Toggle notes
Chapter 1
Prov | DutSVVA | 1:3 | Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden; | |
Prov | DutSVVA | 1:4 | Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. | |
Prov | DutSVVA | 1:5 | Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is , zal wijzen raad bekomen; | |
Prov | DutSVVA | 1:6 | Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen. | |
Prov | DutSVVA | 1:7 | De vrees des Heeren is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. | |
Prov | DutSVVA | 1:11 | Indiën zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak; | |
Prov | DutSVVA | 1:12 | Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; | |
Prov | DutSVVA | 1:19 | Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. | |
Prov | DutSVVA | 1:20 | De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten. | |
Prov | DutSVVA | 1:21 | Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; | |
Prov | DutSVVA | 1:22 | Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? | |
Prov | DutSVVA | 1:23 | Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. | |
Prov | DutSVVA | 1:24 | Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; | |
Prov | DutSVVA | 1:27 | Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt; | |
Prov | DutSVVA | 1:28 | Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; | |
Prov | DutSVVA | 1:29 | Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des Heeren niet hebben verkoren. | |
Prov | DutSVVA | 1:30 | Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad; | |
Prov | DutSVVA | 1:31 | Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen. | |
Prov | DutSVVA | 1:32 | Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. | |
Chapter 2
Prov | DutSVVA | 2:2 | Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt; | |
Prov | DutSVVA | 2:7 | Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen; | |
Prov | DutSVVA | 2:8 | Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren. | |
Prov | DutSVVA | 2:10 | Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn; | |
Prov | DutSVVA | 2:11 | Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden; | |
Prov | DutSVVA | 2:13 | Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis; | |
Prov | DutSVVA | 2:16 | Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit; | |
Prov | DutSVVA | 2:19 | Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen; | |
Prov | DutSVVA | 2:21 | Want de vromen zullen de aarde bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven; | |
Chapter 3
Prov | DutSVVA | 3:3 | Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf ze op de tafel uws harten. | |
Prov | DutSVVA | 3:10 | Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. | |
Prov | DutSVVA | 3:11 | Mijn zoon! verwerp de tucht des Heeren niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; | |
Prov | DutSVVA | 3:12 | Want de Heere kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft. | |
Prov | DutSVVA | 3:13 | Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt! | |
Prov | DutSVVA | 3:14 | Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. | |
Prov | DutSVVA | 3:15 | Zij is kostelijker dan robijnen; en al wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. | |
Prov | DutSVVA | 3:18 | Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vast houdt, wordt gelukzalig. | |
Prov | DutSVVA | 3:19 | De Heere heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. | |
Prov | DutSVVA | 3:21 | Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. | |
Prov | DutSVVA | 3:24 | Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. | |
Prov | DutSVVA | 3:25 | Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. | |
Prov | DutSVVA | 3:26 | Want de Heere zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. | |
Prov | DutSVVA | 3:27 | Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. | |
Prov | DutSVVA | 3:28 | Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. | |
Prov | DutSVVA | 3:32 | Want de afwijker is den Heere een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte. | |
Prov | DutSVVA | 3:33 | De vloek des Heeren is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. | |
Prov | DutSVVA | 3:34 | Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. | |
Chapter 4
Prov | DutSVVA | 4:3 | Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder. | |
Prov | DutSVVA | 4:4 | Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef. | |
Prov | DutSVVA | 4:5 | Verkrijg wijsheid, verkrijg verstand; vergeet niet, en wijk niet van de redenen mijns monds. | |
Prov | DutSVVA | 4:7 | De wijsheid is het voornaamste; verkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting. | |
Prov | DutSVVA | 4:9 | Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij u leveren. | |
Prov | DutSVVA | 4:10 | Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de jaren des levens zullen u vermenigvuldigd worden. | |
Prov | DutSVVA | 4:12 | In uw gaan zal uw tred niet benauwd worden, en indien gij loopt, zult gij niet struikelen. | |
Prov | DutSVVA | 4:16 | Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet iemand hebben doen struikelen . | |
Prov | DutSVVA | 4:18 | Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe. | |
Prov | DutSVVA | 4:19 | De weg der goddelozen is als donkerheid, zij weten niet, waarover zij struikelen zullen. | |
Prov | DutSVVA | 4:22 | Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees. | |
Prov | DutSVVA | 4:23 | Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens. | |
Prov | DutSVVA | 4:24 | Doe de verkeerdheid des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen verre van u. | |
Chapter 5
Prov | DutSVVA | 5:3 | Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie. | |
Prov | DutSVVA | 5:6 | Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. | |
Prov | DutSVVA | 5:10 | Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; | |
Prov | DutSVVA | 5:13 | En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! | |
Prov | DutSVVA | 5:14 | Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! | |
Prov | DutSVVA | 5:19 | Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. | |
Prov | DutSVVA | 5:20 | En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? | |
Prov | DutSVVA | 5:21 | Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des Heeren, en Hij weegt al zijne gangen. | |
Prov | DutSVVA | 5:22 | Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. | |
Chapter 6
Prov | DutSVVA | 6:1 | Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt; | |
Prov | DutSVVA | 6:2 | Gij zijt verstrikt met de redenen uws monds; gij zijt gevangen met de redenen uws monds. | |
Prov | DutSVVA | 6:3 | Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, onderwerp uzelven, en sterk uw naaste. | |
Prov | DutSVVA | 6:5 | Red u, als een ree uit de hand des jagers, en als een vogel uit de hand des vogelvangers. | |
Prov | DutSVVA | 6:10 | Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende; | |
Prov | DutSVVA | 6:11 | Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man. | |
Prov | DutSVVA | 6:14 | In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in. | |
Prov | DutSVVA | 6:15 | Daarom zal zijn verderf haastelijk komen; hij zal schielijk verbroken worden, dat er geen genezen aan zij. | |
Prov | DutSVVA | 6:18 | Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen; | |
Prov | DutSVVA | 6:22 | Als gij wandelt, zal dat u geleiden; als gij nederligt, zal het over u de wacht houden; als gij wakker wordt, zal hetzelve met u spreken. | |
Prov | DutSVVA | 6:23 | Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens; | |
Prov | DutSVVA | 6:25 | Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden. | |
Prov | DutSVVA | 6:26 | Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel. | |
Prov | DutSVVA | 6:29 | Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden. | |
Prov | DutSVVA | 6:30 | Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft; | |
Prov | DutSVVA | 6:31 | En gevonden zijnde, vergeldt hij het zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis. | |
Prov | DutSVVA | 6:32 | Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet; | |
Prov | DutSVVA | 6:34 | Want jaloërsheid is een grimmigheid des mans; en in den dag der wraak zal hij niet verschonen. | |
Chapter 7
Prov | DutSVVA | 7:5 | Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit. | |
