Toggle notes
Chapter 1
Acts | vlsJoNT | 1:1 | Het eerste boek heb ik opgesteld, o Theofilus! over alles wat Jezus begonnen is te doen en te leeren, | |
Acts | vlsJoNT | 1:2 | tot op den dag dat Hij opgenomen werd, nadat Hij aan de Apostelen, die Hij verkozen had, door den Heiligen Geest bevelen had gegeven; | |
Acts | vlsJoNT | 1:3 | aan wie Hij ook, na zijn lijden, zich zelven levend heeft vertoond, in vele kenteekenen, daar Hij veertig dagen lang aan hen verscheen en sprak van de dingen die het koninkrijk Gods aangaan. | |
Acts | vlsJoNT | 1:4 | Toen Hij nu met hen samen was, gebood Hij hun van Jerusalem niet weg te gaan, maar de belofte des Vaders af te wachten, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt; | |
Acts | vlsJoNT | 1:5 | want Johannes doopte wel met water, maar gijlieden zult met den Heiligen Geest gedoopt worden niet veel dagen na dezen. | |
Acts | vlsJoNT | 1:6 | Zij nu die samengekomen waren vroegen Hem, zeggende: Heere, is het in dezen tijd dat Gij het koninkrijk aan Israël zult herstellen? | |
Acts | vlsJoNT | 1:7 | En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe de tijden of stonden te weten, die de Vader in zijn eigen macht heeft gesteld, | |
Acts | vlsJoNT | 1:8 | maar gij zult kracht ontvangen, als de Heilige Geest over u zal gekomen zijn, en gij zult Mij tot getuigen zijn te Jerusalem, en in geheel Judea en Samaria, en tot aan het einde der aarde. | |
Acts | vlsJoNT | 1:9 | En toen Hij dit gezegd had werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk nam Hem weg uit hun oogen. | |
Acts | vlsJoNT | 1:10 | En toen zij naar den hemel opzagen, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleederen, | |
Acts | vlsJoNT | 1:11 | die ook zeiden: Gij Galilesche mannen! wat staat gij naar den hemel te zien? deze Jezus, die van u is opgenomen naar den hemel, zal alzoo komen, gelijkerwijs gij Hem hebt zien heenvaren naar den hemel. | |
Acts | vlsJoNT | 1:12 | Toen keerden zij terug naar Jerusalem van den berg, die de Berg der Olijven genoemd wordt, die dicht bij Jerusalem is, een sabbatsreize vandaar. | |
Acts | vlsJoNT | 1:13 | En toen zij binnengekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal, waar zij gewoonlijk hun verblijf hielden, namelijk Petrus, en Johannes, en Jakobus, en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs en Mattheüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar, en Judas, de zoon van Jakobus. | |
Acts | vlsJoNT | 1:14 | Deze allen waren eendrachtig volhardende in het gebed met eenige vrouwen, en met Maria de moeder van Jezus, en met zijn broeders. | |
Acts | vlsJoNT | 1:15 | En in die dagen stond Petrus op in het midden der broederen en sprak, terwijl er een schare bijeen was van omtrent honderd en twintig personen: | |
Acts | vlsJoNT | 1:16 | Mannen broeders! de Schrifture moest vervuld worden, die de Heilige Geest heeft voorzegd door den mond van David, aangaande Judas, die de aanvoerder geworden is van hen die Jezus gevangen namen. | |
Acts | vlsJoNT | 1:18 | Deze nu had voor den loon der onrechtvaardigheid een akker verworven, en voorover gevallen zijnde, is hij door midden gebarsten en al zijn ingewanden zijn uitgestort, | |
Acts | vlsJoNT | 1:19 | hetgeen ook bekend is aan al de bewoners van Jerusalem, zoodat die akker in hun eigen taal genoemd wordt: Akeldama, dat is: Bloedakker. | |
Acts | vlsJoNT | 1:20 | Want in het Boek der Psalmen staat er geschreven: Zijn woning worde woest en niemand wone daarin en: Zijn opzienersambt neme een ander. | |
Acts | vlsJoNT | 1:21 | Het is dan noodig dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben, al den tijd dien de Heere Jezus met ons in– en uitgegaan is, | |
Acts | vlsJoNT | 1:22 | van den doop van Johannes af beginnende, tot op den dag waarin Hij van ons werd opgenomen, dat één van dezen met ons getuige worde van zijn verrijzenis. | |
Acts | vlsJoNT | 1:23 | En zij stelden er twee, Jozef, genaamd Barsabbas, die bijgenoemd is de Rechtvaardige, en Matthias. | |
Acts | vlsJoNT | 1:24 | En zij baden en zeiden: Gij, Heere, kenner der harten van allen! wijs aan wien Gij verkiest van deze twee, | |
Acts | vlsJoNT | 1:25 | om aan te nemen de plaats van deze bediening en van het apostelschap, waarvan Judas is afgeweken, om te gaan naar zijn eigen plaats. | |
Chapter 2
Acts | vlsJoNT | 2:1 | En toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak, waren allen gezamenlijk op dezelfde plaats. | |
Acts | vlsJoNT | 2:2 | En er geschiedde op eens uit den hemel een gedruisch als van een geweldigen rukwind, en vervulde het geheele huis waar zij gezeten waren. | |
Acts | vlsJoNT | 2:3 | En hun verschenen tongen, als van vuur, die zich verdeelden en op een ieder van hen zich nederzetten; | |
Acts | vlsJoNT | 2:4 | en allen werden vervuld met den Heiligen Geest en begonnen met andere tongen te spreken, gelijk de Geest hun gaf uit te spreken. | |
Acts | vlsJoNT | 2:5 | Er waren nu te Jerusalem Joden woonachtig, godvruchtige mannen van alle volk dat onder den hemel is. | |
Acts | vlsJoNT | 2:6 | En als dit geluid geschied was, kwam de menigte zamen en ontroerde, omdat een ieder hen in zijn eigen taal hoorde spreken | |
Acts | vlsJoNT | 2:7 | En zij stonden allen verbaasd en verwonderd, zeggende: Ziet, zijn deze allen, die daar spreken, niet Galileërs? | |
Acts | vlsJoNT | 2:9 | Parthers, en Meders, en Elamieten, en inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asie, | |
Acts | vlsJoNT | 2:10 | en Frygië en Pamfylië, Egypte en de landstreek van Libyë, dat bij Cyrene ligt, en hier verblijvende Romeinen, zoo Joden als proselieten, | |
Acts | vlsJoNT | 2:11 | Kretensers en Arabieren— wij hooren hen in onze tongen Gods groote werken uitspreken! | |
Acts | vlsJoNT | 2:12 | Allen stonden dan verbaasd en verlegen, zeggende tot malkander: Wat mag dit toch zijn? | |
Acts | vlsJoNT | 2:14 | Maar Petrus, daar staande met de elven, verhief zijn stem en zeide tot hen: Gij joodsche mannen, en gij allen die te Jerusalem woont! dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter oore! | |
Acts | vlsJoNT | 2:15 | Want dezen zijn niet dronken, zooals gij meent, want het is de derde uur van den dag. | |
Acts | vlsJoNT | 2:17 | En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitgieten van mijn Geest op alle vleesch; en uw zonen en uw dochteren zullen profeteeren en uw jongelingen zullen visioenen zien, en uw ouden zullen droomen droomen; | |
Acts | vlsJoNT | 2:18 | ja zelfs op mijn dienstknechten en op mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitgieten, en zij zullen profeteeren; | |
Acts | vlsJoNT | 2:19 | en Ik zal wonderen geven in den hemel boven, en teekenen op de aarde beneden, bloed, en vuur, en rookdamp; | |
Acts | vlsJoNT | 2:20 | de zon zal veranderen in duisternis, en de maan in bloed, vóórdat de groote en doorluchtige dag des Heeren komt; | |
Acts | vlsJoNT | 2:22 | Gij mannen Israëls! hoort deze woorden: Jezus den Nazarener, een man, dien God onder ulieden heeft aanzienlijk gemaakt door krachten, en mirakelen, en teekenen, die God door Hem in uw midden gedaan heeft, gelijk gij zelven weet, | |
Acts | vlsJoNT | 2:23 | dezen, — naar Gods bepaalden raad en voorkennis overgeleverd zijnde— hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen gekruisigd en gedood. | |
Acts | vlsJoNT | 2:24 | Dezen heeft God opgewekt, door de smarten des doods los te maken, omdat het niet mogelijk was dat Hij daardoor werd vastgehouden. | |
Acts | vlsJoNT | 2:25 | Want David zegt met het oog op Hem: Ik zie den Heere gedurig voor mijn aangezicht, want Hij is aan mijn rechterzijde, opdat ik niet wankele; | |
Acts | vlsJoNT | 2:26 | daarom is mijn hart verheugd en mijn tong juicht, ja zelfs mijn vleesch zal rusten, | |
Acts | vlsJoNT | 2:27 | op hope dat Gij mijn ziel niet zult overlaten in het doodenrijk en niet zult toelaten dat uw Heilige verderving zie; | |
Acts | vlsJoNT | 2:28 | Gij hebt mij de wegen des levens bekend gemaakt; Gij zult mij met blijdschap vervullen door uw aangezicht. | |
Acts | vlsJoNT | 2:29 | Mannen broeders! laat mij toe met vrijmoedigheid tot u te zeggen van den patriarch David, dat hij gestorven is en begraven, en dat zijn graf bij ons is tot op dezen dag. | |
Acts | vlsJoNT | 2:30 | Maar een profeet zijnde, en wetende dat God hem met een eed gezworen had, dat er een uit de vrucht zijner lenden op zijn troon zou zitten, | |
Acts | vlsJoNT | 2:31 | zoo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de verrijzenis van Christus, dat Hij niet in het doodenrijk is overgelaten, noch zijn vleesch verderving heeft gezien. | |
Acts | vlsJoNT | 2:33 | Nadat Hij dan door Gods rechterhand was verhoogd, en de belofte des Heiligen Geestes van den Vader had ontvangen, heeft Hij dit uitgestort wat gij nu ziet en hoort. | |
Acts | vlsJoNT | 2:34 | Want David is niet opgeklommen ten hemel, maar hij zegt zelf: De Heere heeft gezegd tot mijn Heere: Zit aan mijn rechterhand, | |
Acts | vlsJoNT | 2:36 | Met zekerheid wete dan het geheele huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, dezen Jezus, dien gij gekruisigd hebt! | |
Acts | vlsJoNT | 2:37 | Dit nu hoorende, sneed het hun door het hart; en zij zeiden tot Petrus en de andere Apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? | |
Acts | vlsJoNT | 2:38 | En Petrus zeide tot hen: Doet boetvaardigheid, en een ieder van u late zich doopen op den Naam van Jezus Christus, tot vergiffenis uwer zonden, en gij zult de gifte des Heiligen Geestes ontvangen. | |
Acts | vlsJoNT | 2:39 | Want voor u is de belofte, en voor uw kinderen, en voor allen die verre zijn, zoovelen de Heere, onze God, er toe roepen zal. | |
Acts | vlsJoNT | 2:40 | En met meer andere woorden betuigde en vermaande hij hen, zeggende: Laat u redden van dit goddeloos geslacht! | |
Acts | vlsJoNT | 2:41 | Zij nu, die zijn woord aannamen, lieten zich doopen, en op dien dag werden omstreeks drie duizend zielen toegebracht. | |
Acts | vlsJoNT | 2:42 | En zij waren volhardende in de leer der Apostelen, en in de gemeenschap, en in het breken des broods, en in de gebeden. | |
Acts | vlsJoNT | 2:43 | En er kwam vreeze over iedere ziel; en veel mirakelen en teekenen geschiedden door de Apostelen in Jerusalem, zoo dat er een groote vreeze was over allen. | |
Acts | vlsJoNT | 2:45 | en verkochten goederen en bezittingen, en deelden die uit aan een ieder, naar dat hij van noode had. | |
Acts | vlsJoNT | 2:46 | En dagelijks eendrachtig volhardende in den tempel, en aan huis brood brekende, namen zij voedsel in blijdschap en eenvoudigheid des harten, | |
Chapter 3
Acts | vlsJoNT | 3:1 | Petrus nu en Johannes gingen op naar den tempel, tegen de ure des gebeds, de negende. | |
Acts | vlsJoNT | 3:2 | En een zeker man, kreupel van zijn moeders lichaam af, werd gedragen, dien men dagelijks zette bij de deur des tempels, die de Schoone genoemd wordt, om aalmoezen te vragen van hen die in den tempel gingen. | |
Acts | vlsJoNT | 3:3 | Deze nu zag Petrus en Johannes, toen zij in den tempel zouden gaan, en vroeg om een aalmoes te mogen ontvangen. | |
Acts | vlsJoNT | 3:6 | En Petrus zeide: Zilver en goud bezit ik niet; maar wat ik heb, dat geef ik u! In den Naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel! | |
Acts | vlsJoNT | 3:7 | En hem grijpende bij de rechterhand trok hij hem op; en terstond werden zijn beenen en enkelen vast. | |
Acts | vlsJoNT | 3:8 | En opspringende stond hij recht en wandelde, en hij ging met hen in den tempel, wandelende en springende en lovende God. | |
Acts | vlsJoNT | 3:10 | en zij kenden hem, dat hij het was die om een aalmoes bij de Schoone poort des tempels had gezeten; en zij werden vol verbaasdheid en ontzetting over hetgeen hem overkomen was. | |
Acts | vlsJoNT | 3:11 | En als hij Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk tot hen samen, bij de gaanderij, die van Salomo genoemd, verbaasd zijnde. | |
Acts | vlsJoNT | 3:12 | En Petrus dit ziende antwoordde den volke aldus: Gij mannen Israëls! wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij ons sterk aan, alsof wij door eigen kracht of godvruchtigheid dezen hadden doen wandelen? | |
Acts | vlsJoNT | 3:13 | De God van Abraham, Isaäk en Jakob, de God onzer vaderen, heeft zijn knecht Jezus verheerlijkt, dien gij hebt overgeleverd en verloochend voor het aangezicht van Pilatus, die besloten had Hem los te laten. | |
Acts | vlsJoNT | 3:14 | Doch gij hebt den Heilige en Rechtvaardige verloochend en begeerd dat u een moordenaar zou geschonken worden; | |
Acts | vlsJoNT | 3:15 | en den Vorst des levens hebt gij gedood, dien God heeft opgewekt uit de dooden, waarvan wij getuigen zijn. | |
Acts | vlsJoNT | 3:16 | En op het geloof in zijn Naam heeft zijn Naam dezen gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof dat door Hem is, heeft hem deze volkomen gezondheid gegeven in uw aller tegenwoordigheid. | |
Acts | vlsJoNT | 3:17 | En nu, broeders, ik weet dat gij het gedaan hebt uit onwetendheid, zooals ook uw oversten; | |
Acts | vlsJoNT | 3:18 | maar God heeft datgene alzoo vervuld, wat Hij te voren verkondigd had door den mond van al de profeten, dat zijn Christus lijden zou. | |
Acts | vlsJoNT | 3:19 | Hebt dan berouw en bekeert u, opdat uw zonden uitgewischt worden, ten einde de tijden der verkwikking mogen komen van het aangezicht des Heeren, | |
Acts | vlsJoNT | 3:21 | wien de hemel moet ontvangen tot op den tijd der herstelling aller dingen, waarvan God heeft gesproken door den mond der heilige profeten van oudsher. | |
Acts | vlsJoNT | 3:22 | Mozes toch heeft gezegd: De Heere, uw God, zal u een profeet verwekken, uit uw broederen, gelijk mij; naar hem zult gij hooren in alles wat hij tot u spreken zal; | |
Acts | vlsJoNT | 3:23 | en het zal zijn dat alle ziel, die niet naar dien profeet hoort, zal worden uitgeroeid uit het volk. | |
Acts | vlsJoNT | 3:24 | En al de profeten, van Samuel af, en de lateren, zooveel er gesproken hebben, hebben ook deze dagen voorzegd. | |
Acts | vlsJoNT | 3:25 | Gij zijt de kinderen der profeten en des verbonds dat God met onze vaderen gemaakt heeft, zeggende tot Abraham: En in uw nakomelingschap zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. | |
Chapter 4
Acts | vlsJoNT | 4:1 | Terwijl zij nu tot het volk spraken overvielen hen de priesters, en de hoofdman des tempels, en de sadduceërs, | |
Acts | vlsJoNT | 4:2 | die zeer kwaad waren omdat zij het volk onderwijs gaven en in Jezus de verrijzenis uit de dooden predikten. | |
Acts | vlsJoNT | 4:3 | En zij sloegen de handen aan hen en stelden hen in bewaring tot den volgenden dag, want het was reeds avond. | |
Acts | vlsJoNT | 4:4 | Doch velen van hen die het woord gehoord hadden, geloofden, en het getal der mannen werd omtrent vijf duizend. | |
Acts | vlsJoNT | 4:5 | Het geschiedde nu den volgenden dag dat hun oversten, en oudsten, en schriftgeleerden te Jerusalem vergaderden, | |
Acts | vlsJoNT | 4:6 | en Annas de hoogepriester, en Kajafas, en Johannes, en Alexander, en allen die van de hoogepriesterlijke familie waren. | |
Acts | vlsJoNT | 4:7 | En zij stelden hen in het midden en vroegen: In welke kracht of in welken naam hebt gij dit gedaan? | |
Acts | vlsJoNT | 4:8 | Toen sprak Petrus, vervuld zijnde met den Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten en oudsten des volks! | |
Acts | vlsJoNT | 4:9 | Indien wij heden verhoord worden wegens een weldaad jegens een kranken mensch, waardoor deze is gezond geworden, | |
Acts | vlsJoNT | 4:10 | zoo zij het u allen en het geheele volk van Israël bekend, dat in den Naam van Jezus Christus den Nazarener, dien gij hebt gekruisigd, dien God uit de dooden heeft opgewekt— door Hem staat deze gezond vóór u. | |
Acts | vlsJoNT | 4:11 | Deze Jezus is de steen die door u, de bouwlieden, is veracht, die geworden is tot een hoeksteen. | |
Acts | vlsJoNT | 4:12 | En in niemand anders is de behoudenis; want ook is er geen andere naam onder den hemel, die aan de menschen gegeven is, waarin wij moeten behouden worden. | |
Acts | vlsJoNT | 4:13 | Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen, en bevonden hadden dat zij ongeleerde en simpele menschen waren, verwonderden zij zich; en zij herkenden hen dat zij met Jezus geweest waren. | |
Acts | vlsJoNT | 4:14 | En den mensch die genezen was bijeen ziende staan, hadden zij niets tegen te spreken. | |
Acts | vlsJoNT | 4:15 | En zij geboden hun buiten de vergadering te gaan en overleiden met malkander, zeggende: | |
Acts | vlsJoNT | 4:16 | Wat zullen wij dezen menschen doen? want dat er door hen een openbaar mirakel is geschied, dat is aan alle inwoners van Jerusalem bekend, en wij kunnen het niet loochenen. | |
Acts | vlsJoNT | 4:17 | Maar opdat het niet verder onder het volk verbreid worde, laat ons hen streng bedreigen van niet meer te spreken tegen eenigen mensch in dezen Naam. | |
Acts | vlsJoNT | 4:18 | En hen geroepen hebbende, geboden zij hun in ‘t geheel niet te spreken of onderwijs te geven in den Naam van Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 4:19 | Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tot hen: Of het recht is voor Gods aangezicht, naar ulieden meer te hooren dan naar God, beoordeelt dat zelf! | |
Acts | vlsJoNT | 4:21 | Maar zij dreigden hen nog meer en lieten hen los, om des volks wil, daar zij niets gevonden hadden hoe zij hen zouden straffen; want allen verheerlijkten God over het gebeurde. | |
Acts | vlsJoNT | 4:22 | Want de mensch, aan wien dit mirakel der genezing geschied was, was meer dan veertig jaar oud. | |
Acts | vlsJoNT | 4:23 | Zij nu losgelaten zijnde, kwamen bij de hunnen en verhaalden al wat de overpriesters en de oudsten tot hen gezegd hadden. | |
Acts | vlsJoNT | 4:24 | En die dit hoorden verhieven eenparig de stem tot God en zeiden: Heere! Gij zijt het die den hemel en de aarde en de zee en al wat daarin is, geschapen hebt; | |
Acts | vlsJoNT | 4:25 | die door den Heiligen Geest, door den mond van onzen vader David, uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen en bedenken de volken ijdelheden? | |
Acts | vlsJoNT | 4:26 | de koningen der aarde zijn opgestaan en de oversten zijn samenvergaderd tegen den Heere en tegen zijn Christus. | |
Acts | vlsJoNT | 4:27 | Want in der waarheid, in deze stad zijn tegen uw heiligen knecht Jezus, dien Gij gezalfd hebt, opgestaan zoowel Herodes als Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls, | |
Acts | vlsJoNT | 4:29 | En nu Heere! zie op hun dreigementen, en geef aan uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken, | |
