Toggle notes
Chapter 1
Luke | vlsJoNT | 1:1 | Aangezien velen ondernomen hebben om een verhaal te geven van de dingen die onder ons met volkomen zekerheid voorgevallen zijn, | |
Luke | vlsJoNT | 1:2 | gelijk zij ons hebben medegedeeld, die van den beginne af ooggetuigen en dienaars des woords zijn geweest; | |
Luke | vlsJoNT | 1:3 | zoo heeft het ook mij goedgedacht, nadat ik alles vooraf nauwkeurig onderzocht heb, ze voor u achtereenvolgens te schrijven, voortreffelijke Theofilus! | |
Luke | vlsJoNT | 1:4 | opdat gij de zekere waarheid moogt erkennen van de leer waarin gij onderwezen zijt. | |
Luke | vlsJoNT | 1:5 | In de dagen van Herodes, den koning van Judea, was er een zeker priester met name Zacharias, uit de dagorde van Abia, en zijn vrouw was uit de dochteren van Aäron, en haar naam was Elisabet. | |
Luke | vlsJoNT | 1:6 | En zij waren beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden en instellingen des Heeren, onberispelijk. | |
Luke | vlsJoNT | 1:7 | En zij hadden geen kind, omdat Elisabet onvruchtbaar was; en zij beiden waren tot hooge jaren gekomen. | |
Luke | vlsJoNT | 1:8 | Het geschiedde nu, als hij in de beurt zijner dagorde eens het priesterambt voor God bediende, | |
Luke | vlsJoNT | 1:9 | dat, naar de gewoonte van het priesterschap, het lot op hem viel om in den tempel des Heeren in te gaan en het reukoffer aan te steken. | |
Luke | vlsJoNT | 1:11 | En hem verscheen een engel des Heeren, staande aan de rechterzijde van den reukaltaar. | |
Luke | vlsJoNT | 1:13 | Maar de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharias! want uw gebed is verhoord, en uw vrouw Elisabet zal u een zoon baren en gij zult zijn naam Johannes noemen. | |
Luke | vlsJoNT | 1:14 | En gij zult vreugde en blijdschap hebben, en velen zullen zich verheugen over zijn geboorte; | |
Luke | vlsJoNT | 1:15 | want hij zal groot zijn voor den Heere, en wijn of sterken drank zal hij geenszins drinken, en met den Heiligen Geest zal hij vervuld worden reeds van zijn geboorte af, | |
Luke | vlsJoNT | 1:17 | en hij zal vóór Hem heengaan in den geest en de kracht van Elias, om de harten der vaderen te keeren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de verstandigheid der rechtvaardigen, om voor den Heere een wel toegerust volk te bereiden. | |
Luke | vlsJoNT | 1:18 | En Zacharias zeide tot den engel: Waaraan zal ik dit weten? ik ben toch een oud man en mijn vrouw is hoog bejaard? | |
Luke | vlsJoNT | 1:19 | En de engel antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabriël die voor Gods aangezicht sta, en ik ben gezonden om tot u te spreken en u deze goede boodschap te verkondigen; | |
Luke | vlsJoNT | 1:20 | en zie, gij zult stom zijn en niet kunnen spreken tot op den dag dat deze dingen geschieden zullen, omdat gij mijn woorden niet geloofd hebt, die op hun tijd zullen vervuld worden. | |
Luke | vlsJoNT | 1:21 | En het volk was wachtende op Zacharias, en verwonderd, dat hij zoo lang in den tempel bleef. | |
Luke | vlsJoNT | 1:22 | Maar toen hij naar buiten kwam kon hij tot hen niet spreken, en zij bemerkten dat hij in den tempel een visioen had gezien; en hij wenkte hun toe en bleef stom. | |
Luke | vlsJoNT | 1:23 | En het geschiedde, toen de dagen van zijn dienst vervuld waren, dat hij naar zijn huis ging. | |
Luke | vlsJoNT | 1:24 | Na die dagen nu werd Elisabet, zijn huisvrouw, zwanger; en zij hield zich vijf maanden verborgen, zeggende: | |
Luke | vlsJoNT | 1:25 | Alzoo heeft mij de Heere gedaan in de dagen waarin Hij neergezien heeft om mijn smaad onder de menschen weg te nemen. | |
Luke | vlsJoNT | 1:26 | En in de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad van Galilea, genaamd Nazaret, | |
Luke | vlsJoNT | 1:27 | tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het geslacht van David; en de naam der maagd was Maria. | |
Luke | vlsJoNT | 1:28 | En de engel, bij haar binnengekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij begenadigde! de Heere met u! gij gezegende onder de vrouwen! | |
Luke | vlsJoNT | 1:29 | Zij nu ontroerde op dit woord, en bepeinsde wat voor een groetenis dit mocht zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 1:30 | En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria! want gij hebt genade gevonden bij God; | |
Luke | vlsJoNT | 1:32 | deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden; en de Heere God zal Hem den troon geven van zijn vader David; | |
Luke | vlsJoNT | 1:33 | en Hij zal koning zijn over het huis van Jakob tot in eeuwigheid en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 1:35 | En de engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat geboren wordt, Gods Zoon worden genoemd; | |
Luke | vlsJoNT | 1:36 | en zie, Elisabet, uw bloedverwante, ook zij is in haar ouderdom zwanger van een zoon, en dit is de zesde maand voor haar die onvruchtbaar werd genoemd; | |
Luke | vlsJoNT | 1:38 | En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord! En de engel ging van haar weg. | |
Luke | vlsJoNT | 1:39 | Maria nu stond in die dagen op en ging met haast naar het gebergte, naar een stad van Juda. | |
Luke | vlsJoNT | 1:41 | En het geschiedde, zoodra Elisabet de begroeting van Maria hoorde, dat het kindeken in haar lichaam opsprong; en Elisabet werd vervuld met den Heiligen Geest. | |
Luke | vlsJoNT | 1:42 | En zij riep met een groote stem en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend de vrucht uws lichaams! | |
Luke | vlsJoNT | 1:44 | want zie, toen de klank uwer begroeting in mijn ooren kwam sprong het kindeken van vreugde op in mijn lichaam; | |
Luke | vlsJoNT | 1:45 | en zalig is zij die geloofd heeft, want volbracht zal worden, wat haar vanwege den Heere is gezegd! | |
Luke | vlsJoNT | 1:48 | omdat Hij nedergezien heeft op de geringheid van zijn dienstmaagd; want zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig spreken! | |
Luke | vlsJoNT | 1:50 | en zijn barmhartigheid is van geslachte tot geslachte over degenen die Hem vreezen. | |
Luke | vlsJoNT | 1:51 | Hij heeft kracht gedaan door zijn arm; Hij heeft verstrooid die hoogmoedig zijn in de gedachten hunner harten; | |
Luke | vlsJoNT | 1:55 | — gelijk Hij tot onze vaderen heeft gesproken— aan Abraham en zijn nakomelingen tot in eeuwigheid! | |
Luke | vlsJoNT | 1:58 | En de geburen en haar familie hoorden dat de Heere zijn barmhartigheid aan haar groot gemaakt had, en zij verblijdden zich met haar. | |
Luke | vlsJoNT | 1:59 | En het geschiedde op den achtsten dag dat zij kwamen om het jongsken te besnijden, en zij noemden het naar den naam zijns vaders, Zacharias. | |
Luke | vlsJoNT | 1:63 | En hij vroeg om een schrijfbordje en schreef, zeggende: Johannes is zijn naam; en allen verwonderden zich. | |
Luke | vlsJoNT | 1:65 | En er kwam vreeze over allen die daar omtrent woonden, en in het gansche gebergte van Judea werd over al deze dingen gesproken. | |
Luke | vlsJoNT | 1:66 | En allen die het hoorden bewaarden het in hun harten, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? Want ook de hand des Heeren was met hem. | |
Luke | vlsJoNT | 1:67 | En Zacharias, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest en profeteerde, zeggende: | |
Luke | vlsJoNT | 1:68 | Geprezen zij de Heere, de God van Israël, omdat Hij zijn volk heeft bezocht en vrijgekocht, | |
Luke | vlsJoNT | 1:69 | en omdat Hij een hoorn der verlossing ons heeft opgericht in het geslacht van David, zijn knecht, | |
Luke | vlsJoNT | 1:70 | — gelijk Hij gesproken heeft door den mond zijner heilige profeten van de oudste tijden af, — | |
