Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
PROVERBS
Up
Chapter 1
Prov DutSVV 1:1  De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israel,
Prov DutSVV 1:2  Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands;
Prov DutSVV 1:3  Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden;
Prov DutSVV 1:4  Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.
Prov DutSVV 1:5  Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen.
Prov DutSVV 1:6  Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.
Prov DutSVV 1:7  De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.
Prov DutSVV 1:8  Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;
Prov DutSVV 1:9  Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.
Prov DutSVV 1:10  Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;
Prov DutSVV 1:11  Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;
Prov DutSVV 1:12  Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;
Prov DutSVV 1:13  Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.
Prov DutSVV 1:14  Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.
Prov DutSVV 1:15  Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.
Prov DutSVV 1:16  Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.
Prov DutSVV 1:17  Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;
Prov DutSVV 1:18  En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.
Prov DutSVV 1:19  Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.
Prov DutSVV 1:20  De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten.
Prov DutSVV 1:21  Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;
Prov DutSVV 1:22  Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?
Prov DutSVV 1:23  Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.
Prov DutSVV 1:24  Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte;
Prov DutSVV 1:25  En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;
Prov DutSVV 1:26  Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.
Prov DutSVV 1:27  Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;
Prov DutSVV 1:28  Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden;
Prov DutSVV 1:29  Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.
Prov DutSVV 1:30  Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad;
Prov DutSVV 1:31  Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.
Prov DutSVV 1:32  Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.
Prov DutSVV 1:33  Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.
Chapter 2
Prov DutSVV 2:1  Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;
Prov DutSVV 2:2  Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;
Prov DutSVV 2:3  Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;
Prov DutSVV 2:4  Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten;
Prov DutSVV 2:5  Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.
Prov DutSVV 2:6  Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand.
Prov DutSVV 2:7  Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen;
Prov DutSVV 2:8  Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.
Prov DutSVV 2:9  Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, en alle goed pad.
Prov DutSVV 2:10  Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;
Prov DutSVV 2:11  Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;
Prov DutSVV 2:12  Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;
Prov DutSVV 2:13  Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;
Prov DutSVV 2:14  Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;
Prov DutSVV 2:15  Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;
Prov DutSVV 2:16  Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;
Prov DutSVV 2:17  Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;
Prov DutSVV 2:18  Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.
Prov DutSVV 2:19  Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;
Prov DutSVV 2:20  Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.
Prov DutSVV 2:21  Want de vromen zullen de aarde bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven;
Prov DutSVV 2:22  Maar de goddelozen zullen van de aarde uitgeroeid worden, en de trouwelozen zullen er van uitgerukt worden.
Chapter 3
Prov DutSVV 3:1  Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden.
Prov DutSVV 3:2  Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen.
Prov DutSVV 3:3  Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten.
Prov DutSVV 3:4  En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen.
Prov DutSVV 3:5  Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet.
Prov DutSVV 3:6  Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.
Prov DutSVV 3:7  Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade.
Prov DutSVV 3:8  Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Prov DutSVV 3:9  Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten;
Prov DutSVV 3:10  Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.
Prov DutSVV 3:11  Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding;
Prov DutSVV 3:12  Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft.
Prov DutSVV 3:13  Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt!
Prov DutSVV 3:14  Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud.
Prov DutSVV 3:15  Zij is kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken.
Prov DutSVV 3:16  Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer.
Prov DutSVV 3:17  Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede.
Prov DutSVV 3:18  Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig.
Prov DutSVV 3:19  De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid.
Prov DutSVV 3:20  Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw.
Prov DutSVV 3:21  Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid.
Prov DutSVV 3:22  Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals.
Prov DutSVV 3:23  Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten.
Prov DutSVV 3:24  Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen.
Prov DutSVV 3:25  Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt.
Prov DutSVV 3:26  Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden.
Prov DutSVV 3:27  Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen.
Prov DutSVV 3:28  Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is.
Prov DutSVV 3:29  Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont.
Prov DutSVV 3:30  Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft.
Prov DutSVV 3:31  Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen.
Prov DutSVV 3:32  Want de afwijker is den HEERE een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte.
Prov DutSVV 3:33  De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.
Prov DutSVV 3:34  Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven.
Prov DutSVV 3:35  De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.
Chapter 4
Prov DutSVV 4:1  Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders, en merkt op, om verstand te weten.
Prov DutSVV 4:2  Dewijl ik ulieden goede leer geve, verlaat mijn wet niet.
Prov DutSVV 4:3  Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder.
Prov DutSVV 4:4  Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef.
Prov DutSVV 4:5  Verkrijg wijsheid, verkrijg verstand; vergeet niet, en wijk niet van de redenen mijns monds.
Prov DutSVV 4:6  Verlaat ze niet, en zij zal u behoeden; heb ze lief, en zij zal u bewaren.
Prov DutSVV 4:7  De wijsheid is het voornaamste; verkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting.
Prov DutSVV 4:8  Verhef ze, en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult.
Prov DutSVV 4:9  Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij u leveren.
Prov DutSVV 4:10  Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de jaren des levens zullen u vermenigvuldigd worden.
Prov DutSVV 4:11  Ik onderwijs u in den weg der wijsheid; ik doe u treden in de rechte sporen.
Prov DutSVV 4:12  In uw gaan zal uw tred niet benauwd worden, en indien gij loopt, zult gij niet struikelen.
Prov DutSVV 4:13  Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.
Prov DutSVV 4:14  Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen.
Prov DutSVV 4:15  Verwerp dien, ga er niet door; wijk er van, en ga voorbij.
Prov DutSVV 4:16  Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet iemand hebben doen struikelen.
Prov DutSVV 4:17  Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld.
Prov DutSVV 4:18  Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe.
Prov DutSVV 4:19  De weg der goddelozen is als donkerheid, zij weten niet, waarover zij struikelen zullen.
Prov DutSVV 4:20  Mijn zoon! merk op mijn woorden, neig uw oor tot mijn redenen.
Prov DutSVV 4:21  Laat ze niet wijken van uw ogen, behoud ze in het midden uws harten.
Prov DutSVV 4:22  Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees.
Prov DutSVV 4:23  Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.
Prov DutSVV 4:24  Doe de verkeerdheid des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen verre van u.
Prov DutSVV 4:25  Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden.
Prov DutSVV 4:26  Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen wel gevestigd zijn.
Prov DutSVV 4:27  Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.
Chapter 5
Prov DutSVV 5:1  Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand;
Prov DutSVV 5:2  Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt, en uw lippen wetenschap bewaren.
Prov DutSVV 5:3  Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.
Prov DutSVV 5:4  Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.
Prov DutSVV 5:5  Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast.
Prov DutSVV 5:6  Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Prov DutSVV 5:7  Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.
Prov DutSVV 5:8  Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;
Prov DutSVV 5:9  Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;
Prov DutSVV 5:10  Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;
Prov DutSVV 5:11  En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is;
Prov DutSVV 5:12  En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad!
Prov DutSVV 5:13  En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars!
Prov DutSVV 5:14  Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering!
Prov DutSVV 5:15  Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput;
Prov DutSVV 5:16  Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten;
Prov DutSVV 5:17  Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.
Prov DutSVV 5:18  Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd;
Prov DutSVV 5:19  Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde.
Prov DutSVV 5:20  En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen?
Prov DutSVV 5:21  Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.
Prov DutSVV 5:22  Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden.
Prov DutSVV 5:23  Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
Chapter 6
Prov DutSVV 6:1  Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;
Prov DutSVV 6:2  Gij zijt verstrikt met de redenen uws monds; gij zijt gevangen met de redenen uws monds.
Prov DutSVV 6:3  Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, onderwerp uzelven, en sterk uw naaste.
Prov DutSVV 6:4  Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering.
Prov DutSVV 6:5  Red u, als een ree uit de hand des jagers, en als een vogel uit de hand des vogelvangers.
Prov DutSVV 6:6  Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;
Prov DutSVV 6:7  Dewelke, geen overste, ambtman noch heerser hebbende,
Prov DutSVV 6:8  Haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst.
Prov DutSVV 6:9  Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan?
Prov DutSVV 6:10  Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende;
Prov DutSVV 6:11  Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man.
Prov DutSVV 6:12  Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om;
Prov DutSVV 6:13  Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren;
Prov DutSVV 6:14  In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in.
Prov DutSVV 6:15  Daarom zal zijn verderf haastelijk komen; hij zal schielijk verbroken worden, dat er geen genezen aan zij.
Prov DutSVV 6:16  Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel:
Prov DutSVV 6:17  Hoge ogen, een valse tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten;
Prov DutSVV 6:18  Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen;
Prov DutSVV 6:19  Een vals getuige, die leugenen blaast; en die tussen broederen krakelen inwerpt.