Acts | vlsJoNT | 4:30 | door het uitstrekken van uw hand tot genezing, en door het geschieden van mirakelen en teekenen door den Naam van uw heiligen knecht Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 4:31 | En als zij gebeden hadden, werd de plaats waarin zij vergaderd waren, bewogen, en allen werden vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid. | |
Acts | vlsJoNT | 4:32 | En de menigte der geloovigen was één van hart en ziel; en niet één zeide dat iets van hetgeen hij bezat zijn eigendom was, maar alle dingen hadden zij gemeen. | |
Acts | vlsJoNT | 4:33 | En met groote kracht gaven de Apostelen getuigenis van de verrijzenis van den Heere Jezus Christus; en groote genade was op hen allen. | |
Acts | vlsJoNT | 4:34 | Want onder hen was niemand die gebrek had; want zoovelen als er bezitters waren van landerijen of huizen, verkochten die en brachten den prijs van het verkochte, | |
Acts | vlsJoNT | 4:35 | en leiden dien aan de voeten der Apostelen; en aan ieder werd uitgedeeld naar dat hij van noode had. | |
Acts | vlsJoNT | 4:36 | Jozef nu, door de Apostelen bijgenaamd Barnabas, (dat is te zeggen, zoon der vertroosting), een Leviet, afkomstig van Cyprus, | |
Chapter 5
Acts | vlsJoNT | 5:1 | Een zeker man nu, met name Ananias, met Saffira zijn vrouw, verkocht een bezitting, | |
Acts | vlsJoNT | 5:2 | en hield iets van den prijs achter, ook met medeweten van zijn vrouw, en bracht een zeker deel en leide dat aan de voeten der Apostelen. | |
Acts | vlsJoNT | 5:3 | Doch Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de Satan uw hart vervuld dat gij tegen den Heiligen Geest zoudt liegen en iets van den prijs des lands zoudt achterhouden? | |
Acts | vlsJoNT | 5:4 | Bleef het onverkocht dan bleef het immers het uwe? en was het, verkocht zijnde, niet in uw macht. Waarom hebt gij deze daad in uw hart voorgenomen? Niet tegen de menschen maar tegen God hebt gij gelogen! | |
Acts | vlsJoNT | 5:5 | Toen nu Ananias deze woorden hoorde, viel hij neder en gaf den geest; en er kwam een groote vrees over allen die het hoorden. | |
Acts | vlsJoNT | 5:6 | En de jongelingen stonden op en bedekten hem, en droegen hem naar buiten en begroeven hem. | |
Acts | vlsJoNT | 5:7 | En het geschiedde, omtrent drie uren daarna, dat ook zijn vrouw binnenkwam, niet wetende wat er geschied was. | |
Acts | vlsJoNT | 5:8 | En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gij het land voor zóóveel verkocht? Zij nu zeide: Ja, voor zóóveel! | |
Acts | vlsJoNT | 5:9 | En Petrus zeide tot haar: Waarom zijt gij overeengekomen om den Geest des Heeren te verzoeken? Zie, de voeten van hen die uw man begraven hebben zijn bij de deur en zij zullen u uitdragen. | |
Acts | vlsJoNT | 5:10 | En zij viel terstond voor zijn voeten en gaf den geest; en de jongelingen binnengekomen zijnde vonden haar dood, en droegen haar naar buiten en begroeven haar bij haar man. | |
Acts | vlsJoNT | 5:12 | Door de handen der Apostelen nu geschiedden veel teekenen en mirakelen onder het volk, en allen waren eensgezind in de gaanderij van Salomo. | |
Acts | vlsJoNT | 5:13 | Doch niemand van de anderen durfde zich bij hen voegen, maar het volk verhief hen zeer. | |
Acts | vlsJoNT | 5:14 | En steeds meer geloovigen werden den Heere toegevoegd, een menigte zoowel van mannen als van vrouwen, | |
Acts | vlsJoNT | 5:15 | zoodat men zelfs de kranken naar de straten uitdroeg en nederleide op bedden en matrassen, opdat, als Petrus kwam, ten minste zijn schaduw iemand van hen zou overschaduwen. | |
Acts | vlsJoNT | 5:16 | Ook de schare van de rondom liggende steden kwam naar Jerusalem, brengende kranken en door onreine geesten gekwelden, die allen werden genezen. | |
Acts | vlsJoNT | 5:17 | Maar de hoogepriester stond op, en allen die met hem waren (de sekte der sadduceërs), en werden vervuld met nijdigheid, | |
Acts | vlsJoNT | 5:19 | Maar een engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis en leidde hen er uit en zeide: | |
Acts | vlsJoNT | 5:20 | Gaat heen, en staat, en spreekt in den tempel tot het volk al de woorden van dit leven! | |
Acts | vlsJoNT | 5:21 | Zij nu hoorden dit en gingen tegen den morgen naar den tempel en leerden. En de hoogepriester kwam, en die met hem waren, en riep den Raad te zamen en al de oudsten der kinderen Israëls; en zij zonden naar de gevangenis om hen te halen. | |
Acts | vlsJoNT | 5:22 | Doch de dienstknechten, die kwamen, vonden hen in de gevangenis niet; en zij keerden terug en boodschapten, zeggende: | |
Acts | vlsJoNT | 5:23 | De gevangenis vonden wij met alle verzekerdheid gesloten, en de wachters staande aan de deuren, maar die geopend hebbende vonden wij niemand binnen! | |
Acts | vlsJoNT | 5:24 | Toen nu de hoogepriester en de hoofdman des tempels, en de overpriesters deze woorden hoorden, waren zij in verlegenheid over hen, wat er toch van worden mocht! | |
Acts | vlsJoNT | 5:25 | Maar iemand kwam hun boodschappen: Ziet, de mannen die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel het volk te leeren! | |
Acts | vlsJoNT | 5:26 | Toen ging de hoofdman met de dienaren heen en haalde hen, zonder geweld, want zij vreesden het volk, om niet gesteenigd te worden. | |
Acts | vlsJoNT | 5:27 | En hen gehaald hebbende stelden zij hen in den Raad, en de hoogepriester vroeg hun zeggende: | |
Acts | vlsJoNT | 5:28 | Hebben wij u niet streng bevolen in dezen Naam niet te leeren, en ziet, gij hebt Jerusalem met uw leer vervuld en gij wilt over ons het bloed van dien mensch brengen!, | |
Acts | vlsJoNT | 5:29 | Maar Petrus en de Apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan menschen; | |
Acts | vlsJoNT | 5:30 | de God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, dien gij omgebracht hebt, Hem hangende aan een hout; | |
Acts | vlsJoNT | 5:31 | dezen heeft God tot een Vorst en Verlosser door zijn rechterhand verhoogd, om boetvaardigheid en vergiffenis van zonden aan Israël te geven; | |
Acts | vlsJoNT | 5:32 | en wij zijn getuigen van deze dingen, en ook de Heilige Geest, dien God gegeven heeft aan degenen die Hem gehoorzaam zijn. | |
Acts | vlsJoNT | 5:34 | Maar een zeker fariseër stond op in den Raad, genaamd Gamaliël, een leeraar der wet, gezien bij het geheele volk, en gebood dat men de mannen wat zou doen buiten gaan. | |
Acts | vlsJoNT | 5:35 | En hij zeide tot hen: Gij Israëlitische mannen, past op voor u zelven, met het oog op deze menschen, wat gij gaat doen! | |
Acts | vlsJoNT | 5:36 | Want vóór deze dagen stond Theudas op, die van zich zelven zeide dat hij heel wat was, wien een getal van omtrent vierhonderd man aanhing; en hij is omgebracht, en allen die hem volgden zijn verstrooid en tot niet gebracht. | |
Acts | vlsJoNT | 5:37 | Na hem stond Judas de Galileër op, in de dagen der opschrijving, en trok veel volks achter zich; ook hij is omgekomen en allen die hem volgden zijn verstrooid. | |
Acts | vlsJoNT | 5:38 | En nu zeg ik u: Onthoudt u van deze menschen, en laat ze begaan; want is deze raad of dit werk uit menschen, dan zal het verbroken worden; | |
Acts | vlsJoNT | 5:39 | maar is het uit God, dan kunt gij dat niet verbreken, opdat gij niet misschien bevonden zoudt worden tegen God te strijden! | |
Acts | vlsJoNT | 5:40 | En zij luisterden naar hem, en riepen de Apostelen binnen en geeselden hen, en geboden hun niet te spreken in den Naam van Jezus, en lieten hen gaan. | |
Acts | vlsJoNT | 5:41 | Dezen nu gingen verheugd van voor den Raad, verblijd dat zij waardig geacht waren voor dien Naam smaad te dragen. | |
Chapter 6
Acts | vlsJoNT | 6:1 | In die dagen nu, toen de discipelen vermenigvuldigden, ontstond er een murmuratie van de Hellenisten tegen de Hebreërs, dat hun weduwen bij de dagelijksche bediening werden voorbijgezien. | |
Acts | vlsJoNT | 6:2 | De twaalven nu riepen de menigte der discipelen bijeen en zeiden: Het is niet behoorlijk dat wij het woord Gods verzuimen om tafelen te bedienen; | |
Acts | vlsJoNT | 6:3 | ziet daarom uit, broeders! naar zeven mannen uit u, van goed getuigenis, vol van den Heiligen Geest en wijsheid, die wij stellen zullen over dit werk; | |
Acts | vlsJoNT | 6:5 | En dit woord behaagde aan de geheele menigte, en zij verkozen Stefanus, een man vol van geloof en van den Heiligen Geest, en Filippus, en Prochorus, en Nikanor, en Timon, en Parmenas, en Nikolaas, een proseliet van Antiochië, | |
Acts | vlsJoNT | 6:6 | die zij voor de Apostelen stelden; en als deze gebeden hadden, leiden zij hun de handen op. | |
Acts | vlsJoNT | 6:7 | En het woord Gods vermeerderde, en het getal der discipelen in Jerusalem nam zeer toe, en een groote schare der priesters werd gehoorzaam aan het geloof. | |
Acts | vlsJoNT | 6:8 | Stefanus nu, vol van genade en kracht, deed groote mirakelen en teekenen onder het volk. | |
Acts | vlsJoNT | 6:9 | En sommigen stonden op van de synagoge, genaamd der Libertijnen, en der Cyreneërs, en der Alexandrijnen, en van die uit Cilicië en Asië waren, en redetwistten met Stefanus; | |
Acts | vlsJoNT | 6:11 | Toen stookten zij mannen op, die zeiden dat zij hem lasterlijke woorden hadden hooren spreken tegen Mozes en God. | |
Acts | vlsJoNT | 6:12 | En zij brachten het volk in oproer, met de oudsten en de schriftgeleerden en zij overvielen hem en sleepten hem mede en brachten hem voor den Raad, | |
Acts | vlsJoNT | 6:13 | en zij stelden valsche getuigen, die zeiden: Deze mensch houdt niet op woorden te spreken tegen deze heilige plaats en de wet; | |
Acts | vlsJoNT | 6:14 | want wij hebben hem hooren zeggen dat die Jezus de Nazarener deze plaats zal verwoesten en de gewoonten zal veranderen, die Mozes ons heeft overgeleverd! | |
Chapter 7
Acts | vlsJoNT | 7:2 | En Stefanus zeide: Mannen broeders en vaders, luistert! De God der glorie verscheen aan onzen vader Abraham, die in Mesopotamië was, vóórdat hij in Haran woonde, | |
Acts | vlsJoNT | 7:3 | en zeide tot hem: Ga uit uw land, en uit uw familie, en kom naar het land dat Ik u zal aanwijzen. | |
Acts | vlsJoNT | 7:4 | Toen ging hij uit het land der Chaldeërs en woonde in Haran; en vandaar, nadat zijn vader gestorven was, deed God hem verhuizen naar het land dat gij nu bewoont. | |
Acts | vlsJoNT | 7:5 | En Hij gaf hem geen erfdeel daarin, zelfs geen voet gronds, en beloofde hem dit tot een erfdeel te zullen geven, en aan zijn nakomelingen na hem, terwijl hij geen kind had. | |
Acts | vlsJoNT | 7:6 | En God sprak alzoo, dat zijn nakomelingschap vreemd zou zijn in een vreemd land en dat zij het zouden dienstbaar maken en mishandelen vierhonderd jaar. | |
Acts | vlsJoNT | 7:7 | En het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik oordeelen, sprak God, en daarna zullen zij uittrekken en Mij dienen in deze plaats. | |
Acts | vlsJoNT | 7:8 | En Hij gaf hem het verbond der besnijdenis; en alzoo gewon hij Isaäk en besneed hem op den achtsten dag; en Isaäk gewon Jakob, en Jakob de twaalf aartsvaders. | |
Acts | vlsJoNT | 7:10 | En God was met hem en verloste hem uit al zijn verdrukkingen, en gaf hem gunst en wijsheid voor Farao, den koning van Egypte, en stelde hem tot een heerscher over Egypte en over geheel zijn huis. | |
Acts | vlsJoNT | 7:11 | Er kwam nu een hongersnood over geheel Egypte en Kanaän, en een groote verdrukking, en onze vaders vonden geen voedsel. | |
Acts | vlsJoNT | 7:12 | Doch toen Jakob gehoord had dat er koorn was in Egypte, zond hij onze vaders voor de eerste maal uit. | |
Acts | vlsJoNT | 7:13 | En de tweede maal werd Jozef aan zijn broeders bekend, en het geslacht van Jozef werd aan Farao openbaar. | |
Acts | vlsJoNT | 7:14 | Jozef nu zond heen om Jakob, zijn vader, te halen, en het geheele geslacht, vijf en zeventig zielen. | |
Acts | vlsJoNT | 7:16 | en zij werden overgebracht naar Sichem, en begraven in het graf dat Abraham voor een somme gelds had gekocht van de zonen van Heinor, in Sichem. | |
Acts | vlsJoNT | 7:17 | Maar als nu de tijd der belofte naderde, die God aan Abraham met eede beloofd had, nam het volk toe en vermeerderde in Egypte, | |
Acts | vlsJoNT | 7:19 | Deze ging listig te werk met ons geslacht, en mishandelde onze vaders, zoodat zij hun pasgeboren kinderen moesten wegdoen, opdat zij niet zouden voortplanten. | |
Acts | vlsJoNT | 7:20 | In dien tijd werd Mozes geboren, en hij was Gode aangenaam; hij nu werd drie maanden opgevoed in het huis zijns vaders. | |
Acts | vlsJoNT | 7:21 | Maar toen hij weggedaan, was nam de dochter van Farao hem op, en voedde hem op voor zich zelve tot een zoon. | |
Acts | vlsJoNT | 7:22 | En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaars, en was machtig in zijn woorden en werken. | |
Acts | vlsJoNT | 7:23 | Toen hij nu veertig jaar oud geworden was, kwam het in zijn hart op om zijn broeders, de kinderen Israëls te bezoeken. | |
Acts | vlsJoNT | 7:24 | En toen hij iemand onrecht zag aandoen, beschermde hij hem en wreekte den verdrukte en versloeg den Egyptenaar. | |
Acts | vlsJoNT | 7:25 | En hij meende dat zijn broeders zouden verstaan dat God door zijn hand hun verlossing zou geven; maar zij verstonden het niet. | |
Acts | vlsJoNT | 7:26 | En den volgenden dag kwam hij bij eenigen die twist hadden, en hij drong hen tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders! waarom doet gij malkander onrecht aan? | |
Acts | vlsJoNT | 7:27 | Maar hij, die zijn naaste onrecht deed, stiet hem weg en zeide: Wie heeft u aangesteld tot overste en rechter over ons? | |
Acts | vlsJoNT | 7:28 | Gij wilt mij toch niet ombrengen, zooals gij gisteren den Egyptenaar hebt omgebracht? | |
Acts | vlsJoNT | 7:29 | Op dat woord nu nam Mozes de vlucht, en hij werd een vreemdeling in het land Midian, waar hij twee zonen gewon. | |
Acts | vlsJoNT | 7:30 | En toen er veertig jaar verloopen waren, verscheen hem in de woestijn van den berg Sinaï een engel in de vuurvlam van een braambosch. | |
Acts | vlsJoNT | 7:31 | Toen Mozes nu dit zag verwonderde hij zich over het visioen, en toen hij naderbij kwam om dat te bezien, sprak de stem des Heeren tot hem: | |
Acts | vlsJoNT | 7:32 | Ik ben de God uwer vaderen, de God van Abraham en van Isaäk en van Jakob! En Mozes beefde en durfde het niet bezien. | |
Acts | vlsJoNT | 7:33 | De Heere nu zeide tot hem: Doe de schoenen af van uw voeten, want de plaats, waarop gij staat, is heilige grond! | |
Acts | vlsJoNT | 7:34 | Ik heb zeer wel de verdrukking gezien van mijn volk in Egypte, en hun zuchten heb Ik gehoord, en Ik ben nedergekomen om hen te verlossen; en nu, kom, u zal Ik naar Egypte zenden! | |
Acts | vlsJoNT | 7:35 | Dezen Mozes, dien zij verworpen hadden, zeggende: Wie heeft u tot overste en rechter aangesteld? — dezen heeft God gezonden tot overste en verlosser onder leiding van den engel die hem was verschenen in den braambosch. | |
Acts | vlsJoNT | 7:36 | Deze heeft hen uitgeleid, mirakelen en teekenen doende in Egypteland en in de Roode Zee en in de woestijn, veertig jaar lang. | |
Acts | vlsJoNT | 7:37 | Deze is die Mozes die tot de kinderen Israëls sprak: Een profeet zal God u verwekken uit uw broeders, zooals mij; dien zult gij hooren. | |
Acts | vlsJoNT | 7:38 | Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met den engel was, die tot hem sprak op den berg Sinaï en met onze vaders; die levende woorden ontving om ons te geven; | |
Acts | vlsJoNT | 7:39 | wien onze vaders niet wilden gehoorzaam zijn, maar zij verwierpen hem en keerden in hun harten weder naar Egypte, | |
Acts | vlsJoNT | 7:40 | en zeiden tot Aäron: Maak ons goden, die vóór ons heengaan; want die Mozes, die ons uit het land Egypte geleid heeft, wij weten niet wat hem overkomen is! | |
Acts | vlsJoNT | 7:41 | En zij maakten een kalf in die dagen en brachten een offerande aan den afgod, en waren vroolijk over de werken hunner handen. | |
Acts | vlsJoNT | 7:42 | Maar God keerde zich om en gaf hen over om het heirleger des hemels te dienen, zooals geschreven is in het boek der profeten: Aan Mij hebt gij toch geen slachtoffers en offerande gebracht, veertig jaar in de woestijn, o huis van Israël? | |
Acts | vlsJoNT | 7:43 | Hebt gij niet zelfs den tabernakel van Moloch en de ster van den God Remfan opgenomen, de beelden die gij gemaakt hebt om te aanbidden? Ik zal u ook wegvoeren naar de andere zijde van Babylon! | |
Acts | vlsJoNT | 7:44 | Onze vaders hadden den tabernakel der getuigenis in de woestijn, zooals Hij had bevolen, die tot Mozes zeide, dat hij dien maken zou naar het voorbeeld dat hij gezien had. | |
Acts | vlsJoNT | 7:45 | En dien namen ook onze vaderen en brachten hem met Josua in het land dat de heidenen bezaten, die God verdreven heeft voor het aangezicht onzer vaderen, tot de dagen van David toe. | |
Acts | vlsJoNT | 7:46 | Deze vond genade voor Gods aangezicht en begeerde een woning te vinden voor den God Jakobs. | |
Acts | vlsJoNT | 7:48 | Maar de Allerhoogste woont niet in hetgeen met handen gemaakt is, zooals de profeet zegt: | |
Acts | vlsJoNT | 7:49 | De hemel is mijn troon en de aarde een voetbank mijner voeten! Welk huis zoudt gij Mij bouwen? zegt de Heere, — of welke is de plaats mijner ruste? | |
Acts | vlsJoNT | 7:51 | Hardnekkige en onbesnedenen van hart en ooren! altijd wederstaat gij den Heiligen Geest, gelijk uw vaders, alzoo ook gijlieden! | |
Acts | vlsJoNT | 7:52 | Wien der profeten hebben uw vaders niet vervolgd? — Zij hebben zelfs hen gedood die vooraf spraken van de komst des Rechtvaardigen, van wien gij nu verraders en moordenaars zijt geworden! | |
Acts | vlsJoNT | 7:53 | gij, die de wet ontvangen hebt, door bemiddeling der engelen, en ze niet hebt bewaard! | |
Acts | vlsJoNT | 7:54 | Toen zij nu dit hoorden, barstte hun het harte, en zij knarsten de tanden tegen hem. | |
Acts | vlsJoNT | 7:55 | Maar hij was vol van den Heiligen Geest, en hield de oogen naar den hemel, en zag de glorie Gods en Jezus, staande aan Gods rechterhand; | |
Acts | vlsJoNT | 7:56 | en hij zeide: Ziet, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des menschen staan aan Gods rechterhand! | |
Acts | vlsJoNT | 7:57 | Maar zij schreeuwden met luide stem, en stopten hun ooren en vielen eenparig op hem aan. | |
Acts | vlsJoNT | 7:58 | En zij wierpen hem de stad uit en steenigden hem. En de getuigen leiden hun kleederen af aan de voeten van een jongeling, genaamd Saulus. | |
Acts | vlsJoNT | 7:59 | En zij steenigden Stefanus, die aanriep en zeide: Heere Jezus! ontvang mijn geest! | |
Chapter 8