Luke | vlsJoNT | 1:72 | om barmhartigheid te doen aan onze vaderen, en om te gedenken aan zijn heilig verbond, | |
Luke | vlsJoNT | 1:76 | En gij, kindeken! een profeet des Allerhoogsten zult gij genoemd worden; want gij zult gaan voor het aangezicht des Heeren om zijn wegen effen te maken, | |
Luke | vlsJoNT | 1:78 | door de innerlijke barmhartigheden onzes Gods, waarmede ons bezocht heeft het schijnend Licht uit de hoogte; | |
Luke | vlsJoNT | 1:79 | om te verschijnen aan degenen die gezeten zijn in de duisternis en in de schaduw des doods; om onze voeten te richten op den weg des vredes. | |
Chapter 2
Luke | vlsJoNT | 2:1 | Het geschiedde nu in die dagen dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat de geheele wereld zou opgeschreven worden. | |
Luke | vlsJoNT | 2:4 | En ook Jozef ging op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, tot de stad van David, Bethlehem genaamd, omdat hij was uit het huis en geslacht van David, | |
Luke | vlsJoNT | 2:6 | Toen zij daar nu waren geschiedde het dat de dagen werden vervuld dat zij zou baren. | |
Luke | vlsJoNT | 2:7 | En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en leide Hem neder in de kribbe, omdat er geen plaats voor hen was in de herberg. | |
Luke | vlsJoNT | 2:8 | En er waren herders in die zelfde landstreek, die in het veld des nachts de wacht hielden over hun kudde. | |
Luke | vlsJoNT | 2:9 | En zie, een engel des Heeren stond bij hen en de glorie des Heeren omscheen hen en zij vreesden met groote vreeze. | |
Luke | vlsJoNT | 2:10 | En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want ziet, ik verkondig u een groote blijdschap, die voor het geheele volk is bestemd, | |
Luke | vlsJoNT | 2:11 | dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad van David; | |
Luke | vlsJoNT | 2:12 | en dit is u het teeken: Gij zult een kindeken vinden, in doeken gewonden, liggende in een kribbe. | |
Luke | vlsJoNT | 2:13 | En schielijk was daar met den engel een menigte van het hemelsch heirleger, die God loofden, zeggende: | |
Luke | vlsJoNT | 2:14 | Glorie aan God in het allerhoogste, en op de aarde vrede, in menschen des welbehagens! | |
Luke | vlsJoNT | 2:15 | En het geschiedde als de engelen van hen weggegaan waren naar den hemel, dat de herders tot malkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem en laat ons zien de zaak die geschied is, welke de Heere ons heeft bekend gemaakt. | |
Luke | vlsJoNT | 2:16 | En zij gingen met spoed en vonden Maria en Jozef, en het kindeken liggende in de kribbe. | |
Luke | vlsJoNT | 2:17 | En het gezien hebbende, maakten zij het woord bekend dat hun gezegd was aangaande dit kindeken. | |
Luke | vlsJoNT | 2:18 | En allen die het hoorden verwonderden zich over hetgeen tot hen gezegd was door de herders. | |
Luke | vlsJoNT | 2:20 | En de herders keerden weder aan God glorie en lof gevende over alles wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was. | |
Luke | vlsJoNT | 2:21 | En toen er acht dagen vervuld waren dat men het kindeken besnijden zou, werd zijn naam Jezus genoemd, welke door den engel genoemd was, vóórdat Hij in het lichaam ontvangen was. | |
Luke | vlsJoNT | 2:22 | En toen de dagen hunner zuivering volgens de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jerusalem om Hem den Heere voor te stellen, | |
Luke | vlsJoNT | 2:23 | gelijk er geschreven is in de wet des Heeren: Alle eerstgeborene, van het mannelijk geslacht, zal den Heere heilig genaamd worden. | |
Luke | vlsJoNT | 2:24 | En om een offerande te geven volgens hetgeen in de wet des Heeren gezegd is: Een paar tortelduiven of twee jonge duiven. | |
Luke | vlsJoNT | 2:25 | En ziet, er was een mensch in Jerusalem, wiens naam was Simeon. Deze mensch was rechtvaardig en godvruchtig, verwachtende de vertroosting van Israël, en de Heilige Geest was op hem. | |
Luke | vlsJoNT | 2:26 | En hem was een openbaring gegeven door den Heiligen Geest dat hij den dood niet zien zou vóórdat hij den Gezalfde des Heeren zou zien. | |
Luke | vlsJoNT | 2:27 | En hij kwam door den Geest naar den tempel; en als de ouders het kindeken Jezus binnen brachten om met Hem te doen naar de gewoonte der wet, | |
Luke | vlsJoNT | 2:34 | En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot een teeken dat wedersproken wordt; | |
Luke | vlsJoNT | 2:35 | en ook u zelve zal een zwaard door de ziel gaan— opdat uit vele harten de overleggingen openbaar worden. | |
Luke | vlsJoNT | 2:36 | Er was ook een profetesse, Anna, een dochter van Phanuël, uit den stam van Aser. Deze was hoog bejaard, en had van haar maagdelijken staat af zeven jaar met haar man geleefd. | |
Luke | vlsJoNT | 2:37 | En zij was een weduwe van omstreeks vier en tachtig jaar, die den tempel niet verliet, en met vasten en gebeden God nacht en dag diende. | |
Luke | vlsJoNT | 2:38 | Deze nu, ter zelfder ure daarbij komende, loofde evenzoo God en sprak van Hem tot allen die te Jerusalem de verlossing verwachtten. | |
Luke | vlsJoNT | 2:39 | Toen zij nu volgens de wet des Heeren alles volbracht hadden, keerden zij terug naar Galilea, tot hun stad Nazaret. | |
Luke | vlsJoNT | 2:40 | Het kindeken nu groeide op en werd versterkt, vervuld zijnde met wijsheid, en de genade Gods was op Hem. | |
Luke | vlsJoNT | 2:42 | En toen Hij twaalf jaar oud was, gingen zij naar de gewoonte van het feest, op naar Jerusalem. | |
Luke | vlsJoNT | 2:43 | En toen de dagen voleindigd waren keerden zij terug, maar het kind Jezus bleef in Jerusalem, zonder dat Jozef en zijn moeder het wisten. | |
Luke | vlsJoNT | 2:44 | Maar meenende dat Hij was bij het reisgezelschap gingen zij een dagreize ver, om Hem te zoeken onder de familie en de bekenden. | |
Luke | vlsJoNT | 2:46 | En het geschiedde na drie dagen dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leeraren, hen hoorende en vragende. | |
Luke | vlsJoNT | 2:48 | En Hem ziende stonden zij verslagen, en zijn moeder zeide tot Hem: Kind, waarom hebt Gij zoo met ons gedaan? Zie, uw vader en ik hebben met smart U gezocht! | |
Luke | vlsJoNT | 2:49 | En Hij zeide tot hen: Waarom hebt gij Mij gezocht? Wist gij niet dat Ik moet bezig zijn in de dingen mijns Vaders? | |
Luke | vlsJoNT | 2:51 | En Hij ging met hen af en kwam naar Nazaret en was hun onderdanig. En zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart. | |
Chapter 3
Luke | vlsJoNT | 3:1 | In het vijftiende jaar nu der regeering van keizer Tiberius, als Pontius Pilatus stadhouder was over Judea, Herodes viervorst over Galilea, en Filippus zijn broeder viervorst over Iturea en het land van Trachonitis, en Lysanias viervorst over Abilene, | |
Luke | vlsJoNT | 3:2 | ten tijde van het hoogepriesterschap van Annas en Kajafas, geschiedde het woord Gods tot Johannes, den zoon van Zacharias, in de woestijn. | |
Luke | vlsJoNT | 3:3 | En hij kwam in den geheelen omtrek van den Jordaan, predikende den doop der boetvaardigheid tot vergiffenis van zonden, | |
Luke | vlsJoNT | 3:4 | gelijk geschreven is in het boek der woorden van Jesaja den profeet: Een stem van een die roept in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt recht zijn paden; | |
Luke | vlsJoNT | 3:5 | ieder dal zal gevuld worden, en iedere berg en heuvel zal verlaagd worden, en wat krom is zal recht en de oneffene wegen zullen tot gebaande worden, | |
Luke | vlsJoNT | 3:7 | Hij zeide dan tot de scharen die uitgingen om van hem gedoopt te worden: Gij adderengebroed, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? | |