Prov DutSVV 6:20  Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet.
Prov DutSVV 6:21  Bind ze steeds aan uw hart, hecht ze aan uw hals.
Prov DutSVV 6:22  Als gij wandelt, zal dat u geleiden; als gij nederligt, zal het over u de wacht houden; als gij wakker wordt, zal hetzelve met u spreken.
Prov DutSVV 6:23  Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens;
Prov DutSVV 6:24  Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
Prov DutSVV 6:25  Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden.
Prov DutSVV 6:26  Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel.
Prov DutSVV 6:27  Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden?
Prov DutSVV 6:28  Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden?
Prov DutSVV 6:29  Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden.
Prov DutSVV 6:30  Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft;
Prov DutSVV 6:31  En gevonden zijnde, vergeldt hij het zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis.
Prov DutSVV 6:32  Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet;
Prov DutSVV 6:33  Plage en schande zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.
Prov DutSVV 6:34  Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en in den dag der wraak zal hij niet verschonen.
Prov DutSVV 6:35  Hij zal geen verzoening aannemen; en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot.
Chapter 7
Prov DutSVV 7:1  Mijn zoon, bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden bij u weg.
Prov DutSVV 7:2  Bewaar mijn geboden, en leef, en mijn wet als den appel uwer ogen.
Prov DutSVV 7:3  Bind ze aan uw vingeren, schrijf ze op de tafels uws harten.
Prov DutSVV 7:4  Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw bloedvriend;
Prov DutSVV 7:5  Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.
Prov DutSVV 7:6  Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie keek ik uit;
Prov DutSVV 7:7  En ik zag onder de slechten; ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling;
Prov DutSVV 7:8  Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis.
Prov DutSVV 7:9  In de schemering, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid;
Prov DutSVV 7:10  En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede;
Prov DutSVV 7:11  Deze was woelachtig en wederstrevig, haar voeten bleven in haar huis niet;
Prov DutSVV 7:12  Nu buiten, dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende;
Prov DutSVV 7:13  En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem:
Prov DutSVV 7:14  Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald;
Prov DutSVV 7:15  Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden.
Prov DutSVV 7:16  Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad toegemaakt, met uitgehouwen werken, met fijn linnen van Egypte;
Prov DutSVV 7:17  Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt;
Prov DutSVV 7:18  Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde.
Prov DutSVV 7:19  Want de man is niet in zijn huis, hij is een verren weg getogen;
Prov DutSVV 7:20  Hij heeft een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen.
Prov DutSVV 7:21  Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.
Prov DutSVV 7:22  Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien.
Prov DutSVV 7:23  Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is.
Prov DutSVV 7:24  Nu dan, kinderen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen mijns monds.
Prov DutSVV 7:25  Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.
Prov DutSVV 7:26  Want zij heeft veel gewonden nedergeveld, en al haar gedoden zijn machtig vele.
Prov DutSVV 7:27  Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods.
Chapter 8
Prov DutSVV 8:1  Roept de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem?
Prov DutSVV 8:2  Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij;
Prov DutSVV 8:3  Aan de zijde der poorten, voor aan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid:
Prov DutSVV 8:4  Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen.
Prov DutSVV 8:5  Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.
Prov DutSVV 8:6  Hoort, want ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn.
Prov DutSVV 8:7  Want Mijn gehemelte zal de waarheid bedachtelijk uitspreken, en de goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel.
Prov DutSVV 8:8  Al de redenen Mijns monds zijn in gerechtigheid; er is niets verdraaids, noch verkeerds in.
Prov DutSVV 8:9  Zij zijn alle recht voor dengene, die verstandig is, en rechtmatig voor degenen, die wetenschap vinden.
Prov DutSVV 8:10  Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en wetenschap, meer dan het uitgelezen uitgegraven goud.
Prov DutSVV 8:11  Want wijsheid is beter dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken.
Prov DutSVV 8:12  Ik, Wijsheid, woon bij de kloekzinnigheid, en vinde de kennis van alle bedachtzaamheid.
Prov DutSVV 8:13  De vreze des HEEREN is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden.
Prov DutSVV 8:14  Raad en het wezen zijn Mijne; Ik ben het Verstand, Mijne is de Sterkte.
Prov DutSVV 8:15  Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid.
Prov DutSVV 8:16  Door Mij heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters der aarde.
Prov DutSVV 8:17  Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden.
Prov DutSVV 8:18  Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid.
Prov DutSVV 8:19  Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver.
Prov DutSVV 8:20  Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts;
Prov DutSVV 8:21  Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beerven dat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen.
Prov DutSVV 8:22  De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan.
Prov DutSVV 8:23  Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan.
Prov DutSVV 8:24  Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water;
Prov DutSVV 8:25  Aleer de bergen ingevest waren, voor de heuvelen was Ik geboren.
Prov DutSVV 8:26  Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch de aanvang van de stofjes der wereld.
Prov DutSVV 8:27  Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef;
Prov DutSVV 8:28  Toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte;
Prov DutSVV 8:29  Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;
Prov DutSVV 8:30  Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende;
Prov DutSVV 8:31  Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen.
Prov DutSVV 8:32  Nu dan, kinderen! hoort naar Mij; want welgelukzalig zijn zij, die Mijn wegen bewaren.
Prov DutSVV 8:33  Hoort de tucht, en wordt wijs, en verwerpt die niet.
Prov DutSVV 8:34  Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren.
Prov DutSVV 8:35  Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van den HEERE.
Prov DutSVV 8:36  Maar die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief.
Chapter 9
Prov DutSVV 9:1  De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd; Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen.
Prov DutSVV 9:2  Zij heeft Haar slachtvee geslacht. Zij heeft Haar wijn gemengd; ook heeft Zij Haar tafel toegericht.
Prov DutSVV 9:3  Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad:
Prov DutSVV 9:4  Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij:
Prov DutSVV 9:5  Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, dien Ik gemengd heb.
Prov DutSVV 9:6  Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in den weg des verstands.
Prov DutSVV 9:7  Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek.
Prov DutSVV 9:8  Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben.
Prov DutSVV 9:9  Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen.
Prov DutSVV 9:10  De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand.
Prov DutSVV 9:11  Want door Mij zullen uw dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan worden.
Prov DutSVV 9:12  Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.
Prov DutSVV 9:13  Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al.
Prov DutSVV 9:14  En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad;
Prov DutSVV 9:15  Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:
Prov DutSVV 9:16  Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt zij:
Prov DutSVV 9:17  De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk.
Prov DutSVV 9:18  Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.
Chapter 10
Prov DutSVV 10:1  De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den vader; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid.
Prov DutSVV 10:2  Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood.
Prov DutSVV 10:3  De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg.
Prov DutSVV 10:4  Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.
Prov DutSVV 10:5  Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.
Prov DutSVV 10:6  Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
Prov DutSVV 10:7  De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.
Prov DutSVV 10:8  Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden.
Prov DutSVV 10:9  Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden.
Prov DutSVV 10:10  Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden.
Prov DutSVV 10:11  De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
Prov DutSVV 10:12  Haat verwekt krakelen; maar de liefde dekt alle overtredingen toe.
Prov DutSVV 10:13  In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden; maar op den rug des verstandelozen de roede.
Prov DutSVV 10:14  De wijzen leggen wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring nabij.
Prov DutSVV 10:15  Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.
Prov DutSVV 10:16  Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde.
Prov DutSVV 10:17  Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen.
Prov DutSVV 10:18  Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot.
Prov DutSVV 10:19  In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen wederhoudt, is kloek verstandig.
Prov DutSVV 10:20  De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard.
Prov DutSVV 10:21  De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand.
Prov DutSVV 10:22  De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij.
Prov DutSVV 10:23  Het is voor den zot als spel, schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen.
Prov DutSVV 10:24  De vreze des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven.
Prov DutSVV 10:25  Gelijk een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet meer; maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest.
Prov DutSVV 10:26  Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen, die hem uitzenden.
Prov DutSVV 10:27  De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort.
Prov DutSVV 10:28  De hoop der rechtvaardigen is blijdschap; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan.
Prov DutSVV 10:29  De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring.
Prov DutSVV 10:30  De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet bewogen worden; maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen.
Prov DutSVV 10:31  De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden.
Prov DutSVV 10:32  De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid.
Chapter 11
Prov DutSVV 11:1  Een bedriegelijke weegschaal is den HEERE een gruwel; maar een volkomen weegsteen is Zijn welgevallen.