Acts | vlsJoNT | 8:1 | Te dien dage nu ontstond er een groote vervolging tegen de gemeente in Jerusalem; en zij werden allen verstrooid door de landen van Judea en Samaria, behalve de Apostelen. | |
Acts | vlsJoNT | 8:3 | En Saulus verwoestte de gemeente, daar hij de huizen binnenging, en mannen en vrouwen wegslepende, leverde hij ze over in de gevangenis. | |
Acts | vlsJoNT | 8:6 | En de scharen luisterden eenparig naar hetgeen door Filippus gezegd werd, terwijl zij de teekenen hoorden en zagen die hij deed. | |
Acts | vlsJoNT | 8:7 | Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen zij uit, roepende met luide stem, en veel lammen en kreupelen werden genezen; | |
Acts | vlsJoNT | 8:9 | Een zeker man nu, met name Simon, hield zich te voren in de stad op met tooverij, en verleidde het volk van Samaria, zich zelven voor wat groots uitgevende. | |
Acts | vlsJoNT | 8:10 | Naar wien allen, van klein tot groot, luisterden, zeggende: Deze is de kracht Gods, die de groote genaamd wordt! | |
Acts | vlsJoNT | 8:11 | Zij luisterden dan naar hem omdat hij een langen tijd hen door tooverijen verleid had. | |
Acts | vlsJoNT | 8:12 | Maar toen zij Filippus geloofden, die hun de goede tijding van het koninkrijk Gods verkondigde, en van den Naam van Jezus Christus, toen werden mannen en vrouwen gedoopt. | |
Acts | vlsJoNT | 8:13 | En Simon geloofde zelf ook, en toen hij gedoopt was bleef hij steeds bij Filippus, en ziende de teekenen en groote krachten die geschiedden, verwonderde hij zich. | |
Acts | vlsJoNT | 8:14 | Toen nu de Apostelen te Jerusalem hoorden dat Samaria het woord Gods had aangenomen, zonden zij Petrus en Johannes tot hen. | |
Acts | vlsJoNT | 8:15 | Dezen, afgekomen zijnde, baden voor hen dat zij den Heiligen Geest mochten ontvangen. | |
Acts | vlsJoNT | 8:16 | Want die was nog op niemand van hen gevallen; alleenlijk waren zij gedoopt in den Naam van den Heere Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 8:18 | Toen nu Simon zag dat de Heilige Geest werd gegeven door de oplegging der handen van de Apostelen, zoo bood hij hun geld aan, zeggende: | |
Acts | vlsJoNT | 8:19 | Geeft ook aan mij die macht, opdat hij, wien ik de handen opleg, den Heiligen Geest ontvange. | |
Acts | vlsJoNT | 8:20 | Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld ga met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt dat de gave Gods voor geld is te verkrijgen; | |
Acts | vlsJoNT | 8:22 | heb dan berouw over deze uw boosheid, en bid God, of misschien u dit opzet uws harten vergeven worde, | |
Acts | vlsJoNT | 8:23 | want ik zie dat gij zijt in een zeer bittere gal en in banden der onrechtvaardigheid. | |
Acts | vlsJoNT | 8:24 | Doch Simon antwoordde en zeide: Bidt gijlieden voor mij tot den Heere, opdat niets over mij kome van hetgeen gij gezegd hebt! | |
Acts | vlsJoNT | 8:25 | Zij dan, nadat zij het woord des Heeren betuigd en gesproken hadden, keerden terug naar Jerusalem, en verkondigden in vele dorpen der Samaritanen het Evangelie. | |
Acts | vlsJoNT | 8:26 | En een engel des Heeren sprak tot Filippus en zeide: Sta op en ga naar het zuiden, op den weg die van Jerusalem naar Gaza leidt; deze is eenzaam. | |
Acts | vlsJoNT | 8:27 | En hij stond op en ging heen. En zie, een man van Ethiopië, een kamerling van groot aanzien, van Kandace, een koningin der Ethiopiërs, die over haar geheelen schat gesteld was, was naar Jerusalem gekomen om te aanbidden. | |
Acts | vlsJoNT | 8:30 | En Filippus liep toe en hoorde hem den profeet Jesaja lezen, en zeide: Verstaat gij wel, wat gij leest? | |
Acts | vlsJoNT | 8:31 | En hij zeide: Hoe zou ik dat kunnen, als niemand mij onderricht? En hij verzocht Filippus op te klimmen en bij hem te komen zitten. | |
Acts | vlsJoNT | 8:32 | Het deel nu der Schrifture dat hij las, was dit: Als een schaap is Hij ter slachtbank gevoerd, en zooals een lam stom is voor hem die het scheert, alzoo doet Hij zijn mond niet open; | |
Acts | vlsJoNT | 8:33 | in zijn vernedering is zijn oordeel weggenomen, en zijn geslacht, wie zal het verhalen? want zijn leven is van de aarde weggenomen. | |
Acts | vlsJoNT | 8:34 | En de kamerling antwoordde Filippus en zeide: Ik bid u, van wien zegt de profeet dit? van zich zelven of van een ander? | |
Acts | vlsJoNT | 8:36 | Toen zij nu langs den weg voortgingen, kwamen zij bij een water; en de kamerling zeide: Daar is water! wat belet mij gedoopt te worden? | |
Acts | vlsJoNT | 8:37 | (En Fillippus zeide: Als gij van ganscher harte gelooft, is het geoorloofd! Hij nu antwoordde en zeide: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.) | |
Acts | vlsJoNT | 8:38 | En hij gebood den wagen stil te houden, en zij daalden beiden af in het water, zoowel Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. | |
Acts | vlsJoNT | 8:39 | Toen zij nu opkwamen uit het water, voerde de Geest des Heeren Filippus weg, en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met vreugde. | |
Chapter 9
Acts | vlsJoNT | 9:1 | Saulus nu blies nog dreiging en moord tegen de discipelen des Heeren en ging naar den hoogepriester, | |
Acts | vlsJoNT | 9:2 | en vroeg aan hem om brieven naar Damaskus aan de synagogen, opdat, zoo hij daar eenige aanhangers van Jezus vond, hij die, beide mannen en vrouwen, geboeid naar Jerusalem zou voeren. | |
Acts | vlsJoNT | 9:3 | Onder de reis nu, toen hij Damaskus naderde, geschiedde het dat hem op eens een licht van den hemel omstraalde. | |
Acts | vlsJoNT | 9:4 | En hij viel op den grond en hoorde een stem die tot hem zeide: Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij! | |
Acts | vlsJoNT | 9:5 | Hij dan zeide: Wie zijt Gij Heere? En de Heere sprak: Ik ben Jezus, dien gij vervolgt! Het is u hard achteruit te slaan tegen de prikkels. | |
Acts | vlsJoNT | 9:6 | En hij, bevende en verbaasd zijnde, zeide: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? En de Heere zeide tot hem: Sta op en ga naar de stad, en u zal gezegd worden wat gij doen moet. | |
Acts | vlsJoNT | 9:7 | De mannen nu, die met hem reisden, stonden verstomd, daar ze wel de stem hoorden, maar niemand zagen. | |
Acts | vlsJoNT | 9:8 | En Saulus stond van den grond op, en als hij zijn oogen open deed zag hij niets. En zij leidden hem bij de hand en brachten hem naar Damaskus. | |
Acts | vlsJoNT | 9:10 | Er was nu te Damaskus een zeker discipel, Ananias genaamd; en de Heere zeide tot hem in een visioen: Ananias! — En hij zeide: Zie, hier ben ik, Heere! | |
Acts | vlsJoNT | 9:11 | En de Heere zeide tot hem: Sta op, ga naar de straat, de Rechte genaamd, en vraag in het huis van Judas naar een zekeren Saulus van Tarsus, want zie, hij bidt; | |
Acts | vlsJoNT | 9:12 | en hij heeft in een visioen een man gezien, met name Ananias, die tot hem kwam en hem de handen opleide opdat hij weder ziende zou worden. | |
Acts | vlsJoNT | 9:13 | En Ananias antwoordde: Heere, ik heb van velen gehoord aangaande dezen man, hoeveel kwaads hij aan uw heiligen te Jerusalem heeft gedaan, | |
Acts | vlsJoNT | 9:14 | en hoe hij hier volmacht heeft van de overpriesters om te binden allen die uw Naam aanroepen! | |
Acts | vlsJoNT | 9:15 | Maar de Heere zeide tot hem: Ga heen, want deze is Mij een uitverkoren werktuig, om mijn Naam te dragen voor de volken, en koningen, en de kinderen Israëls! | |
Acts | vlsJoNT | 9:17 | Ananias nu ging heen, en kwam in het huis, en leide hem de handen op en zeide: Saul, broeder! de Heere heeft mij gezonden, Jezus, die u verscheen op den weg dien gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden. | |
Acts | vlsJoNT | 9:18 | En terstond vielen er als schillen van zijn oogen, en hij werd weder ziende; en hij stond op en werd gedoopt; en hij nam spijs en werd versterkt. | |
Acts | vlsJoNT | 9:21 | En allen die het hoorden, stonden verbaasd, en zeiden: Is deze het niet, die te Jerusalem hen uitroeide die dezen Naam aanroepen, en die daarom hier gekomen is opdat hij hen gebonden naar de overpriesters zou voeren? | |
Acts | vlsJoNT | 9:22 | Maar Saulus werd al meer bekrachtigd en beschaamde de Joden die in Damaskus woonden, daar hij bewees dat deze de Christus is. | |
Acts | vlsJoNT | 9:23 | Toen er nu veel dagen verloopen waren, beraadslaagden de Joden om hem om het leven te brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 9:24 | Doch hun aanslag werd aan Saulus bekend. En zij bewaakten zelfs de poorten dag en nacht om hem om te brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 9:25 | Maar zijn discipelen namen hem en lieten hem des nachts door den muur neder, hem aflatende in een mand. | |
Acts | vlsJoNT | 9:26 | Toen hij nu te Jerusalem was gekomen, trachtte hij zich bij de discipelen te voegen; en zij vreesden hem allen omdat zij niet geloofden dat hij een discipel was. | |
Acts | vlsJoNT | 9:27 | Maar Barnabas nam hem en leidde hem tot de Apostelen, en verhaalde hun hoe hij op den weg den Heere gezien had en hoe deze tot hem gesproken had, en hoe hij te Damaskus vrijmoedig had gesproken in den Naam van Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 9:28 | En hij was met hen in– en uitgaande te Jerusalem en sprak vrijmoedig in den Naam des Heeren. | |
Acts | vlsJoNT | 9:29 | En hij sprak en redetwistte ook met de Hellenisten, maar die trachtten hem om te brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 9:30 | Maar toen de broeders dit bemerkten, geleidden zij hem naar Cesarea en zonden hem weg naar Tarsus. | |
Acts | vlsJoNT | 9:31 | De gemeente dan door geheel Judea en Galilea en Samaria had vrede, en werd uitgebreid, daar zij werd opgebouwd en wandelde in de vreeze des Heeren en in de vermaning des Heiligen Geestes. | |
Acts | vlsJoNT | 9:32 | Het geschiedde nu, toen Petrus overal heen trok, dat hij ook bij de heiligen kwam die te Lydda woonden. | |
Acts | vlsJoNT | 9:33 | En daar vond hij een man, Eneas genaamd, die al acht jaar te bed had gelegen en lam was. | |
Acts | vlsJoNT | 9:34 | En Petrus zeide tot hem: Eneas, Jezus Christus maakt u gezond! sta op en maak u zelven het bed! En hij stond dadelijk op. | |
Acts | vlsJoNT | 9:35 | En allen die te Lydda en te Saron woonden, zagen hem en bekeerden zich tot den Heere. | |
Acts | vlsJoNT | 9:36 | Te Joppe nu was een zekere discipelin, genaamd Tabitha, dat is overgezet: Dorkas. Deze was vol goede werken en aalmoezen, die zij deed. | |
Acts | vlsJoNT | 9:37 | Het geschiedde nu in die dagen dat zij ziek werd en stierf; en als zij haar gewasschen hadden, leiden zij haar in een bovenkamer. | |
Acts | vlsJoNT | 9:38 | Daar nu Lydda dicht bij Joppe was en de discipelen hoorden dat Petrus aldaar was, zonden zij twee mannen tot hem om hem dringend te vragen: Vertoef niet tot ons over te komen! | |
Acts | vlsJoNT | 9:39 | En Petrus stond op en ging met hen; en toen hij aangekomen was brachten zij hem naar de bovenkamer; en al de weduwen stonden weenende bij hem en toonden hem de rokken en mantels die Dorkas gemaakt had toen zij bij haar was. | |
Acts | vlsJoNT | 9:40 | Doch Petrus dreef haar allen uit en boog zijn knieën en bad; en hij keerde zich tot het lichaam en zeide: Tabitha, sta op! En zij opende haar oogen; en toen zij Petrus zag, ging zij recht zitten. | |
Acts | vlsJoNT | 9:41 | En hij gaf haar de hand en deed haar opstaan; en de heiligen en de weduwen geroepen hebbende, stelde hij haar levend voor hen. | |
Chapter 10
Acts | vlsJoNT | 10:1 | Te Cesarea was een zeker man, Kornelius genaamd, een hoofdman uit den troep, die de Italiaansche werd genaamd; | |
Acts | vlsJoNT | 10:2 | godvruchtig en vreezende God met geheel zijn huis; en hij gaf veel aalmoezen aan het volk en bad voortdurend tot God. | |
Acts | vlsJoNT | 10:3 | En hij zag duidelijk in een visioen, omtrent de negende ure van den dag, een engel Gods, die tot hem inkwam en tot hem zeide: Kornelius! | |
Acts | vlsJoNT | 10:4 | En hij zag hem bevreesd aan en zeide: Wat is er, Heere? En hij zeide tot hem: Uw gebeden en aalmoezen zijn tot gedachtenis opgeklommen voor Gods aangezicht; | |
Acts | vlsJoNT | 10:6 | deze is geherbergd bij zekeren Simon, een leerlooier, wiens huis bij de zee is; deze zal u zeggen wat gij doen moet. | |
Acts | vlsJoNT | 10:7 | Toen nu de engel, die tot Kornelius gesproken had, weggegaan was, riep hij twee zijner huisknechten en een godvruchtigen krijgsknecht, die steeds bij hem waren, | |
Acts | vlsJoNT | 10:9 | Den volgenden dag nu, terwijl dezen op weg waren en de stad naderden, klom Petrus op het dak om te bidden, omtrent de zesde ure. | |
Acts | vlsJoNT | 10:10 | En hij kreeg honger en wilde wat eten. Maar terwijl zij het voor hem toebereidden, kwam er een geestverrukking over hem. | |
Acts | vlsJoNT | 10:11 | En hij zag den hemel open en iets nederdalen als een groot linnen laken, dat bij vier hoeken werd nedergelaten op de aarde, | |
Acts | vlsJoNT | 10:12 | waarin allerlei viervoetige– en wilde– en kruipende dieren der aarde waren, en vogelen des hemels. | |
Acts | vlsJoNT | 10:14 | Maar Petrus zeide: Volstrekt niet, Heere, want nooit heb ik gegeten iets wat onheilig of onrein was! | |
Acts | vlsJoNT | 10:15 | En wederom ten tweeden male kwam een stem tot hem: Wat God heeft gereinigd is voor u niet onheilig! | |
Acts | vlsJoNT | 10:16 | Dit geschiedde dan tot driemaal toe, en terstond werd het laken opgenomen naar den hemel. | |
Acts | vlsJoNT | 10:17 | Toen nu Petrus in zich zelven verlegen was, wat toch het visioen, dat hij gezien had, zijn mocht, ziet, de mannen die door Kornelius afgezonden waren, en naar het huis van Simon gevraagd hadden, stonden aan de poort; | |
Acts | vlsJoNT | 10:19 | Terwijl nu Petrus op dit visioen peinsde, zeide de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u! | |
Acts | vlsJoNT | 10:20 | maar sta op en ga naar beneden, en ga zonder bedenken met hen, want Ik heb hen gezonden! | |
Acts | vlsJoNT | 10:21 | En Petrus ging naar beneden en zeide tot de mannen: Ziet, ik ben het dien gij zoekt; wat is de reden dat gij hier zijt? | |
Acts | vlsJoNT | 10:22 | En zij zeiden: Kornelius, een hoofdman, een rechtvaardig en godvruchtig man, en die getuigenis heeft van het geheele volk der Joden, is door een heiligen engel van Gods wege vermaand om u naar zijn huis te ontbieden en van u woorden te hooren. En Petrus leidde hen binnen en herbergde hen. | |
Acts | vlsJoNT | 10:23 | Den volgenden dag nu stond Petrus op en ging met hen; en sommigen der broederen van Joppe gingen met hem. | |
Acts | vlsJoNT | 10:24 | En des anderen daags kwamen zij te Cesarea. En Kornelius was hen wachtende, en had zijn familie en naaste vrienden samengeroepen. | |
Acts | vlsJoNT | 10:25 | En het geschiedde, toen Petrus binnenkwam, dat Kornelius hem te gemoet ging en aan zijn voeten vallende aanbad hij. | |
Acts | vlsJoNT | 10:28 | En hij zeide tot hen: Gijlieden weet dat het een joodsch man niet geoorloofd is zich te voegen of te gaan bij een vreemdeling; doch mij heeft God getoond geen mensch onheilig of onrein te houden. | |
Acts | vlsJoNT | 10:29 | Daarom ben ik ook zonder tegenspreken gekomen toen ik ontboden was. Ik vraag dan: Waarom hebt gij mij ontboden? | |
Acts | vlsJoNT | 10:30 | En Kornelius zeide: Vier dagen geleden was ik vastende tot op deze ure, en ter negender ure bad ik in mijn huis; en ziet, een man stond voor mij in een glinsterend kleed, | |
Acts | vlsJoNT | 10:31 | en zeide: Kornelius, uw gebed is verhoord en uw aalmoezen zijn gedacht voor Gods aangezicht; | |
Acts | vlsJoNT | 10:32 | zend dan naar Joppe en ontbied Simon, die Petrus bijgenaamd wordt; die is geherbergd in het huis van Simon, een leerlooier, bij de zee; die zal komen en tot u spreken. | |
Acts | vlsJoNT | 10:33 | Ik heb dan terstond tot u gezonden, en gij hebt goed gedaan van te komen. Nu zijn wij dan allen hier voor Gods aangezicht om alles te hooren wat u door God bevolen is. | |
Acts | vlsJoNT | 10:34 | En Petrus opende den mond en zeide: Waarlijk, ik bemerk dat God geen aannemer des persoons is, | |
Acts | vlsJoNT | 10:35 | maar dat onder ieder volk Hem aangenaam is degene die Hem vreest en rechtvaardigheid doet! | |
Acts | vlsJoNT | 10:36 | Dit is het woord dat Hij den kinderen Israëls heeft gezonden, verkondigende vrede door Jezus Christus; deze is een Heere van allen. | |
Acts | vlsJoNT | 10:37 | Gij weet de zaak die door geheel Judea geschied is, begonnen van Galilea, na den doop dien Johannes heeft gepredikt; | |
Acts | vlsJoNT | 10:38 | hoe God Jezus van Nazaret heeft gezalfd met den Heiligen Geest en kracht; die goeddoende rondtrok, en genezende allen die door den duivel overheerscht waren; want God was met Hem. | |
Acts | vlsJoNT | 10:39 | En wij zijn getuigen van alles wat Hij gedaan heeft, zoowel in het land der Joden als te Jerusalem; dien zij ook aan een hout gehangen en omgebracht hebben. | |
Acts | vlsJoNT | 10:41 | niet aan het geheele volk, maar aan ons, de getuigen, door God te voren verkozen, die met Hem gegeten en gedronken hebben nadat. Hij was verrezen uit de dooden. | |
Acts | vlsJoNT | 10:42 | En Hij heeft ons geboden den volke te prediken en te betuigen dat Hij het is die door God is verordend tot een Rechter van levenden en dooden. | |
Acts | vlsJoNT | 10:43 | Aan dezen geven al de profeten getuigenis, dat door zijn Naam vergiffenis van zonden ontvangt een ieder die in Hem gelooft. | |
Acts | vlsJoNT | 10:44 | Terwijl Petrus nog deze woorden sprak, Adel de Heilige Geest op allen die het woord hoorden. | |
Acts | vlsJoNT | 10:45 | En de geloovigen uit de besnijdenis, zoovelen als er met Petrus medegekomen waren, stonden verbaasd, dat ook op de heidenen de gave des Heiligen Geestes was uitgestort. | |
Acts | vlsJoNT | 10:47 | Toen antwoordde Petrus: Kan iemand wel het water weigeren, dat dezen niet zouden gedoopt worden, die toch den Heiligen Geest hebben ontvangen zooals ook wij? | |
Chapter 11
Acts | vlsJoNT | 11:1 | De Apostelen nu en de broeders die in Judea waren, hoorden dat ook de heidenen het woord Gods hadden aangenomen. | |
Acts | vlsJoNT | 11:2 | Maar toen Petrus te Jerusalem was gekomen twistten zij, die uit de besnijdenis waren, met hem, | |
Acts | vlsJoNT | 11:5 | Ik was in de stad Joppe, biddende; en ik zag in een geestverrukking een visioen: er daalde een groot linnen laken, aan de vier hoeken nedergelaten, uit den hemel en het kwam tot bij mij; | |
Acts | vlsJoNT | 11:6 | en ik keek daar nauwkeurig op en ik zag de viervoetige dieren der aarde, en de wilde– en de kruipende dieren, en de vogelen des hemels; | |
Acts | vlsJoNT | 11:8 | maar ik zeide: Volstrekt niet Heere! want iets onheiligs of onreins is nooit in mijn mond gegaan! | |