Luke | vlsJoNT | 3:8 | brengt dan vruchten voort, der boetvaardigheid waardig; en begint niet met bij u zelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot vader! want ik zeg u dat God uit deze steenen aan Abraham kinderen kan verwekken; | |
Luke | vlsJoNT | 3:9 | en de bijl ligt ook reeds aan den wortel der boomen; iedere boom dus, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehouwen en in het vuur geworpen. | |
Luke | vlsJoNT | 3:11 | En hij antwoordde en zeide tot hen: Die twee rokken heeft deele mede aan die er geen heeft, en die spijze heeft doe evenzoo. | |
Luke | vlsJoNT | 3:12 | Er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden, en zij zeiden tot hem: Meester, wat moeten wij doen? | |
Luke | vlsJoNT | 3:14 | En ook soldaten vroegen hem, zeggende: En wat moeten wij doen? en hij zeide tot hen: Doet niemand geweld of onrecht aan, en weest tevreden met uw krijgsloon. | |
Luke | vlsJoNT | 3:15 | Daar nu het volk in verwachting was, en allen in hun harten overpeinsden of Johannes misschien niet de Christus zou zijn, | |
Luke | vlsJoNT | 3:16 | antwoordde Johannes, zeggende tot allen: Ik doop u wel met water; maar Hij komt, die machtiger is dan ik, wien ik niet waardig ben zijn schoenriemen los te maken; die zal u doopen met den Heiligen Geest en met vuur. | |
Luke | vlsJoNT | 3:17 | Zijn wan is in zijn hand om zijn dorschvloer geheel te zuiveren en het koren te verzamelen in zijn schuur, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitbluschbaar vuur. | |
Luke | vlsJoNT | 3:19 | Maar Herodes de viervorst, door Johannes bestraft zijnde om Herodias, de huisvrouw zijns broeders, en om al de slechte dingen die Herodes deed, | |
Luke | vlsJoNT | 3:20 | heeft dit nog bij al het andere gevoegd, dat hij Johannes in de gevangenis opsloot. | |
Luke | vlsJoNT | 3:21 | Het geschiedde nu toen al het volk gedoopt werd, en ook Jezus gedoopt en biddende was, dat de hemel werd geopend, | |
Luke | vlsJoNT | 3:22 | en dat de Heilige Geest, in lichamelijke gedaante, zooals een duive, op Hem nederdaalde, en dat er een stem uit den hemel kwam: Gij zijt mijn Zoon, de Beminde: in U heb Ik welbehagen! | |
Luke | vlsJoNT | 3:23 | En Jezus was, toen Hij optrad, omtrent dertig jaar oud en Hij was, zoo men meende, een zoon van Jozef, den zoon van Eli, | |
Luke | vlsJoNT | 3:24 | den zoon van Matthat, den zoon van Levi, den zoon van Melchi, den zoon van Janna, den zoon van Jozef, | |
Luke | vlsJoNT | 3:25 | den zoon van Mattathias, den zoon van Amos, den zoon van Nahum, den zoon van Esli, den zoon van Naggai, | |
Luke | vlsJoNT | 3:26 | den zoon van Maath, den zoon van Mattathias, den zoon van Semeï, den zoon van Jozef, den zoon van Juda, | |
Luke | vlsJoNT | 3:27 | den zoon van Johannes, den zoon van Resa, den zoon van Zorobabel, den zoon van Salathiël, den zoon van Neri, | |
Luke | vlsJoNT | 3:28 | den zoon van Melchi, den zoon van Addi, den zoon van Kosam, den zoon van Elmadam, den zoon van Er, | |
Luke | vlsJoNT | 3:29 | den zoon van Joses, den zoon van Eliëzer, den zoon van Jorim, den zoon van Matthat, den zoon van Levi, | |
Luke | vlsJoNT | 3:30 | den zoon van Simeon, den zoon van Juda, den zoon van Jozef, den zoon van Jonan, den zoon van Eliakim, | |
Luke | vlsJoNT | 3:31 | den zoon van Meleas, den zoon van Maïnan, den zoon van Mattath, den zoon van Nathan, den zoon van David, | |
Luke | vlsJoNT | 3:32 | den zoon van Jesse, den zoon van Obed, den zoon van Boös, den zoon van Salmon, den zoon van Nahasson, | |
Luke | vlsJoNT | 3:33 | den zoon van Aminadab, den zoon van Aram, den zoon van Esron, den zoon van Phares, den zoon van Juda, | |
Luke | vlsJoNT | 3:34 | den zoon van Jakob, den zoon van Isaäk, den zoon van Abraham, den zoon van Therah, den zoon van Nahor, | |
Luke | vlsJoNT | 3:35 | den zoon van Seruch, den zoon van Ragau, den zoon van Phalek, den zoon van Heber, den zoon van Sala, | |
Luke | vlsJoNT | 3:36 | den zoon van Kaïnan, den zoon van Arfaxad, den zoon van Sem, den zoon van Noach, den zoon van Lamech, | |
Luke | vlsJoNT | 3:37 | den zoon van Methusalem, den zoon van Henoch, den zoon van Jared, den zoon van Melaleël, den zoon van Kaïnan, | |
Chapter 4
Luke | vlsJoNT | 4:1 | Jezus nu, vol zijnde des Heiligen Geestes, keerde weder van den Jordaan, en werd door den Geest in de woestijn gevoerd veertig dagen lang, bekoord zijnde van den duivel. | |
Luke | vlsJoNT | 4:3 | En de duivel zeide tot Hem: Als Gij Gods Zoon zijt, zeg dan tot dezen steen dat hij brood worde. | |
Luke | vlsJoNT | 4:4 | En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven dat de mensch niet bij brood alleen zal leven, maar bij alle woord Gods. | |
Luke | vlsJoNT | 4:5 | En de duivel voerde Hem op een hoogen berg en toonde Hem al de koninkrijken der wereld, in een punt des tijds. | |
Luke | vlsJoNT | 4:6 | En de duivel zeide tot Hem: Aan U zal ik al deze macht en glorie geven, want aan mij zijn zij overgegeven, en aan wien ik wil geef ik ze; | |
Luke | vlsJoNT | 4:8 | En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven: Den Heere uw God zult gij aanbidden en Hem alleen zult gij dienen. | |
Luke | vlsJoNT | 4:9 | En hij voerde Hem naar Jerusalem en stelde Hem op de spits des tempels en zeide tot Hem: Als Gij Gods Zoon zijt, werp U zelven van hier naar beneden; | |
Luke | vlsJoNT | 4:10 | want er staat geschreven dat Hij zijn engelen aangaande U bevel zal geven om U te behoeden, | |
Luke | vlsJoNT | 4:11 | en dat zij U op de handen zullen dragen opdat Gij uw voet niet zoudt stooten aan een steen. | |
Luke | vlsJoNT | 4:12 | En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er is gezegd: Den Heere uw God zult gij niet tergen. | |
Luke | vlsJoNT | 4:14 | En Jezus keerde in de kracht des Geestes weder haar Galilea; en een gerucht van Hem ging uit door den geheelen omtrek. | |
Luke | vlsJoNT | 4:16 | En Hij kwam te Nazaret, waar hij was opgevoed, en ging, naar zijn gewoonte, op den dag des sabbats naar de synagoge, en stond op om te lezen, | |
Luke | vlsJoNT | 4:17 | En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja, en het boek open gedaan hebbende vond Hij de plaats waar geschreven stond: | |
Luke | vlsJoNT | 4:18 | De Geest des Heeren is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft om aan de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen de gebrokenen van harte, | |
Luke | vlsJoNT | 4:19 | Hij heeft Mij gezonden om aan de gevangenen vrijlating te prediken en aan de blinden het gezicht, om de verdrukten heen te zenden in vrijheid, om te prediken het aangename jaar des Heeren. | |
Luke | vlsJoNT | 4:20 | En het boek toegedaan en den dienaar overgegeven hebbende, ging Hij zitten, en de oogen van allen in de synagoge waren op Hem gevestigd. | |
Luke | vlsJoNT | 4:22 | En zij gaven Hem allen getuigenis en verwonderden zich over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen, en zeiden: Is deze niet de zoon van Jozef? | |
Luke | vlsJoNT | 4:23 | En Hij zeide tot hen: Zeker zult gij Mij dit spreekwoord toevoegen: Geneesmeester, genees u zelven! al wat wij gehoord hebben dat te Kapernaüm is geschied, doe dat ook hier in uw vaderland! | |
Luke | vlsJoNT | 4:24 | Maar, zeide Hij, voorwaar Ik zeg u dat geen profeet aangenaam is in zijn vaderland. | |
Luke | vlsJoNT | 4:25 | Maar naar waarheid zeg Ik u, dat er veel weduwen waren in Israël in de dagen van Elias, toen de hemel gesloten was drie jaar en zes maanden, zoodat er een groote hongersnood was over het geheele land. | |