Prov DutSVV 11:2  Als de hovaardigheid komt, zal de schande ook komen; maar met de ootmoedigen is wijsheid.
Prov DutSVV 11:3  De oprechtheid der oprechten leidt hen; maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen.
Prov DutSVV 11:4  Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; maar de gerechtigheid redt van den dood.
Prov DutSVV 11:5  De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid.
Prov DutSVV 11:6  De gerechtigheid der vromen zal hen redden; maar de trouwelozen worden gevangen in hun verkeerdheid.
Prov DutSVV 11:7  Als de goddeloze mens sterft, vergaat zijn verwachting; zelfs is de allersterkste hoop vergaan.
Prov DutSVV 11:8  De rechtvaardige wordt uit benauwdheid bevrijd; en de goddeloze komt in zijn plaats.
Prov DutSVV 11:9  De huichelaar verderft zijn naaste door den mond; maar door wetenschap worden de rechtvaardigen bevrijd.
Prov DutSVV 11:10  Een stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen; en als de goddelozen vergaan, is er gejuich.
Prov DutSVV 11:11  Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken.
Prov DutSVV 11:12  Die verstandeloos is, veracht zijn naaste; maar een man van groot verstand zwijgt stil.
Prov DutSVV 11:13  Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; maar die getrouw is van geest, bedekt de zaak.
Prov DutSVV 11:14  Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden.
Prov DutSVV 11:15  Als iemand voor een vreemde borg geworden is, hij zal zekerlijk verbroken worden; maar wie degenen haat, die in de hand klappen, is zeker.
Prov DutSVV 11:16  Een aangename huisvrouw houdt de eer vast, gelijk de geweldigen den rijkdom vasthouden.
Prov DutSVV 11:17  Een goedertieren mens doet zijn ziel wel; maar die wreed is, beroert zijn vlees.
Prov DutSVV 11:18  De goddeloze doet een vals werk; maar voor degene, die gerechtigheid zaait, is trouwe loon.
Prov DutSVV 11:19  Alzo is de gerechtigheid ten leven, gelijk die het kwade najaagt, naar zijn dood jaagt.
Prov DutSVV 11:20  De verkeerden van hart zijn den HEERE een gruwel; maar de oprechten van weg zijn Zijn welgevallen.
Prov DutSVV 11:21  Hand aan hand zal de boze niet onschuldig zijn; maar het zaad der rechtvaardigen zal ontkomen.
Prov DutSVV 11:22  Een schone vrouw, die van rede afwijkt, is een gouden bagge in een varkenssnuit.
Prov DutSVV 11:23  De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede; maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid.
Prov DutSVV 11:24  Er is een, die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek.
Prov DutSVV 11:25  De zegenende ziel zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden.
Prov DutSVV 11:26  Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk; maar de zegening zal zijn over het hoofd des verkopers.
Prov DutSVV 11:27  Wie het goede vroeg nazoekt, zoekt welgevalligheid; maar wie het kwade natracht, dien zal het overkomen.
Prov DutSVV 11:28  Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof.
Prov DutSVV 11:29  Wie zijn huis beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen, die wijs van hart is.
Prov DutSVV 11:30  De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens; en wie zielen vangt, is wijs.
Prov DutSVV 11:31  Ziet, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, hoeveel te meer den goddeloze en zondaar!
Chapter 12
Prov DutSVV 12:1  Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig.
Prov DutSVV 12:2  De goede zal een welgevallen trekken van den HEERE; maar een man van schandelijke verdichtselen zal Hij verdoemen.
Prov DutSVV 12:3  De mens zal niet bevestigd worden door goddeloosheid; maar de wortel der rechtvaardigen zal niet bewogen worden.
Prov DutSVV 12:4  Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar die beschaamt maakt, is als verrotting in zijn beenderen.
Prov DutSVV 12:5  Der rechtvaardigen gedachten zijn recht; der goddelozen raadslagen zijn bedrog.
Prov DutSVV 12:6  De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden.
Prov DutSVV 12:7  De goddelozen worden omgekeerd, dat zij niet meer zijn; maar het huis der rechtvaardigen zal bestaan.
Prov DutSVV 12:8  Een ieder zal geprezen worden, naardat zijn verstandigheid is; maar die verkeerd van hart is, zal tot verachting wezen.
Prov DutSVV 12:9  Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft.
Prov DutSVV 12:10  De rechtvaardige kent het leven van zijn beest; maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed.
Prov DutSVV 12:11  Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, is verstandeloos.
Prov DutSVV 12:12  De goddeloze begeert het net der bozen; maar de wortel der rechtvaardigen zal uitgeven.
Prov DutSVV 12:13  In de overtreding der lippen is de strik des bozen; maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen.
Prov DutSVV 12:14  Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen.
Prov DutSVV 12:15  De weg des dwazen is recht in zijn ogen; maar die naar raad hoort, is wijs.
Prov DutSVV 12:16  De toorn des dwazen wordt ten zelven dage bekend; maar die kloekzinnig is, bedekt de schande.
Prov DutSVV 12:17  Die waarheid voortbrengt, maakt gerechtigheid bekend; maar een getuige der valsheden, bedrog.
Prov DutSVV 12:18  Daar is een, die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn.
Prov DutSVV 12:19  Een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid; maar een valse tong is maar voor een ogenblik.
Prov DutSVV 12:20  Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad smeden; maar degenen die vrede raden, hebben blijdschap.
Prov DutSVV 12:21  Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden.
Prov DutSVV 12:22  Valse lippen zijn den HEERE een gruwel; maar die trouwelijk handelen, zijn Zijn welgevallen.
Prov DutSVV 12:23  Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit.
Prov DutSVV 12:24  De hand der vlijtigen zal heersen; maar de bedriegers zullen onder cijns wezen.
Prov DutSVV 12:25  Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het.
Prov DutSVV 12:26  De rechtvaardige is voortreffelijker dan zijn naaste; maar de weg der goddelozen doet hen dwalen.
Prov DutSVV 12:27  Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden; maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen.
Prov DutSVV 12:28  In het pad der gerechtigheid is het leven; en in den weg van haar voetpad is de dood niet.
Chapter 13
Prov DutSVV 13:1  Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet.
Prov DutSVV 13:2  Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld.
Prov DutSVV 13:3  Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet.
Prov DutSVV 13:4  De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.
Prov DutSVV 13:5  De rechtvaardige haat leugentaal; maar de goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich schaamte aan.
Prov DutSVV 13:6  De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg; maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren.
Prov DutSVV 13:7  Er is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed.
Prov DutSVV 13:8  Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.
Prov DutSVV 13:9  Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden; maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
Prov DutSVV 13:10  Door hovaardigheid maakt men niet dan gekijf; maar bij de beradenen is wijsheid.
Prov DutSVV 13:11  Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.
Prov DutSVV 13:12  De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.
Prov DutSVV 13:13  Die het woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden.
Prov DutSVV 13:14  Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
Prov DutSVV 13:15  Goed verstand geeft aangenaamheid; maar de weg der trouwelozen is streng.
Prov DutSVV 13:16  Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit.
Prov DutSVV 13:17  Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.
Prov DutSVV 13:18  Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geeerd worden.
Prov DutSVV 13:19  De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
Prov DutSVV 13:20  Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.
Prov DutSVV 13:21  Het kwaad zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden.
Prov DutSVV 13:22  De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor de rechtvaardige weggelegd.
Prov DutSVV 13:23  Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt door gebrek van oordeel.
Prov DutSVV 13:24  Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging.
Prov DutSVV 13:25  De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben.
Chapter 14
Prov DutSVV 14:1  Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen.
Prov DutSVV 14:2  Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem.
Prov DutSVV 14:3  In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen.
Prov DutSVV 14:4  Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel.
Prov DutSVV 14:5  Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens.
Prov DutSVV 14:6  De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht.
Prov DutSVV 14:7  Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken.
Prov DutSVV 14:8  De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij.
Prov DutSVV 14:9  Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid.
Prov DutSVV 14:10  Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.
Prov DutSVV 14:11  Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien.
Prov DutSVV 14:12  Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
Prov DutSVV 14:13  Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid.
Prov DutSVV 14:14  Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven.
Prov DutSVV 14:15  De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.
Prov DutSVV 14:16  De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.
Prov DutSVV 14:17  Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden.
Prov DutSVV 14:18  De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen.
Prov DutSVV 14:19  De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen.