Acts | vlsJoNT | 11:9 | doch de stem antwoordde ten tweeden male uit den hemel: Wat God gereinigd heeft is voor u niet onheilig! | |
Acts | vlsJoNT | 11:10 | dit geschiedde dan tot driemaal toe en alles werd weder opgenomen naar den hemel. | |
Acts | vlsJoNT | 11:11 | En ziet, op hetzelfde oogenblik stonden er drie mannen voor het huis waar ik was, van Cesarea tot mij gezonden; | |
Acts | vlsJoNT | 11:12 | en de Geest zeide mij zonder bedenken met hen te gaan. En met mij gingen ook deze zes broederen, en wij kwamen in des mans huis. | |
Acts | vlsJoNT | 11:13 | En hij verhaalde ons hoe hij den engel in zijn huis had zien staan, die zeide: Zend naar Joppe en ontbied Simon, bijgenaamd Petrus, | |
Acts | vlsJoNT | 11:14 | die zal woorden tot u spreken, waardoor gij en uw geheele huis zult behouden worden! | |
Acts | vlsJoNT | 11:15 | En toen ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, zooals ook op ons in den beginne. | |
Acts | vlsJoNT | 11:16 | Toen werd ik indachtig aan het woord des Heeren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult worden gedoopt met den Heiligen Geest. | |
Acts | vlsJoNT | 11:17 | Indien God dan gelijke gifte aan hen heeft gegeven gelijk als aan ons, die in den Heere Jezus Christus hebben geloofd— wie was ik toch die God zou kunnen verhinderen? | |
Acts | vlsJoNT | 11:18 | Toen zij nu dit gehoord hadden, berustten zij erin, en gaven God de glorie, zeggende: Zoo heeft God dan ook aan de heidenen de boetvaardigheid ten leven gegeven! | |
Acts | vlsJoNT | 11:19 | Zij nu die verstrooid waren, door de verdrukking die over Stefanus was geschied, trokken door tot Fenicië, en Cyprus, en Antiochië, tot niemand het woord sprekende dan alleen tot de Joden. | |
Acts | vlsJoNT | 11:20 | Doch er waren onder hen eenige mannen van Cyprus en Cyrene, die naar Antiochië kwamen en ook tot de Grieken spraken, verkondigende den Heere Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 11:21 | En de hand des Heeren was met hen, en een groot getal geloofde en bekeerde zich tot den Heere. | |
Acts | vlsJoNT | 11:22 | En het gerucht van hen kwam ter ooren van de gemeente die te Jerusalem was; en zij zonden Barnabas uit, tot naar Antiochië toe. | |
Acts | vlsJoNT | 11:23 | Deze nu, aldaar gekomen zijnde en de genade Gods ziende, verheugde zich en vermaande allen om met een hartelijk voornemen bij den Heere te blijven. | |
Acts | vlsJoNT | 11:24 | Want hij was een goed man en vol des Heiligen Geestes en des geloofs. En een groote menigte werd den Heere toegevoegd. | |
Acts | vlsJoNT | 11:25 | En Barnabas ging naar Tarsus om Saulus op te zoeken; en hij vond en geleidde hem naar Antiochië. | |
Acts | vlsJoNT | 11:26 | En het gebeurde hun dat zij zelfs een geheel jaar samen waren in de gemeente en een groote schare onderwezen, en dat de discipelen te Antiochië het eerst christenen werden genoemd. | |
Acts | vlsJoNT | 11:28 | En een van hen, Agabus genaamd, stond op en gaf door den Geest te kennen dat er een groote hongersnood zou komen over de geheele aarde; die ook gekomen is onder Klaudius. | |
Acts | vlsJoNT | 11:29 | En de discipelen besloten dat ieder, naar zijn vermogen, onderstand zou zenden aan de broederen die in Judea woonden. | |
Chapter 12
Acts | vlsJoNT | 12:1 | Omtrent dien tijd nu sloeg de koning Herodes de handen aan sommigen van de gemeente om hun kwaad te doen; | |
Acts | vlsJoNT | 12:3 | En toen hij zag dat dit den Joden welgevallig was, ging hij voort en nam ook Petrus gevangen; — het was in de dagen der ongezuurde brooden. | |
Acts | vlsJoNT | 12:4 | En als hij hem gegrepen had zette hij hem in de gevangenis, en gaf hem ter bewaking aan vier wachten, elk van vier soldaten, met het plan om hem na het paaschfeest voor het volk te brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 12:5 | Petrus werd dus in de gevangenis bewaard, maar door de gemeente werd zonder ophouden een gebed tot God voor hem gedaan. | |
Acts | vlsJoNT | 12:6 | Toen nu Herodes hem wilde voorbrengen, sliep Petrus dien zelfden nacht tusschen twee soldaten, gebonden met twee ketenen, en wachters vóór de deur bewaarden de gevangenis. | |
Acts | vlsJoNT | 12:7 | En ziet, een engel des Heeren stond daar, en een licht scheen in het vertrek; en hij stiet Petrus in de zijde en maakte hem wakker, zeggende: Sta haastig op! — En hem vielen de ketenen van de handen. | |
Acts | vlsJoNT | 12:8 | En de engel zeide tot hem: Omgord u en maak uw schoenen vast! En hij deed alzoo. En hij zeide tot hem: Sla uw mantel om en volg mij! | |
Acts | vlsJoNT | 12:9 | En hij ging uit en volgde. En hij wist niet dat het waarachtig was wat door den engel geschiedde, maar hij meende dat hij een visioen zag. | |
Acts | vlsJoNT | 12:10 | En toen zij de eerste en de tweede wacht waren doorgegaan, kwamen zij bij de ijzeren poort, die naar de stad leidt; en die ging vanzelf voor hen open, en zij gingen er uit en gingen een straat voort. En op eens scheidde de engel van hem. | |
Acts | vlsJoNT | 12:11 | En Petrus kwam tot zich zelven en zeide: Nu weet ik waarlijk dat de Heere zijn engel heeft gezonden en mij verlost heeft uit de hand van Herodes, en uit al de verwachting van het volk der Joden. | |
Acts | vlsJoNT | 12:12 | En overlegd hebbende ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, bijgenaamd Markus, waar velen biddend vergaderd waren. | |
Acts | vlsJoNT | 12:13 | En toen hij aan de deur der poort geklopt had, kwam er een dienstmaagd met name Rhode, om open te doen. | |
Acts | vlsJoNT | 12:14 | En de stem van Petrus herkennende, deed zij van blijdschap de poort niet open, maar liep naar binnen en boodschapte dat Petrus voor de poort stond. | |
Acts | vlsJoNT | 12:15 | Maar zij zeiden tot haar: Gij raast! Doch zij hield vol dat het zoo was. En zij zeiden: Het is zijn engel! | |
Acts | vlsJoNT | 12:16 | Petrus nu bleef kloppen, en als zij hadden opengedaan, zagen ze hem en stonden verbaasd. | |
Acts | vlsJoNT | 12:17 | En toen hij hun met de hand had gewenkt om te zwijgen, vertelde hij hoe de Heere hem uit de gevangenis had uitgeleid en zeide: Boodschapt dit aan Jakobus en de broeders. — En hij ging uit en vertrok naar een andere plaats. | |
Acts | vlsJoNT | 12:18 | Als het nu dag was geworden, was er geen kleine beweging onder de soldaten, wat er toch van Petrus mocht geworden zijn. | |
Acts | vlsJoNT | 12:19 | En als Herodes hem had gezocht maar niet gevonden, ondervroeg hij de wachters en gebood dat zij zouden weggevoerd worden. En hij ging af van Judea naar Cesarea en bleef daar. | |
Acts | vlsJoNT | 12:20 | Herodes nu was in twist met de Tyriërs en de Sidoniërs; maar zij kwamen gezamenlijk bij hem en wonnen Blastus, die des konings kamerheer was, voor zich, en verzochten om vrede; want hun land werd gespijzigd van dat des konings. | |
Acts | vlsJoNT | 12:21 | En op een bepaalden dag deed Herodes een koninklijk kleed aan, en zittende op den rechterstoel hield hij een rede tot hen. | |
Acts | vlsJoNT | 12:23 | En op dat zelfde oogenblik sloeg hem een engel des Heeren, omdat hij Gode de glorie niet gaf; en door de wormen verteerd zijnde, gaf hij den geest. | |
Chapter 13
Acts | vlsJoNT | 13:1 | En er waren te Antiochië in de gemeente die daar was, profeten en leeraars, als Barnabas en Simeon die Niger genoemd wordt, en Lukiüs de Cyreneër, en Manahen de zoogbroeder van den viervorst Herodes, en Saulus. | |
Acts | vlsJoNT | 13:2 | En terwijl zij den Heere dienden en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert mij Barnabas en Saulus af tot het werk waartoe Ik hen geroepen heb! | |
Acts | vlsJoNT | 13:3 | Toen vastten en baden zij en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij hen heengaan. | |
Acts | vlsJoNT | 13:4 | Zij dan nu, door den Heiligen Geest uitgezonden zijnde, gingen af naar Seleucië, en vandaar voeren zij over naar Cyprus. | |
Acts | vlsJoNT | 13:5 | En in Salamis zijnde verkondigden zij het woord Gods in de synagogen der Joden, en zij hadden ook Johannes tot een dienaar. | |
Acts | vlsJoNT | 13:6 | En het geheele eiland doorgegaan zijnde tot Pafos toe, vonden zij zekeren toovenaar, een schijnprofeet, een Jood; Bar–Jezus genaamd; | |
Acts | vlsJoNT | 13:7 | die was bij den Stadhouder Sergius Paulus, een verstandigen man. Deze riep Barnabas en Saulus tot zich en zocht zeer om het woord Gods te hooren. | |
Acts | vlsJoNT | 13:8 | Maar Elymas de toovenaar (want zóó wordt zijn naam overgezet) stond hun tegen en zocht den stadhouder van het geloof af te keeren. | |
Acts | vlsJoNT | 13:9 | Maar Saulus (ook Paulus genoemd), vol zijnde des Heiligen Geestes, zag hem sterk aan en zeide: | |
Acts | vlsJoNT | 13:10 | O gij, die vol zijt van alle bedrog en van alle arglistigheid, gij, zoon des duivels, vijand van alle rechtvaardigheid! Zult gij niet ophouden de rechte wegen des Heeren te verkeeren? | |
Acts | vlsJoNT | 13:11 | En nu zie, de hand des Heeren is tegen u! en gij zult blind zijn en een tijd lang de zon niet zien! — En terstond viel over hem nevel en duisternis; en rondtastende zocht hij een wegwijzer. | |
Acts | vlsJoNT | 13:12 | Toen de stadhouder zag wat er geschied was, geloofde hij, en stond verslagen over de leer des Heeren. | |
Acts | vlsJoNT | 13:13 | Paulus nu en die bij hem waren, van Pafos afgevaren zijnde, kwamen te Perge in Pamfylië. Maar Johannes nam afscheid van hen en keerde terug naar Jerusalem. | |
Acts | vlsJoNT | 13:14 | En zij trokken door van Perge en kwamen te Antiochië in Pisidië, en gingen naar de synagoge op den dag des sabbats en zetten zich neder. | |
Acts | vlsJoNT | 13:15 | Na het voorlezen nu van de wet en de profeten zonden de oversten der sinagoge tot hen, zeggende: Mannen broeders, indien gij eenig woord tot vermaning hebt tot het volk, spreekt dan! | |
Acts | vlsJoNT | 13:16 | En Paulus stond op, en wenkte met de hand en zeide: Mannen Israëls, en gij die godvruchtigen zijt, luistert! | |
Acts | vlsJoNT | 13:17 | De God van dit volk Israël verkoos onze vaderen, en verhoogde het volk toen het vreemdeling was in het land van Egypte, en met een opgeheven arm leidde Hij het daaruit; | |
Acts | vlsJoNT | 13:19 | en nadat Hij zeven volken had uitgeroeid in het land Kanaän, gaf Hij hun het land tot een erfdeel, omtrent vierhonderd en vijftig jaar lang; | |
Acts | vlsJoNT | 13:21 | en van toen af eischten zij een koning; en God gaf hun Saul, den zoon van Kis, een man uit den stam van Benjamin, veertig jaar lang; | |
Acts | vlsJoNT | 13:22 | en hem afgezet hebbende, verwekte Hij hun David tot koning, aan wien Hij ook getuigenis gaf, zeggende: Ik heb David gevonden, den zoon van Jesse, een man naar mijn hart, die geheel mijn wil zal doen. | |
Acts | vlsJoNT | 13:23 | Uit de nakomelingschap van dezen heeft God, naar zijn belofte, voor Israël den Verlosser Jezus verwekt, | |
Acts | vlsJoNT | 13:24 | nadat eerst Johannes, vóór zijn optreden, den doop der boetvaardigheid aan het geheele volk Israël gepredikt had; | |
Acts | vlsJoNT | 13:25 | toen nu Johannes zijn loop volbracht had, zeide hij: Wie denkt gij, dat ik ben: Ik ben de Christus niet, maar ziet, Hij komt na mij wien ik niet waardig ben de schoenen zijner voeten los te maken! | |
Acts | vlsJoNT | 13:26 | Mannen broeders! kinderen van Abrahams geslacht, en die onder u godvruchtigen zijt! tot u is het woord dezer verlossing gezonden! | |
Acts | vlsJoNT | 13:27 | Want die te Jerusalem wonen en hun oversten hebben, daar zij dezen niet kenden, ook de uitspraken der profeten, die op iederen sabbat worden voorgelezen, vervuld, door Hem te veroordeelen; | |
Acts | vlsJoNT | 13:28 | en geen doodschuld in Hem vindende, hebben zij van Pilatus geëischt dat Hij zou gedood worden; | |
Acts | vlsJoNT | 13:29 | toen zij nu alles volbracht hadden wat van Hem geschreven is, namen zij Hem af van het kruis en leiden Hem in een graf; | |
Acts | vlsJoNT | 13:31 | En Hij verscheen vele dagen lang aan hen die met Hem van Galilea naar Jerusalem opgekomen waren en die nu zijn getuigen zijn bij het volk; | |
Acts | vlsJoNT | 13:32 | en wij brengen u een goede tijding aangaande de belofte, die aan de vaderen is gedaan, dat God die vervuld heeft aan ons, hun kinderen, toen Hij Jezus heeft verwekt, | |
Acts | vlsJoNT | 13:33 | zooals ook in den tweeden psalm is geschreven: Gij zijt mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt! | |
Acts | vlsJoNT | 13:34 | En dat Hij Hem uit de dooden heeft opgewekt, om niet meer tot verderf terug te keeren, heeft Hij alzoo gesproken: Ik zal ulieden het heilige Davids geven, dat zeker is. | |
Acts | vlsJoNT | 13:35 | Daarom zegt Hij ook op een andere plaats: Gij zult uwen Heilige niet geven om verderf te zien. | |
Acts | vlsJoNT | 13:36 | Want David, als hij in zijn eigen geslacht den raad Gods had gediend, is ontslapen en hij zijn vaderen gelegd, en heeft wel verderf gezien; | |
Acts | vlsJoNT | 13:38 | Zoo zij u dan bekend, mannen broeders! dat door dezen aan ulieden vergiffenis van zonden wordt verkondigd; | |
Acts | vlsJoNT | 13:39 | van alles toch, waarvan gij niet kondt gerechtvaardigd worden onder de wet van Mozes, kan een ieder die gelooft, gerechtvaardigd worden in Hem. | |
Acts | vlsJoNT | 13:41 | Ziet, gij versmaders! en verwondert u, en verdwijnt! want Ik doe een werk in uw dagen, een werk dat gij niet zult gelooven, als iemand het u verhaalt! | |
Acts | vlsJoNT | 13:42 | En als zij uitgingen verzochten zij dat op den volgenden sabbat dezelfde woorden tot hen zouden gesproken worden. | |
Acts | vlsJoNT | 13:43 | Toen nu de synagoge uitgegaan was volgden veel Joden en godvruchtige proselieten Paulus en Barnabas, die tot hen spraken en hen bewogen om bij de genade Gods te blijven. | |
Acts | vlsJoNT | 13:44 | Op den volgenden sabbat nu kwam bijna de geheele stad samen om het woord Gods te hooren. | |
Acts | vlsJoNT | 13:45 | Maar toen de Joden de schare zagen, werden zij met jaloezie vervuld, en zij wederspraken wat door Paulus gezegd werd, tegensprekende en lasterende. | |
Acts | vlsJoNT | 13:46 | Doch Paulus en Barnabas zeiden met vrijmoedigheid: Tot ulieden moest het woord Gods het eerst gesproken worden; maar omdat gij het verwerpt en u zelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keeren ons tot de heidenen! | |
Acts | vlsJoNT | 13:47 | Zóó toch heeft ons de Heere geboden: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen om tot behoudenis te zijn tot de uitersten der aarde. | |
Acts | vlsJoNT | 13:48 | Toen nu de heidenen dit hoorden waren zij verblijd en zij prezen het woord des Heeren, en zoovelen er verordineerd waren ten eeuwigen leven, geloofden. | |
Acts | vlsJoNT | 13:50 | Maar de Joden stookten de aanzienlijke vrouwen op, die godsdienstig waren, en de voornaamsten der stad, en verwekten een vervolging tegen Paulus en Barnabas, en wierpen hen uit hun gebied. | |
Chapter 14
Acts | vlsJoNT | 14:1 | Het geschiedde nu in Ikonium dat zij samen gingen naar de synagoge der Joden, en dat zij zoodanig spraken dat een groote schare van Joden en Grieken geloofden. | |
Acts | vlsJoNT | 14:2 | Maar de ongehoorzame Joden stookten de heidenen op en verbitterden hun zielen tegen de broederen. | |
Acts | vlsJoNT | 14:3 | Een langen tijd dan bleven zij met vrijmoedigheid in den Heere spreken, die getuigenis gaf aan het woord zijner genade, en teekenen en mirakelen deed geschieden door hun handen. | |
Acts | vlsJoNT | 14:4 | Het volk der stad nu werd verdeeld; en sommigen hielden het met de Joden en anderen met de Apostelen. | |
Acts | vlsJoNT | 14:5 | Maar toen er een poging geschiedde, zoowel van de heidenen als van de Joden, met hun oversten, om hen te mishandelen en te steenigen, | |
Acts | vlsJoNT | 14:6 | bemerkten zij dit en zij vluchtten naar de steden van Lykaonië, Lystre en Derbe, en den omtrek, | |
Acts | vlsJoNT | 14:8 | En er zat te Lystre een zeker man onmachtig aan de voeten, kreupel van zijn moeders lichaam af, die nooit gegaan had. | |
Acts | vlsJoNT | 14:9 | Deze hoorde Paulus spreken, die hem sterk aankeek en zag dat hij geloof had om verlost te worden. | |
Acts | vlsJoNT | 14:10 | En Paulus zeide met een luide stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en ging. | |
Acts | vlsJoNT | 14:11 | En de scharen, ziende wat Paulus gedaan had, verhieven hun stem en zeiden in het Lykaonisch: De goden zijn aan menschen gelijk geworden en tot ons nedergedaald! | |
Acts | vlsJoNT | 14:12 | En Barnabas noemden zij Jupiter en Paulus Merkurius, omdat deze de voornaamste spreker was. | |
Acts | vlsJoNT | 14:13 | En de priester van Jupiter wiens tempel vóór de stad was, bracht stieren en kransen aan de poorten, en wilde met de scharen een offerande brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 14:14 | Maar toen de Apostelen Barnabas en Paulus dit hoorden, scheurden zij hun kleederen en sprongen naar buiten tot de schare, roepende en zeggende: | |
Acts | vlsJoNT | 14:15 | Mannen! waarom doet gij dit? wij zijn toch menschen van gelijke natuur als gij, en wij prediken u dat gij van deze ijdelheden u zoudt bekeeren tot den levenden God, die gemaakt heeft den hemel, en de aarde, en de zee, en al wat daarin is; | |
Acts | vlsJoNT | 14:17 | hoewel Hij zich zelven niet onbetuigd heeft gelaten, daar Hij goed deed en u van den hemel regen gaf en vruchtbare tijden, u verzadigende met spijze en uw harten met vroolijkheid! | |
Acts | vlsJoNT | 14:18 | En door dit te zeggen hielden zij de scharen met moeite terug van hun offeranden te brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 14:19 | Maar er kwamen eenige Joden daarbij van Antiochië en Ikonium, en nadat zij de scharen overreed en Paulus gesteenigd hadden, sleepten zij hem buiten de stad, meenende dat hij dood was. | |
Acts | vlsJoNT | 14:20 | Maar toen de discipelen hem omringden, stond hij op en ging in de stad; en den volgenden dag ging hij met Barnabas naar Derbe. | |
Acts | vlsJoNT | 14:21 | Toen zij nu aan deze stad het Evangelie verkondigd en velen tot discipelen gemaakt hadden, keerden zij terug naar Lystre, en naar Ikonium, en naar Antiochië, | |
Acts | vlsJoNT | 14:22 | versterkende de zielen der discipelen, hen vermanende om te blijven in het geloof en dat wij door veel verdrukkingen het koninkrijk Gods moeten ingaan. | |
Acts | vlsJoNT | 14:23 | Toen zij hun nu in elke gemeente door het opsteken der handen oudsten hadden verkozen, bevalen zij hen onder bidden met vasten aan den Heere, in wien zij geloofd hadden. | |
Acts | vlsJoNT | 14:26 | En vandaar voeren zij naar Antiochië, vanwaar zij aan de genade Gods bevolen waren tot het werk dat zij volbracht hadden. | |