Luke | vlsJoNT | 4:26 | En tot geen van haar werd Elias gezonden, maar wel naar Sarepta bij Sidon tot een weduwvrouw. | |
Luke | vlsJoNT | 4:27 | En veel melaatschen waren er in Israël ten tijde van Elisa, den profeet; en niemand van hen werd genezen, maar wel Naäman de Syriër. | |
Luke | vlsJoNT | 4:29 | en opstaande wierpen zij Hem uit, buiten de stad, en zij voerden Hem naar den top des bergs, waarop hun stad was gebouwd, om Hem naar beneden te werpen. | |
Luke | vlsJoNT | 4:31 | En Hij ging af naar Kapernaüm, een stad van Galilea, en Hij onderwees hen op de sabbatdagen. | |
Luke | vlsJoNT | 4:33 | En in de synagoge was er een man, die door een onzuiveren geest was bezeten en hij schreeuwde met een groote stem: | |
Luke | vlsJoNT | 4:34 | Ha! wat hebben wij met U te doen, Jezus van Nazaret? zijt Gij gekomen om ons te verderven? ik ken U wie Gij zijt! de Heilige Gods! | |
Luke | vlsJoNT | 4:35 | En Jezus bestrafte hem zeggende: Zwijg stil en ga van hem uit! En de booze geest, hem in het midden neder geworpen hebbende, ging van hem uit zonder hem iets te beschadigen. | |
Luke | vlsJoNT | 4:36 | En er kwam een verbaasdheid over allen en zij spraken tot malkander zeggende: Welk een woord is dit, dat Hij met macht en kracht de onzuivere geesten gebiedt en zij gaan uit? | |
Luke | vlsJoNT | 4:38 | En Hij stond op en ging uit de synagoge naar het huis van Simon. De schoonmoeder nu van Simon was lijdende aan een zware koorts; en zij vroegen Hem voor haar. | |
Luke | vlsJoNT | 4:39 | En over haar heen buigende bestrafte Hij de koorts, en deze verliet haar; en zij stond aanstonds op en bediende hen. | |
Luke | vlsJoNT | 4:40 | En toen de zon onderging brachten allen die kranken hadden aan allerlei ziekten, dezen tot Hem; en Hij leide aan een ieder hunner de handen op en genas hen. | |
Luke | vlsJoNT | 4:41 | En er gingen ook booze geesten uit van velen, schreeuwende en zeggende: Gij zijt de Zone Gods! En Hij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken, daar zij wisten dat Hij de Christus was. | |
Luke | vlsJoNT | 4:42 | Als het nu dag was geworden ging Hij uit en vertrok naar een eenzame plaats; en de scharen zochten Hem en kwamen tot bij Hem, en zij hielden Hem tegen, opdat Hij niet van hen zou weggaan. | |
Luke | vlsJoNT | 4:43 | Maar Hij zeide tot hen: Ik moet ook aan de andere steden het Evangelie van het koninkrijk Gods verkondigen, want daartoe ben Ik uitgezonden. | |
Chapter 5
Luke | vlsJoNT | 5:1 | En het geschiedde, als de schare op Jezus aandrong om het woord Gods te hooren, en als Hij bij het meer Gennezaret stond, | |
Luke | vlsJoNT | 5:2 | dat Hij twee schepen aan het meer zag liggen, waarvan de visschers waren uitgegaan om de netten te spoelen. | |
Luke | vlsJoNT | 5:3 | Hij nu ging in een van die schepen, dat van Simon was, en verzocht hem een weinig van wal te steken; en nederzittende in het schip onderwees Hij de scharen. | |
Luke | vlsJoNT | 5:4 | Als Hij nu ophield met spreken zeide Hij tot Simon: Steek af naar de diepte en werp uw netten uit om te vangen! | |
Luke | vlsJoNT | 5:5 | En Simon antwoordde en zeide: Meester, den geheelen nacht door hebben wij gearbeid en niets gevangen; toch zal ik op uw woord het net uitwerpen. | |
Luke | vlsJoNT | 5:6 | En dit gedaan hebbende vingen zij een zoo groote menigte visschen, dat hun net scheurde. | |
Luke | vlsJoNT | 5:7 | En zij wenkten hun makkers in het andere schip om hen te komen helpen. En zij kwamen en vulden die beide schepen tot zinkens toe. | |
Luke | vlsJoNT | 5:8 | Simon Petrus nu dit ziende, viel neder aan de knieën van Jezus, zeggende: Ga van mij weg, want ik ben een zondig man, Heere! | |
Luke | vlsJoNT | 5:9 | Want verbaasdheid had hem bevangen, en allen die met hem waren, wegens de vangst der visschen die zij gedaan hadden; | |
Luke | vlsJoNT | 5:10 | en zoo ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die Simons medgezellen waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu af zult gij menschen vangen. | |
Luke | vlsJoNT | 5:12 | En het geschiedde, toen Hij in een der steden was, zie, daar was een man vol melaatschheid; en Jezus ziende, viel hij op zijn aangezicht en smeekte Hem zeggende: Heere, als Gij wilt, kunt Gij mij zuiveren! | |
Luke | vlsJoNT | 5:13 | En de hand uitstekende raakte Hij hem aan, zeggende: Ik wil, word gezuiverd! En terstond ging de melaatschheid van hem. | |
Luke | vlsJoNT | 5:14 | En Hij gebood hem het aan niemand te zeggen, maar ga heen, vertoon u zelven aan den priester en offer voor uw zuivering, gelijk Mozes heeft geboden, hun tot een getuigenis. | |
Luke | vlsJoNT | 5:15 | Maar het gerucht van Hem werd al meer verbreid, en veel scharen kwamen om te hooren en van hun ziekten genezen te worden. | |
Luke | vlsJoNT | 5:17 | En het geschiedde op een dag dat Hij bezig was te onderwijzen en dat er fariseërs zaten en wetgeleerden, die waren gekomen uit alle vlekken van Galilea, en Judea, en Jerusalem; en de kracht des Heeren was er om hen te genezen. | |
Luke | vlsJoNT | 5:18 | En zie, eenige mannen brachten op een bed een mensch die verlamd was en zij zochten hem binnen te brengen en vóór Hem te leggen. | |
Luke | vlsJoNT | 5:19 | En als zij ter oorzake van de schare niet vonden hoe ze hem zouden binnenbrengen, klommen zij op het dak en lieten hem met het bed door de tichelen neder in het midden vóór Jezus. | |
Luke | vlsJoNT | 5:21 | De schriftgeleerden nu en de fariseërs begonnen te overleggen, zeggende: Wie is deze die lastering spreekt? wie kan zonden vergeven dan God alleen? | |
Luke | vlsJoNT | 5:22 | Maar Jezus hun overleggingen wetende, antwoordde en zeide tot hen: Wat overlegt gij in uw harten? | |
Luke | vlsJoNT | 5:23 | Wat is gemakkelijker? te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? | |
Luke | vlsJoNT | 5:24 | Maar opdat gij weten moogt dat de Zoon des menschen macht heeft, om op aarde zonden te vergeven, — toen zeide Hij tot den lamme: Ik zeg u, sta op, en neem uw bed op, en ga heen naar uw huis. | |
Luke | vlsJoNT | 5:25 | En terstond, voor hun oogen opstaande, nam hij op hetgeen waarop hij gelegen had en hij ging naar zijn huis, God de glorie gevende. | |
Luke | vlsJoNT | 5:26 | En een verbazing greep hen allen aan, en zij gaven God de glorie, en werden vervuld met vreeze, zeggende: Wij hebben heden onbegrijpelijke dingen gezien! | |
Luke | vlsJoNT | 5:27 | En daarna ging Hij uit en zag een tollenaar, met name Levi, aan het tolhuis zitten, en zeide tot hem: Volg Mij na! | |
Luke | vlsJoNT | 5:29 | En Levi bereidde voor Hem een grooten maaltijd in zijn huis, en er was een groote menigte van tollenaren en anderen die met hen aanlagen. | |
Luke | vlsJoNT | 5:30 | En hun fariseërs en schriftgeleerden murmureerden tegen zijn discipelen, zeggende: Waarom eet en drinkt gij met de tollenaars en zondaars? | |
Luke | vlsJoNT | 5:31 | En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Niet de gezonden hebben een geneesmeester van noode, maar de zieken; | |
Luke | vlsJoNT | 5:32 | Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen tot boetvaardigheid, maar zondaars. | |
Luke | vlsJoNT | 5:33 | Zij nu zeiden tot Hem: De discipelen van Johannes vasten dikwijls en doen gebeden, evenals die van de fariseërs, maar de uwen eten en drinken? | |
Luke | vlsJoNT | 5:34 | Maar Jezus zeide tot hen: Gij kunt toch de bruiloftsgasten niet doen vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? | |
Luke | vlsJoNT | 5:35 | Maar er zullen dagen komen, als de bruidegom van hen is weggenomen; dan zullen zij vasten in die dagen. | |