Prov DutSVV 14:20  De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele.
Prov DutSVV 14:21  Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig.
Prov DutSVV 14:22  Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten.
Prov DutSVV 14:23  In allen smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek.
Prov DutSVV 14:24  Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid.
Prov DutSVV 14:25  Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger.
Prov DutSVV 14:26  In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen.
Prov DutSVV 14:27  De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
Prov DutSVV 14:28  In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring.
Prov DutSVV 14:29  De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid.
Prov DutSVV 14:30  Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen.
Prov DutSVV 14:31  Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem.
Prov DutSVV 14:32  De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood.
Prov DutSVV 14:33  Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend.
Prov DutSVV 14:34  Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien.
Prov DutSVV 14:35  Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
Chapter 15
Prov DutSVV 15:1  Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen.
Prov DutSVV 15:2  De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit.
Prov DutSVV 15:3  De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden.
Prov DutSVV 15:4  De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest.
Prov DutSVV 15:5  Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden; maar die de bestraffing waarneemt, zal kloekzinniglijk handelen.
Prov DutSVV 15:6  In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte.
Prov DutSVV 15:7  De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo.
Prov DutSVV 15:8  Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.
Prov DutSVV 15:9  De weg der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben.
Prov DutSVV 15:10  De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.
Prov DutSVV 15:11  De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen?
Prov DutSVV 15:12  De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen.
Prov DutSVV 15:13  Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.
Prov DutSVV 15:14  Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.
Prov DutSVV 15:15  Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd.
Prov DutSVV 15:16  Beter is weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat, en onrust daarbij.
Prov DutSVV 15:17  Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste os, en haat daarbij.
Prov DutSVV 15:18  Een grimmig man zal gekijf verwekken; maar de lankmoedige zal den twist stillen.
Prov DutSVV 15:19  De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is wel gebaand.
Prov DutSVV 15:20  Een wijs zoon zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder.
Prov DutSVV 15:21  De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen.
Prov DutSVV 15:22  De gedachten worden vernietigd, als er geen raad is; maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan.
Prov DutSVV 15:23  Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd!
Prov DutSVV 15:24  De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden.
Prov DutSVV 15:25  Het huis der hovaardigen zal de HEERE afrukken; maar de landpale der weduwe zal Hij vastzetten.
Prov DutSVV 15:26  Des bozen gedachten zijn den HEERE een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen.
Prov DutSVV 15:27  Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven.
Prov DutSVV 15:28  Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten.
Prov DutSVV 15:29  De HEERE is ver van de goddelozen; maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren.
Prov DutSVV 15:30  Het licht der ogen verblijdt het hart; een goed gerucht maakt het gebeente vet.
Prov DutSVV 15:31  Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten.
Prov DutSVV 15:32  Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand.
Prov DutSVV 15:33  De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en de nederigheid gaat voor de eer.
Chapter 16
Prov DutSVV 16:1  De mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is van den HEERE.
Prov DutSVV 16:2  Alle wegen des mans zijn zuiver in zijn ogen; maar de HEERE weegt de geesten.
Prov DutSVV 16:3  Wentel uw werken op den HEERE, en uw gedachten zullen bevestigd worden.
Prov DutSVV 16:4  De HEERE heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot den dag des kwaads.
Prov DutSVV 16:5  Al wie hoog is van hart, is den HEERE een gruwel; hand aan hand, zal hij niet onschuldig zijn.
Prov DutSVV 16:6  Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade.
Prov DutSVV 16:7  Als iemands wegen den HEERE behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen.
Prov DutSVV 16:8  Beter is een weinig met gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht.
Prov DutSVV 16:9  Het hart des mensen overdenkt zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang.
Prov DutSVV 16:10  Waarzegging is op de lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het gericht.
Prov DutSVV 16:11  Een rechte waag en weegschaal zijn des HEEREN; alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk.
Prov DutSVV 16:12  Het is der koningen gruwel goddeloosheid te doen; want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.
Prov DutSVV 16:13  De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben dien, die rechte dingen spreekt.
Prov DutSVV 16:14  De grimmigheid des konings is als de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen.
Prov DutSVV 16:15  In het licht van des konings aangezicht is leven; en zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens.
Prov DutSVV 16:16  Hoeveel beter is het wijsheid te bekomen, dan uitgegraven goud, en uitnemender, verstand te bekomen, dan zilver!
Prov DutSVV 16:17  De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart.
Prov DutSVV 16:18  Hovaardigheid is voor de verbreking, en hoogheid des geestes voor den val.
Prov DutSVV 16:19  Het is beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen, dan roof te delen met de hovaardigen.
Prov DutSVV 16:20  Die op het woord verstandelijk let, zal het goede vinden; en die op den HEERE vertrouwt, is welgelukzalig.
Prov DutSVV 16:21  De wijze van hart zal verstandig genoemd worden; en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen.
Prov DutSVV 16:22  Het verstand dergenen, die het bezitten, is een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid.
Prov DutSVV 16:23  Het hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig, en zal op zijn lippen de lering vermeerderen.
Prov DutSVV 16:24  Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente.
Prov DutSVV 16:25  Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
Prov DutSVV 16:26  De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem.
Prov DutSVV 16:27  Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend vuur.
Prov DutSVV 16:28  Een verkeerd man zal krakeel inwerpen; en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend.
Prov DutSVV 16:29  Een man des gewelds verlokt zijn naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed is.
Prov DutSVV 16:30  Hij sluit zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende, volbrengt hij het kwaad.
Prov DutSVV 16:31  De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden.
Prov DutSVV 16:32  De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt.
Prov DutSVV 16:33  Het lot wordt in den schoot geworpen; maar het gehele beleid daarvan is van den HEERE.
Chapter 17
Prov DutSVV 17:1  Een droge bete, en rust daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte beesten met twist.
Prov DutSVV 17:2  Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis delen.
Prov DutSVV 17:3  De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar de HEERE proeft de harten.
Prov DutSVV 17:4  De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong.
Prov DutSVV 17:5  Die den arme bespot, smaadt deszelfs Maker; die zich verblijdt in het verderf, zal niet onschuldig zijn.
Prov DutSVV 17:6  De kroon de ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen.
Prov DutSVV 17:7  Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip.
Prov DutSVV 17:8  Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen.
Prov DutSVV 17:9  Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt, scheidt den voornaamsten vriend.
Prov DutSVV 17:10  De bestraffing gaat dieper in den verstandige, dan den zot honderd maal te slaan.
Prov DutSVV 17:11  Zekerlijk, de wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden.
Prov DutSVV 17:12  Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid.
Prov DutSVV 17:13  Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken.
Prov DutSVV 17:14  Het begin des krakeels is gelijk een, die het water opening geeft; daarom verlaat den twist, eer hij zich vermengt.
Prov DutSVV 17:15  Wie den goddeloze rechtvaardigt, en den rechtvaardige verdoemt, zijn den HEERE een gruwel, ja, die beiden.
Prov DutSVV 17:16  Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft?
Prov DutSVV 17:17  Een vriend heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt in de benauwdheid geboren.
Prov DutSVV 17:18  Een verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij zijn naaste.
Prov DutSVV 17:19  Die het gekijf liefheeft, heeft de overtreding lief; die zijn deur verhoogt, zoekt verbreking.
Prov DutSVV 17:20  Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen.
Prov DutSVV 17:21  Wie een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden.
Prov DutSVV 17:22  Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen.
Prov DutSVV 17:23  De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen.
Prov DutSVV 17:24  In het aangezicht des verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in het einde der aarde.
Prov DutSVV 17:25  Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft.
Prov DutSVV 17:26  Het is niet goed, den rechtvaardige ook te doen boeten, dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen recht is.
Prov DutSVV 17:27  Wie wetenschap weet, houdt zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk van geest.
Prov DutSVV 17:28  Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, en die zijn lippen toesluit, verstandig.
Chapter 18
Prov DutSVV 18:1  Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid.
Prov DutSVV 18:2  De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt.
Prov DutSVV 18:3  Als de goddeloze komt, komt ook de verachting en met schande versmaadheid.
Prov DutSVV 18:4  De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid is een uitstortende beek.
Prov DutSVV 18:5  Het is niet goed, het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen.
Prov DutSVV 18:6  De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.
Prov DutSVV 18:7  De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel.
Prov DutSVV 18:8  De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks.
Prov DutSVV 18:9  Ook die zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van een doorbrenger.