Prov | DutSVVA | 7:7 | En ik zag onder de slechten; ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling; | |
Prov | DutSVVA | 7:8 | Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis. | |
Prov | DutSVVA | 7:10 | En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede; | |
Prov | DutSVVA | 7:13 | En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem: | |
Prov | DutSVVA | 7:15 | Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden. | |
Prov | DutSVVA | 7:16 | Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad toegemaakt, met uitgehouwen werken, met fijn linnen van Egypte; | |
Prov | DutSVVA | 7:18 | Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde. | |
Prov | DutSVVA | 7:20 | Hij heeft een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen. | |
Prov | DutSVVA | 7:21 | Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen. | |
Prov | DutSVVA | 7:22 | Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien. | |
Prov | DutSVVA | 7:23 | Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is. | |
Chapter 8
Prov | DutSVVA | 8:2 | Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij; | |
Prov | DutSVVA | 8:3 | Aan de zijde der poorten, voor aan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid: | |
Prov | DutSVVA | 8:6 | Hoort, want ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn. | |
Prov | DutSVVA | 8:7 | Want Mijn gehemelte zal de waarheid bedachtelijk uitspreken, en de goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel. | |
Prov | DutSVVA | 8:8 | Al de redenen Mijns monds zijn in gerechtigheid; er is niets verdraaids, noch verkeerds in. | |
Prov | DutSVVA | 8:9 | Zij zijn alle recht voor dengene, die verstandig is, en rechtmatig voor degenen, die wetenschap vinden. | |
Prov | DutSVVA | 8:10 | Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en wetenschap, meer dan het uitgelezen uitgegraven goud. | |
Prov | DutSVVA | 8:11 | Want wijsheid is beter dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken. | |
Prov | DutSVVA | 8:12 | Ik, Wijsheid, woon bij de kloekzinnigheid, en vinde de kennis van alle bedachtzaamheid. | |
Prov | DutSVVA | 8:13 | De vreze des Heeren is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden. | |
Prov | DutSVVA | 8:19 | Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver. | |
Prov | DutSVVA | 8:20 | Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts; | |
Prov | DutSVVA | 8:21 | Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beërven dat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen. | |
Prov | DutSVVA | 8:23 | Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan. | |
Prov | DutSVVA | 8:24 | Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water; | |
Prov | DutSVVA | 8:26 | Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch de aanvang van de stofjes der wereld. | |
Prov | DutSVVA | 8:27 | Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef; | |
Prov | DutSVVA | 8:28 | Toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte; | |
Prov | DutSVVA | 8:29 | Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde; | |
Prov | DutSVVA | 8:30 | Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende; | |
Prov | DutSVVA | 8:31 | Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen. | |
Prov | DutSVVA | 8:32 | Nu dan, kinderen! hoort naar Mij; want welgelukzalig zijn zij, die Mijn wegen bewaren. | |
Prov | DutSVVA | 8:34 | Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren. | |
Chapter 9
Prov | DutSVVA | 9:1 | De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd; Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen. | |
Prov | DutSVVA | 9:2 | Zij heeft Haar slachtvee geslacht. Zij heeft Haar wijn gemengd; ook heeft Zij Haar tafel toegericht. | |
Prov | DutSVVA | 9:3 | Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad: | |
Prov | DutSVVA | 9:7 | Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek. | |
Prov | DutSVVA | 9:8 | Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben. | |
Prov | DutSVVA | 9:9 | Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen. | |
Prov | DutSVVA | 9:10 | De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand. | |
Prov | DutSVVA | 9:11 | Want door Mij zullen uw dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan worden. | |
Prov | DutSVVA | 9:12 | Indiën gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen. | |
Prov | DutSVVA | 9:15 | Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende: | |
Chapter 10
Prov | DutSVVA | 10:1 | De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den vader; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid. | |
Prov | DutSVVA | 10:2 | Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood. | |
Prov | DutSVVA | 10:3 | De Heere laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg. | |
Prov | DutSVVA | 10:4 | Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk. | |
Prov | DutSVVA | 10:5 | Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt. | |
Prov | DutSVVA | 10:6 | Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. | |
Prov | DutSVVA | 10:7 | De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten. | |
Prov | DutSVVA | 10:8 | Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden. | |
Prov | DutSVVA | 10:9 | Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden. | |
Prov | DutSVVA | 10:10 | Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden. | |
Prov | DutSVVA | 10:11 | De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. | |
Prov | DutSVVA | 10:13 | In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden; maar op den rug des verstandelozen de roede. | |
Prov | DutSVVA | 10:14 | De wijzen leggen wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring nabij. | |
Prov | DutSVVA | 10:15 | Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring. | |
Prov | DutSVVA | 10:16 | Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde. | |
Prov | DutSVVA | 10:17 | Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen. | |
Prov | DutSVVA | 10:18 | Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot. | |
Prov | DutSVVA | 10:19 | In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen weerhoudt, is kloek verstandig. | |
Prov | DutSVVA | 10:20 | De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard. | |
Prov | DutSVVA | 10:21 | De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand. | |
Prov | DutSVVA | 10:23 | Het is voor den zot als spel schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen. | |
Prov | DutSVVA | 10:24 | De vreze des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven. | |
Prov | DutSVVA | 10:25 | Gelijk een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet meer; maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest. | |
Prov | DutSVVA | 10:26 | Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is, zo is de luie dengenen, die hem uitzenden. | |
Prov | DutSVVA | 10:27 | De vreze des Heeren vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort. | |
Prov | DutSVVA | 10:28 | De hoop der rechtvaardigen is blijdschap; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan. | |
Prov | DutSVVA | 10:29 | De weg des Heeren is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring. | |
Prov | DutSVVA | 10:30 | De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet bewogen worden; maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen. | |
Prov | DutSVVA | 10:31 | De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden. | |
Chapter 11
Prov | DutSVVA | 11:1 | Een bedriegelijke weegschaal is den Heere een gruwel; maar een volkomen weegsteen is Zijn welgevallen. | |
Prov | DutSVVA | 11:2 | Als de hovaardigheid komt, zal de schande ook komen; maar met de ootmoedigen is wijsheid. | |
Prov | DutSVVA | 11:3 | De oprechtheid der oprechten leidt hen; maar de verkeerdheden der trouwelozen verstoort hen. | |
Prov | DutSVVA | 11:4 | Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; maar de gerechtigheid redt van den dood. | |
Prov | DutSVVA | 11:5 | De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid. | |
Prov | DutSVVA | 11:6 | De gerechtigheid der vromen zal hen redden; maar de trouwelozen worden gevangen in hun verkeerdheid. | |
Prov | DutSVVA | 11:7 | Als de goddeloze mens sterft, vergaat zijn verwachting; zelfs is de allersterkste hoop vergaan. | |
Prov | DutSVVA | 11:8 | De rechtvaardige wordt uit benauwdheid bevrijd; en de goddeloze komt in zijn plaats. | |