Acts | vlsJoNT | 14:27 | Toen zij nu daar gekomen waren en de gemeente vergaderd hadden, verhaalden zij hoe groote dingen God met hen had gedaan, en dat Hij voor de heidenen de deur des geloofs had geopend. | |
Chapter 15
Acts | vlsJoNT | 15:1 | En sommigen, die van Judea afgekomen waren, leerden de broeders: Als gij niet besneden wordt naar de gewoonte van Mozes, dan kunt gij niet behouden worden. | |
Acts | vlsJoNT | 15:2 | Toen nu Paulus en Barnabas in geen kleinen strijd en twist met hen geraakt waren, besloten de broederen dat Paulus en Barnabas, en eenige anderen uit hen, zouden opgaan naar Jerusalem, tot de Apostelen en oudsten, wegens deze twistvraag. | |
Acts | vlsJoNT | 15:3 | Zij dan, door de gemeente uitgeleid zijnde, trokken door Fenicië en Samaria, verhalende de bekeering der heidenen, en deden al den broederen groote blijdschap aan. | |
Acts | vlsJoNT | 15:4 | En te Jerusalem gekomen zijnde, werden zij ontvangen door de gemeente, en de Apostelen, en de oudsten, en zij verhaalden al wat God met hen gedaan had. | |
Acts | vlsJoNT | 15:5 | Maar sommigen van de sekte der fariseërs, die geloofd hadden, stonden op en zeiden: Men moet hen besnijden en gebieden de wet van Mozes te onderhouden! | |
Acts | vlsJoNT | 15:7 | En toen er veel twist ontstaan was stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet dat God lang geleden onder u mij verkozen heeft, om door mijn mond de heidenen het woord des Evangelies te doen hooren en gelooven. | |
Acts | vlsJoNT | 15:8 | En God, de hartenkenner, heeft hun getuigenis geschonken, hun gevende den Heiligen Geest, gelijk aan ons; | |
Acts | vlsJoNT | 15:9 | en Hij heeft geen onderscheid gemaakt tusschen ons en hen, daar Hij door het geloof hun harten heeft gezuiverd. | |
Acts | vlsJoNT | 15:10 | Nu dan, wat verzoekt gij God, dat gij een juk zoudt leggen op den schouder der discipelen, dat noch onze vaderen noch wij hebben kunnen dragen? | |
Acts | vlsJoNT | 15:11 | Maar door de genade van den Heere Jezus gelooven wij te zullen behouden worden op dezelfde wijze als zij. | |
Acts | vlsJoNT | 15:12 | En de geheele menigte zweeg stil en hoorde Barnabas en Paulus verhalen wat al teekenen en mirakelen God door hen gedaan had onder de heidenen. | |
Acts | vlsJoNT | 15:14 | Simeon heeft verhaald hoe God het eerst heeft nedergezien, om uit de heidenen een volk te nemen voor zijn Naam. | |
Acts | vlsJoNT | 15:16 | Na dezen zal Ik wederkeeren en de hut van David, die vervallen is, weder opbouwen, en wat daarvan verwoest is zal Ik weder opbouwen en Ik zal haar weder oprichten, | |
Acts | vlsJoNT | 15:17 | opdat de overige menschen den Heere zoeken, en al de heidenen over welken mijn Naam is aangeroepen, zegt de Heere, die deze dingen doet, | |
Acts | vlsJoNT | 15:19 | Daarom ben ik van oordeel, dat men geen moeite moet aandoen aan diegenen van de heidenen die zich tot God bekeeren; | |
Acts | vlsJoNT | 15:20 | maar dat men hun moet schrijven dat zij zich moeten onthouden van hetgeen door de afgoden is verontreinigd, en van de hoererij, en van hetgeen gestikt is, en van bloed. | |
Acts | vlsJoNT | 15:21 | Want Mozes heeft er van oude tijden af in elke stad die hem prediken, daar hij in de synagogen op iederen sabbat voorgelezen wordt. | |
Acts | vlsJoNT | 15:22 | Toen dacht het den Apostelen en den oudsten met de geheele gemeente goed, om mannen, uit hun midden gekozen, naar Antiochië te zenden met Paulus en Barnabas, namelijk Judas, bijgenaamd Barsabbas, en Silas; mannen die voorgangers waren onder de broederen. | |
Acts | vlsJoNT | 15:23 | En zij schreven door hun hand: De Apostelen en de oudste broeders wenschen den broederen uit de heidenen in Antiochië, en Syrië, en Cilicië, geluk! | |
Acts | vlsJoNT | 15:24 | Alzoo wij gehoord hebben dat sommigen uit ons gekomen zijnde, u door woorden ontroerd en uw zielen verslagen hebben, aan wie wij dit niet bevolen hadden, | |
Acts | vlsJoNT | 15:25 | zoo heeft het ons, eendrachtig samen zijnde, goed gedacht eenige daartoe verkozen mannen tot u te zenden, met onze geliefden, Barnabas en Paulus, | |
Acts | vlsJoNT | 15:26 | mannen die hun zielen hebben overgegeven voor den Naam van onzen Heere Jezus Christus. | |
Acts | vlsJoNT | 15:27 | Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die ook zelven u mondeling hetzelfde zullen zeggen. | |
Acts | vlsJoNT | 15:28 | Want het heeft den Heiligen Geest en ons goedgedacht, geen meerderen last ulieden op te leggen dan dit noodzakelijke: | |
Acts | vlsJoNT | 15:29 | Dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden is geofferd, en van bloed, en van hetgeen gestikt is, en van hoererij. Als gij u van deze dingen wacht, zult gij goed doen. Vaartwel! | |
Acts | vlsJoNT | 15:30 | Zij kregen dan hun afscheid en kwamen te Antiochië; en de menigte vergaderd hebbende, gaven zij den brief over. | |
Acts | vlsJoNT | 15:32 | Judas nu, zoowel als Silas, die ook zelven profeten waren, vermaanden en versterkten de broeders door veel woorden. | |
Acts | vlsJoNT | 15:33 | En nadat zij daar eenigen tijd geweest waren, lieten de broeders hen met vrede gaan tot die hen afgezonden hadden. | |
Acts | vlsJoNT | 15:35 | Paulus nu en Barnabas bleven in Antiochië, leerende en verkondigende met veel anderen het woord des Heeren. | |
Acts | vlsJoNT | 15:36 | Na sommige dagen nu zeide Paulus tot Barnabas: Laat ons nu terugkeeren en in elke stad, waar wij het woord des Heeren verkondigd hebben, de broeders bezoeken, om te zien hoe het hun gaat. | |
Acts | vlsJoNT | 15:38 | Maar Paulus achtte het billijk om hem, die van Pamfylië van hen afgeweken, en niet met hen tot het werk was gegaan, niet mede te nemen. | |
Acts | vlsJoNT | 15:39 | Er ontstond dan een verbittering, zoodat zij van malkander scheidden, en dat Barnabas Markus medenam en naar Cyprus voer. | |
Acts | vlsJoNT | 15:40 | Maar Paulus verkoos Silas en vertrok, door de broederen aan de genade des Heeren bevolen zijnde. | |
Chapter 16
Acts | vlsJoNT | 16:1 | En Paulus kwam te Derbe en te Lystre. En ziet, daar was een zeker discipel met name Timotheüs, de zoon van een geloovige joodsche vrouw, doch van een griekschen vader. | |
Acts | vlsJoNT | 16:3 | Paulus nu wilde dat deze met hem zou vertrekken; en hij nam en besneed hem ter wille van de Joden die in die plaatsen waren; want allen wisten dat zijn vader een Griek was. | |
Acts | vlsJoNT | 16:4 | Toen zij nu de steden doortrokken, gaven zij hun; de verordeningen over ter onderhouding, die van de Apostelen en oudsten in Jerusalem vastgesteld waren, | |
Acts | vlsJoNT | 16:5 | De gemeenten dan werden versterkt in het geloof en vermeerderden dagelijks in getal. | |
Acts | vlsJoNT | 16:6 | En nadat zij Frygië en het land van Galatië waren doorgetrokken, werden zij door den Heiligen Geest verhinderd om het woord in Asië te spreken. | |
Acts | vlsJoNT | 16:7 | En zij kwamen bij Mysië en zochten naar Bithynië te gaan, en ook dit liet hun de Geest van Jezus, niet toe. | |
Acts | vlsJoNT | 16:9 | En aan Paulus verscheen des nachts een visioen: Een zeker Macedonisch man stond, en vroeg hem dringend, zeggende: Kom over naar Macedonië en help ons! | |
Acts | vlsJoNT | 16:10 | Toen hij nu dit visioen had gezien, zochten wij terstond naar Macedonië te vertrekken, daaruit besluitende dat God ons geroepen had om hun het Evangelie te verkondigen. | |
Acts | vlsJoNT | 16:11 | Van Troas dan afgevaren zijnde, liepen wij rechtuit naar Samothrace, en den volgenden dag naar Neapolis; | |
Acts | vlsJoNT | 16:12 | en vandaar naar Filippi, dat de eerste stad is van dat deel van Macedonië, een kolonie. | |
Acts | vlsJoNT | 16:13 | Wij bleven nu in die stad eenige dagen. En op den sabbatdag gingen wij buiten de poort, bij de rivier, waar wij meenden dat een bidplaats was. En nedergezeten zijnde, spraken wij tot de samengekomen vrouwen. | |
Acts | vlsJoNT | 16:14 | En zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster van de stad Thyatire, die God vreesde, hoorde toe; en de Heere opende haar hart om acht te nemen op hetgeen door Paulus gesproken werd. | |
Acts | vlsJoNT | 16:15 | Toen zij nu gedoopt was met haar huisgezin vroeg zij dringend, zeggende: Indien gij mij geoordeeld hebt den Heere getrouw te zijn, komt dan naar mijn huis en verblijft daar. En zij dwong ons. | |
Acts | vlsJoNT | 16:16 | Het geschiedde nu, toen wij naar de bidplaats gingen, dat een zeker meisken, met een waarzeggenden geest, ons ontmoette, dat veel gewin aan haar meesters aanbracht door haar waarzeggen. | |
Acts | vlsJoNT | 16:17 | Deze liep Paulus en ons achterna en riep, zeggende: Deze menschen zijn dienaars van den allerhoogsten God, die ons den weg der behoudenis verkondigen! | |
Acts | vlsJoNT | 16:18 | Dit deed zij nu veel dagen lang; maar Paulus, daarover geërgerd zijnde, keerde zich om en zeide tot den geest: Ik beveel u in den Naam van Jezus Christus van haar uit te gaan! — En hij ging uit terzelfder ure. | |
Acts | vlsJoNT | 16:19 | Toen nu haar meesters zagen dat hun hoop op winst weg was, grepen zij Paulus en Silas en sleepten hen naar de markt voor de oversten. | |
Acts | vlsJoNT | 16:20 | En zij brachten hen tot de hoofdmannen en zeiden: Deze menschen, die Joden zijn, brengen onze stad in beroering, | |
Acts | vlsJoNT | 16:21 | en zij verkondigen gebruiken die wij, Romeinen zijnde, niet mogen aannemen of navolgen! | |
Acts | vlsJoNT | 16:22 | En de schare stond mede tegen hen op, en de hoofdmannen scheurden hun de kleederen af en geboden om hen met den stok te slaan. | |
Acts | vlsJoNT | 16:23 | En toen zij hun veel slagen gegeven hadden, wierpen zij hen in de gevangenis en geboden den gevangenbewaarder hen gestreng te bewaren. | |
Acts | vlsJoNT | 16:24 | Deze nu, zulk een gebod ontvangen hebbende, wierp hen in de binnenste gevangenis en sloot hun voeten in den blok. | |
Acts | vlsJoNT | 16:25 | Tegen middernacht nu baden en zongen Paulus en Silas Gode lofzangen en de gevangenen luisterden naar hen. | |
Acts | vlsJoNT | 16:26 | En plotseling geschiedde er een groote aardbeving, zoodat de fundamenten der gevangenis schudden, en al de deuren gingen terstond open, en aller boeien werden los. | |
Acts | vlsJoNT | 16:27 | De gevangenbewaarder nu, wakker geworden zijnde, en de deuren der gevangenis open ziende, trok het zwaard en wilde zich zelven ombrengen, meenende dat de gevangenen ontvlucht waren. | |
Acts | vlsJoNT | 16:28 | Maar met een luide stem riep Paulus, zeggende: Doe u zelven niets kwaads, want wij zijn allen hier! | |
Acts | vlsJoNT | 16:29 | En toen hij licht gevraagd had sprong hij naar binnen, en bevende viel hij Paulus en Silas te voet. | |
Acts | vlsJoNT | 16:30 | En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: Heeren! wat moet ik doen, opdat ik behouden worde? | |
Acts | vlsJoNT | 16:31 | En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult behouden worden, gij en uw huisgezin! | |
Acts | vlsJoNT | 16:33 | En in dezelfde ure van den nacht nam hij hen mede en wiesch hen van de striemen, en hij zelf werd terstond gedoopt en al de zijnen. | |
Acts | vlsJoNT | 16:34 | En hij bracht hen in zijn huis en zette hun spijze voor en verheugde zich dat hij met zijn geheele huisgezin aan God geloovig was geworden. | |
Acts | vlsJoNT | 16:35 | Toen het nu dag was geworden, zonden de hoofdmannen de stadsdienaars, zeggende: Laat die menschen los! | |
Acts | vlsJoNT | 16:36 | De gevangenbewaarder dan boodschapte deze woorden aan Paulus: De hoofdmannen hebben gezonden om u los te laten; nu dan, gaat uit en vertrekt in vrede! | |
Acts | vlsJoNT | 16:37 | Maar Paulus zeide tot hen: Ons die Romeinen zijn, hebben zij onveroordeeld in het openbaar gegeeseld en in de gevangenis geworpen! En nu zouden zij ons er in het geheim uitwerpen? — Neen, zóó niet! maar laat hen zelf komen en ons uitleiden! | |
Acts | vlsJoNT | 16:38 | En de stadsdienaars boodschapten aan de hoofdmannen deze woorden. En zij werden bevreesd toen zij hoorden dat zij Romeinen waren. | |
Acts | vlsJoNT | 16:39 | En zij kwamen en spraken hen toe; en hen uitgeleid hebbende, verzochten zij hen uit de stad te gaan. | |
Chapter 17
Acts | vlsJoNT | 17:1 | En door Amfipolis en Apollonia gegaan zijnde, kwamen Paulus en Silas te Thessalonika, waar een synagoge der Joden was. | |
Acts | vlsJoNT | 17:2 | En Paulus ging, volgens zijn gewoonte tot hen, en gedurende drie sabbatdagen handelde hij met hen over de Schrifturen, | |
Acts | vlsJoNT | 17:3 | die verklarende en aanwijzende dat de Christus móest lijden en uit de dooden verrijzen en dat deze Jezus de Christus is, dien ik zeide hij ulieden verkondig. | |
Acts | vlsJoNT | 17:4 | En sommigen van hen werden overtuigd en voegden zich bij Paulus en Silas; en van de godvruchtige Grieken een groote menigte, en niet weinigen van de aanzienlijke vrouwen. | |
Acts | vlsJoNT | 17:5 | Maar de Joden werden nijdig en namen eenige booswichten uit het gemeene volk, en verwekten een volksopschudding en brachten de stad in roeren; en zij vielen aan op het huis van Jason en zochten de Apostelen tot het volk te brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 17:6 | Maar zij vonden hen niet en sleepten Jason en eenige broeders voor de oversten der stad, al schreeuwende: Dezen, die de geheele wereld in opstand hebben gebracht, zijn ook hier gekomen, | |
Acts | vlsJoNT | 17:7 | en Jason heeft ze in zijn huis genomen! en deze allen handelen tegen de geboden van den keizer, zeggende dat er een andere koning is, een zekere Jezus! | |
Acts | vlsJoNT | 17:9 | Maar toen zij van Jason en de anderen voldoening hadden ontvangen, lieten zij hen gaan. | |
Acts | vlsJoNT | 17:10 | De broeders nu zonden terstond des nachts Paulus en Silas naar Berea, die, toen zij daar gekomen waren, naar de synagoge der Joden gingen. | |
Acts | vlsJoNT | 17:11 | Dezen nu waren edeler dan die in Thessalonika, daar zij het woord ontvingen met alle toegenegenheid, en dagelijks de Schrifturen onderzochten of deze dingen alzoo waren. | |
Acts | vlsJoNT | 17:12 | Velen nu uit hen geloofden, ook van de aanzienlijke grieksche vrouwen, en van de mannen niet weinigen. | |
Acts | vlsJoNT | 17:13 | Toen nu de Joden van Thessalonika vernomen hadden dat het woord Gods, door Paulus ook in Berea; werd verkondigd, kwame zij ook daar de scharen beroeren en opstoken. | |
Acts | vlsJoNT | 17:14 | Doch terstond zonden de broeders toen Paulus weg om naar de zeekust te gaan. Maar Silas en Timotheüs bleven aldaar. | |
Acts | vlsJoNT | 17:15 | Zij nu die Paulus uitgeleide deden, brachten hem naar Athene. En zij gingen terug, nadat zij bevel hadden gekregen voor Silas en Timotheüs dat zij zoo spoedig mogelijk tot hem zouden komen. | |
Acts | vlsJoNT | 17:16 | Terwijl nu Paulus hen te Athene verwachtte, werd zijn geest in hem ontstoken, daar hij zag dat de stad zoo vol afgoderij was. | |
Acts | vlsJoNT | 17:17 | Hij redetwistte dan in de synagoge met de Joden en met de godsdienstige heidenen, en alle dagen op de markt met degenen die hij daar aantrof. | |
Acts | vlsJoNT | 17:18 | Sommigen nu van de Epikureïsche en Stoïcijnsche wijsgeeren twistten met hem en sommigen zeiden: Wat wil die klapper toch zeggen– En anderen zeiden: Hij schijnt een verkondiger van vreemde goden te zijn! omdat hij Jezus en de verrijzenis predikte. | |
Acts | vlsJoNT | 17:19 | Zij namen hem dan en brachten hem op den Areopagus, zeggende: Kunnen wij ook weten welke de nieuwe leer is waarvan gij spreekt? | |
Acts | vlsJoNT | 17:20 | want gij brengt eenige vreemde dingen tot onze ooren; wij willen dan weten wat dat toch mag zijn! | |
Acts | vlsJoNT | 17:21 | Al de Atheners toch en de vreemdelingen die zich onder hen onthielden, besteedden hun tijd met niets anders dan met nieuwtjes te vertellen en te hooren. | |
Acts | vlsJoNT | 17:22 | Paulus dan, midden op den Areopagus staande, zeide: Gij Atheensche mannen! ik zie dat gij in allen deele als overgodsdienstig zijt; | |
Acts | vlsJoNT | 17:23 | want als ik rondging en uw heiligdommen beschouwde, vond ik ook een altaar waarop geschreven stond: Den onbekenden God. — Hem dan dien gij dient, zonder Hem te kennen, dien verkondig ik ulieden! | |
Acts | vlsJoNT | 17:24 | De God die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, deze, omdat Hij Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempelen die met handen zijn gemaakt, | |
Acts | vlsJoNT | 17:25 | en wordt ook niet van menschenhanden gediend alsof Hij iets van noode had; want Hij zelf geeft aan allen leven en adem en alle dingen; | |
Acts | vlsJoNT | 17:26 | ook heeft Hij uit éénen bloede het geheele geslacht der menschen gemaakt, om te wonen op het geheele aardrijk, hun vaste tijden en de grenzen hunner woning bepaald hebbende, | |
Acts | vlsJoNT | 17:27 | om God te zoeken, of ze Hem mochten gevoelen en vinden, alhoewel Hij niet verre is van een ieder onzer; | |
Acts | vlsJoNT | 17:28 | in Hem toch leven wij, en bewegen wij ons, en bestaan wij, zooals ook sommigen van uw eigen dichters gezegd hebben: Want wij zijn ook zijn geslacht. | |
Acts | vlsJoNT | 17:29 | Daar wij dan Gods geslacht zijn, moeten wij niet meenen dat het goddelijk Wezen gelijk is aan goud, of zilver, of steen, naar de kunst gesneden, en naar menschelijk vernuft! | |
Acts | vlsJoNT | 17:30 | De tijden der onwetendheid dan overzien hebbende, verkondigt God nu aan alle menschen alom, tot berouw te komen, | |
Acts | vlsJoNT | 17:31 | omdat Hij een dag heeft gesteld waarop Hij de bewoonde aarde in rechtvaardigheid zal oordeelen, door een man dien Hij daartoe geschikt heeft; waarvan Hij zekerheid gegeven heeft aan allen, door Hem op te wekken uit de dooden! | |
Acts | vlsJoNT | 17:32 | Toen zij nu hoorden van de verrijzenis der dooden, lachten sommigen; maar anderen zeiden: Wij zullen u daarover nog een keer hooren! | |
Chapter 18
Acts | vlsJoNT | 18:2 | En hij vond een zekeren Jood, met name Aquila, geboortig van Pontus, die kort geleden uit Italië was gekomen, met Priscilla zijn vrouw, omdat Klaudius had geboden dat al de Joden uit Rome zouden vertrekken. | |
Acts | vlsJoNT | 18:3 | En hij kwam bij hen, en omdat hij van hetzelfde beroep was, bleef hij bij hen en arbeidde, want zij waren tentenmakers van beroep. | |
Acts | vlsJoNT | 18:4 | Op iederen sabbat nu redetwistte hij in de synagoge en hij overtuigde Joden en Grieken. | |
Acts | vlsJoNT | 18:5 | Nadat nu Silas en Timotheüs van Macedonië afgekomen waren, sprak Paulus te vuriger, den Joden bewijzende dat Jezus is de Christus. | |
