT | 15:43 | er wordt gezaaid in oneer, er wordt opgewekt in glorie; er wordt gezaaid in zwakheid, er wordt opgewekt in kracht. | |
I Co | vlsJoNT | 15:44 | Een zinnelijk lichaam wordt gezaaid en een geestelijk lichaam wordt opgewekt. Als er een zinnelijk lichaam is, dan is er ook een geestelijk. | |
I Co | vlsJoNT | 15:45 | Gelijk ook geschreven is: De eerste mensch, Adam, werd tot een levende ziel. Maar de laatste Adam werd tot een levendmakenden Geest. | |
I Co | vlsJoNT | 15:46 | Doch niet het geestelijke is eerst, maar het natuurlijke; daarna het geestelijke. | |
I Co | vlsJoNT | 15:48 | Hoedanig de aardsche is, zoodanig zijn ook de aardschen, en hoedanig de bovenaardsche is, zoodanig zijn ook de bovenaardschen. | |
I Co | vlsJoNT | 15:49 | En gelijk wij het beeld des aardschen gedragen hebben, zoo zullen wij ook het beeld des bovenaardschen dragen. | |
I Co | vlsJoNT | 15:50 | Doch dit zeg ik, broeders, dat vleesch en bloed Gods koninkrijk niet kunnen beërven, en dat de verderfelijkheid de onverderfelijkheid niet beërft. | |
I Co | vlsJoNT | 15:51 | Ziet, ik zeg ulieden een verborgenheid. Wij zullen wel niet allen sterven, maar wij zullen allen veranderd worden, in een wenk, in een oogenblik, bij de laatste bazuin. | |
I Co | vlsJoNT | 15:52 | Want de bazuin zal slaan en de dooden zullen onverderfelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. | |
I Co | vlsJoNT | 15:53 | Want dit verderfelijke moet met onverderfelijkheid bekleed worden, en dit sterfelijke moet met onsterfelijkheid bekleed worden. | |
I Co | vlsJoNT | 15:54 | En wanneer dit verderfelijke zal bekleed zijn met onverderfelijkheid, en dit sterfelijke zal bekleed zijn met onsterfelijkheid, dan zal het woord geschieden dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. | |
I Co | vlsJoNT | 15:57 | Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus. | |
Chapter 16
I Co | vlsJoNT | 16:1 | Aangaande de kollekte nu voor de heiligen, doet gij alzoo als ik bevolen heb aan de gemeenten van Galatië. | |
I Co | vlsJoNT | 16:2 | Op den eersten dag van elke week legge een ieder van u iets bij zich zelven ter zijde, vergaderende volgens zijn welvaren, opdat niet als ik kom die kollekte gehouden worde. | |
I Co | vlsJoNT | 16:3 | En wanneer ik gekomen zal zijn zal ik degenen, die gij door uw brieven geschikt acht, zenden om uw gift naar Jerusalem over te brengen. | |
I Co | vlsJoNT | 16:5 | Doch ik zal tot u komen als ik door Macedonië zal gegaan zijn, want ik moet door Macedonië gaan. | |
I Co | vlsJoNT | 16:6 | En misschien zal ik bij u blijven of ook den winter doorbrengen, opdat gij mij moogt geleiden waar ik gaan zal. | |
I Co | vlsJoNT | 16:7 | Want ik wil u nu niet in het voorbijgaan zien, want ik hoop eenigen tijd bij u te blijven, als de Heere het zal toelaten. | |
I Co | vlsJoNT | 16:9 | Want voor mij is een groote en krachtige deur geopend en er zijn veel tegenstanders. | |
I Co | vlsJoNT | 16:10 | En wanneer Timotheüs zal gekomen zijn, ziet toe dat hij zonder vreeze bij u zij, want hij werkt het werk des Heeren, zooals ook ik. | |
I Co | vlsJoNT | 16:11 | Dat dan niemand hem verachte, maar geleidt hem in vrede, opdat hij tot mij kome, want ik verwacht hem met de broeders. | |
I Co | vlsJoNT | 16:12 | Wat nu den broeder Apollos betreft, ik heb hem zeer verzocht dat hij tot u zou komen met de broeders, doch het was in het geheel niet naar zijn zin om nu te komen, maar hij zal komen als hij gelegenheid zal hebben. | |
I Co | vlsJoNT | 16:15 | En ik verzoek u, broeders, — gij kent het huisgezin van Stefanas, dat het de eerstelingvrucht van Achaje is en dat zij zich zelven gesteld hebben ten dienste der heiligen | |
I Co | vlsJoNT | 16:17 | Ik ben verblijd over de aankomst van Stefanas en van Fortunatus en van Achaïkus, want wat van uw kant ontbrak dat hebben zij aangevuld. | |
I Co | vlsJoNT | 16:19 | U groeten de gemeenten van Asië. U groeten hartelijk in den Heere, Aquila en Priska, met de gemeente ten hunnen huize. | |