Prov | DutSVVA | 11:9 | De huichelaar verderft zijn naaste door den mond; maar door wetenschap worden de rechtvaardigen bevrijd. | |
Prov | DutSVVA | 11:10 | Een stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen; en als de goddelozen vergaan, is er gejuich. | |
Prov | DutSVVA | 11:11 | Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken. | |
Prov | DutSVVA | 11:12 | Die verstandeloos is, veracht zijn naaste; maar een man van groot verstand zwijgt stil. | |
Prov | DutSVVA | 11:13 | Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; maar die getrouw is van geest, bedekt de zaak. | |
Prov | DutSVVA | 11:14 | Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden. | |
Prov | DutSVVA | 11:15 | Als iemand voor een vreemde borg geworden is, hij zal zekerlijk verbroken worden; maar wie degenen haat, die in de hand klappen, is zeker. | |
Prov | DutSVVA | 11:16 | Een aangename huisvrouw houdt de eer vast, gelijk de geweldigen den rijkdom vasthouden. | |
Prov | DutSVVA | 11:18 | De goddeloze doet een vals werk; maar voor dengene, die gerechtigheid zaait, is trouwe loon. | |
Prov | DutSVVA | 11:19 | Alzo is de gerechtigheid ten leven, gelijk die het kwade najaagt, naar zijn dood jaagt. | |
Prov | DutSVVA | 11:20 | De verkeerden van hart zijn den Heere een gruwel; maar de oprechten van weg zijn Zijn welgevallen. | |
Prov | DutSVVA | 11:21 | Hand aan hand zal de boze niet onschuldig zijn; maar het zaad der rechtvaardigen zal ontkomen. | |
Prov | DutSVVA | 11:23 | De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede; maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid. | |
Prov | DutSVVA | 11:24 | Er is een, die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek. | |
Prov | DutSVVA | 11:25 | De zegenende ziel zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. | |
Prov | DutSVVA | 11:26 | Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk; maar zegening zal zijn over het hoofd des verkopers. | |
Prov | DutSVVA | 11:27 | Wie het goede vroeg nazoekt, zoekt welgevalligheid; maar wie het kwade natracht, dien zal het overkomen. | |
Prov | DutSVVA | 11:28 | Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof. | |
Prov | DutSVVA | 11:29 | Wie zijn huis beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen, die wijs van hart is. | |
Prov | DutSVVA | 11:30 | De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens; en wie zielen vangt, is wijs. | |
Chapter 12
Prov | DutSVVA | 12:1 | Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig. | |
Prov | DutSVVA | 12:2 | De goede zal een welgevallen trekken van den Heere; maar een man van schandelijke verdichtselen zal Hij verdoemen. | |
Prov | DutSVVA | 12:3 | De mens zal niet bevestigd worden door goddeloosheid; maar de wortel der rechtvaardigen zal niet bewogen worden. | |
Prov | DutSVVA | 12:4 | Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar die beschaamt maakt, is als verrotting in zijn beenderen. | |
Prov | DutSVVA | 12:6 | De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden. | |
Prov | DutSVVA | 12:7 | De goddelozen worden omgekeerd, dat zij niet meer zijn; maar het huis der rechtvaardigen zal bestaan. | |
Prov | DutSVVA | 12:8 | Een ieder zal geprezen worden, naardat zijn verstandigheid is; maar die verkeerd van hart is, zal tot verachting wezen. | |
Prov | DutSVVA | 12:9 | Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft. | |
Prov | DutSVVA | 12:10 | De rechtvaardige kent het leven van zijn beest; maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed. | |
Prov | DutSVVA | 12:11 | Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, is verstandeloos. | |
Prov | DutSVVA | 12:12 | De goddeloze begeert het net der bozen; maar de wortel der rechtvaardigen zal uitgeven. | |
Prov | DutSVVA | 12:13 | In de overtreding der lippen is de strik des bozen; maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen. | |
Prov | DutSVVA | 12:14 | Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen . | |
Prov | DutSVVA | 12:16 | De toorn des dwazen wordt ten zelven dage bekend; maar die kloekzinnig is, bedekt de schande. | |
Prov | DutSVVA | 12:17 | Die waarheid voortbrengt, maakt gerechtigheid bekend; maar een getuige der valsheden, bedrog. | |
Prov | DutSVVA | 12:18 | Daar is een, die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn. | |
Prov | DutSVVA | 12:19 | Een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid; maar een valse tong is maar voor een ogenblik. | |
Prov | DutSVVA | 12:20 | Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad smeden; maar degenen die vrede raden, hebben blijdschap. | |
Prov | DutSVVA | 12:21 | Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden. | |
Prov | DutSVVA | 12:22 | Valse lippen zijn den Heere een gruwel; maar die trouwelijk handelen, zijn Zijn welgevallen. | |
Prov | DutSVVA | 12:23 | Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit. | |
Prov | DutSVVA | 12:25 | Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het. | |
Prov | DutSVVA | 12:26 | De rechtvaardige is voortreffelijker dan zijn naaste; maar de weg der goddelozen doet hen dwalen. | |
Prov | DutSVVA | 12:27 | Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden; maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen. | |
Chapter 13
Prov | DutSVVA | 13:1 | Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet. | |
Prov | DutSVVA | 13:2 | Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld. | |
Prov | DutSVVA | 13:3 | Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet. | |
Prov | DutSVVA | 13:4 | De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden. | |
Prov | DutSVVA | 13:5 | De rechtvaardige haat leugentaal; maar de goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich schaamte aan. | |
Prov | DutSVVA | 13:6 | De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg; maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren. | |
Prov | DutSVVA | 13:7 | Er is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed. | |
Prov | DutSVVA | 13:8 | Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet. | |
Prov | DutSVVA | 13:9 | Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden; maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden. | |
Prov | DutSVVA | 13:11 | Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen. | |
Prov | DutSVVA | 13:12 | De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens. | |
Prov | DutSVVA | 13:13 | Die het woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden. | |
Prov | DutSVVA | 13:14 | Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. | |
Prov | DutSVVA | 13:16 | Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit. | |
Prov | DutSVVA | 13:18 | Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geëerd worden. | |
Prov | DutSVVA | 13:19 | De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken. | |
Prov | DutSVVA | 13:20 | Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden. | |
Prov | DutSVVA | 13:21 | Het kwaad zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden. | |
Prov | DutSVVA | 13:22 | De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor den rechtvaardige weggelegd. | |
Prov | DutSVVA | 13:23 | Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt door gebrek van oordeel. | |
Prov | DutSVVA | 13:24 | Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging. | |
Chapter 14
Prov | DutSVVA | 14:1 | Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen. | |
Prov | DutSVVA | 14:2 | Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den Heere; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem. | |
Prov | DutSVVA | 14:3 | In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen. | |
Prov | DutSVVA | 14:4 | Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel. | |
Prov | DutSVVA | 14:6 | De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht. | |
Prov | DutSVVA | 14:7 | Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. | |
Prov | DutSVVA | 14:8 | De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. | |
Prov | DutSVVA | 14:10 | Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. | |
Prov | DutSVVA | 14:11 | Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. | |
Prov | DutSVVA | 14:12 | Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. | |
Prov | DutSVVA | 14:13 | Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. | |