Acts | vlsJoNT | 18:6 | Doch toen zij tegenstonden en lasterden, schudde hij zijn kleederen af en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd! ik ben rein! van nu af zal ik tot de heidenen gaan! | |
Acts | vlsJoNT | 18:7 | En vandaar ging hij weg en kwam in het huis van iemand met name Titus Justus, die godvruchtig was, wiens huis naast de synagoge stond. | |
Acts | vlsJoNT | 18:8 | Krispus nu, de overste der synagoge, geloofde in; den Heere met geheel zijn huisgezin, en velen van de Korinthiërs hoorden, en geloofden, en werden gedoopt. | |
Acts | vlsJoNT | 18:9 | En de Heere zeide des nachts in een visioen tot Paulus: Vrees niet, maar spreek en zwijg niet, | |
Acts | vlsJoNT | 18:10 | Want Ik ben met u en niemand zal u grijpen om u kwaad te doen, want Ik heb veel volk in deze stad. | |
Acts | vlsJoNT | 18:12 | Maar toen Gallio stadhouder van Achaje was, stonden de Joden eenparig tegen Paulus op en brachten hem voor den rechterstoel, | |
Acts | vlsJoNT | 18:14 | Toen nu Paulus zijn mond zou opendoen, zeide Gallio tot de Joden: Indien er eenige onrechtvaardigheid of schelmstuk gepleegd was, o Joden! dan zou ik met reden u aanhooren; | |
Acts | vlsJoNT | 18:15 | maar als het een verschil is over een woord, en over namen, en over uw eigen wet, dan moet gij zelven daarin voorzien; daarover wil ik geen rechter zijn! | |
Acts | vlsJoNT | 18:17 | Doch zij allen grepen Sosthenes, den overste der synagoge, en sloegen hem voor den rechterstoel; en Gallio trok zich niets daarvan aan. | |
Acts | vlsJoNT | 18:18 | Als nu Paulus nog vele dagen daar gebleven was, nam hij afscheid van de broeders en ging scheep naar Syrië, en met hem Aquila en Priscilla, nadat hij zich te Kenchrea het hoofd geschoren had, want hij stond onder een gelofte. | |
Acts | vlsJoNT | 18:19 | Zij kwamen nu te Efesus en daar liet hij hen achter; maar hij zelf ging naar de synagoge om met de Joden te redetwisten. | |
Acts | vlsJoNT | 18:21 | maar hij nam afscheid en zeide: Ik zal tot u terugkomen, als het God belieft. En hij voer af van Efesus; | |
Acts | vlsJoNT | 18:22 | en te Cesarea gekomen zijnde trok hij op, en de gemeente gegroet hebbende kwam hij af naar Antiochië. | |
Acts | vlsJoNT | 18:23 | En nadat hij daar eenigen tijd had doorgebracht ging hij heen en doorreisde het land van Galatië en Frygië, versterkende al de discipelen. | |
Acts | vlsJoNT | 18:24 | Een zekere Jood nu, met name Apollos, geboortig van Alexandrië, een welsprekend man, kwam naar Efesus; en hij was machtig in de Schrifturen. | |
Acts | vlsJoNT | 18:25 | Deze was onderwezen in den weg des Heeren, en vurig van geest zijnde, sprak en onderwees hij nauwkeurig de dingen aangaande Jezus; doch hij kende alleen den doop van Johannes. | |
Acts | vlsJoNT | 18:26 | En deze begon vrijmoedig te spreken in de synagoge. Maar toen Priscilla en Aquila hem gehoord hadden, namen zij hem mede en leiden hem den weg Gods nauwkeuriger uit. | |
Acts | vlsJoNT | 18:27 | Toen hij nu naar Achaje wilde gaan, moedigden de broeders hem aan, en schreven aan de discipelen dat zij hem zouden ontvangen. En daar gekomen zijnde, was hij zeer nuttig voor hen die geloofd hadden door de genade. | |
Chapter 19
Acts | vlsJoNT | 19:1 | Het geschiedde nu, terwijl Apollos te Korinthe was, dat Paulus, de bovenlanden doorreisd hebbende, naar Efesus kwam. | |
Acts | vlsJoNT | 19:2 | En eenige discipelen vindende, zeide hij tot hen: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen toen gij geloofd hebt? — Doch zij zeiden tot hem: Maar wij hebben zelfs niet gehoord dat er een Heilige Geest is! | |
Acts | vlsJoNT | 19:3 | En hij zeide: Waartoe zijt gij dan gedoopt? — En zij zeiden: Tot den doop van Johannes. | |
Acts | vlsJoNT | 19:4 | En Paulus zeide: Johannes doopte den doop der boetvaardigheid, tot het volk zeggende dat zij moesten gelooven in dengene die na hem kwam, dat is, in Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 19:5 | En nadat zij hem gehoord hadden, werden zij gedoopt in den Naam van den Heere Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 19:6 | En toen Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige Geest op hen, en zij spraken met tongen en profeteerden. | |
Acts | vlsJoNT | 19:8 | En hij ging in de synagoge en sprak met vrijmoedigheid drie maanden lang, hen onderwijzende en overtuigende aangaande de dingen van het Koninkrijk Gods. | |
Acts | vlsJoNT | 19:9 | Maar toen sommigen zich verhardden en ongehoorzaam waren, kwaadsprekende van den weg des Heeren voor de schare, week hij van hen, en zonderde de discipelen af, en onderwees dagelijks in de school van een zekeren Tyrannus. | |
Acts | vlsJoNT | 19:10 | En dit geschiedde twee jaar lang, zoodat allen die Asië bewoonden, het woord des Heeren hoorden, zoowel Joden als Grieken. | |
Acts | vlsJoNT | 19:12 | zoodat zelfs doeken of gordels van zijn lichaam op de kranken gelegd werden; en de ziekten weken van hen en de booze geesten voeren uit. | |
Acts | vlsJoNT | 19:13 | Eenigen nu van de rondtrekkende joodsche bezweerders durfden den Naam van den Heere Jezus noemen over degenen die booze geesten hadden, zeggende: Ik bezweer u bij Jezus, dien Paulus predikt! | |
Acts | vlsJoNT | 19:14 | Zij dan die dit deden, waren zeven zonen van zekeren Sceva, een joodschen overpriester. | |
Acts | vlsJoNT | 19:15 | Maar de booze geest antwoordde en zeide tot hen: Jezus ken ik, en van Paulus weet ik; maar gij, wie zijt gij? | |
Acts | vlsJoNT | 19:16 | En de mensch, in wien de booze geest was, viel hun op het lijf, en werd twee van hen meester en overweldigde hen, zoodat zij naakt en gewond uit het huis vluchtten. | |
Acts | vlsJoNT | 19:17 | En dit werd bekend aan alle Joden en Grieken die Efesus bewoonden; en er viel een vreeze over hen allen, en de Naam van den Heere Jezus werd groot gemaakt. | |
Acts | vlsJoNT | 19:19 | en velen van degenen die met tooverkunsten hadden omgegaan, brachten hun boeken bijeen en verbrandden die in aller tegenwoordigheid; en de waarde daarvan berekend zijnde, bevonden zij die vijftig duizend zilverstukken. | |
Acts | vlsJoNT | 19:21 | Toen dit nu geschied was, nam Paulus in den geest het plan om door Macedonië en Achaje naar Jerusalem te gaan, en zeide: Nadat ik daar geweest ben moet ik ook Rome zien. | |
Acts | vlsJoNT | 19:22 | En hij zond twee dergenen die hem dienden, Timotheüs en Erastus, naar Macedonië; maar hij zelf bleef nog een tijd in Asië. | |
Acts | vlsJoNT | 19:23 | Omtrent dien tijd nu ontstond er geen klein oproer ter oorzake van den weg des Heeren. | |
Acts | vlsJoNT | 19:24 | Want iemand, met name Demetrius, een zilversmid, die zilveren tempelkens van Diana maakte, en dus niet weinig winst bracht aan degenen die van dat beroep waren, | |
Acts | vlsJoNT | 19:25 | riep hen samen en ook de anderen, die in soortgelijke dingen werkten, en zeide: Mannen! gij weet dat wij uit dit werk onze welvaart hebben, | |
Acts | vlsJoNT | 19:26 | en gij ziet en hoort dat die Paulus niet alleen te Efesus, maar in bijna geheel Asië een groote menigte volks overreedt en afvallig maakt, zeggende dat het geen goden zijn die met handen gemaakt worden; | |
Acts | vlsJoNT | 19:27 | en niet alleen loopt ons beroep gevaar van in verachting te komen, maar ook zal de tempel van de groote godin Diana voor niets gerekend worden, en haar majesteit zal te niet gaan, die geheel Asië en de gansche bewoonde aarde vereert! | |
Acts | vlsJoNT | 19:28 | Toen zij nu dit hoorden, werden zij vol van toorn en riepen: Groot is de Diana der Efesiërs! | |
Acts | vlsJoNT | 19:29 | En de stad werd vol verwarring en zij liepen eenparig naar de schouwplaats, en sleepten Gajus en Aristarchus met zich, Macedoniërs die met Paulus gekomen waren. | |
Acts | vlsJoNT | 19:30 | En Paulus wilde zich onder het volk begeven, maar de discipelen lieten het hem niet toe. | |
Acts | vlsJoNT | 19:31 | En sommigen der oversten van Asië, die zijn vrienden waren, zonden tot hem en vroegen hem dringend dat hij zich toch niet naar de schouwplaats zou begeven. | |
Acts | vlsJoNT | 19:32 | De een nu riep dit en de ander dat, want de vergadering was verward, en de meesten wisten niet waarom zij samengekomen waren. | |
Acts | vlsJoNT | 19:33 | Ook werd een zekere Alexander uit de schare naar voren gedrongen, daar de Joden hem voortstieten. En Alexander gaf met de hand een teeken en wilde zich bij het volk verantwoorden. | |
Acts | vlsJoNT | 19:34 | Maar toen zij bemerkten dat hij een Jood was ging er één stem op van allen, omtrent twee uren lang, roepende: Groot is de Diana der Efesiërs! | |
Acts | vlsJoNT | 19:35 | En als de stadsschrijver de schare gestild had, zeide hij: Mannen van Efesus! welk mensch is er toch, die niet weet dat de stad der Efesiërs de tempelbewaarster is van de groote Diana, en van het beeld dat uit den hemel gevallen is? | |
Acts | vlsJoNT | 19:36 | Daar dit dan ontegenzeggelijk is, zoo behoordet gij u stil te houden en niets lichtvaardig te doen. | |
Acts | vlsJoNT | 19:37 | Want gij hebt deze mannen hier gebracht die geen tempelroovers zijn, noch onze godin lasteren. | |
Acts | vlsJoNT | 19:38 | Als dan nu Demetrius, en de kunstenaars die met hem zijn, tegen iemand een klacht hebben, er worden rechtsdagen gehouden en er zijn stadhouders; laat hen malkander aanklagen! | |
Acts | vlsJoNT | 19:39 | En als gij iets verlangt omtrent andere dingen, dat zal beslist worden in een wettige vergadering! | |
Chapter 20
Acts | vlsJoNT | 20:1 | Nadat nu het oproer gestild was, riep Paulus de discipelen tot zich en vermaande hen, en hen gegroet hebbende ging hij op reis naar Macedonië. | |
Acts | vlsJoNT | 20:2 | En die landstreken doorreisd en hen met veel woorden vermaand hebbende, kwam hij naar Griekenland. | |
Acts | vlsJoNT | 20:3 | En als hij daar drie maanden doorgebracht had, werd er door de Joden een komplot tegen hem gesmeed, toen hij naar Syrië wilde overvaren, zoodat hij besloot door Macedonië terug te keeren. | |
Acts | vlsJoNT | 20:4 | En met hem gingen Sopater, de zoon van Pyrrus van Berea; en van de Thessalonikers: Aristarchus en Sekundus; en Gajus van Derbe; en Timotheüs; en van Asië: Tychikus en Trofimus. | |
Acts | vlsJoNT | 20:6 | Wij voeren dan af van Filippi na de dagen der ongedeesemde brooden, en kwamen in vijf dagen bij hen te Troas, waar wij zeven dagen bleven. | |
Acts | vlsJoNT | 20:7 | Toen wij nu op den eersten dag der week vergaderd waren om brood te breken, sprak Paulus tot hen, die des anderen daags vertrekken zou; en hij rekte zijn sermoen tot den middernacht. | |
Acts | vlsJoNT | 20:9 | En een zeker jongeling, met name Eutyches, die in het venster zat, viel in een diepen slaap, daar Paulus lang sprak; en door den slaap stortte hij neder en viel van de derde zoldering naar beneden; en werd dood opgenomen. | |
Acts | vlsJoNT | 20:10 | Maar Paulus ging naar beneden en wierp zich op hem, en omhelsde hem, en zeide: Vreest niet, want zijn leven is in hem. | |
Acts | vlsJoNT | 20:11 | En hij ging naar boven en brak het brood en at; en hij sprak lang tot hen, tot den dageraad toe, en alzoo vertrok hij. | |
Acts | vlsJoNT | 20:13 | Wij nu gingen vooruit naar het schip en voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden opnemen; zoo toch had hij het beschikt, daar hij zelf te voet wilde gaan. | |
Acts | vlsJoNT | 20:14 | Toen hij nu te Assus zich bij ons gevoegd had, namen wij hem op en kwamen naar Mitylene; | |
Acts | vlsJoNT | 20:15 | en vandaar afgevaren zijnde, kwamen wij den volgenden dag tegenover Chios, en des anderen daags staken wij over naar Samos, en den volgenden dag kwamen wij naar Milete. | |
Acts | vlsJoNT | 20:16 | Want Paulus had besloten om Efesus voorbij te varen, om zijn tijd niet in Asië door te brengen, want hij spoedde zich om, als het hem mogelijk was, den Pinksterdag te Jerusalem te zijn. | |
Acts | vlsJoNT | 20:18 | En toen dezen bij hem gekomen waren, zeide hij tot hen: Gijlieden weet hoe ik van den eersten dag af dat ik in Asië ben gekomen, al den tijd met u geweest ben, | |
Acts | vlsJoNT | 20:19 | dienende den Heere met alle nederigheid, en met tranen, en onder beproevingen die mij overkomen zijn door de aanslagen der Joden; | |
Acts | vlsJoNT | 20:20 | hoe ik niets heb nagelaten van al hetgeen nuttig was, dat ik het u niet verkondigde en leerde, in het openbaar en bij de huizen; | |
Acts | vlsJoNT | 20:21 | verkondigende, zoowel aan Joden als aan Grieken, de bekeering tot God en het geloof in onzen Heere Jezus Christus. | |
Acts | vlsJoNT | 20:22 | En nu, ziet, gebonden in den geest, ga ik naar Jerusalem, niet wetende wat mij daar zal overkomen; | |
Acts | vlsJoNT | 20:23 | behalve dat de Heilige Geest mij van stad tot stad betuigt, zeggende dat banden en verdrukkingen mij verwachten; | |
Acts | vlsJoNT | 20:24 | doch ik acht mijn leven niet kostelijk voor mij zelven, als ik maar mijn loop mag volbrengen, en de bediening die ik van den Heere Jezus heb ontvangen, om het Evangelie van Gods genade te verkondigen. | |
Acts | vlsJoNT | 20:25 | En nu, ziet, ik weet dat, gij mijn aangezicht niet meer zult zien, gij allen, onder wie ik rondgaande het Koninkrijk Gods heb gepredikt. | |
Acts | vlsJoNT | 20:28 | Let dan wel op u zelven, en op de geheele kudde, waarin de Heilige Geest u heeft gesteld tot opzieners, om de gemeente des Heeren te weiden, die Hij verkregen heeft door zijn eigen bloed. | |
Acts | vlsJoNT | 20:29 | Ik weet toch dat er, na mijn vertrek, grijpende wolven tot u zullen komen, die de kudde niet sparen zullen; | |
Acts | vlsJoNT | 20:30 | en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen spreken, om de discipelen achter zich af te trekken. | |
Acts | vlsJoNT | 20:31 | Daarom waakt! en gedenkt dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet opgehouden heb een ieder met tranen te vermanen. | |
Acts | vlsJoNT | 20:32 | En nu, ik beveel u aan God en aan het woord zijner genade, aan Hem die machtig is op te bouwen en het erfdeel onder al de geheiligden te geven. | |
Acts | vlsJoNT | 20:34 | Gij zelven weet dat deze handen hebben gezorgd voor hetgeen ik noodig had en degenen die met mij zijn; | |
Acts | vlsJoNT | 20:35 | in alles heb ik u het voorbeeld gegeven hoe men, aldus arbeidende, de zwakken moet ondersteunen, en gedenken aan de woorden van den Heere Jezus, hoe Hij zelf zeide: Zaliger is het te geven dan te ontvangen. | |
Chapter 21
Acts | vlsJoNT | 21:1 | Het geschiedde nu, toen wij ons van hen losgerukt hadden en afgevaren waren, dat wij rechtuit liepen en aan Kos kwamen, en den volgenden dag aan Rhodus, en vandaar aan Patara, | |
Acts | vlsJoNT | 21:2 | En wij vonden een schip dat naar Fenicië overvoer en gingen aanboord en voeren af. | |
Acts | vlsJoNT | 21:3 | Toen wij nu in het gezicht van Cyprus waren gekomen en dit links hadden laten liggen, voeren wij naar Syrië, en liepen binnen te Tyrus, want daar moest het schip zijn lading lossen. | |
Acts | vlsJoNT | 21:4 | En wij vonden de discipelen en bleven daar zeven dagen. En dezen zeiden door den Geest tot Paulus dat hij niet naar Jerusalem moest opgaan. | |
Acts | vlsJoNT | 21:5 | Toen wij nu die dagen hadden doorgebracht, vertrokken wij en gingen voort, terwijl allen met vrouwen en kinderen ons vergezelden tot buiten de stad; en nadat wij op den oever geknield en gebeden hadden, | |
Acts | vlsJoNT | 21:7 | Wij nu, de vaart van Tyrus volbracht hebbende, kwamen aan te Ptolemais, en de broeders groetende, bleven wij één dag bij hen. | |
Acts | vlsJoNT | 21:8 | En den volgenden dag vertrokken wij en kwamen te Cesarea; en wij gingen in het huis van Filippus den evangelist, die één was van de zeven en bleven bij hem. | |
Acts | vlsJoNT | 21:10 | Terwijl wij daar nu verscheiden dagen bleven, kwam er een zekere profeet van Judea, met name Agabus; | |
Acts | vlsJoNT | 21:11 | en hij kwam tot ons en greep den gordelriem van Paulus, en zich zelven de handen en voeten bindende, zeide hij: Dit zegt de Heilige Geest: Den man van wien deze gordelriem is, zullen de Joden in Jerusalem alzoo binden, en zij zullen hem overleveren in de handen der heidenen. | |
Acts | vlsJoNT | 21:12 | Toen wij nu dit hoorden, vroegen, zoowel wij als zij die daar woonden, dringend dat hij toch niet zou opgaan naar Jerusalem. | |
Acts | vlsJoNT | 21:13 | Toen antwoordde Paulus en zeide: Wat doet gij, met zoo te weenen en mijn hart week te maken? want ik ben gereed niet alleen om gebonden te worden, maar zelfs om te Jerusalem te sterven voor den Naam van den Heere Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 21:14 | En daar hij zich niet liet afraden, berustten wij er in, zeggende: Des Heeren wille geschiede! | |
Acts | vlsJoNT | 21:16 | En er gingen ook eenigen der discipelen van Cesarea met ons mede, die zekeren Mnason van Cyprus medebrachten, een ouden discipel, bij wien wij zouden verblijven. | |
Acts | vlsJoNT | 21:18 | En den volgenden dag ging Paulus met ons naar Jakobus; en al de oudsten waren daar gekomen. | |
Acts | vlsJoNT | 21:19 | En als hij hen gegroet had, verhaalde hij van stuk tot stuk wat God door zijn bediening onder de heidenen had gedaan. | |
Acts | vlsJoNT | 21:20 | En toen zij dit gehoord hadden, loofden zij God, en zeiden tot Paulus: Gij ziet, broeder! hoeveel tienduizenden onder de Joden er zijn die geloovig zijn geworden, en zij zijn allen ijveraars voor de wet. | |
Acts | vlsJoNT | 21:21 | Nu is hun aangaande u verteld dat gij al de Joden, die onder de heidenen zijn, leert van Mozes af te vallen, zeggende dat zij hun kinderen niet moeten besnijden, noch, leven naar de gewoonten. | |
Acts | vlsJoNT | 21:22 | Wat dan nu? Zonder twijfel zal het volk bijeenkomen, want zij zullen hooren dat gij gekomen zijt. | |
Acts | vlsJoNT | 21:23 | Doe dan wat wij u zeggen: Er zijn vier mannen onder ons die onder een gelofte staan; | |
Acts | vlsJoNT | 21:24 | neem die mede en zonder u af met hen, en draag voor hen de onkosten, opdat zij hun hoofd mogen scheren; en dan zullen allen weten dat er niets aan is van hetgeen hun aangaande u verteld is, maar dat gij ook zelf voortgaat met de wet te onderhouden. | |
Acts | vlsJoNT | 21:25 | Wat nu de heidenen aangaat, die geloofd hebben, wij hebben ons oordeel geschreven, dat zij zich wachten moeten van hetgeen den afgoden is geofferd, en van bloed, en van het gestikte, en van hoererij. | |
Acts | vlsJoNT | 21:26 | Toen nam Paulus die mannen den volgenden dag mede, en zich met hen afgezonderd hebbende, ging hij naar den tempel en kondigde den laatste van de dagen der afzondering aan, totdat voor ieder van hen de offerande zou geofferd worden. | |