Luke | vlsJoNT | 5:36 | Hij sprak tot hen ook een gelijkenis: Niemand scheurt een stuk van een nieuw kleed af en zet dat op een oud kleed, anders zou ook het nieuwe scheuren; en bij het oude zou het stuk van het nieuwe niet voegen; | |
Luke | vlsJoNT | 5:37 | en niemand giet jongen wijn in oude zakken, anders zou de jonge wijn de zakken doen barsten, en hij zou wegvloeien en de zakken zouden verloren zijn; | |
Luke | vlsJoNT | 5:38 | maar jongen wijn moet men in nieuwe zakken gieten, en dan worden beide te zamen bewaard; | |
Chapter 6
Luke | vlsJoNT | 6:1 | En het geschiedde eens op een sabbat dat Jezus ging door een korenveld en zijn discipelen plukten de aren en aten die, ze wrijvende met de handen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:2 | En sommigen van de fariseërs zeiden tot hen: Waarom doet gij wat men niet mag doen op den sabbat? | |
Luke | vlsJoNT | 6:3 | En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Hebt gij dan niet gelezen wat David deed toen hij en degenen die met hem waren honger hadden? | |
Luke | vlsJoNT | 6:4 | hoe hij is ingegaan in het huis Gods en de toonbrooden heeft genomen en gegeten, en ook gegeven aan hen die met hem waren, ofschoon het niet geoorloofd is die te eten dan alleen aan de priesters? | |
Luke | vlsJoNT | 6:6 | En op een anderen sabbat geschiedde het dat Hij in de synagoge ging en onderwees; en daar was een mensch wiens rechterhand stijf was. | |
Luke | vlsJoNT | 6:7 | De schriftgeleerden nu en de fariseërs letten op Hem of Hij op den sabbat zou genezen, opdat zij een beschuldiging tegen Hem mochten vinden. | |
Luke | vlsJoNT | 6:8 | Maar Hij kende hun overleggingen en zeide tot den man die de stijve hand had: Rijs op, en sta in het midden! En hij rees op en stond recht. | |
Luke | vlsJoNT | 6:9 | En Jezus zeide tot hen: Ik vraag u: is het op den sabbat geoorloofd goed te doen of kwaad te doen, een ziel te behouden of te verderven? | |
Luke | vlsJoNT | 6:10 | En hen allen rondom aangezien hebbende, zeide Hij tot den man: Steek uw hand uit! Hij nu deed het en zijn hand werd zoo gezond als de andere. | |
Luke | vlsJoNT | 6:11 | En zij werden vol van uitzinnigheid en bespraken met elkander wat zij Jezus toch zouden doen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:12 | En het geschiedde in een van die dagen dat Hij naar een berg ging om te bidden, en Hij bracht den nacht door in het gebed tot God. | |
Luke | vlsJoNT | 6:13 | En toen het dag werd riep Hij zijn discipelen tot zich en koos uit hen twaalf, die Hij ook apostelen noemde: | |
Luke | vlsJoNT | 6:14 | Simon, dien Hij ook Petrus noemde, en Andreas zijn broeder; en Jakobus, en Johannes, en Filippus, en Bartholomeüs, | |
Luke | vlsJoNT | 6:15 | en Mattheüs, en Thomas, en Jakobus den zoon van Alfeüs, en Simon genaamd de ijveraar, | |
Luke | vlsJoNT | 6:16 | en Judas, den broeder van Jakobus, en Judas Iskariot, die de verrader is geworden. | |
Luke | vlsJoNT | 6:17 | En met hen afgekomen zijnde, stond Hij op een vlakke plaats, alsmede een groote schare zijner discipelen, en een groote menigte volks van geheel Judea, en Jerusalem, en van den zeekant van Tyrus en Sidon, die gekomen waren om Hem te hooren en genezen te worden van hun ziekten. | |
Luke | vlsJoNT | 6:19 | En de geheele schare zocht Hem aan te raken, want er ging kracht van Hem uit en Hij genas hen allen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:20 | En Hij sloeg zijn oogen op naar zijn discipelen en zeide: Zalig, gij armen, want uwer is het koninkrijk Gods. | |
Luke | vlsJoNT | 6:21 | Zalig, gij die nu honger hebt, want gij zult verzadigd worden. Zalig, gij die nu weent, want gij zult lachen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:22 | Zalig zijt gij als de menschen u zullen haten, en als zij u zullen afsnijden, en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, ter wille van den Zoon des menschen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:23 | Verblijdt u in dien dag, en verheugt u, want ziet, uw loon is groot in den hemel; want op dezelfde wijze deden hun vaderen aan de profeten. | |
Luke | vlsJoNT | 6:25 | Wee u, die nu verzadigd zijt, want gij zult honger hebben. Wee u, die nu lacht, want gij zult treuren en weenen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:26 | Wee u, als alle menschen goed van u spreken, want op dezelfde wijze deden hun vaderen aan de valsche profeten. | |
Luke | vlsJoNT | 6:27 | Maar tot u die hoort zeg Ik: Bemint uw vijanden, doet wel aan degenen die u haten, | |
Luke | vlsJoNT | 6:29 | Wie u op de wang slaat, biedt hem ook de andere, en wie uw mantel neemt, weigert hem ook den rok niet. | |
Luke | vlsJoNT | 6:30 | Geeft aan allen die u iets vragen en eischt niet weder van hem die het uwe genomen heeft. | |
Luke | vlsJoNT | 6:32 | En als gij bemint die u beminnen, wat dank hebt gij dan? want ook de zondaars beminnen degenen die hen beminnen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:33 | Want indien gij ook weldoet aan degenen die u weldoen, wat dank hebt gij dan? ook de zondaars doen hetzelfde. | |
Luke | vlsJoNT | 6:34 | En indien gij leent aan degenen van wie gij hoopt weder te ontvangen, wat dank hebt gij dan? ook zondaars leenen aan zondaars om hetzelfde terug te ontvangen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:35 | Bemint gij daarentegen uw vijanden en doet gij wel en leent zonder iets weder te hopen; dan zal uw loon groot zijn en gij zult kinderen zijn des Allerhoogsten, want deze is goedertieren over ondankbaren en boozen. | |
Luke | vlsJoNT | 6:37 | En oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; en veroordeelt niet, en gij zult niet veroordeeld worden; spreekt vrij, en gij zult vrijgesproken worden. | |
Luke | vlsJoNT | 6:38 | Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, vastgedrukte, geschudde, overloopende maat zal men in uw schoot geven; want met de maat waarmede gij meet zal u weder gemeten worden. | |
Luke | vlsJoNT | 6:39 | En Hij sprak ook een gelijkenis tot hen: Kan wel een blinde een anderen blinde leiden? Zullen zij niet beiden in een kuil vallen? | |
Luke | vlsJoNT | 6:40 | Een leerling is niet boven zijn leermeester; maar ieder zal volleerd zijn als hij is gelijk zijn leermeester. | |
Luke | vlsJoNT | 6:41 | Wat ziet gij toch den splinter die in het oog uws broeders is, maar den balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? | |
Luke | vlsJoNT | 6:42 | Hoe kunt gij zeggen tot uw broeder: Broeder, laat mij den splinter uit uw oog trekken, terwijl gij den balk in uw eigen oog niet ziet? Geveinsde! werp eerst den balk uit uw eigen oog, en dan moogt gij zien den splinter weg te doen uit uws broeders oog. | |
Luke | vlsJoNT | 6:43 | Want het is geen goede boom die slechte vrucht voortbrengt, en wederom is het geen slechte boom die goede vrucht voortbrengt. | |
Luke | vlsJoNT | 6:44 | Want iedere boom wordt gekend aan zijn eigen vrucht; van doornen plukt men toch geen vijgen, en van een braamstruik plukt men geen druiven! | |
Luke | vlsJoNT | 6:45 | De goede mensch brengt uit den goeden schat des harten het goede voort, en de kwade mensch brengt uit den kwaden schat des harten het kwade voort, want uit den overvloed des harten spreekt zijn mond. | |
Luke | vlsJoNT | 6:47 | Ieder die tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u toonen aan wien hij gelijk is. | |
Luke | vlsJoNT | 6:48 | Hij is gelijk aan een mensch die een huis bouwde, die groef, en uitdiepte en het fundament leide op de rots; toen er nu een overstrooming kwam sloeg de stortvloed tegen dat huis aan en kon het niet bewegen, omdat het was gebouwd op een rots. | |