Prov | DutSVVA | 14:14 | Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zich zelven. | |
Prov | DutSVVA | 14:16 | De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos. | |
Prov | DutSVVA | 14:17 | Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. | |
Prov | DutSVVA | 14:18 | De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. | |
Prov | DutSVVA | 14:19 | De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. | |
Prov | DutSVVA | 14:20 | De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. | |
Prov | DutSVVA | 14:21 | Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. | |
Prov | DutSVVA | 14:22 | Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten. | |
Prov | DutSVVA | 14:23 | In allen smartelijken arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. | |
Prov | DutSVVA | 14:25 | Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger. | |
Prov | DutSVVA | 14:26 | In de vreze des Heeren is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. | |
Prov | DutSVVA | 14:27 | De vreze des Heeren is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. | |
Prov | DutSVVA | 14:28 | In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. | |
Prov | DutSVVA | 14:29 | De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. | |
Prov | DutSVVA | 14:31 | Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. | |
Prov | DutSVVA | 14:32 | De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. | |
Prov | DutSVVA | 14:33 | Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. | |
Chapter 15
Prov | DutSVVA | 15:1 | Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen. | |
Prov | DutSVVA | 15:2 | De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit. | |
Prov | DutSVVA | 15:4 | De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest. | |
Prov | DutSVVA | 15:5 | Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden; maar die de bestraffing waarneemt, zal kloekzinniglijk handelen. | |
Prov | DutSVVA | 15:6 | In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte. | |
Prov | DutSVVA | 15:7 | De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo. | |
Prov | DutSVVA | 15:8 | Het offer der goddelozen is den Heere een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen. | |
Prov | DutSVVA | 15:9 | De weg der goddelozen is den Heere een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben. | |
Prov | DutSVVA | 15:10 | De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven. | |
Prov | DutSVVA | 15:11 | De hel en het verderf zijn voor den Heere; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen? | |
Prov | DutSVVA | 15:12 | De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen. | |
Prov | DutSVVA | 15:13 | Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen. | |
Prov | DutSVVA | 15:14 | Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden. | |
Prov | DutSVVA | 15:15 | Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd. | |
Prov | DutSVVA | 15:17 | Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste os, en haat daarbij. | |
Prov | DutSVVA | 15:19 | De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is welgebaand. | |
Prov | DutSVVA | 15:21 | De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen. | |
Prov | DutSVVA | 15:22 | De gedachten worden vernietigd, als er geen raad is; maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan. | |
Prov | DutSVVA | 15:23 | Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd! | |
Prov | DutSVVA | 15:24 | De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. | |
Prov | DutSVVA | 15:25 | Het huis der hovaardigen zal de Heere afrukken; maar de landpale der weduwe zal Hij vastzetten. | |
Prov | DutSVVA | 15:26 | Des bozen gedachten zijn den Heere een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen. | |
Prov | DutSVVA | 15:28 | Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten. | |
Prov | DutSVVA | 15:29 | De Heere is ver van de goddelozen; maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren. | |
Prov | DutSVVA | 15:31 | Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten. | |
Prov | DutSVVA | 15:32 | Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand. | |
Chapter 16
Prov | DutSVVA | 16:1 | De mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is van den Heere. | |
Prov | DutSVVA | 16:4 | De Heere heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot den dag des kwaads. | |
Prov | DutSVVA | 16:5 | Al wie hoog is van hart, is den Heere een gruwel; hand aan hand, zal hij niet onschuldig zijn. | |
Prov | DutSVVA | 16:6 | Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des Heeren wijkt men af van het kwade. | |
Prov | DutSVVA | 16:7 | Als iemands wegen den Heere behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen. | |
Prov | DutSVVA | 16:8 | Beter is een weinig met gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht. | |
Prov | DutSVVA | 16:10 | Waarzegging is op de lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het gericht. | |
Prov | DutSVVA | 16:11 | Een rechte waag en weegschaal zijn des Heeren; alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk. | |
Prov | DutSVVA | 16:12 | Het is der koningen gruwel goddeloosheid te doen; want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd. | |
Prov | DutSVVA | 16:13 | De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben dien, die rechte dingen spreekt. | |
Prov | DutSVVA | 16:14 | De grimmigheid des konings is als de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen. | |
Prov | DutSVVA | 16:15 | In het licht van des konings aangezicht is leven; en zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens. | |
Prov | DutSVVA | 16:16 | Hoeveel beter is het wijsheid te bekomen, dan uitgegraven goud, en uitnemender, verstand te bekomen, dan zilver! | |
Prov | DutSVVA | 16:17 | De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart. | |
Prov | DutSVVA | 16:19 | Het is beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen, dan roof te delen met de hovaardigen. | |
Prov | DutSVVA | 16:20 | Die op het woord verstandelijk let, zal het goede vinden; en die op den Heere vertrouwt, is welgelukzalig. | |
Prov | DutSVVA | 16:21 | De wijze van hart zal verstandig genoemd worden; en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen. | |
Prov | DutSVVA | 16:22 | Het verstand dergenen, die het bezitten, is een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid. | |
Prov | DutSVVA | 16:23 | Het hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig, en zal op zijn lippen de lering vermeerderen. | |
Prov | DutSVVA | 16:24 | Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente. | |
Prov | DutSVVA | 16:25 | Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. | |
Prov | DutSVVA | 16:26 | De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem. | |
Prov | DutSVVA | 16:28 | Een verkeerd man zal krakeel inwerpen; en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend. | |
Prov | DutSVVA | 16:29 | Een man des gewelds verlokt zijn naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed is. | |
Prov | DutSVVA | 16:30 | Hij sluit zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende, volbrengt hij het kwaad. | |
Prov | DutSVVA | 16:31 | De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden. | |
Prov | DutSVVA | 16:32 | De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt. | |
Chapter 17
Prov | DutSVVA | 17:1 | Een droge bete, en rust daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte beesten met twist. | |
Prov | DutSVVA | 17:2 | Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis delen. | |
Prov | DutSVVA | 17:3 | De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar de Heere proeft de harten. | |
Prov | DutSVVA | 17:4 | De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong. | |
Prov | DutSVVA | 17:5 | Die den arme bespot, smaadt deszelfs Maker; die zich verblijdt in het verderf, zal niet onschuldig zijn. | |
Prov | DutSVVA | 17:6 | De kroon de ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen. | |
Prov | DutSVVA | 17:7 | Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip. | |
Prov | DutSVVA | 17:8 | Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen. | |
Prov | DutSVVA | 17:9 | Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt, scheidt den voornaamsten vriend. | |