Prov DutSVV 18:10  De Naam des HEEREN is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld worden.
Prov DutSVV 18:11  Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en als een verheven muur in zijn inbeelding.
Prov DutSVV 18:12  Voor de verbreking zal des mensen hart zich verheffen; en de nederigheid gaat voor de eer.
Prov DutSVV 18:13  Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord hebben, dat is hem dwaasheid en schande.
Prov DutSVV 18:14  De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie zal dien opheffen?
Prov DutSVV 18:15  Het hart der verstandigen bekomt wetenschap, en het oor der wijzen zoekt wetenschap.
Prov DutSVV 18:16  De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten.
Prov DutSVV 18:17  Die de eerste is in zijn twistzaak, schijnt rechtvaardig te zijn; maar zijn naaste komt, en hij onderzoekt hem.
Prov DutSVV 18:18  Het lot doet de geschillen ophouden, en maakt scheiding tussen machtigen.
Prov DutSVV 18:19  Een broeder is wederspanniger dan een sterke stad; en de geschillen zijn als een grendel van een paleis.
Prov DutSVV 18:20  Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden; hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen.
Prov DutSVV 18:21  Dood en leven zijn in het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft, zal haar vrucht eten.
Prov DutSVV 18:22  Die een vrouw gevonden heeft, heeft een goede zaak gevonden, en hij heeft welgevallen getrokken van den HEERE.
Prov DutSVV 18:23  De arme spreekt smekingen; maar de rijke antwoordt harde dingen.
Prov DutSVV 18:24  Een man, die vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te houden; want er is een liefhebber, die meer aankleeft dan een broeder.
Chapter 19
Prov DutSVV 19:1  De arme, in zijn oprechtheid wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is.
Prov DutSVV 19:2  Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt.
Prov DutSVV 19:3  De dwaasheid des mensen zal zijn weg verkeren; en zijn hart zal zich tegen den HEERE vergrammen.
Prov DutSVV 19:4  Het goed brengt veel vrienden toe; maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden.
Prov DutSVV 19:5  Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugen blaast, zal niet ontkomen.
Prov DutSVV 19:6  Velen smeken het aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, die giften geeft.
Prov DutSVV 19:7  Al de broeders des armen haten hem; hoeveel te meer gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na met woorden die niets zijn.
Prov DutSVV 19:8  Die verstand bekomt, heeft zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid waar, om het goede te vinden.
Prov DutSVV 19:9  Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugen blaast, zal vergaan.
Prov DutSVV 19:10  De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten!
Prov DutSVV 19:11  Het verstand des mensen vertrekt zijn toorn; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan.
Prov DutSVV 19:12  Des konings gramschap is als het brullen eens jongen leeuws; maar zijn welgevallen is als dauw op het kruid.
Prov DutSVV 19:13  Een zotte zoon is zijn vader grote ellende; en de kijvingen ener vrouw als een gestadig druipen.
Prov DutSVV 19:14  Huis en goed is een erve van de vaderen; maar een verstandige vrouw is van den HEERE.
Prov DutSVV 19:15  Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren.
Prov DutSVV 19:16  Die het gebod bewaart, bewaart zijn ziel; die zijn wegen veracht, zal sterven.
Prov DutSVV 19:17  Die zich des armen ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden.
Prov DutSVV 19:18  Tuchtig uw zoon, als er nog hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden.
Prov DutSVV 19:19  Die groot is van grimmigheid, zal straf dragen; want zo gij hem uitredt, zo zult gij nog moeten voortvaren.
Prov DutSVV 19:20  Hoor raad, en ontvang tucht, opdat gij in uw laatste wijs zijt.
Prov DutSVV 19:21  In het hart des mans zijn veel gedachten; maar de raad des HEEREN, die zal bestaan.
Prov DutSVV 19:22  De wens des mensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig man.
Prov DutSVV 19:23  De vreze des HEEREN is ten leven; want men zal verzadigd zijnde vernachten; met het kwaad zal men niet bezocht worden.
Prov DutSVV 19:24  Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen.
Prov DutSVV 19:25  Sla de spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen.
Prov DutSVV 19:26  Wie de vader verwoest, of de moeder verjaagt, is een zoon, die beschaamd maakt, en schande aandoet.
Prov DutSVV 19:27  Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap.
Prov DutSVV 19:28  Een Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in.
Prov DutSVV 19:29  Gerichten zijn voor de spotters bereid, en slagen voor den rug der zotten.
Chapter 20
Prov DutSVV 20:1  De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn.
Prov DutSVV 20:2  De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel.
Prov DutSVV 20:3  Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen.
Prov DutSVV 20:4  Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.
Prov DutSVV 20:5  De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen.
Prov DutSVV 20:6  Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden?
Prov DutSVV 20:7  De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem.
Prov DutSVV 20:8  Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen.
Prov DutSVV 20:9  Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde?
Prov DutSVV 20:10  Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide.
Prov DutSVV 20:11  Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen.
Prov DutSVV 20:12  Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide.
Prov DutSVV 20:13  Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.
Prov DutSVV 20:14  Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen.
Prov DutSVV 20:15  Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood.
Prov DutSVV 20:16  Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden.
Prov DutSVV 20:17  Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden.
Prov DutSVV 20:18  Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen.
Prov DutSVV 20:19  Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt.
Prov DutSVV 20:20  Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis.
Prov DutSVV 20:21  Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden.
Prov DutSVV 20:22  Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen.
Prov DutSVV 20:23  Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed.
Prov DutSVV 20:24  De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan?
Prov DutSVV 20:25  Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen.
Prov DutSVV 20:26  Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen.
Prov DutSVV 20:27  De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks.
Prov DutSVV 20:28  Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon.
Prov DutSVV 20:29  Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid.
Prov DutSVV 20:30  Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
Chapter 21
Prov DutSVV 21:1  Des konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil.
Prov DutSVV 21:2  Alle weg des mensen is recht in zijn ogen; maar de HEERE weegt de harten.
Prov DutSVV 21:3  Gerechtigheid en recht te doen is bij den HEERE uitgelezener dan offer.
Prov DutSVV 21:4  Hoogheid der ogen, en trotsheid des harten, en de ploeging der goddelozen, zijn zonde.
Prov DutSVV 21:5  De gedachten des vlijtigen zijn alleen tot overschot; maar van een ieder, die haastig is, alleen tot gebrek.
Prov DutSVV 21:6  Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken.
Prov DutSVV 21:7  De verwoesting der goddelozen zal hen doorsnijden, omdat zij weigeren recht te doen.
Prov DutSVV 21:8  De weg des mensen is gans verkeerd en vreemd; maar het werk des zuiveren is recht.
Prov DutSVV 21:9  Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap.
Prov DutSVV 21:10  De ziel des goddelozen begeert het kwaad; zijn naaste krijgt geen genade in zijn ogen.
Prov DutSVV 21:11  Als men den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht, neemt hij wetenschap aan.
Prov DutSVV 21:12  De rechtvaardige let verstandelijk op des goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad stort.
Prov DutSVV 21:13  Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden.
Prov DutSVV 21:14  Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid.
Prov DutSVV 21:15  Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking.
Prov DutSVV 21:16  Een mens, die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten.
Prov DutSVV 21:17  Die blijdschap liefheeft, die zal gebrek lijden; die wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden.
Prov DutSVV 21:18  De goddeloze is een rantsoen voor de rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten.
Prov DutSVV 21:19  Het is beter te wonen in een woest land, dan bij een zeer kijfachtige en toornige huisvrouw.
Prov DutSVV 21:20  In des wijzen woning is een gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks.
Prov DutSVV 21:21  Die rechtvaardigheid en weldadigheid najaagt, zal het leven, rechtvaardigheid en eer vinden.
Prov DutSVV 21:22  De wijze beklimt de stad der geweldigen, en werpt de sterkte huns vertrouwens neder.
Prov DutSVV 21:23  Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden.
Prov DutSVV 21:24  Die een hovaardig pocher is, zijn naam is spotter; hij gaat met hovaardige verbolgenheid te werk.
Prov DutSVV 21:25  De begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken.
Prov DutSVV 21:26  Den gansen dag begeert hij begeerlijke dingen; maar de rechtvaardige zal geven, en niet inhouden.
Prov DutSVV 21:27  Het offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer, als zij het met een schandelijk voornemen brengen!
Prov DutSVV 21:28  Een leugenachtig getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken tot overwinning.