Chapter 7
Luke | vlsJoNT | 7:1 | Nadat Jezus nu al zijn woorden ten aanhoore van het volk geëindigd had, kwam Hij naar Kapernaüm. | |
Luke | vlsJoNT | 7:2 | En de dienstknecht van zekeren hoofdman, die hem veel waard was, was krank en lag op sterven. | |
Luke | vlsJoNT | 7:3 | En als hij van Jezus gehoord had zond hij oudsten der Joden tot Hem, om Hem te vragen dat Hij mocht komen en zijn knecht genezen. | |
Luke | vlsJoNT | 7:4 | Deze nu hij Jezus komende verzochten Hem dringend, zeggende: Hij is waardig dat Gij hem dit doet, | |
Luke | vlsJoNT | 7:6 | Jezus dan ging met hen. Toen Hij nu niet ver meer van het huis af was zond de hoofdman vrienden tot Hem, zeggende: Heere, doe geen moeite, want ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; | |
Luke | vlsJoNT | 7:7 | daarom achtte ik ook mij zelven niet waardig om tot U te komen, maar zeg het maar met een woord, en mijn knecht zal genezen zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 7:8 | Want ook ik ben een mensch aan anderen ondergeschikt, en heb onder mij soldaten; en ik zeg tot dezen: Ga weg, en dan gaat hij; en tot een anderen: Kom hier, en dan komt hij; en tot mijn dienstknecht: Doe dit, en dan doet hij het. | |
Luke | vlsJoNT | 7:9 | Als Jezus dit hoorde verwonderde Hij zich, en zich omkeerende tot de schare die Hem volgde, zeide Hij: Ik zeg u, zelfs in Israël heb Ik zoo groot een geloof niet gevonden. | |
Luke | vlsJoNT | 7:10 | En toen de afgezondenen naar huis teruggekeerd waren vonden zij den dienstknecht gezond die krank was geweest. | |
Luke | vlsJoNT | 7:11 | En op den volgenden dag geschiedde het dat Hij ging naar een stad genaamd Naïn, en met Hem gingen zijn discipelen en een groote schare. | |
Luke | vlsJoNT | 7:12 | En als Hij dicht bij de poort der stad kwam, ziet, daar werd een doode uitgedragen, een eenige zoon zijner moeder, en zij was weduwe; en veel volks uit de stad was met haar. | |
Luke | vlsJoNT | 7:13 | En toen de Heere haar zag werd Hij over haar bewogen en zeide tot haar: Ween niet! | |
Luke | vlsJoNT | 7:14 | En toetredende raakte Hij de draagbaar aan; de dragers dan stonden stil, en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! | |
Luke | vlsJoNT | 7:16 | En vreeze kwam over allen en zij prezen God, zeggende: Een groot profeet is onder ons opgestaan en God heeft zijn volk bezocht! | |
Luke | vlsJoNT | 7:17 | En dit gerucht ging in geheel Judea van Hem uit en in het geheele omliggende land. | |
Luke | vlsJoNT | 7:19 | En twee zijner discipelen geroepen hebbende, zond Johannes hen tot Jezus om te zeggen: Zijt Gij degene die komen zou, of moeten wij een ander verwachten? | |
Luke | vlsJoNT | 7:20 | Die mannen dan tot Hem komende, zeiden: Johannes de Dooper heeft ons tot U gezonden om te zeggen: Zijt Gij degene die komen zou, of moeten wij een ander verwachten? | |
Luke | vlsJoNT | 7:21 | In die zelfde ure nu genas Jezus er velen van ziekten, en kwalen, en booze geesten, en aan vele blinden, gaf Hij het gezicht. | |
Luke | vlsJoNT | 7:22 | En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen, boodschapt aan Johannes, wat gij gezien en gehoord hebt: Dat blinden ziende worden, kreupelen wandelen, melaatschen gezuiverd worden, dooven hooren, dooden opgewekt worden, aan armen het Evangelie verkondigd wordt; | |
Luke | vlsJoNT | 7:24 | Toen nu de boden van Johannes heengegaan waren, begon Hij tot de scharen aangaande Johannes te zeggen: Wat zijt gij in de woestijn gaan zien? Een riet dat door den wind heen en weer geschud wordt? | |
Luke | vlsJoNT | 7:25 | Maar wat zijt gij gaan zien? Een mensch met schoone kleederen bekleed? Ziet, die in schoone kleederen en weelde leven, zijn in de paleizen. | |
Luke | vlsJoNT | 7:26 | Maar wat zijt gij gaan zien? een profeet? — Ja, zeg Ik u, ook veel meer dan een profeet. | |
Luke | vlsJoNT | 7:27 | Deze is het van wien is geschreven: Ziet, Ik zend mijn engel voor uw aangezicht die uw weg voor U uit bereiden zal. | |
Luke | vlsJoNT | 7:28 | Ik zeg ulieden, onder die van vrouwen geboren zijn, is er geen profeet grooter dan Johannes de Dooper; maar de minste in het koninkrijk Gods is meer dan hij. | |
Luke | vlsJoNT | 7:29 | En al het volk dat Hem hoorde, en de tollenaars rechtvaardigden God, daar zij gedoopt waren met den doop van Johannes. | |
Luke | vlsJoNT | 7:30 | Maar de fariseërs en de wetgeleerden versmaadden den raad Gods over hen, daar zij niet door hem gedoopt waren. | |
Luke | vlsJoNT | 7:31 | En de Heere zeide: Waarbij zal Ik toch de menschen van dit geslacht vergelijken, en waaraan zijn zij gelijk? | |
Luke | vlsJoNT | 7:32 | Zij zijn gelijk aan de kinderkens die op de markt zitten en malkander toeroepen, zeggende: Op de fluit speelden wij voor u en gedanst hebt gij niet; klaagliederen hebben wij gezongen en gij hebt niet geweend! | |
Luke | vlsJoNT | 7:33 | Want Johannes de Dooper is gekomen noch brood etende noch wijn drinkende, en gij zegt: Hij heeft den duivel! | |
Luke | vlsJoNT | 7:34 | De Zoon des menschen is gekomen, etende en drinkende, en gij zegt: Ziet, een gulzigaard en dronkaard, een vriend van tollenaars en zondaars! | |
Luke | vlsJoNT | 7:36 | En een der fariseërs noodigde Hem bij zich ten eten; en in het huis van den fariseër gegaan zijnde lag Hij aan. | |
Luke | vlsJoNT | 7:37 | En ziet, er was een vrouw in de stad die een zondares was, en vernomen hebbende dat Hij aanlag in des fariseërs huis, nam zij een albasten flesch met balsem, | |
Luke | vlsJoNT | 7:38 | en weenende achter bij zijn voeten staande, begon zij zijn voeten met tranen nat te maken en met haar hoofdhaar droogde zij ze af, en zij kuste zijn voeten en zalfde ze met den balsem. | |
Luke | vlsJoNT | 7:39 | De fariseër nu, die Hem genoodigd had, dit ziende, sprak bij zich zelven, zeggende: Deze, zoo Hij een profeet was, zou wel weten wie en hoedanig deze vrouw is die Hem aanraakt, dat zij een zondares is! | |
Luke | vlsJoNT | 7:40 | En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u wat te zeggen! Hij nu zeide: Meester, spreek! | |
Luke | vlsJoNT | 7:41 | Een zekere bankier had twee schuldenaars; de een was hem vijfhonderd penningen schuldig en de ander vijftig. | |
Luke | vlsJoNT | 7:42 | Alzoo zij nu niet hadden om te betalen schold hij het aan beiden kwijt. Wie van hen zal hem nu ‘t meest beminnen? | |
Luke | vlsJoNT | 7:43 | Simon antwoordde en zeide: Ik denk, degene aan wien het meest kwijtgescholden is. En Jezus zeide tot hem: Gij hebt recht geoordeeld! | |
Luke | vlsJoNT | 7:44 | En zich naar de vrouw keerende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar hoofdhaar afgedroogd. | |
Luke | vlsJoNT | 7:45 | Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft van dat Ik binnenkwam niet opgehouden Mij de voeten te kussen. | |
Luke | vlsJoNT | 7:46 | Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij; heeft Mij de voeten met balsem gezalfd. | |
Luke | vlsJoNT | 7:47 | Daarom zeg Ik u: Haar vele zonden zijn vergeven, omdat zij veel heeft bemind; maar wien weinig, vergeven wordt, die bemint weinig. | |
Luke | vlsJoNT | 7:49 | En de medeaanliggenden begonnen bij zich zelven te zeggen: Wie is deze, die ook zonden vergeeft? | |
Chapter 8
Luke | vlsJoNT | 8:1 | En naderhand geschiedde het dat Jezus rondtrok door steden en dorpen, predikende en verkondigende het Evangelie van het koninkrijk Gods; en de twaalven met Hem, | |
Luke | vlsJoNT | 8:2 | alsmede eenige vrouwen die genezen waren van booze geesten en krankheden: Maria, genaamd Magdalena, uit wie zeven booze geesten waren uitgegaan, | |