Prov | DutSVVA | 17:11 | Zekerlijk, de wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden. | |
Prov | DutSVVA | 17:12 | Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid. | |
Prov | DutSVVA | 17:14 | Het begin des krakeels is gelijk een, die het water opening geeft; daarom verlaat den twist, eer hij zich vermengt. | |
Prov | DutSVVA | 17:15 | Wie den goddeloze rechtvaardigt, en den rechtvaardige verdoemt, zijn den Heere een gruwel, ja, die beiden. | |
Prov | DutSVVA | 17:16 | Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft? | |
Prov | DutSVVA | 17:17 | Een vriend heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt in de benauwdheid geboren. | |
Prov | DutSVVA | 17:19 | Die het gekijf liefheeft, heeft de overtreding lief; die zijn deur verhoogt, zoekt verbreking. | |
Prov | DutSVVA | 17:20 | Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen. | |
Prov | DutSVVA | 17:21 | Wie een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden. | |
Prov | DutSVVA | 17:22 | Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen. | |
Prov | DutSVVA | 17:23 | De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen. | |
Prov | DutSVVA | 17:24 | In het aangezicht des verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in het einde der aarde. | |
Prov | DutSVVA | 17:25 | Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft. | |
Prov | DutSVVA | 17:26 | Het is niet goed, den rechtvaardige ook te doen boeten, dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen recht is. | |
Prov | DutSVVA | 17:27 | Wie wetenschap weet, houdt zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk van geest. | |
Chapter 18
Prov | DutSVVA | 18:1 | Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid. | |
Prov | DutSVVA | 18:2 | De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt. | |
Prov | DutSVVA | 18:4 | De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid is een uitstortende beek. | |
Prov | DutSVVA | 18:5 | Het is niet goed, het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen. | |
Prov | DutSVVA | 18:7 | De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel. | |
Prov | DutSVVA | 18:8 | De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks. | |
Prov | DutSVVA | 18:10 | De Naam des Heeren is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld worden. | |
Prov | DutSVVA | 18:11 | Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en als een verheven muur in zijn inbeelding. | |
Prov | DutSVVA | 18:12 | Voor de verbreking zal des mensen hart zich verheffen; en de nederigheid gaat voor de eer. | |
Prov | DutSVVA | 18:14 | De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie zal dien opheffen? | |
Prov | DutSVVA | 18:15 | Het hart der verstandigen bekomt wetenschap, en het oor der wijzen zoekt wetenschap. | |
Prov | DutSVVA | 18:16 | De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten. | |
Prov | DutSVVA | 18:17 | Die de eerste is in zijn twistzaak, schijnt rechtvaardig te zijn; maar zijn naaste komt , en hij onderzoekt hem. | |
Prov | DutSVVA | 18:19 | Een broeder is wederspanniger dan een sterke stad; en de geschillen zijn als een grendel van een paleis. | |
Prov | DutSVVA | 18:20 | Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden; hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen. | |
Prov | DutSVVA | 18:21 | Dood en leven zijn in het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft, zal haar vrucht eten. | |
Prov | DutSVVA | 18:22 | Die een vrouw gevonden heeft, heeft een goede zaak gevonden, en hij heeft welgevallen getrokken van den Heere. | |
Chapter 19
Prov | DutSVVA | 19:1 | De arme, in zijn oprechtheid wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is. | |
Prov | DutSVVA | 19:2 | Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt. | |
Prov | DutSVVA | 19:3 | De dwaasheid des mensen zal zijn weg verkeren; en zijn hart zal zich tegen den Heere vergrammen. | |
Prov | DutSVVA | 19:5 | Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugenen blaast, zal niet ontkomen. | |
Prov | DutSVVA | 19:6 | Velen smeken het aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, die giften geeft. | |
Prov | DutSVVA | 19:7 | Al de broeders des armen haten hem; hoeveel te meer gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na met woorden, die niets zijn. | |
Prov | DutSVVA | 19:8 | Die verstand bekomt, heeft zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid waar, om het goede te vinden. | |
Prov | DutSVVA | 19:10 | De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten! | |
Prov | DutSVVA | 19:11 | Het verstand des mensen vertraagt zijn toorn; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan. | |
Prov | DutSVVA | 19:12 | Des konings gramschap is als het brullen eens jongen leeuws; maar zijn welgevallen is als dauw op het kruid. | |
Prov | DutSVVA | 19:13 | Een zotte zoon is zijn vader grote ellende; en de kijvingen ener vrouw als een gestadig druipen. | |
Prov | DutSVVA | 19:14 | Huis en goed is een erve van de vaderen; maar een verstandige vrouw is van den Heere. | |
Prov | DutSVVA | 19:17 | Die zich des armen ontfermt, leent den Heere, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden. | |
Prov | DutSVVA | 19:19 | Die groot is van grimmigheid, zal straf dragen; want zo gij hem uitredt, zo zult gij nog moeten voortvaren. | |
Prov | DutSVVA | 19:21 | In het hart des mans zijn veel gedachten; maar de raad des Heeren, die zal bestaan. | |
Prov | DutSVVA | 19:22 | De wens des mensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig man. | |
Prov | DutSVVA | 19:23 | De vreze des Heeren is ten leven; want men zal verzadigd zijnde vernachten; met het kwaad zal men niet bezocht worden. | |
Prov | DutSVVA | 19:24 | Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen. | |
Prov | DutSVVA | 19:25 | Sla den spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen. | |
Prov | DutSVVA | 19:26 | Wie den vader verwoest, of de moeder verjaagt, is een zoon, die beschaamd maakt, en schande aandoet. | |
Prov | DutSVVA | 19:27 | Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap. | |
Prov | DutSVVA | 19:28 | Een Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in. | |
Chapter 20
Prov | DutSVVA | 20:1 | De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn. | |
Prov | DutSVVA | 20:2 | De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel. | |
Prov | DutSVVA | 20:3 | Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen. | |
Prov | DutSVVA | 20:4 | Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. | |
Prov | DutSVVA | 20:5 | De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. | |
Prov | DutSVVA | 20:6 | Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? | |
Prov | DutSVVA | 20:7 | De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. | |
Prov | DutSVVA | 20:8 | Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. | |
Prov | DutSVVA | 20:11 | Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. | |
Prov | DutSVVA | 20:13 | Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. | |
Prov | DutSVVA | 20:14 | Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. | |
Prov | DutSVVA | 20:15 | Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood. | |
Prov | DutSVVA | 20:16 | Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. | |
Prov | DutSVVA | 20:17 | Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. | |
Prov | DutSVVA | 20:18 | Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. | |
Prov | DutSVVA | 20:19 | Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. | |
Prov | DutSVVA | 20:20 | Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. | |
Prov | DutSVVA | 20:21 | Als een erfenis in het eerste verhaast wordt , zo zal haar laatste niet gezegend worden. | |
Prov | DutSVVA | 20:22 | Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den Heere, en Hij zal u verlossen. | |
Prov | DutSVVA | 20:23 | Tweeërlei weegsteen is den Heere een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed. | |
Prov | DutSVVA | 20:25 | Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen. | |
Prov | DutSVVA | 20:27 | De ziel des mensen is een lamp des Heeren, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. | |
Prov | DutSVVA | 20:28 | Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. | |
Prov | DutSVVA | 20:29 | Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. | |
Chapter 21