Prov DutSVV 21:29  Een goddeloos man sterkt zich in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn weg vast.
Prov DutSVV 21:30  Er is geen wijsheid, en er is geen verstand, en er is geen raad tegen den HEERE.
Prov DutSVV 21:31  Het paard wordt bereid tegen den dag des strijds; maar de overwinning is des HEEREN.
Chapter 22
Prov DutSVV 22:1  De naam is uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en dan goud.
Prov DutSVV 22:2  Rijken en armen ontmoeten elkander; de HEERE heeft hen allen gemaakt.
Prov DutSVV 22:3  Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
Prov DutSVV 22:4  Het loon der nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven.
Prov DutSVV 22:5  Doornen en strikken, zijn in den weg des verkeerden; die zijn ziel bewaart, zal zich verre van die maken.
Prov DutSVV 22:6  Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken.
Prov DutSVV 22:7  De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht.
Prov DutSVV 22:8  Die onrecht zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde nemen.
Prov DutSVV 22:9  Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven.
Prov DutSVV 22:10  Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden.
Prov DutSVV 22:11  Die de reinheid des harten liefheeft, wiens lippen aangenaam zijn, diens vriend is de koning.
Prov DutSVV 22:12  De ogen des HEEREN bewaren de wetenschap; maar de zaken des trouwelozen zal Hij omkeren.
Prov DutSVV 22:13  De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden!
Prov DutSVV 22:14  De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen.
Prov DutSVV 22:15  De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.
Prov DutSVV 22:16  Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek.
Prov DutSVV 22:17  Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;
Prov DutSVV 22:18  Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden.
Prov DutSVV 22:19  Opdat uw vertrouwen op den HEERE zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend.
Prov DutSVV 22:20  Heb ik u niet heerlijke dingen geschreven van allerlei raad en wetenschap?
Prov DutSVV 22:21  Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden.
Prov DutSVV 22:22  Beroof den arme niet, omdat hij arm is; en verbrijzel den ellendige niet in de poort.
Prov DutSVV 22:23  Want de HEERE zal hun twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen beroven, de ziel roven.
Prov DutSVV 22:24  Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man;
Prov DutSVV 22:25  Opdat gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt.
Prov DutSVV 22:26  Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.
Prov DutSVV 22:27  Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen?
Prov DutSVV 22:28  Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben.
Prov DutSVV 22:29  Hebt gij een man gezien, die vaardig in zijn werk is? Hij zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden; voor het aangezicht der ongeachte lieden zal hij niet gesteld worden.
Chapter 23
Prov DutSVV 23:1  Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is.
Prov DutSVV 23:2  En zet een mes aan uw keel, indien gij een gulzig mens zijt;
Prov DutSVV 23:3  Laat u niet gelusten zijner smakelijke spijzen, want het is een leugenachtig brood.
Prov DutSVV 23:4  Vermoei u niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft.
Prov DutSVV 23:5  Zult gij uw ogen laten vliegen op hetgeen niets is? Want het zal zich gewisselijk vleugelen maken gelijk een arend, die naar den hemel vliegt.
Prov DutSVV 23:6  Eet het brood niet desgenen, die boos is van oog, en wees niet belust op zijn smakelijke spijzen;
Prov DutSVV 23:7  Want gelijk hij bedacht heeft in zijn ziel, alzo zal hij tot u zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is niet met u;
Prov DutSVV 23:8  Uw bete, die gij gegeten hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke woorden verderven.
Prov DutSVV 23:9  Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten.
Prov DutSVV 23:10  Zet de oude palen niet terug; en kom op de akkers der wezen niet;
Prov DutSVV 23:11  Want hun Verlosser is sterk; Die zal hun twistzaak tegen u twisten.
Prov DutSVV 23:12  Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap.
Prov DutSVV 23:13  Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven.
Prov DutSVV 23:14  Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden.
Prov DutSVV 23:15  Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik.
Prov DutSVV 23:16  En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen.
Prov DutSVV 23:17  Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt ten allen dage in de vreze des HEEREN.
Prov DutSVV 23:18  Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
Prov DutSVV 23:19  Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart op den weg.
Prov DutSVV 23:20  Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters;
Prov DutSVV 23:21  Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde klederen dragen.
Prov DutSVV 23:22  Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is.
Prov DutSVV 23:23  Koop de waarheid, en verkoop ze niet, mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand.
Prov DutSVV 23:24  De vader des rechtvaardigen zal zich zeer verheugen; en die een wijzen zoon gewint, zal zich over hem verblijden.
Prov DutSVV 23:25  Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard heeft.
Prov DutSVV 23:26  Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren.
Prov DutSVV 23:27  Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put.
Prov DutSVV 23:28  Ook loert zij als een rover; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen.
Prov DutSVV 23:29  Bij wien is wee? bij wien och arme? bij wien gekijf? bij wien het beklag? bij wien wonden zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen?
Prov DutSVV 23:30  Bij degenen, die bij den wijn vertoeven; bij degenen, die komen om gemengde drank na te zoeken.
Prov DutSVV 23:31  Zie den wijn niet aan, als hij zich rood vertoont, als hij in den beker zijn verve geeft, als hij recht opgaat;
Prov DutSVV 23:32  In zijn einde zal hij als een slang bijten, en steken als een adder.
Prov DutSVV 23:33  Uw ogen zullen naar vreemde vrouwen zien, en uw hart zal verkeerdheden spreken.
Prov DutSVV 23:34  En gij zult zijn, gelijk een, die in het hart van de zee slaapt; en gelijk een, die in het opperste van den mast slaapt.
Prov DutSVV 23:35  Men heeft mij geslagen, zult gij zeggen, ik ben niet ziek geweest; men heeft mij gebeukt, ik heb het niet gevoeld; wanneer zal ik opwaken? Ik zal hem nog meer zoeken!
Chapter 24
Prov DutSVV 24:1  Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.
Prov DutSVV 24:2  Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite.
Prov DutSVV 24:3  Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid bevestigd;
Prov DutSVV 24:4  En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed.
Prov DutSVV 24:5  Een wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt de kracht vast.
Prov DutSVV 24:6  Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning.
Prov DutSVV 24:7  Alle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen.
Prov DutSVV 24:8  Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.
Prov DutSVV 24:9  De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.
Prov DutSVV 24:10  Vertoont gij u slap ten dage uwer benauwdheid, uw kracht is nauw.
Prov DutSVV 24:11  Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt.
Prov DutSVV 24:12  Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk.
Prov DutSVV 24:13  Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
Prov DutSVV 24:14  Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
Prov DutSVV 24:15  Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.
Prov DutSVV 24:16  Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.
Prov DutSVV 24:17  Verblijd u niet als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;
Prov DutSVV 24:18  Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.
Prov DutSVV 24:19  Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.
Prov DutSVV 24:20  Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
Prov DutSVV 24:21  Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;
Prov DutSVV 24:22  Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang?
Prov DutSVV 24:23  Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.
Prov DutSVV 24:24  Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn.
Prov DutSVV 24:25  Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hem komen.
Prov DutSVV 24:26  Men zal de lippen kussen desgenen, die rechte woorden antwoordt.
Prov DutSVV 24:27  Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.
Prov DutSVV 24:28  Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip?
Prov DutSVV 24:29  Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk.
Prov DutSVV 24:30  Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
Prov DutSVV 24:31  En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.
Prov DutSVV 24:32  Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing aan;
Prov DutSVV 24:33  Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende;
Prov DutSVV 24:34  Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.
Chapter 25
Prov DutSVV 25:1  Dit zijn ook spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven hebben.
Prov DutSVV 25:2  Het is Gods eer een zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak te doorgronden.
Prov DutSVV 25:3  Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding.
Prov DutSVV 25:4  Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen;
Prov DutSVV 25:5  Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden.
Prov DutSVV 25:6  Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten;
Prov DutSVV 25:7  Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben.
Prov DutSVV 25:8  Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben.
Prov DutSVV 25:9  Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet;
Prov DutSVV 25:10  Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden.
Prov DutSVV 25:11  Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.
Prov DutSVV 25:12  Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud.
Prov DutSVV 25:13  Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel.
Prov DutSVV 25:14  Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is.
Prov DutSVV 25:15  Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente.
Prov DutSVV 25:16  Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt.
Prov DutSVV 25:17  Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate.
Prov DutSVV 25:18  Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl.
Prov DutSVV 25:19  Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet.
Prov DutSVV 25:20  Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter.
Prov DutSVV 25:21  Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken;
Prov DutSVV 25:22  Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden.