Luke | vlsJoNT | 8:3 | en Johanna, de vrouw van Chusas, den rentmeester van Herodes, en Suzanna en veel anderen, die Hem dienden van haar goederen. | |
Luke | vlsJoNT | 8:4 | Toen nu een groote schare bijeengekomen was, ook van hen die van stad tot stad zich bij Hem voegden, zeide Hij door gelijkenis: | |
Luke | vlsJoNT | 8:5 | De zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien, en als hij zaaide viel er een deel bij den weg en het werd vertreden, en de vogelen des hemels pikten het op. | |
Luke | vlsJoNT | 8:6 | En een ander deel viel op den rotsgrond en opgekomen zijnde verdorde het, omdat het geen vochtigheid had. | |
Luke | vlsJoNT | 8:7 | En een ander deel viel in het midden der doornen, en de doornen mede opgroeiende verstikten het. | |
Luke | vlsJoNT | 8:8 | En een ander deel viel op den goeden grond en opgewassen zijnde gaf het honderdvoudige vrucht. Dit zeggende, riep Hij: Wie ooren heeft om te hooren, die hoore. | |
Luke | vlsJoNT | 8:10 | En Hij zeide: U is het gegeven de verborgenheden van het koninkrijk Gods te verstaan, maar aan de anderen komt het in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en hoorende niet verstaan. | |
Luke | vlsJoNT | 8:12 | De bij den weg gezaaiden zijn zij die hooren; daarna komt de duivel en hij neemt het woord uit hun harten weg, opdat zij niet zouden gelooven en behouden worden. | |
Luke | vlsJoNT | 8:13 | De op den rotsgrond gezaaiden zijn zij die, als zij het hooren, met blijdschap het woord ontvangen, en dezen hebben geen wortel, want zij gelooven voor een tijd en in tijd van bekoring wijken zij af. | |
Luke | vlsJoNT | 8:14 | En hetgeen in de doornen viel zijn zij die gehoord hebben, en naderhand door de zorgen en rijkdom en genietingen des levens verstikt worden en niets voldragen. | |
Luke | vlsJoNT | 8:15 | En hetgeen in den goeden grond viel zijn zij die, als zij gehoord hebben, het woord in een oprecht en goed hart bewaren en in volharding vruchten dragen. | |
Luke | vlsJoNT | 8:16 | Niemand, als hij een lamp heeft aangestoken, bedekt die met een vat of zet ze onder een bed; maar op een kandelaar zet hij ze, opdat de binnenkomenden het licht zouden zien. | |
Luke | vlsJoNT | 8:17 | Want er is niets verborgen dat niet openbaar zal worden, noch geheim dat niet bekend zal worden en aan het licht komen. | |
Luke | vlsJoNT | 8:18 | Ziet dan toe, hoe gij hoort! want zoo wie heeft, hem zal gegeven worden, en zoo wie niet heeft, ook wat hij meent te hebben zal van hem weggenomen worden. | |
Luke | vlsJoNT | 8:19 | Zijn moeder nu en zijn broeders kwamen tot Hem en zij konden Hem niet genaken wegens de schare. | |
Luke | vlsJoNT | 8:21 | Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Mijn moeder en mijn broeders zijn zij die het woord Gods hooren en doen. | |
Luke | vlsJoNT | 8:22 | En het gebeurde op zekeren dag dat Hij en zijn discipelen in een schip gingen, en Hij zeide tot hen: Laat ons varen naar den anderen kant van het meer; en zij staken af. | |
Luke | vlsJoNT | 8:23 | En terwijl zij voeren viel Hij in slaap; en er kwam een stormvlaag op het meer, zoodat zij vol waters en in gevaar raakten. | |
Luke | vlsJoNT | 8:24 | Zij kwamen dan tot Hem en maakten Hem wakker, zeggende: Meester, Meester! wij vergaan! Maar wakker geworden bestrafte Hij den wind en de golven; en zij bedaarden en er kwam een stilte. | |
Luke | vlsJoNT | 8:25 | Hij zeide dan tot hen: Waar is uw geloof? Maar zij vreesden en waren verwonderd, zeggende tot malkander: Wie is toch deze, dat Hij zelfs de winden en het water gebiedt, en zij gehoorzamen Hem? | |
Luke | vlsJoNT | 8:27 | En als Hij aan wal gegaan was kwam Hem een zeker man te gemoet uit de stad, die van over langen tijd door booze geesten bezeten was, en die geen kleederen aanhad, noch in een huis woonde, maar in de graven. | |
Luke | vlsJoNT | 8:28 | En Jezus ziende viel hij schreeuwende voor Hem neder en zeide met een groote stem: Wat heb ik met U te doen, Jezus, Zoon van God, den Allerhoogste? ik bid U, pijnig mij niet! | |
Luke | vlsJoNT | 8:29 | Want Hij had den onreinen geest geboden uit den mensch te gaan. Want van over langen tijd had hij hem meegesleept; en hij werd gebonden met ketenen en voetboeien om bewaard te worden; en de banden verbrekende werd hij door den boozen geest naar de woestijnen gedreven. | |
Luke | vlsJoNT | 8:30 | Jezus nu vroeg hem, zeggende: Wat is uw naam? En hij zeide: Legioen; want veel booze geesten waren in hem gevaren. | |
Luke | vlsJoNT | 8:32 | Er was daar omtrent een kudde van veel varkens weidende op den berg. En zij baden Hem dat Hij hun wilde toelaten om in deze te varen; en Hij liet het hun toe. | |
Luke | vlsJoNT | 8:33 | En de booze geesten, van den mensch uitgaande, voeren in de varkens, en de kudde stortte van de steilte af in het meer en versmoorde. | |
Luke | vlsJoNT | 8:34 | En die ze geweid hadden, ziende wat er geschied was, vluchtten en boodschapten het in de stad en op de dorpen. | |
Luke | vlsJoNT | 8:35 | Zij gingen dan naar buiten om te zien wat er geschied was en kwamen bij Jezus en vonden den mensch van wien de booze geesten uitgegaan waren, daar zittende, gekleed en goed bij zijn verstand, aan de voeten van Jezus; en zij werden bevreesd. | |
Luke | vlsJoNT | 8:37 | En de geheele menigte uit den omtrek der Gerasenen verzocht Hem van hen weg te gaan, want zij waren zeer bevreesd. En Hij in het schip gegaan zijnde keerde terug. | |
Luke | vlsJoNT | 8:38 | De man nu, van wien de booze geesten uitgegaan waren, smeekte Hem om met Hem te mogen gaan; maar Jezus liet hem heengaan, zeggende: | |
Luke | vlsJoNT | 8:39 | Keer terug naar uw huis, en vertel wat groote dingen God u gedaan heeft. En hij ging heen en verkondigde door de geheele stad wat groote dingen Jezus hem gedaan had. | |
Luke | vlsJoNT | 8:41 | En ziet, er kwam een man tot Hem, met name Jaïrus, die een overste der synagoge was; en hij viel voor de voeten van Jezus en smeekte Hem naar zijn huis te komen, | |
Luke | vlsJoNT | 8:43 | Toen Hij nu heenging verdrongen de scharen Hem; en een vrouw die twaalf jaar lang het bloedvloeien gehad had, die haar gansche bezitting had ten koste gelegd aan geneesmeesters, en door niemand had kunnen genezen worden, | |
Luke | vlsJoNT | 8:44 | kwam van achteren tot Hem en raakte den boord van zijn kleed aan; en terstond hield haar bloedvloeiing op. | |
Luke | vlsJoNT | 8:45 | En Jezus zeide: Wie heeft Mij aangeraakt? Maar terwijl allen het ontkenden zeide Petrus en die met hem waren: Meester, de scharen verdringen en drukken U, en Gij zegt: Wie heeft Mij aangeraakt? | |
Luke | vlsJoNT | 8:46 | Maar Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb bemerkt dat er kracht van Mij is uitgegaan. | |
Luke | vlsJoNT | 8:47 | Toen de vrouw nu zag dat zij niet onbekend kon blijven, kwam zij bevende en viel voor Hem neder, en verklaarde voor al het volk om welke reden zij Hem had aangeraakt en hoe zij terstond was genezen. | |
Luke | vlsJoNT | 8:49 | Terwijl Hij nog sprak kwam er iemand van den overste der synagoge om te zeggen: Uw dochter is gestorven, doe den Meester geen moeite aan! | |
Luke | vlsJoNT | 8:50 | Maar Jezus hoorde dit en antwoordde hem: Vrees niet, geloof maar, en zij zal behouden worden! | |
Luke | vlsJoNT | 8:51 | En komende in het huis liet Hij aan niemand toe mede binnen te gaan dan aan Petrus, Jakobus en Johannes, en den vader en de moeder van het kind. | |
Luke | vlsJoNT | 8:52 | Zij nu weenden allen en betreurden haar, maar Hij zeide: Weent niet, zij is niet gestorven maar slaapt! | |