Acts | vlsJoNT | 21:27 | Toen nu de zeven dagen ten einde liepen, zagen de Joden van Asië hem in den tempel, en maakten de gansche schare op en sloegen de handen aan hem, | |
Acts | vlsJoNT | 21:28 | roepende: Mannen Israëls! komt te hulp! deze is de man, die aan allen overal leert tegen het volk, en de wet, en deze plaats! ja, zelfs heeft hij Grieken naar den tempel gebracht en die heilige plaats ontwijd! | |
Acts | vlsJoNT | 21:29 | Want zij hadden vroeger Trofimus den Efesiër met hem in de stad gezien, dien zij meenden dat Paulus in den tempel had gebracht. | |
Acts | vlsJoNT | 21:30 | En de geheele stad kwam in opstand en het volk liep te hoop, en zij grepen Paulus en sleepten hem uit den tempel, en terstond werden de deuren gesloten. | |
Acts | vlsJoNT | 21:31 | En terwijl zij hem zochten te vermoorden, kwam tot den overste van de wacht het bericht dat geheel Jerusalem in opstand was. | |
Acts | vlsJoNT | 21:32 | Deze nu nam terstond soldaten en hoofdmannen, en liep op hen toe. En toen zij den overste en de soldaten zagen, hielden zij op van Paulus te slaan. | |
Acts | vlsJoNT | 21:33 | Toen naderde de overste en greep hem, en gebood dat men hem met twee ketenen zou binden, en vroeg wie hij was en wat hij gedaan had. | |
Acts | vlsJoNT | 21:34 | En onder het volk riep de een dit, de ander dat; maar omdat hij door het gewoel niets zekers kon te weten komen, beval hij om hem naar het kasteel te brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 21:35 | Toen Paulus nu aan de trappen was gekomen, was het zoodanig dat hij door de soldaten gedragen werd, wegens het geweld der menigte. | |
Acts | vlsJoNT | 21:37 | Toen Paulus nu in het kasteel zou gebracht worden, zeide hij tot den overste: Is het mij geoorloofd iets tot u te zeggen? Deze nu zeide: Kent gij Grieksch? | |
Acts | vlsJoNT | 21:38 | Zijt gij dan die Egyptenaar niet, die vóór deze dagen oproer maakte en de vier duizend bandieten naar de woestijn uitleidde? | |
Acts | vlsJoNT | 21:39 | Maar Paulus zeide: Ik ben een joodsch man, van Tarsus in Cilicië, een burger van een niet onbekende stad; en ik bid u, laat mij toe tot het volk te spreken. | |
Chapter 22
Acts | vlsJoNT | 22:2 | Toen zij nu hoorden dat hij hun in de hebreeuwsche taal toesprak, hielden zij zich nog meer stil. | |
Acts | vlsJoNT | 22:3 | En hij zeide: Ik ben een joodsch man, geboortig van Tarsus in Cilicië, maar opgevoed in deze stad Jerusalem, aan de voeten van Gamaliël, onderwezen naar de gestrengheid der vaderlijke wet zijnde een ijveraar voor God, zooals gij allen heden zijt; | |
Acts | vlsJoNT | 22:4 | en ik vervolgde die van dezen weg waren, tot den dood toe, bindende en in de gevangenissen werpende beiden mannen en vrouwen; | |
Acts | vlsJoNT | 22:5 | gelijk ook de hoogepriester mij tot getuige is, en de geheele raad van oudsten; van wie ik ook brieven ontving aan de broeders; en ik reisde naar Damaskus om ook degenen, die daar waren, geboeid naar Jerusalem te brengen, opdat zij gestraft zouden worden. | |
Acts | vlsJoNT | 22:6 | Het geschiedde nu, toen ik op reis was en Damaskus naderde, omtrent den middag, dat mij plotseling een groot licht van den hemel omstraalde; | |
Acts | vlsJoNT | 22:7 | en ik viel op den grond en hoorde een stem tot mij zeggen: Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij? | |
Acts | vlsJoNT | 22:8 | en ik antwoordde: Wie zijt Gij, Heere? en Hij zeide tot mij: Ik ben Jezus de Nazarener, dien gij vervolgt! | |
Acts | vlsJoNT | 22:9 | Zij nu die met mij waren zagen wel het licht, maar de stem van Hem die tot mij sprak, hoorden zij niet. | |
Acts | vlsJoNT | 22:10 | En ik zeide: Wat zal ik doen, Heere? En de Heere zeide tot mij: Sta op, ga naar Damaskus! en daar zal tot u gesproken worden van al wat u bevolen is te doen. | |
Acts | vlsJoNT | 22:11 | En alzoo ik door den glans van dat licht niet zien kon, werd ik bij de hand geleid door mijn metgezellen en kwam naar Damaskus. | |
Acts | vlsJoNT | 22:12 | En een zekere Ananias, een godvruchtig man naar de wet, die een goed getuigenis had bij de aldaar wonende Joden, | |
Acts | vlsJoNT | 22:13 | kwam tot mij en zeide, toen hij bij mij stond: Saul, broeder! word ziende! — En in dat zelfde oogenblik zag ik hem aan. | |
Acts | vlsJoNT | 22:14 | En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u verkozen om zijn wil te weten, en den Rechtvaardige te zien, en een stem te hooren uit zijn mond; | |
Acts | vlsJoNT | 22:15 | want gij zult voor Hem getuige zijn bij alle menschen van hetgeen gij gezien en gehoord hebt; | |
Acts | vlsJoNT | 22:16 | en nu, wat vertoeft gij? sta op, laat u doopen en uw zonden afwasschen, onder aanroeping van zijn Naam! | |
Acts | vlsJoNT | 22:17 | Het geschiedde nu, toen ik teruggekeerd was naar Jerusalem en ik in den tempel bad, dat ik in een verrukking van zinnen geraakte, | |
Acts | vlsJoNT | 22:18 | en dat ik Hem zag, en Hij tot mij zeide: Spoed u en ga haastig uit Jerusalem, want zij zullen uw getuigenis aangaande Mij niet aannemen! | |
Acts | vlsJoNT | 22:19 | En ik zeide; Heere! zij zelven weten dat ik in de gevangenis wierp, en in de synagoge geeselde degenen die in u geloofden, | |
Acts | vlsJoNT | 22:20 | en dat ik zelf er bijstond toen het bloed van uw getuige Stefanus werd vergoten, en er welbehagen in toonde, en de kleederen bewaarde van zijn moordenaars! | |
Acts | vlsJoNT | 22:22 | Zij hoorden dan Paulus tot dit woord toe; en zij verhieven hun stem, zeggende: Weg van de aarde met zoo een! hij mag niet blijven leven! | |
Acts | vlsJoNT | 22:23 | En alzoo zij schreeuwden en de kleederen van zich smeten en stof in de lucht wierpen, | |
Acts | vlsJoNT | 22:24 | gebood de overste om hem naar het kasteel te voeren, en zeide dat hij door geeselen moest onderzocht worden, opdat hij zou weten om welke reden zij zoo tegen hem riepen. | |
Acts | vlsJoNT | 22:25 | Toen zij hem nu vastgebonden hadden met koorden, zeide Paulus tot den hoofdman die daar stond: Is het u geoorloofd iemand te geeselen die Romein is en niet veroordeeld? | |
Acts | vlsJoNT | 22:26 | Toen de hoofdman dit hoorde, ging hij naar den overste om hem dit te boodschappen, en zeide: Wat gaat gij doen? deze mensch is toch een Romein! | |
Acts | vlsJoNT | 22:27 | De overste dan kwam bij hem en zeide: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide: Ja! | |
Acts | vlsJoNT | 22:28 | En de overste antwoordde: Ik heb voor een groot kapitaal dit burgerrecht gekocht! — Maar ik— zeide Paulus— ben Romein van geboorte! | |
Acts | vlsJoNT | 22:29 | Terstond lieten zij, die hem pijnigen zouden, van hem af; en de overste vreesde ook toen hij vernam dat hij Romein was en dat hij hem had gebonden. | |
Chapter 23
Acts | vlsJoNT | 23:1 | Paulus nu, den Raad sterk aanziende, zeide: Mannen broeders! Ik heb tot op den dag van heden met een volkomen goede konsciëntie voor God verkeerd. | |
Acts | vlsJoNT | 23:2 | Maar de hoogepriester Ananias beval aan degenen die bij hem stonden, om hem op den mond te slaan. | |
Acts | vlsJoNT | 23:3 | Toen zeide Paulus tot hem: U zal God slaan, gij gewitte muur! Zit gij daar om mij te oordeelen naar de wet, en beveelt gij tegen de wet dat ik geslagen zal worden? | |
Acts | vlsJoNT | 23:5 | Toén zeide Paulus: Ik wist niet, broeders! dat het de hoogepriester was; want er is geschreven: Van den overste uws volks zult gij geen kwaad spreken. | |
Acts | vlsJoNT | 23:6 | En Paulus wist dat de eene helft van hen sadduceërs en de andere helft fariseërs waren, en hij riep in den Raad: Mannen broeders! ik ben fariseër, eens fariseërs zoon! over de hoop en de verrijzenis der dooden word ik geoordeeld | |
Acts | vlsJoNT | 23:7 | Toen hij dit nu gezegd had, rees er een twist tusschen de fariseërs en sadduceërs, en de vergadering werd verdeeld. | |
Acts | vlsJoNT | 23:8 | Want de sadduceërs zeggen dat er geen verrijzenis is, noch engel, noch geest; maar de fariseërs belijden beide. | |
Acts | vlsJoNT | 23:9 | Er ontstond dan een groot geschreeuw, en sommige schriftgeleerden, van de partij der fariseërs, stonden op en streden, zeggende: Niets kwaads vinden wij in dezen mensch! en indien er eens een geest of engel tot hem gesproken heeft? | |
Acts | vlsJoNT | 23:10 | Toen er nu een hevige twist was, vreesde de overste dat Paulus door hen zou verscheurd worden, en hij gebood dat het krijgsvolk zou afkomen en hem uit hun midden wegrukken en naar het kasteel brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 23:11 | En den volgenden nacht stond de Heere bij hem en zeide: Houd moed, Paulus! want evenals gij van Mij te Jerusalem hebt getuigd, zoo moet gij ook te Rome getuigen! | |
Acts | vlsJoNT | 23:12 | Toen het nu dag was geworden, spanden de Joden samen, en vervloekten zich zelven, zeggende dat zij niet zouden eten of drinken vóórdat ze Paulus zouden vermoord hebben. | |
Acts | vlsJoNT | 23:14 | En deze gingen tot de overpriesters en de oudsten en zeiden: Met een vervloeking hebben wij ons zelven verbonden, om niets te proeven vóórdat wij Paulus vermoord hebben. | |
Acts | vlsJoNT | 23:15 | Nu dan, laat gij den overste met den Raad weten dat hij hem tot u afbrenge, alsof gij zijn zaak nauwkeuriger zoudt onderzoeken; en wij zijn gereed hem te vermoorden eer hij bij u komt. | |
Acts | vlsJoNT | 23:16 | Doch de zoon van Paulus zuster hoorde van dezen aanslag, en hij kwam en ging in het kasteel en vertelde het aan Paulus. | |
Acts | vlsJoNT | 23:17 | En Paulus riep een der hoofdmannen tot zich en zeide: Breng dezen jongeling naar den overste, want hij heeft hem wat te zeggen! | |
Acts | vlsJoNT | 23:18 | Deze nu nam hem en bracht hem tot den overste en zeide: De gevangene Paulus heeft mij tot zich geroepen en gevraagd om dezen jongeling tot u te brengen, die u wat te zeggen heeft. | |
Acts | vlsJoNT | 23:19 | De overste dan nam hem bij de hand en ging terzijde en vroeg: Wat hebt gij mij te boodschappen? | |
Acts | vlsJoNT | 23:20 | En hij zeide: De Joden zijn overeengekomen om u te verzoeken dat gij morgen Paulus zoudt afbrengen naar den Raad, alsof ze wat nauwkeuriger zijn zaak zouden onderzoeken; | |
Acts | vlsJoNT | 23:21 | maar geloof ze niet, want meer dan veertig mannen uit hen leggen hem lagen, die zich door een vervloeking verbonden hebben om niets te eten of te drinken vóórdat ze hem vermoord hebben; en nu zijn zij gereed en wachten op uw toezegging. | |
Acts | vlsJoNT | 23:22 | De overste dan liet den jongeling gaan en gebood hem: Zeg aan niemand dat gij mij dit hebt verteld! | |
Acts | vlsJoNT | 23:23 | En hij riep twee hoofdmannen tot zich en zeide: Maakt tweehonderd soldaten gereed om naar Cesarea te gaan, en zeventig ruiters, en tweehonderd lansiers, tegen de derde ure van den nacht, | |
Acts | vlsJoNT | 23:24 | en zorgt voor zadelbeesten, om Paulus daarop te zetten en hem zonder letsel over te brengen naar den stadhouder Felix. | |
Acts | vlsJoNT | 23:27 | Dezen man, die door de Joden is gegrepen, en die door hen zou vermoord zijn, heb ik verlost, door hen met het krijgsvolk te overvallen, toen ik vernam dat hij een Romein is; | |
Acts | vlsJoNT | 23:28 | en de oorzaak willende weten waarom zij hem beschuldigden, heb ik hem in hun Raad gebracht, | |
Acts | vlsJoNT | 23:29 | en bevonden dat hij werd beschuldigd over eenige vragen van hun wet, maar dat hij geen beschuldiging tegen zich had, die den dood of banden verdiende; | |
Acts | vlsJoNT | 23:30 | maar toen mij te kennen gegeven werd dat er uit hen tegen den man een samenspanning was, heb ik hem terstond tot u gezonden, en ook zijn beschuldigers geboden voor u te zeggen wat ze tegen hem hadden. Vaarwel! | |
Acts | vlsJoNT | 23:31 | De soldaten dan namen Paulus, zooals hun geboden was, en brachten hem des nachts naar Antipatris, | |
Acts | vlsJoNT | 23:32 | en den volgenden dag lieten zij de ruiters met hem trekken, en zij keerden terug naar het kasteel. | |
Acts | vlsJoNT | 23:33 | Dezen nu, in Cesarea aangekomen zijnde, en den brief aan den stadhouder overgegeven hebbende, stelden ook Paulus voor hem. | |
Acts | vlsJoNT | 23:34 | Nadat hij nu den brief gelezen had, vroeg de stadhouder uit welke provincie Paulus was? en vernomen hebbende dat hij uit Cilicië was, zeide hij: | |
Chapter 24
Acts | vlsJoNT | 24:1 | Na vijf dagen nu kwam de hoogepriester Ananias af met sommige oudsten en een redenaar Tertullus, en zij klaagden Paulus aan voor den stadhouder. | |
Acts | vlsJoNT | 24:3 | Dat wij door u grooten vrede genieten, en dat er dezen volke door uw bestuur verbeteringen zijn aangebracht, erkennen wij altijd en overal, machtige Felix, met alle dankbaarheid! | |
Acts | vlsJoNT | 24:4 | Maar opdat ik u niet te lang ophoude, zoo bid ik u dat gij ons, naar uw welwillendheid, kortelijk wilt aanhooren. | |
Acts | vlsJoNT | 24:5 | Wij hebben toch bevonden dat deze man een pest is en een oproerstoker onder alle Joden over de geheele aarde, en een voorstander van de ketterij der Nazareners; | |
Acts | vlsJoNT | 24:6 | die zelfs getracht heeft den tempel te ontheiligen; dien wij ook gegrepen hebben, en naar onze wet hebben willen oordeelen, | |
Acts | vlsJoNT | 24:7 | maar de overste Lysias overviel ons met groot geweld en rukte hem uit onze handen, | |
Acts | vlsJoNT | 24:8 | gebiedende zijn beschuldigers tot u te komen; van hem zelven zult gij kunnen te weten komen al datgene waarvan wij hem beschuldigen, indien gij hem onderzoekt. | |
Acts | vlsJoNT | 24:10 | En Paulus antwoordde, toen de stadhouder had gewenkt dat hij spreken zou: Wetende dat gij vele jaren rechter over dit volk geweest zijt, verantwoord ik mij welgemoed, | |
Acts | vlsJoNT | 24:11 | omdat gij kunt vernemen dat het niet meer dan twaalf dagen is geleden dat ik opgegaan ben naar Jerusalem om te aanbidden; | |
Acts | vlsJoNT | 24:12 | en zij hebben mij niet in den tempel gevonden met iemand redetwistende, of een oploop van volk makende, noch in de synagogen, noch in de stad; | |
Acts | vlsJoNT | 24:14 | Maar dit beken ik voor u, dat ik, naar den weg dien zij ketterij noemen, den God der vaderen alzoo diene, geloovende al wat geschreven is in de wet en in de profeten, | |
Acts | vlsJoNT | 24:15 | hebbende hope op God, die dezen zelf ook verwachten, dat er een verrijzenis zal zijn zoowel van rechtvaardigen als van onrechtvaardigen; | |
Acts | vlsJoNT | 24:16 | daarin oefen ik ook mij zelven om altijd een onberispelijke konsciëntie te hebben voor God en de menschen. | |
Acts | vlsJoNT | 24:17 | Na vele jaren nu ben ik gekomen om aalmoezen te doen aan mijn volk en offeranden; | |
Acts | vlsJoNT | 24:18 | en hiermede bezigzijnde, nadat ik mij afgezonderd had, vonden mij eenige Joden van Asië in den tempel, doch zonder volk en zonder opschudding. | |
Acts | vlsJoNT | 24:19 | Dezen nu behoorden voor u tegenwoordig te zijn en mij te beschuldigen, indien zij iets tegen mij hebben, | |
Acts | vlsJoNT | 24:20 | of wel, laat dezen zelven zeggen welk onrecht zij in mij gevonden hebben, toen ik voor den Raad stond, | |
Acts | vlsJoNT | 24:21 | tenware dit ééne woord dat ik uitriep toen ik onder hen stond: Over de verrijzenis der dooden word ik heden door u geoordeeld! | |
Acts | vlsJoNT | 24:22 | Felix nu, die den weg des Heeren nauwkeuriger kende, stelde hen uit, zeggende: Als Lysias, de overste zal afgekomen zijn, dan zal ik uw zaken onderzoeken. | |
Acts | vlsJoNT | 24:23 | En hij gebood den hoofdman om Paulus te bewaren en meer vrijheid te geven, en om niemand der zijnen te verhinderen om hem te dienen. | |
Acts | vlsJoNT | 24:24 | Na eenige dagen nu kwam Felix met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, en hij liet Paulus halen en hoorde hem over het geloof in Christus Jezus. | |
Acts | vlsJoNT | 24:25 | Doch toen Paulus sprak over rechtvaardigheid, en ingetogenheid, en het toekomend oordeel, werd Felix bevreesd en zeide: Ga voor ditmaal heen; ter gelegener tijd zal ik u tot mij roepen. | |
Acts | vlsJoNT | 24:26 | Tegelijk ook hoopte hij dat hem door Paulus geld zou worden gegeven, waarom hij hem ook meermalen liet roepen en met hem sprak. | |
Chapter 25
Acts | vlsJoNT | 25:1 | Festus dan, in de provincie gekomen zijnde, ging drie dagen daarna van Cesarea naar Jerusalem. | |
Acts | vlsJoNT | 25:2 | En de overpriesters en de voornaamsten der Joden brachten bij hem klachten in tegen Paulus, | |
Acts | vlsJoNT | 25:3 | en zij verzochten hem, daar zij een gunst van hem begeerden, om Paulus naar Jerusalem terug te zenden, terwijl zij lagen leiden om hem onderweg te vermoorden. | |
Acts | vlsJoNT | 25:4 | Doch Festus antwoordde dat Paulus te Cesarea bewaard werd, en dat hij zelf binnenkort daarheen zou gaan. | |
Acts | vlsJoNT | 25:5 | Dat dan diegenen van u, zoo zeide hij, die aan het bestuur zijn, mede afkomen, en zoo er in den man iets onbehoorlijks is, dat ze hem aanklagen. | |
Acts | vlsJoNT | 25:6 | En toen hij onder hen niet meer dan acht of tien dagen had doorgebracht ging hij af naar Cesarea; en den volgenden dag zette hij zich op den rechterstoel en gebood dat Paulus zou voorgebracht worden. | |
Acts | vlsJoNT | 25:7 | En toen deze was binnengebracht, stonden de Joden, die van Jerusalem afgekomen waren, rond hem en brachten vele en zware beschuldigingen tegen hem in, die ze niet konden bewijzen, | |
Acts | vlsJoNT | 25:8 | daar Paulus zich verdedigde en zeide: Noch tegen de wet der Joden, noch tegen den tempel, noch tegen den keizer heb ik iets misdaan. | |
Acts | vlsJoNT | 25:9 | Maar Festus wilde den Joden een gunst bewijzen en antwoordde Paulus: Wilt gij naar Jerusalem opgaan om daar voor mij over deze dingen geoordeeld te worden? | |
Acts | vlsJoNT | 25:10 | Doch Paulus zeide: Ik sta voor des keizers rechterstoel, waar ik moet geoordeeld worden; den Joden heb ik niets misdaan, zooals gij zelf zeer goed weet! | |
Acts | vlsJoNT | 25:11 | Doe ik dan onrecht en heb ik iets gedaan dat den dood verdient, zoo weiger ik niet te sterven; maar zoo er niets waar is van hetgeen waarvan zij mij beschuldigen, dan kan niemand mij uit gunst aan hen overleveren; op den keizer beroep ik mij! | |
Acts | vlsJoNT | 25:12 | Toen antwoordde Festus, nadat hij met den Raad gesproken had: Op den keizer hebt gij u beroepen; tot den keizer zult gij gaan! | |
Acts | vlsJoNT | 25:13 | Toen er nu eenige dagen verloopen waren, kwamen koning Agrippa en Bernice naar Cesarea, om Festus te groeten. | |
Acts | vlsJoNT | 25:14 | En alzoo zij vele dagen daar bleven, deelde Festus den koning de zaken aangaande Paulus mede, en zeide: Een zeker man is door Felix gebonden achtergelaten, | |