Prov | DutSVVA | 21:1 | Des konings hart is in de hand des Heeren als waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil. | |
Prov | DutSVVA | 21:4 | Hoogheid der ogen, en trotsheid des harten, en de ploeging der goddelozen, zijn zonde. | |
Prov | DutSVVA | 21:5 | De gedachten des vlijtigen zijn alleen tot overschot; maar van een ieder, die haastig is, alleen tot gebrek. | |
Prov | DutSVVA | 21:6 | Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken. | |
Prov | DutSVVA | 21:7 | De verwoesting der goddelozen zal hen doorsnijden, omdat zij weigeren recht te doen. | |
Prov | DutSVVA | 21:8 | De weg des mensen is gans verkeerd en vreemd; maar het werk des zuiveren is recht. | |
Prov | DutSVVA | 21:9 | Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. | |
Prov | DutSVVA | 21:10 | De ziel des goddelozen begeert het kwaad; zijn naaste krijgt geen genade in zijn ogen. | |
Prov | DutSVVA | 21:11 | Als men den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht, neemt hij wetenschap aan. | |
Prov | DutSVVA | 21:12 | De rechtvaardige let verstandelijk op des goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad stort. | |
Prov | DutSVVA | 21:13 | Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden. | |
Prov | DutSVVA | 21:14 | Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid. | |
Prov | DutSVVA | 21:15 | Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking. | |
Prov | DutSVVA | 21:16 | Een mens, die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten. | |
Prov | DutSVVA | 21:17 | Die blijdschap liefheeft, die zal gebrek lijden; die wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden. | |
Prov | DutSVVA | 21:18 | De goddeloze is een rantsoen voor de rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten. | |
Prov | DutSVVA | 21:19 | Het is beter te wonen in een woest land, dan bij een zeer kijfachtige en toornige huisvrouw. | |
Prov | DutSVVA | 21:20 | In des wijzen woning is een gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks. | |
Prov | DutSVVA | 21:21 | Die rechtvaardigheid en weldadigheid najaagt, zal het leven, rechtvaardigheid en eer vinden. | |
Prov | DutSVVA | 21:22 | De wijze beklimt de stad der geweldigen, en werpt de sterkte huns vertrouwens neder. | |
Prov | DutSVVA | 21:24 | Die een hovaardig pocher is, zijn naam is spotter; hij gaat met hovaardige verbolgenheid te werk. | |
Prov | DutSVVA | 21:26 | Den gansen dag begeert hij begeerlijke dingen; maar de rechtvaardige zal geven, en niet inhouden. | |
Prov | DutSVVA | 21:27 | Het offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer, als zij het met een schandelijk voornemen brengen! | |
Prov | DutSVVA | 21:28 | Een leugenachtig getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken tot overwinning. | |
Prov | DutSVVA | 21:29 | Een goddeloos man sterkt zich in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn weg vast . | |
Chapter 22
Prov | DutSVVA | 22:3 | Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich ; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft. | |
Prov | DutSVVA | 22:5 | Doornen en strikken zijn in den weg des verkeerden; die zijn ziel bewaart, zal zich verre van die maken. | |
Prov | DutSVVA | 22:6 | Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken. | |
Prov | DutSVVA | 22:8 | Die onrecht zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde nemen. | |
Prov | DutSVVA | 22:9 | Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven. | |
Prov | DutSVVA | 22:10 | Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden. | |
Prov | DutSVVA | 22:11 | Die de reinheid des harten liefheeft, wiens lippen aangenaam zijn, diens vriend is de koning. | |
Prov | DutSVVA | 22:12 | De ogen des Heeren bewaren de wetenschap; maar de zaken des trouwelozen zal Hij omkeren. | |
Prov | DutSVVA | 22:13 | De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden! | |
Prov | DutSVVA | 22:14 | De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de Heere vergramd is, zal daarin vallen. | |
Prov | DutSVVA | 22:15 | De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen. | |
Prov | DutSVVA | 22:16 | Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek. | |
Prov | DutSVVA | 22:18 | Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden. | |
Prov | DutSVVA | 22:19 | Opdat uw vertrouwen op den Heere zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend. | |
Prov | DutSVVA | 22:21 | Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden. | |
Prov | DutSVVA | 22:22 | Beroof den arme niet, omdat hij arm is; en verbrijzel den ellendige niet in de poort. | |
Prov | DutSVVA | 22:23 | Want de Heere zal hun twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen beroven, de ziel roven. | |
Prov | DutSVVA | 22:24 | Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man; | |
Prov | DutSVVA | 22:26 | Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn. | |
Chapter 23
Prov | DutSVVA | 23:1 | Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is. | |
Prov | DutSVVA | 23:3 | Laat u niet gelusten zijner smakelijke spijzen, want het is een leugenachtig brood. | |
Prov | DutSVVA | 23:5 | Zult gij uw ogen laten vliegen op hetgeen niets is? Want het zal zich gewisselijk vleugelen maken gelijk een arend, die naar den hemel vliegt . | |
Prov | DutSVVA | 23:6 | Eet het brood niet desgenen, die boos is van oog, en wees niet belust op zijn smakelijke spijzen; | |
Prov | DutSVVA | 23:7 | Want gelijk hij bedacht heeft in zijn ziel, alzo zal hij tot u zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is niet met u; | |
Prov | DutSVVA | 23:8 | Uw bete, die gij gegeten hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke woorden verderven. | |
Prov | DutSVVA | 23:9 | Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten. | |
Prov | DutSVVA | 23:13 | Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven. | |
Prov | DutSVVA | 23:16 | En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen. | |
Prov | DutSVVA | 23:17 | Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt te allen dage in de vreze des Heeren. | |
Prov | DutSVVA | 23:18 | Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden. | |
Prov | DutSVVA | 23:21 | Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde klederen dragen. | |
Prov | DutSVVA | 23:22 | Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is. | |
Prov | DutSVVA | 23:23 | Koop de waarheid, en verkoop ze niet, mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand. | |
Prov | DutSVVA | 23:24 | De vader des rechtvaardigen zal zich zeer verheugen; en die een wijzen zoon gewint, zal zich over hem verblijden. | |
Prov | DutSVVA | 23:25 | Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard heeft. | |
Prov | DutSVVA | 23:28 | Ook loert zij als een rover; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen. | |
Prov | DutSVVA | 23:29 | Bij wien is wee? bij wien och arme? bij wien gekijf? bij wien het beklag? bij wien wonden zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen? | |
Prov | DutSVVA | 23:30 | Bij degenen, die bij den wijn vertoeven; bij degenen, die komen om gemengden drank na te zoeken. | |
Prov | DutSVVA | 23:31 | Zie den wijn niet aan, als hij zich rood vertoont, als hij in den beker zijn verve geeft, als hij recht opgaat; | |
Prov | DutSVVA | 23:34 | En gij zult zijn, gelijk een, die in het hart van de zee slaapt; en gelijk een, die in het opperste van den mast slaapt. | |
Chapter 24
Prov | DutSVVA | 24:1 | Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn. | |
Prov | DutSVVA | 24:4 | En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed. | |
Prov | DutSVVA | 24:6 | Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning. | |
Prov | DutSVVA | 24:7 | Alle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen. | |
Prov | DutSVVA | 24:8 | Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen. | |
Prov | DutSVVA | 24:11 | Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt. | |
Prov | DutSVVA | 24:12 | Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk. | |
Prov | DutSVVA | 24:14 | Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden. | |
Prov | DutSVVA | 24:15 | Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet. | |
Prov | DutSVVA | 24:16 | Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen. | |
Prov | DutSVVA | 24:17 | Verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen; | |