Prov DutSVV 25:23  De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong.
Prov DutSVV 25:24  Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap.
Prov DutSVV 25:25  Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel.
Prov DutSVV 25:26  De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader.
Prov DutSVV 25:27  Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer.
Prov DutSVV 25:28  Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
Chapter 26
Prov DutSVV 26:1  Gelijk de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo past den zot de eer niet.
Prov DutSVV 26:2  Gelijk de mus is tot wegzweven, gelijk een zwaluw tot vervliegen, alzo zal een vloek, die zonder oorzaak is, niet komen.
Prov DutSVV 26:3  Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten.
Prov DutSVV 26:4  Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.
Prov DutSVV 26:5  Antwoord den zot naar zijn dwaasheid, opdat hij in zijn ogen niet wijs zij.
Prov DutSVV 26:6  Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, die boodschappen zendt door de hand van een zot.
Prov DutSVV 26:7  Hef de benen van den kreupele op; alzo is een spreuk in den mond der zotten.
Prov DutSVV 26:8  Gelijk hij, die een edel gesteente in een slinger bindt, alzo is hij, die den zot eer geeft.
Prov DutSVV 26:9  Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo is een spreuk in den mond der zotten.
Prov DutSVV 26:10  De groten doen een iegelijk verdriet aan, en huren de zotten, en huren de overtreders.
Prov DutSVV 26:11  Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid.
Prov DutSVV 26:12  Hebt gij een man gezien, die wijs in zijn ogen is! Van een zot is meer verwachting dan van hem.
Prov DutSVV 26:13  De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten.
Prov DutSVV 26:14  Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed.
Prov DutSVV 26:15  De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen.
Prov DutSVV 26:16  De luiaard is wijzer in zijn ogen, dan zeven, die met rede antwoorden.
Prov DutSVV 26:17  De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, die hem niet aangaat, is gelijk die een hond bij de oren grijpt.
Prov DutSVV 26:18  Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt;
Prov DutSVV 26:19  Alzo is een man, die zijn naaste bedriegt, en zegt: Jok ik er niet mede?
Prov DutSVV 26:20  Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild.
Prov DutSVV 26:21  De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken.
Prov DutSVV 26:22  De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks.
Prov DutSVV 26:23  Brandende lippen, en een boos hart, zijn als een potscherf met schuim van zilver overtogen.
Prov DutSVV 26:24  Die haat draagt, gelaat zich vreemd met zijn lippen; maar in zijn binnenste stelt hij bedrog aan.
Prov DutSVV 26:25  Als hij met zijn stem smeekt, geloof hem niet, want zeven gruwelen zijn in zijn hart.
Prov DutSVV 26:26  Wiens haat door bedrog bedekt is, diens boosheid zal in de gemeente geopenbaard worden.
Prov DutSVV 26:27  Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren.
Prov DutSVV 26:28  Een valse tong haat degenen, die zij verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting.
Chapter 27
Prov DutSVV 27:1  Beroem u niet over den dag van morgen; want gij weet niet, wat de dag zal baren.
Prov DutSVV 27:2  Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.
Prov DutSVV 27:3  Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide.
Prov DutSVV 27:4  Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan?
Prov DutSVV 27:5  Openbare bestraffing is beter dan verborgene liefde.
Prov DutSVV 27:6  De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden.
Prov DutSVV 27:7  Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet.
Prov DutSVV 27:8  Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats.
Prov DutSVV 27:9  Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel.
Prov DutSVV 27:10  Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is.
Prov DutSVV 27:11  Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb.
Prov DutSVV 27:12  De kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
Prov DutSVV 27:13  Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw.
Prov DutSVV 27:14  Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.
Prov DutSVV 27:15  Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk.
Prov DutSVV 27:16  Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept.
Prov DutSVV 27:17  Ijzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten.
Prov DutSVV 27:18  Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geeerd worden.
Prov DutSVV 27:19  Gelijk in het water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens.
Prov DutSVV 27:20  De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd.
Prov DutSVV 27:21  De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven.
Prov DutSVV 27:22  Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.
Prov DutSVV 27:23  Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.
Prov DutSVV 27:24  Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn?
Prov DutSVV 27:25  Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden.
Prov DutSVV 27:26  De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.
Prov DutSVV 27:27  Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden.
Chapter 28
Prov DutSVV 28:1  De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw.
Prov DutSVV 28:2  Om de overtreding des lands zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige en wetende mensen zal insgelijks verlenging wezen.
Prov DutSVV 28:3  Een arm man, die de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat er geen brood zij.
Prov DutSVV 28:4  Die de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich in strijd tegen hen.
Prov DutSVV 28:5  De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den HEERE zoeken, verstaan alles.
Prov DutSVV 28:6  De arme, wandelende in zijn oprechtheid, is beter, dan die verkeerd is van wegen, al is hij rijk.
Prov DutSVV 28:7  Die de wet bewaart, is een verstandig zoon; maar die der vraten metgezel is, beschaamt zijn vader.
Prov DutSVV 28:8  Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt.
Prov DutSVV 28:9  Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed zelfs zal een gruwel zijn.
Prov DutSVV 28:10  Die de oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede beerven.
Prov DutSVV 28:11  Een rijk man is wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig is, doorzoekt hem.
Prov DutSVV 28:12  Als de rechtvaardigen opspringen van vreugde, is er grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen, wordt de mens nauw gezocht.
Prov DutSVV 28:13  Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen.
Prov DutSVV 28:14  Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, zal in het kwaad vallen.
Prov DutSVV 28:15  De goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder loopt.
Prov DutSVV 28:16  Een vorst, die van alle verstand gebrek heeft, is ook veelvoudig in verdrukkingen; maar die de gierigheid haat, zal de dagen verlengen.
Prov DutSVV 28:17  Een mens, gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden; men ondersteune hem niet!
Prov DutSVV 28:18  Die oprecht wandelt, zal behouden worden; maar die zich verkeerdelijk gedraagt in twee wegen, zal in den enen vallen.
Prov DutSVV 28:19  Die zijn land bouwt, zal met brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, zal met armoede verzadigd worden.
Prov DutSVV 28:20  Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is, om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen.
Prov DutSVV 28:21  De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden.
Prov DutSVV 28:22  Die zich haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet niet, dat het gebrek hem overkomen zal.
Prov DutSVV 28:23  Die een mens bestraft, zal achterna gunst vinden, meer dan die met de tong vleit.
Prov DutSVV 28:24  Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel.
Prov DutSVV 28:25  Die grootmoedig is, verwekt gekijf; maar die op den HEERE vertrouwt, zal vet worden.
Prov DutSVV 28:26  Die op zijn hart vertrouwt, die is een zot; maar die in wijsheid wandelt, die zal ontkomen.
Prov DutSVV 28:27  Die den armen geeft, zal geen gebrek hebben; maar die zijn ogen verbergt, zal veel vervloekt worden.
Prov DutSVV 28:28  Als de goddelozen opkomen, verbergt zich de mens; maar als zij omkomen, vermenigvuldigen de rechtvaardigen.
Chapter 29
Prov DutSVV 29:1  Een man, die, dikwijls bestraft zijnde, den nek verhardt, zal schielijk verbroken worden, zodat er geen genezen aan zij.
Prov DutSVV 29:2  Als de rechtvaardigen groot worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht het volk.
Prov DutSVV 29:3  Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt zijn vader; maar die een metgezel der hoeren is, brengt het goed door.
Prov DutSVV 29:4  Een koning houdt het land staande door het recht; maar een, die tot geschenken genegen is, verstoort hetzelve.
Prov DutSVV 29:5  Een man, die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen.
Prov DutSVV 29:6  In de overtreding eens bozen mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht en is blijde.
Prov DutSVV 29:7  De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap niet.
Prov DutSVV 29:8  Spotdrijvende lieden blazen een stad aan brand; maar de wijzen keren den toorn af.
Prov DutSVV 29:9  Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust.
Prov DutSVV 29:10  Bloedgierige lieden haten den vrome; maar de oprechten zoeken zijn ziel.
Prov DutSVV 29:11  Een zot laat zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts.
Prov DutSVV 29:12  Een heerser, die op leugentaal acht geeft, al zijn dienaars zijn goddeloos.
Prov DutSVV 29:13  De arme en de bedrieger ontmoeten elkander; de HEERE verlicht hun beider ogen.
Prov DutSVV 29:14  Een koning, die de armen in trouw recht doet, diens troon zal in eeuwigheid bevestigd worden.