Acts | vlsJoNT | 25:15 | om wien de overpriesters en de oudsten der Joden, toen ik te Jerusalem was, bij mij kwamen en een vonnis tegen hem eischten; | |
Acts | vlsJoNT | 25:16 | maar ik antwoordde hun dat de Romeinen de gewoonte niet hebben van iemand uit gunst over te geven, vóórdat de beschuldigde zijn beschuldigers voor zich heeft, en gelegenheid heeft bekomen om zich te verdedigen tegen de beschuldiging. | |
Acts | vlsJoNT | 25:17 | Toen zij dan hier samengekomen waren heb ik zonder uitstel, des anderen daags op den rechterstoel zittende, geboden den man voor te brengen. | |
Acts | vlsJoNT | 25:18 | Doch de beschuldigers die er stonden, brachten geen beschuldiging aangaande hem in van hetgeen ik vermoedde; | |
Acts | vlsJoNT | 25:19 | maar zij hadden met hem eenige verschillen over hun godsdienst en over zekeren Jezus, die dood is, dien Paulus zeide te leven. | |
Acts | vlsJoNT | 25:20 | Ik dan, gansch verlegen over dat verschil, vroeg of hij naar Jerusalem wilde gaan, en daar over die dingen geoordeeld worden. | |
Acts | vlsJoNT | 25:21 | Maar toen Paulus in beroep kwam, om bewaard te worden voor de beslissing der keizerlijke majesteit, heb ik geboden hem te bewaren, totdat ik hem naar den keizer zend. | |
Acts | vlsJoNT | 25:22 | En Agrippa zeide tot Festus: Ik zelf zou dien man ook wel eens willen hooren! — Morgen, zeide hij, zult gij hem hooren. | |
Acts | vlsJoNT | 25:23 | Des anderen daags dan, toen Agrippa en Bernice met groote pracht waren gekomen, en de gehoorzaal waren binnengegaan met de oversten en de voornaamste mannen der stad, werd Paulus op bevel van Festus voorgebracht. | |
Acts | vlsJoNT | 25:24 | En Festus zeide: Koning Agrippa, en al gij mannen, die hier met ons zijt! daar ziet gij hem, over wien de geheele menigte der Joden, zoowel te Jerusalem als hier, mij aangesproken heeft, roepende dat hij niet meer behoorde te leven; | |
Acts | vlsJoNT | 25:25 | maar ik heb bevonden dat hij niets gedaan heeft dat den dood verdient; doch daar hij zich beroepen heeft op de keizerlijke majesteit heb ik besloten hem te zenden. | |
Acts | vlsJoNT | 25:26 | Maar ik heb niets zekers over hem aan den heer te schrijven; daarom heb ik hem voor ulieden gebracht, en voornamelijk voor u, koning Agrippa! opdat ik, na dit onderzoek, iets moge hebben om te schrijven; | |
Chapter 26
Acts | vlsJoNT | 26:1 | Agrippa nu zeide tot Paulus: Het is u geoorloofd voor u zelven te spreken. Toen strekte Paulus de hand uit en verantwoordde zich aldus: | |
Acts | vlsJoNT | 26:2 | Koning Agrippa! ik acht mij zelven gelukkig dat ik heden mij voor u zal verantwoorden over alles, waarvan ik door de Joden word beschuldigd; | |
Acts | vlsJoNT | 26:3 | te meer omdat gij bekend zijt met al de gewoonten en geschillen der Joden; daarom verzoek ik u dat gij mij geduldig aanhoort! | |
Acts | vlsJoNT | 26:4 | Mijn leven dan van mijn jeugd af, zooals het van den beginne af onder mijn volk en te Jerusalem is geweest, is aan al de Joden bekend; | |
Acts | vlsJoNT | 26:5 | want zij kennen mij vanouds af, indien zij het willen getuigen, dat ik naar de gestrengste sekte van onzen godsdienst heb geleefd als een fariseër; | |
Acts | vlsJoNT | 26:6 | en nu sta ik voor het gericht om de hope op de belofte die door God aan onze vaderen is gedaan, | |
Acts | vlsJoNT | 26:7 | tot welke onze twaalf stammen, God dag en nacht ijverig dienende, hopen te komen. Over deze hope nu word ik door de Joden beschuldigd, o koning! | |
Acts | vlsJoNT | 26:9 | Ik voor mij meende ook tegen den Naam van Jezus den Nazarener veel vijandschap te moeten toonen; | |
Acts | vlsJoNT | 26:10 | en dat heb ik ook gedaan in Jerusalem, en ik heb velen der heiligen in de gevangenissen gesloten, toen ik van de overpriesters daartoe macht had ontvangen; en als zij omgebracht werden, keurde ik dat goed, | |
Acts | vlsJoNT | 26:11 | en in alle synagogen heb ik hen dikwijls gestraft en hen gedwongen Jezus te lasteren; en uitermate tegen hen woedende, heb ik hen vervolgd tot zelfs in de buitenlandsche steden. | |
Acts | vlsJoNT | 26:12 | Toen ik nu, daarin bezig zijnde, naar Damaskus reisde, met macht en gebod van de overpriesters, | |
Acts | vlsJoNT | 26:13 | zag ik, o koning, midden op den dag, op den weg een licht, boven den glans der zon, dat mij en hen die met mij reisden, van den hemel omscheen; | |
Acts | vlsJoNT | 26:14 | en toen wij allen op den grond gevallen waren hoorde ik een stem, die in de hebreeuwsche taal tot mij zeide: Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, achteruit te slaan tegen de prikkels! | |
Acts | vlsJoNT | 26:15 | En ik zeide: Wie zijt Gij, Heere? En de Heere zeide: Ik ben Jezus dien gij vervolgt! | |
Acts | vlsJoNT | 26:16 | maar richt u op en sta op uw voeten, want daartoe ben Ik u verschenen om u tot een dienaar en getuige te stellen van de dingen die gij gezien hebt en van hetgeen Ik u van Mij zal openbaren, | |
Acts | vlsJoNT | 26:18 | om hun oogen te openen, opdat zij zich bekeeren van duisternis tot licht, en van de macht des Satans tot God, opdat zij vergiffenis van zonden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden door het geloof in Mij! | |
Acts | vlsJoNT | 26:20 | maar ik predikte eerst aan die te Damaskus waren, en te Jerusalem, en door het geheele land van Judea, en aan de heidenen dat zij tot boetvaardigheid zouden komen en zich bekeeren tot God, doende werken der boetvaardigheid waardig. | |
Acts | vlsJoNT | 26:21 | Hierom nu hebben de Joden mij gevangen, toen ik in den tempel was en hebben zij gezocht mij te vermoorden. | |
Acts | vlsJoNT | 26:22 | Doch de hulpe Gods verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag aan klein en groot te getuigen, zonder iets te zeggen dan wat de profeten en Mozes gesproken hebben dat geschieden zou: | |
Acts | vlsJoNT | 26:23 | dat de Christus zou lijden en dat Hij, de eerste uit de verrijzenis der dooden, een licht zou verkondigen aan dit volk en aan de heidenen! | |
Acts | vlsJoNT | 26:24 | Als hij zich nu aldus verdedigde, zeide Festus met een luide stem: Gij raast, Paulus! de groote geleerdheid brengt u tot razernij! | |
Acts | vlsJoNT | 26:25 | Maar Paulus zeide: Ik raas niet, machtige Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en gezond verstand! | |
Acts | vlsJoNT | 26:26 | Want de koning weet van deze dingen, tot wien ik ook met vrijmoedigheid spreek; want ik houd mij verzekerd dat niets van deze dingen hem onbekend is, want ze zijn niet in een hoek geschied. | |
Acts | vlsJoNT | 26:28 | En Agrippa zeide tot Paulus: Binnenkort overtuigt gij mij nog, om mij christen te maken! | |
Acts | vlsJoNT | 26:29 | En Paulus zeide: God gave dat in korten of langen tijd niet alleen gij, maar ook allen die mij heden hooren, zoodanig werdt als ik ben, deze banden uitgezonderd! | |
Acts | vlsJoNT | 26:30 | En de koning stond op, en de stadhouder, en Bernice, en zij die met hen gezeten waren, | |
Acts | vlsJoNT | 26:31 | en terzijde gegaan zijnde, spraken zij tot malkander zeggende: Deze mensch doet niets dat den dood of banden verdient. | |
Chapter 27
Acts | vlsJoNT | 27:1 | Toen het nu besloten was dat wij naar Italië zouden afvaren, gaven zij Paulus en eenige andere gevangenen over aan een hoofdman met name Julius, van het keizerlijk regiment. | |
Acts | vlsJoNT | 27:2 | En gegaan zijnde op een schip van Adramyttium, dat naar de zeeplaatsen van Asië zou varen, staken wij af. En Aristarchus, een Macedoniër van Thessalonika, was met ons. | |
Acts | vlsJoNT | 27:3 | En des anderen daags leiden wij aan te Sidon. En Julius handelde vriendelijk met Paulus, en liet hem toe om bij de vrienden te gaan en door hen verzorgd te worden. | |
Acts | vlsJoNT | 27:4 | En vandaar afgevaren zijnde, voeren wij beneden Cyprus heen, omdat de wind tegen was. | |
Acts | vlsJoNT | 27:5 | En wij voeren door de zee langs Cilicië en Pamfylië, en kwamen aan te Myra in Lycië; | |
Acts | vlsJoNT | 27:6 | en daar vond de hoofdman een schip van Alexandrië, dat naar Italië voer, en deed ons daarop overgaan. | |
Acts | vlsJoNT | 27:7 | En als wij vele dagen langzaam voortvoeren en met moeite tegenover Knidus gekomen waren, daar de wind ons niet gunstig was, zoo voeren wij onder Kreta langs, tegenover Salmone; | |
Acts | vlsJoNT | 27:8 | en dit met moeite voorbij zeilende, kwamen wij naar een plaats genaamd Schoonhaven, waar de stad Lasea dicht bij lag. | |
Acts | vlsJoNT | 27:9 | Toen er nu veel tijd verloopen en de scheepvaart reeds gevaarlijk was, want ook de vasten was reeds voorbij, vermaande Paulus hen, zeggende tot hen: | |
Acts | vlsJoNT | 27:10 | Mannen, ik zie dat de vaart zal geschieden met hinder en groote schade, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook van ons leven! | |
Acts | vlsJoNT | 27:11 | Doch de hoofdman gaf meer gehoor aan den stuurman en den schipper, dan aan de woorden van Paulus. | |
Acts | vlsJoNT | 27:12 | Dewijl nu de haven ongeschikt was om er te overwinteren, vonden de meesten het geraden om vandaar weg te varen, of zij misschien konden aankomen en overwinteren te Fenix, een haven van Kreta, naar het zuidwesten en noordwesten gelegen. | |
Acts | vlsJoNT | 27:13 | Toen er nu een zachte zuidenwind begon te waaien en zij meenden dat zij hun doel bereikt hadden, lichtten zij het anker en zeilden langs Kreta, dicht onder de zeekust. | |
Acts | vlsJoNT | 27:14 | Maar niet lang daarna sloeg er van dat eiland een stormwind neer, namelijk een noord–oostenwind. | |
Acts | vlsJoNT | 27:15 | En daar het schip werd meegesleept en aan den wind geen wederstand kon bieden, gaven wij het op en dreven weg. | |
Acts | vlsJoNT | 27:16 | En heenloopende onder zeker eilandje, genaamd Klauda, konden wij met moeite de boot machtig worden. | |
Acts | vlsJoNT | 27:17 | En nadat deze opgehaald was, gebruikten zij alle hulpmiddelen, door het schip te ondergorden; en omdat zij vreesden op de zandbanken van de Syrtis te vervallen, streken zij het zeil en zoo dreven ze weg. | |
Acts | vlsJoNT | 27:18 | Daar wij nu door den storm geweldig geslingerd; werden, wierpen zij den volgenden dag een deel der lading overboord. | |
Acts | vlsJoNT | 27:19 | En op den derden dag wierpen zij met eigen hand het scheepsgereedschap overboord. | |
Acts | vlsJoNT | 27:20 | En daar er vele dagen lang geen zon of gesternte te zien was, en geen kleine storm ons beukte, was ons alle hoop om behouden te worden, ontnomen. | |
Acts | vlsJoNT | 27:21 | En alzoo men langen tijd zonder eten geweest was, stond Paulus op in hun midden en zeide: Mannen, gij hadt mij gehoor moeten geven, en van Kreta niet zijn afgevaren, om dezen hinder en schade niet te hebben! | |
Acts | vlsJoNT | 27:22 | Doch ook nu vermaan ik u goedsmoeds te zijn, want er zal geen verlies zijn van iemands leven onder u, maar wel van het schip; | |
Acts | vlsJoNT | 27:23 | want in dezen zelfden nacht stond bij mij een engel van den God wiens ik ben, en wien ik ook dien, zeggende: | |
Acts | vlsJoNT | 27:24 | Vrees niet, Paulus! voor den keizer moet gij gesteld worden; en zie, God heeft u geschonken allen die met u varen. | |
Acts | vlsJoNT | 27:25 | Daarom zijt goedsmoeds, mannen! want ik geloof God, dat het alzoo zijn zal als mij gezegd is; | |
Acts | vlsJoNT | 27:27 | Toen nu de veertiende nacht gekomen was dat wij in de Adriatische zee ronddreven, meende het scheepsvolk des middernachts dat hun eenig land naderde. | |
Acts | vlsJoNT | 27:28 | En zij peilden en vonden twintig vadem diepte, en een weinig verder peilden zij wederom en vonden vijftien vadem. | |
Acts | vlsJoNT | 27:29 | En vreezende dat wij ergens op de klippen zouden vallen, wierpen zij van den achtersteven vier ankers uit en wenschten dat het dag werd. | |
Acts | vlsJoNT | 27:30 | Toen nu het scheepsvolk uit het schip zocht te vluchten en de boot in zee neder liet, onder den schijn van de ankers uit te werpen van den voorsteven, | |
Acts | vlsJoNT | 27:31 | zeide Paulus tot den hoofdman en de soldaten: Indien dezen niet in het schip blijven, kunt gij niet behouden worden! | |
Acts | vlsJoNT | 27:33 | En toen de dag begon aan te breken, vermaande Paulus allen om spijze te nemen, zeggende: Het zijn heden veertien dagen dat gij, al wachtende, zonder voedsel zijt en niets genomen hebt; | |
Acts | vlsJoNT | 27:34 | daarom vermaan ik ulieden om spijze te nemen, want dat dient tot uw behoud; want van niemand uwer zal een haar van het hoofd verloren gaan! | |
Acts | vlsJoNT | 27:35 | En dit gezegd hebbende, nam hij brood, en dankte God in aller tegenwoordigheid, en brak het en begon te eten. | |
Acts | vlsJoNT | 27:37 | Wij waren nu in het schip in het geheel tweehonderd zes en zeventig zielen sterk. | |
Acts | vlsJoNT | 27:38 | En nadat zij van spijze verzadigd waren, ontlastten zij het schip, door het koren in zee te werpen. | |
Acts | vlsJoNT | 27:39 | En toen het dag geworden was, kenden zij het land niet, maar zij bemerkten een zekeren inham die een oever had, waartegen zij, indien het mogelijk was, het schip zochten aan te zetten. | |
Acts | vlsJoNT | 27:40 | En zij kapten de ankers en lieten die aan de zee over, tegelijk de roerbanden losmakende; en zij haalden het razeil op naar den wind en hielden op den oever aan. | |
Acts | vlsJoNT | 27:41 | Maar op een zandbank vervallende, zetten zij het schip daarop, en de voorsteven, daarin vastzittende, bleef onbewegelijk; maar de achtersteven werd uiteengeslagen door de branding. | |
Acts | vlsJoNT | 27:42 | Het plan der soldaten nu was om de gevangenen te dooden, opdat niemand door zwemmen zou ontvluchten. | |
Acts | vlsJoNT | 27:43 | Maar de hoofdman, die Paulus wilde behouden, belette hun dit, en gebood dengenen die zwemmen konden, zich het eerst overboord te werpen, en aan wal te komen. | |
Chapter 28
Acts | vlsJoNT | 28:2 | En de barbaren bewezen ons een buitengewone vriendschap, want zij ontstaken een vuur en namen ons allen op om den invallenden regen en om de koude. | |
Acts | vlsJoNT | 28:3 | En toen Paulus een hoop takjes had bijeengeraapt en op het vuur gelegd, kwam er een adder uit door de hitte en vatte zijn hand. | |
Acts | vlsJoNT | 28:4 | En toen de barbaren het beest zagen hangen aan zijn hand, zeiden zij tot malkander: Deze mensch is zeker een moordenaar, die de wraak niet laat leven, nadat hij uit de zee is ontkomen. | |
Acts | vlsJoNT | 28:6 | En zij verwachtten dat hij zou opzwellen of terstond, dood nedervallen; maar toen zij, na lang wachten, zagen dat hem geen kwaad overkwam, veranderden zij van gedachte en zeiden dat hij een god was. | |
Acts | vlsJoNT | 28:7 | In den omtrek nu van die plaats had de voornaamste van het eiland, met name Publius, een landgoed; en deze ontving ons, en herbergde ons vriendelijk drie dagen lang. | |
Acts | vlsJoNT | 28:8 | En het geschiedde dat de vader van Publius met de koorts en dissenterie ziek lag; en Paulus ging tot hem, en gebeden hebbende leide hij hem de handen op en genas hem. | |
Acts | vlsJoNT | 28:9 | Toen dit nu geschied was, kwamen ook de andere kranken uit het eiland en werden genezen. | |
Acts | vlsJoNT | 28:10 | En zij bewezen ons veel eer, en toen wij wegvoeren, bezorgden zij ons wat wij van noode hadden. | |
Acts | vlsJoNT | 28:11 | Na drie maanden nu zeilden wij heen in een schip van Alexandrië, dat op het eiland had overwinterd en de Dioscuren tot teeken had. | |
Acts | vlsJoNT | 28:13 | En vandaar omvarende, kwamen wij te Rhegium, en toen één dag later de wind zuid was geworden, kwamen wij den tweeden dag aan te Puteoli, | |
Acts | vlsJoNT | 28:14 | waar wij broeders vonden en verzocht werden zeven dagen bij hen te blijven; en alzoo kwamen wij naar Rome. | |
Acts | vlsJoNT | 28:15 | En vandaar kwamen de broeders, die van ons gehoord hadden, ons te gemoet tot aan Appiusmarkt en Drie Herbergen; en toen Paulus hen gezien had, dankte hij God en greep moed. | |
Acts | vlsJoNT | 28:16 | Toen wij nu te Rome gekomen waren, werd het aan Paulus toegelaten op zich zelven te wonen, met den soldaat die hem bewaarde. | |
Acts | vlsJoNT | 28:17 | En het geschiedde na drie dagen dat hij de voornaamste Joden samenriep; en als zij vergaderd waren zeide hij tot hen: Mannen broeders! ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke gewoonten, ben gebonden uit Jerusalem overgeleverd in de handen der Romeinen, | |
Acts | vlsJoNT | 28:18 | die mij wilden loslaten, nadat zij mij verhoord hadden, omdat er in mij geen schuld des doods was; | |
Acts | vlsJoNT | 28:19 | maar toen de Joden daartegen opkwamen, ben ik genoodzaakt mij op den keizer te beroepen, doch niet alsof ik mijn volk van iets had te beschuldigen; | |
Acts | vlsJoNT | 28:20 | om deze oorzaak nu heb ik ulieden samengeroepen, om u te zien en te spreken, want vanwege de hope Israëls ben ik in deze keten gebonden. | |
Acts | vlsJoNT | 28:21 | En zij zeiden tot hem: Wij hebben aangaande u geen brieven ontvangen uit Judea, noch is er iemand der broeders overgekomen die iets kwaads aangaande u bericht of gesproken heeft; | |
Acts | vlsJoNT | 28:22 | doch wij begeeren van u te hooren wat uw gevoelens zijn; want wat deze sekte aangaat, het is ons bekend dat zij overal wordt tegengesproken. | |
Acts | vlsJoNT | 28:23 | En als zij hem een dag gesteld hadden, kwamen er nog meerderen naar zijn woning, voor wie hij de zaak uitleide, en getuigde van het koninkrijk Gods, en overtuigde hen aangaande Jezus uit de wet van Mozes en uit de profeten, van des morgens vroeg tot den avond toe. | |
Acts | vlsJoNT | 28:25 | En onder malkander verdeeld zijnde, scheidden zij van malkander, toen Paulus dit ééne woord gezegd had: Terecht heeft de Heilige Geest, door Jesaja den profeet, tot uw vaderen gesproken, zeggende: | |
Acts | vlsJoNT | 28:26 | Ga tot dit volk en zeg: Met het gehoor zult gij hooren en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien en geenszins bemerken; | |
Acts | vlsJoNT | 28:27 | want het hart van dit volk is verstompt, en met de ooren hebben zij bezwaarlijk gehoord, en hun oogen hebben zij toegeknepen, opdat zij met de oogen niet zouden zien en met de ooren niet zouden hooren, en met het hart niet verstaan, en zij zich bekeeren en Ik hen geneze! | |
Acts | vlsJoNT | 28:28 | U zij dan bekend dat deze behoudenis van God tot de heidenen is gezonden, en die zullen hooren! | |
Acts | vlsJoNT | 28:29 | En als hij dit gezegd had, gingen de Joden weg, onder malkander veel twist hebbende. | |
Acts | vlsJoNT | 28:30 | En Paulus bleef twee volle jaren in een eigen gehuurde woning en hij ontving allen die tot hem kwamen. | |