Prov | DutSVVA | 24:18 | Opdat het de Heere niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere. | |
Prov | DutSVVA | 24:20 | Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden. | |
Prov | DutSVVA | 24:21 | Mijn zoon! vrees den Heere en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan; | |
Prov | DutSVVA | 24:23 | Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed. | |
Prov | DutSVVA | 24:24 | Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natiën zullen hem gram zijn. | |
Prov | DutSVVA | 24:25 | Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hen komen. | |
Prov | DutSVVA | 24:27 | Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis. | |
Prov | DutSVVA | 24:28 | Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip? | |
Prov | DutSVVA | 24:29 | Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk. | |
Prov | DutSVVA | 24:30 | Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens; | |
Prov | DutSVVA | 24:31 | En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken. | |
Prov | DutSVVA | 24:32 | Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing aan; | |
Prov | DutSVVA | 24:33 | Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende; | |
Chapter 25
Prov | DutSVVA | 25:1 | Dit zijn ook spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven hebben. | |
Prov | DutSVVA | 25:2 | Het is Gods eer een zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak te doorgronden. | |
Prov | DutSVVA | 25:3 | Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding. | |
Prov | DutSVVA | 25:5 | Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. | |
Prov | DutSVVA | 25:7 | Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. | |
Prov | DutSVVA | 25:8 | Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. | |
Prov | DutSVVA | 25:9 | Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet; | |
Prov | DutSVVA | 25:10 | Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. | |
Prov | DutSVVA | 25:11 | Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. | |
Prov | DutSVVA | 25:12 | Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. | |
Prov | DutSVVA | 25:13 | Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. | |
Prov | DutSVVA | 25:14 | Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is. | |
Prov | DutSVVA | 25:15 | Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. | |
Prov | DutSVVA | 25:16 | Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. | |
Prov | DutSVVA | 25:17 | Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. | |
Prov | DutSVVA | 25:18 | Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. | |
Prov | DutSVVA | 25:19 | Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. | |
Prov | DutSVVA | 25:20 | Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en als edik op salpeter. | |
Prov | DutSVVA | 25:21 | Indiën dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; | |
Prov | DutSVVA | 25:23 | De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. | |
Prov | DutSVVA | 25:24 | Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. | |
Prov | DutSVVA | 25:26 | De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. | |
Prov | DutSVVA | 25:27 | Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. | |
Chapter 26
Prov | DutSVVA | 26:1 | Gelijk de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo past den zot de eer niet. | |
Prov | DutSVVA | 26:2 | Gelijk de mus is tot wegzweven, gelijk een zwaluw tot vervliegen, alzo zal een vloek, die zonder oorzaak is, niet komen. | |
Prov | DutSVVA | 26:3 | Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten. | |
Prov | DutSVVA | 26:6 | Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, die boodschappen zendt door de hand van een zot. | |
Prov | DutSVVA | 26:8 | Gelijk hij, die een edel gesteente in een slinger bindt, alzo is hij, die den zot eer geeft. | |
Prov | DutSVVA | 26:9 | Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo is een spreuk in den mond der zotten. | |
Prov | DutSVVA | 26:10 | De groten doen een iegelijk verdriet aan, en huren de zotten, en huren de overtreders. | |
Prov | DutSVVA | 26:11 | Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid. | |
Prov | DutSVVA | 26:12 | Hebt gij een man gezien, die wijs in zijn ogen is! Van een zot is meer verwachting dan van hem. | |
Prov | DutSVVA | 26:15 | De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen. | |
Prov | DutSVVA | 26:17 | De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, die hem niet aangaat, is gelijk die een hond bij de oren grijpt. | |
Prov | DutSVVA | 26:18 | Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt; | |
Prov | DutSVVA | 26:20 | Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild. | |
Prov | DutSVVA | 26:21 | De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken. | |
Prov | DutSVVA | 26:22 | De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks. | |
Prov | DutSVVA | 26:23 | Brandende lippen, en een boos hart, zijn als een potscherf met schuim van zilver overtogen. | |
Prov | DutSVVA | 26:24 | Die haat draagt, houdt zich vreemd met zijn lippen; maar in zijn binnenste stelt hij bedrog aan. | |
Prov | DutSVVA | 26:25 | Als hij met zijn stem smeekt, geloof hem niet, want zeven gruwelen zijn in zijn hart. | |
Prov | DutSVVA | 26:26 | Wiens haat door bedrog bedekt is, diens boosheid zal in de gemeente geopenbaard worden. | |
Prov | DutSVVA | 26:27 | Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren. | |
Chapter 27
Prov | DutSVVA | 27:3 | Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide. | |
Prov | DutSVVA | 27:4 | Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan? | |
Prov | DutSVVA | 27:6 | De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden. | |
Prov | DutSVVA | 27:7 | Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet. | |
Prov | DutSVVA | 27:8 | Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats. | |
Prov | DutSVVA | 27:9 | Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel. | |
Prov | DutSVVA | 27:10 | Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is. | |
Prov | DutSVVA | 27:11 | Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb. | |
Prov | DutSVVA | 27:12 | De kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door, en worden gestraft. | |
Prov | DutSVVA | 27:13 | Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw. | |
Prov | DutSVVA | 27:14 | Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden. | |
Prov | DutSVVA | 27:15 | Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk. | |
Prov | DutSVVA | 27:16 | Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept. | |
Prov | DutSVVA | 27:18 | Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geëerd worden. | |
Prov | DutSVVA | 27:19 | Gelijk in het water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens. | |
Prov | DutSVVA | 27:20 | De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. | |
Prov | DutSVVA | 27:21 | De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven. | |
Prov | DutSVVA | 27:22 | Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken. | |
Prov | DutSVVA | 27:23 | Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden. | |
Prov | DutSVVA | 27:24 | Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn? | |
Prov | DutSVVA | 27:25 | Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden. | |
Chapter 28
Prov | DutSVVA | 28:1 | De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw. | |
Prov | DutSVVA | 28:2 | Om de overtreding des lands zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige en wetende mensen zal insgelijks verlenging wezen. | |
Prov | DutSVVA | 28:3 | Een arm man, die de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat er geen brood zij. | |
Prov | DutSVVA | 28:4 | Die de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich in strijd tegen hen. | |
Prov | DutSVVA | 28:5 | De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den Heere zoeken, verstaan alles. | |
Prov | DutSVVA | 28:6 | De arme, wandelende in zijn oprechtheid, is beter, dan die verkeerd is van wegen, al is hij rijk. | |
Prov | DutSVVA | 28:7 | Die de wet bewaart, is een verstandig zoon; maar die der vraten metgezel is, beschaamt zijn vader. | |
Prov | DutSVVA | 28:8 | Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt. | |
Prov | DutSVVA | 28:10 | Die de oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede beërven. | |