Prov DutSVV 29:15  De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zichzelf gelaten is, beschaamt zijn moeder.
Prov DutSVV 29:16  Als de goddelozen velen worden, wordt de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen hun val aanzien.
Prov DutSVV 29:17  Tuchtig uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven.
Prov DutSVV 29:18  Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die de wet bewaart.
Prov DutSVV 29:19  Een knecht zal door de woorden niet getuchtigd worden; hoewel hij u verstaat, nochtans zal hij niet antwoorden.
Prov DutSVV 29:20  Hebt gij een man gezien, die haastig in zijn woorden is? Van een zot is meer verwachting dan van hem.
Prov DutSVV 29:21  Als men zijn knecht van jongs op weeldig houdt, hij zal in zijn laatste een zoon willen zijn.
Prov DutSVV 29:22  Een toornig man verwekt gekijf; en de grammoedige is veelvoudig in overtreding.
Prov DutSVV 29:23  De hoogmoed des mensen zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de eer vasthouden.
Prov DutSVV 29:24  Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen.
Prov DutSVV 29:25  De siddering des mensen legt een strik; maar die op den HEERE vertrouwt, zal in een hoog vertrek gesteld worden.
Prov DutSVV 29:26  Velen zoeken het aangezicht des heersers; maar een ieders recht is van den HEERE.
Prov DutSVV 29:27  Een ongerechtig man is den rechtvaardige een gruwel; maar die recht is van weg, is den goddeloze een gruwel.
Chapter 30
Prov DutSVV 30:1  De woorden van Agur, den zoon van Jake; een last. De man spreekt tot Ithiel, tot Ithiel en Uchal.
Prov DutSVV 30:2  Voorwaar, ik ben onvernuftiger dan iemand; en ik heb geen mensenverstand;
Prov DutSVV 30:3  En ik heb geen wijsheid geleerd, noch de wetenschap der heiligen gekend.
Prov DutSVV 30:4  Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet?
Prov DutSVV 30:5  Alle rede Gods is doorlouterd; Hij is een Schild dengenen, die op Hem betrouwen.
Prov DutSVV 30:6  Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt.
Prov DutSVV 30:7  Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud ze mij niet, eer ik sterve:
Prov DutSVV 30:8  Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels;
Prov DutSVV 30:9  Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.
Prov DutSVV 30:10  Achterklap niet van den knecht bij zijn heer, opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt.
Prov DutSVV 30:11  Daar is een geslacht, dat zijn vader vervloekt, en zijn moeder niet zegent;
Prov DutSVV 30:12  Een geslacht, dat rein in zijn ogen is, en van zijn drek niet gewassen is;
Prov DutSVV 30:13  Een geslacht, welks ogen hoog zijn, en welks oogleden verheven zijn;
Prov DutSVV 30:14  Een geslacht, welks tanden zwaarden, en welks baktanden messen zijn, om de ellendigen van de aarde en de nooddruftigen van onder de mensen te verteren.
Prov DutSVV 30:15  De bloedzuiger heeft twee dochters: Geef, geef! Deze drie dingen worden niet verzadigd; ja, vier zeggen niet: Het is genoeg!
Prov DutSVV 30:16  Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg!
Prov DutSVV 30:17  Het oog, dat den vader bespot, of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken, en des arends jongen zullen het eten.
Prov DutSVV 30:18  Deze drie dingen zijn voor mij te wonderlijk, ja, vier, die ik niet weet:
Prov DutSVV 30:19  De weg eens arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen; de weg van een schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd.
Prov DutSVV 30:20  Alzo is de weg ener overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid gewrocht!
Prov DutSVV 30:21  Om drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, die zij niet dragen kan:
Prov DutSVV 30:22  Om een knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is;
Prov DutSVV 30:23  Om een hatelijke vrouw, als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw.
Prov DutSVV 30:24  Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien.
Prov DutSVV 30:25  De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs.
Prov DutSVV 30:26  De konijnen zijn een machteloos volk; nochtans stellen zij hun huis in den rotssteen.
Prov DutSVV 30:27  De sprinkhanen hebben geen koning; nochtans gaan zij allen uit, zich verdelende in hopen.
Prov DutSVV 30:28  De spinnekop grijpt met de handen, en is in de paleizen der koningen.
Prov DutSVV 30:29  Deze drie maken een goeden tred; ja, vier zijn er, die een goeden gang maken;
Prov DutSVV 30:30  De oude leeuw geweldig onder de gedierten, die voor niemand zal wederkeren;
Prov DutSVV 30:31  Een windhond van goede lenden, of een bok; en een koning, die niet tegen te staan is.
Prov DutSVV 30:32  Zo gij dwaselijk gehandeld hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond!
Prov DutSVV 30:33  Want de drukking der melk brengt boter voort, en de drukking van den neus brengt bloed voort, en de drukking des toorns brengt twist voort.
Chapter 31
Prov DutSVV 31:1  De woorden van de koning Lemuel; de last, maarmede zijn moeder hem onderwees.
Prov DutSVV 31:2  Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner geloften?
Prov DutSVV 31:3  Geeft aan de vrouwen uw vermogen niet, noch uw wegen, om koningen te verdelgen.
Prov DutSVV 31:4  Het komt den koningen niet toe, o Lemuel! het komt den koningen niet toe wijn te drinken, en den prinsen, sterken drank te begeren;
Prov DutSVV 31:5  Opdat hij niet drinke, en het gezette vergete, en de rechtzaak van alle verdrukten verandere.
Prov DutSVV 31:6  Geeft sterken drank dengene, die verloren gaat, en wijn dengenen, die bitterlijk bedroefd van ziel zijn;
Prov DutSVV 31:7  Dat hij drinke, en zijn armoede vergete, en zijner moeite niet meer gedenke.
Prov DutSVV 31:8  Open uw mond voor den stomme, voor de rechtzaak van allen, die omkomen zouden.
Prov DutSVV 31:9  Open uw mond; oordeel gerechtelijk, en doe den verdrukte en nooddruftige recht.
Prov DutSVV 31:10  Aleph. Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden? Want haar waardij is verre boven de robijnen.
Prov DutSVV 31:11  Beth. Het hart haars heren vertrouwt op haar, zodat hem geen goed zal ontbreken.
Prov DutSVV 31:12  Gimel. Zij doet hem goed en geen kwaad, al de dagen haars levens.
Prov DutSVV 31:13  Daleth. Zij zoekt wol en vlas, en werkt met lust harer handen.
Prov DutSVV 31:14  He. Zij is als de schepen eens koopmans; zij doet haar brood van verre komen.
Prov DutSVV 31:15  Vau. En zij staat op, als het nog nacht is, en geeft haar huis spijze, en haar dienstmaagden het bescheiden deel.
Prov DutSVV 31:16  Zain. Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard.
Prov DutSVV 31:17  Cheth. Zij gordt haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen.
Prov DutSVV 31:18  Teth. Zij smaakt, dat haar koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet uit.
Prov DutSVV 31:19  Jod. Zij steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten den spinrok.
Prov DutSVV 31:20  Caph. Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige.
Prov DutSVV 31:21  Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed.
Prov DutSVV 31:22  Mem. Zij maakt voor zich tapijtsieraad; haar kleding is fijn linnen en purper.
Prov DutSVV 31:23  Nun. Haar man is bekend in de poorten, als hij zit met de oudsten des lands.
Prov DutSVV 31:24  Samech. Zij maakt fijn lijnwaad en verkoopt het; en zij levert den koopman gordelen.
Prov DutSVV 31:25  Ain. Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding; en zij lacht over den nakomenden dag.
Prov DutSVV 31:26  Pe. Zij doet haar mond open met wijsheid; en op haar tong is leer der goeddadigheid.
Prov DutSVV 31:27  Tsade. Zij beschouwt de gangen van haar huis; en het brood der luiheid eet zij niet.
Prov DutSVV 31:28  Koph. Haar kinderen staan op, en roemen haar welgelukzalig; ook haar man, en hij prijst haar, zeggende:
Prov DutSVV 31:29  Resch. Vele dochteren hebben deugdelijke gehandeld; maar gij gaat die allen te boven.
Prov DutSVV 31:30  Schin. De bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid; maar een vrouw, die den HEERE vreest, die zal geprezen worden.
Prov DutSVV 31:31  Thau. Geef haar van de vrucht harer handen, en laat haar werken haar prijzen in de poorten.