Prov | DutSVVA | 28:11 | Een rijk man is wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig is, doorzoekt hem. | |
Prov | DutSVVA | 28:12 | Als de rechtvaardigen opspringen van vreugde, is er grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen, wordt de mens nauw gezocht. | |
Prov | DutSVVA | 28:13 | Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen. | |
Prov | DutSVVA | 28:14 | Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, zal in het kwaad vallen. | |
Prov | DutSVVA | 28:15 | De goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder loopt. | |
Prov | DutSVVA | 28:16 | Een vorst, die van alle verstand gebrek heeft, is ook veelvoudig in verdrukkingen; maar die de gierigheid haat, zal de dagen verlengen. | |
Prov | DutSVVA | 28:17 | Een mens, gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden; men ondersteune hem niet! | |
Prov | DutSVVA | 28:18 | Die oprecht wandelt, zal behouden worden; maar die zich verkeerdelijk gedraagt in twee wegen, zal in den enen vallen. | |
Prov | DutSVVA | 28:19 | Die zijn land bouwt, zal met brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, zal met armoede verzadigd worden. | |
Prov | DutSVVA | 28:20 | Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is, om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen. | |
Prov | DutSVVA | 28:21 | De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden. | |
Prov | DutSVVA | 28:22 | Die zich haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet niet, dat het gebrek hem overkomen zal. | |
Prov | DutSVVA | 28:23 | Die een mens bestraft, zal achterna gunst vinden, meer dan die met de tong vleit. | |
Prov | DutSVVA | 28:24 | Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel. | |
Prov | DutSVVA | 28:25 | Die grootmoedig is, verwekt gekijf; maar die op den Heere vertrouwt, zal vet worden. | |
Prov | DutSVVA | 28:26 | Die op zijn hart vertrouwt, die is een zot; maar die in wijsheid wandelt, die zal ontkomen. | |
Prov | DutSVVA | 28:27 | Die den armen geeft, zal geen gebrek hebben; maar die zijn ogen verbergt, zal veel vervloekt worden. | |
Chapter 29
Prov | DutSVVA | 29:1 | Een man, die, dikwijls bestraft zijnde, den nek verhardt, zal schielijk verbroken worden, zodat er geen genezen aan is. | |
Prov | DutSVVA | 29:2 | Als de rechtvaardigen groot worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht het volk. | |
Prov | DutSVVA | 29:3 | Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt zijn vader; maar die een metgezel der hoeren is, brengt het goed door. | |
Prov | DutSVVA | 29:4 | Een koning houdt het land staande door het recht; maar een, die tot geschenken genegen is, verstoort hetzelve. | |
Prov | DutSVVA | 29:6 | In de overtreding eens bozen mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht en is blijde. | |
Prov | DutSVVA | 29:7 | De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap niet. | |
Prov | DutSVVA | 29:8 | Spotdrijvende lieden blazen een stad aan brand; maar de wijzen keren den toorn af. | |
Prov | DutSVVA | 29:9 | Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust. | |
Prov | DutSVVA | 29:14 | Een koning, die de armen in trouw recht doet, diens troon zal in eeuwigheid bevestigd worden. | |
Prov | DutSVVA | 29:15 | De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zich zelf gelaten is, beschaamt zijn moeder. | |
Prov | DutSVVA | 29:16 | Als de goddelozen velen worden, wordt de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen hun val aanzien. | |
Prov | DutSVVA | 29:17 | Tuchtig uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven. | |
Prov | DutSVVA | 29:18 | Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die de wet bewaart. | |
Prov | DutSVVA | 29:19 | Een knecht zal door de woorden niet getuchtigd worden; hoewel hij u verstaat, nochtans zal hij niet antwoorden. | |
Prov | DutSVVA | 29:20 | Hebt gij een man gezien, die haastig in zijn woorden is? Van een zot is meer verwachting dan van hem. | |
Prov | DutSVVA | 29:21 | Als men zijn knecht van jongs op weeldig houdt, hij zal in zijn laatste een zoon willen zijn. | |
Prov | DutSVVA | 29:23 | De hoogmoed des mensen zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de eer vasthouden. | |
Prov | DutSVVA | 29:24 | Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen. | |
Prov | DutSVVA | 29:25 | De siddering des mensen legt een strik; maar die op den Heere vertrouwt, zal in een hoog vertrek gesteld worden. | |
Prov | DutSVVA | 29:26 | Velen zoeken het aangezicht des heersers; maar een ieders recht is van den Heere. | |
Chapter 30
Prov | DutSVVA | 30:1 | De woorden van Agur, den zoon van Jake; een last. De man spreekt tot Ithiel, tot Ithiel en Uchal. | |
Prov | DutSVVA | 30:4 | Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet? | |
Prov | DutSVVA | 30:6 | Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt. | |
Prov | DutSVVA | 30:8 | Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels; | |
Prov | DutSVVA | 30:9 | Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de Heere? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste. | |
Prov | DutSVVA | 30:10 | Achterklap niet van den knecht bij zijn heer, opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt. | |
Prov | DutSVVA | 30:14 | Een geslacht, welks tanden zwaarden, en welks baktanden messen zijn, om de ellendigen van de aarde en de nooddruftigen van onder de mensen te verteren. | |
Prov | DutSVVA | 30:15 | De bloedzuiger heeft twee dochters: Geef, geef! Deze drie dingen worden niet verzadigd; ja, vier zeggen niet: Het is genoeg! | |
Prov | DutSVVA | 30:16 | Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! | |
Prov | DutSVVA | 30:17 | Het oog, dat den vader bespot, of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken, en des arends jongen zullen het eten. | |
Prov | DutSVVA | 30:19 | De weg eens arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen; de weg van een schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd. | |
Prov | DutSVVA | 30:20 | Alzo is de weg ener overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid gewrocht! | |
Prov | DutSVVA | 30:23 | Om een hatelijke vrouw, als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw. | |
Prov | DutSVVA | 30:24 | Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien. | |
Prov | DutSVVA | 30:26 | De konijnen zijn een machteloos volk; nochtans stellen zij hun huis in den rotssteen. | |
Prov | DutSVVA | 30:27 | De sprinkhanen hebben geen koning; nochtans gaan zij allen uit, zich verdelende in hopen. | |
Prov | DutSVVA | 30:31 | Een windhond van goede lenden, of een bok; en een koning, die niet tegen te staan is. | |
Prov | DutSVVA | 30:32 | Zo gij dwaselijk gehandeld hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond! | |
Chapter 31
Prov | DutSVVA | 31:4 | Het komt den koningen niet toe, o Lemuël! het komt den koningen niet toe wijn te drinken, en den prinsen, sterken drank te begeren; | |
Prov | DutSVVA | 31:5 | Opdat hij niet drinke, en het gezette vergete, en de rechtzaak van alle verdrukten verandere. | |
Prov | DutSVVA | 31:6 | Geeft sterken drank dengene, die verloren gaat, en wijn dengenen, die bitterlijk bedroefd van ziel zijn; | |
Prov | DutSVVA | 31:10 | . Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden? Want haar waardij is verre boven de robijnen. | |
Prov | DutSVVA | 31:15 | . En zij staat op, als het nog nacht is, en geeft haar huis spijze, en haar dienstmaagden het bescheiden deel. | |
Prov | DutSVVA | 31:16 | . Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard. | |
Prov | DutSVVA | 31:19 | . Zij steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten den spinrok. | |
Prov | DutSVVA | 31:20 | . Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige. | |
Prov | DutSVVA | 31:21 | . Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed. | |
Prov | DutSVVA | 31:25 | . Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding; en zij lacht over den nakomenden dag. | |
Prov | DutSVVA | 31:26 | . Zij doet haar mond open met wijsheid; en op haar tong is leer der goeddadigheid. | |
Prov | DutSVVA | 31:28 | . Haar kinderen staan op, en roemen haar welgelukzalig; ook haar man, en hij prijst haar, zeggende: | |
Prov | DutSVVA | 31:30 | . De bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid; maar een vrouw, die den Heere vreest, die zal geprezen worden. | |