Luke | vlsJoNT | 8:55 | En haar geest keerde terug en zij rees terstond op, en Hij gebood dat men haar te eten zou geven. | |
Chapter 9
Luke | vlsJoNT | 9:1 | En Jezus riep zijn twaalf discipelen samen en gaf hun macht en kracht over al de booze geesten en om ziekten te genezen; | |
Luke | vlsJoNT | 9:3 | En Hij zeide tot hen: Neemt niets mede op den weg, geen staf, geen reiszak, geen brood, geen geld en ook zal geen uwer twee rokken hebben; | |
Luke | vlsJoNT | 9:5 | En zoovelen u niet zullen ontvangen, schudt dan bij het weggaan uit die stad ook het stof van uw voeten af, tot een getuigenis tegen hen. | |
Luke | vlsJoNT | 9:6 | En zij gingen heen en trokken door de dorpen, overal het Evangelie verkondigende en genezende. | |
Luke | vlsJoNT | 9:7 | Herodes nu, de viervorst, hoorde al wat er geschied was en was in verlegenheid, omdat door sommigen gezegd werd dat Johannes was verrezen uit de dooden, | |
Luke | vlsJoNT | 9:8 | en door sommigen dat Elias verschenen was, en door anderen dat een der oude profeten was verrezen. | |
Luke | vlsJoNT | 9:9 | Herodes dan zeide: Johannes heb ik onthoofd! wie is dan deze van wien ik zulke dingen hoor? — En hij zocht Hem te zien. | |
Luke | vlsJoNT | 9:10 | En toen de apostelen teruggekeerd waren, vertelden zij Hem al wat zij gedaan hadden. En Hij nam hen mede en vertrok naar de eenzaamheid, naar een stad genaamd Bethsaïda. | |
Luke | vlsJoNT | 9:11 | Toen de scharen dit bemerkten volgden zij Hem, en Hij ontving hen en sprak tot hen over het koninkrijk Gods en die genezing van noode hadden maakte Hij gezond. | |
Luke | vlsJoNT | 9:12 | En de dag begon te dalen. De twaalven nu kwamen tot Hem en zeiden: Laat de schare vertrekken, opdat zij in de omliggende dorpen en vlekken gaan overnachten en voedsel vinden, want hier zijn wij in een eenzame plaats. | |
Luke | vlsJoNT | 9:13 | Maar Hij zeide tot hen: Geeft gij hun te eten! Zij nu zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf brooden en twee visschen, tenzij wij heengaan en spijze koopen voor al dit volk! | |
Luke | vlsJoNT | 9:14 | Er waren nu omtrent vijf duizend mannen. Maar Hij zeide tot zijn discipelen: Doet hen nederzitten bij troepen, elk van vijftig. | |
Luke | vlsJoNT | 9:16 | En Hij nam de vijf brooden en de twee visschen en zag op naar den hemel en zegende die en brak ze, en gaf ze aan de discipelen om ze aan de schare voor te zetten. | |
Luke | vlsJoNT | 9:17 | En zij zaten allen en werden verzadigd, en hetgeen hun aan brokken overschoot, werd opgenomen, twaalf korven. | |
Luke | vlsJoNT | 9:18 | En het geschiedde toen Hij in de eenzaamheid biddende was, dat de discipelen bij Hem waren; en Hij vroeg hun, zeggende: Wie zeggen de scharen dat Ik ben? | |
Luke | vlsJoNT | 9:19 | Zij antwoordden en zeiden: Johannes de Dooper; en anderen Elias; en anderen dat er een profeet van de oude tijden is verrezen. | |
Luke | vlsJoNT | 9:20 | En Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? En Petrus antwoordde en zeide: De Gezalfde Gods! | |
Luke | vlsJoNT | 9:22 | en zeide: De Zoon des menschen moet veel lijden en verworpen worden van de oudsten, en overpriesters, en schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden. | |
Luke | vlsJoNT | 9:23 | En Hij zeide tot allen: Zoo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zich zelven, en neme zijn kruis dagelijks op, en volge Mij! | |
Luke | vlsJoNT | 9:24 | Want zoo wie zijn leven zal willen behouden die zal het verliezen; maar zoo wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwille, die zal het behouden. | |
Luke | vlsJoNT | 9:25 | Want welk profijt heeft de mensch, als hij de geheele wereld wint, maar zich zelven verderft of te gronde richt? | |
Luke | vlsJoNT | 9:26 | Want zoo wie zich over Mij en mijn woorden zal schamen, over dien zal ook de Zoon des menschen zich schamen, als Hij komt in zijn glorie en in die zijns Vaders en der heilige engelen. | |
Luke | vlsJoNT | 9:27 | Maar Ik zeg u: Waarlijk, sommigen dergenen die hier staan zullen den dood in ‘t geheel niet smaken, totdat zij het koninkrijk Gods zullen gezien hebben! | |
Luke | vlsJoNT | 9:28 | Omtrent acht dagen nu na deze woorden geschiedde het dat Hij Petrus en Johannes en Jakobus met zich nam en op den berg klom om te bidden. | |
Luke | vlsJoNT | 9:29 | En terwijl Hij bad werd de gedaante van zijn aangezicht veranderd en zijn kleederen werden glinsterend wit. | |
Luke | vlsJoNT | 9:31 | Deze, in glorie verschenen, zeiden Hem welk een uitgang Hij zou volbrengen in Jerusalem. | |
Luke | vlsJoNT | 9:32 | Petrus nu en die met hem waren, waren zeer slaperig; maar wakker blijvende zagen zij zijn glorie en de twee mannen die bij Hem stonden. | |
Luke | vlsJoNT | 9:33 | En toen deze van Hem zouden scheiden zeide Petrus tot Jezus: Meester, het is goed dat wij hier zijn, en laat ons drie tenten maken, een voor U, en een voor Mozes, en een voor Elias, niet wetende wat hij zeide. | |
Luke | vlsJoNT | 9:34 | En terwijl hij dit zeide kwam er een wolk die hen overschaduwde; en toen zij de wolk ingingen werden zij bevreesd. | |
Luke | vlsJoNT | 9:35 | En er kwam een stem uit de wolk die zeide: Deze is mijn Zoon, de Beminde, hoort Hem! | |
Luke | vlsJoNT | 9:36 | En toen de stem geschied was werd Jezus alleen gevonden; en zij zwegen en vertelden in die dagen aan niemand iets van hetgeen zij gezien hadden. | |
Luke | vlsJoNT | 9:37 | En het geschiedde den volgenden dag. toen zij van den berg afgekomen waren, dat een groote schare Hem te gemoet kwam. | |
Luke | vlsJoNT | 9:38 | En ziet, een man uit het volk riep uit en zeide: Meester, ik smeek U, zie toch op mijn zoon, want hij is mijn eenige! | |
Luke | vlsJoNT | 9:39 | En ziet, een geest neemt hem en dan schreeuwt hij in eens het uit; en hij smijt hem heen en weer totdat hij schuimbekt; en nauwelijks wijkt hij van hem terwijl hij hem beukt; | |
Luke | vlsJoNT | 9:41 | Toen antwoordde Jezus en zeide: O, ongeloovig en verkeerd geslacht! tot hoelang zal Ik bij u zijn en u verdragen? breng uw zoon hier! | |
Luke | vlsJoNT | 9:42 | En nog terwijl hij aankwam scheurde hem de booze geest en smeet hem heen en weer; maar Jezus bestrafte den onzuiveren geest, en genas den jongen en gaf hem aan zijn vader. | |
Luke | vlsJoNT | 9:43 | En allen stonden versteld over de grootheid Gods. Toen nu allen zich verwonderden over alles wat Hij deed, zeide Jezus tot zijn discipelen: | |
Luke | vlsJoNT | 9:44 | Legt gij deze woorden in uw ooren, want de Zoon des menschen zal worden overgeleverd in de handen der menschen. | |
Luke | vlsJoNT | 9:45 | Maar zij verstonden dit woord niet en het was voor hen verborgen, zoodat zij het niet begrepen; en zij durfden Hem niet over dit woord vragen. | |
Luke | vlsJoNT | 9:46 | Er ontstond nu een redeneering onder hen, wie van hen toch wel de grootste mocht zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 9:47 | Maar Jezus kende de redeneering van hun hart en nam een kind en stelde dat bij zich, | |
Luke | vlsJoNT | 9:48 | en zeide tot hen: Zoo wie dit kind aanneemt in mijn Naam, die neemt Mij aan, en zoo wie Mij zal aannemen, neemt Hem aan die Mij heeft gezonden; want wie de minste onder u allen is, die is groot. | |
Luke | vlsJoNT | 9:49 | Johannes nu antwoordde en zeide: Meester, wij hebben iemand in uw Naam booze geesten zien uitwerpen, en wij hebben het hem verboden, omdat hij U met ons niet volgt. | |
Luke | vlsJoNT | 9:50 | Maar Jezus zeide tot hem: Verbiedt het niet, want wie niet tegen u is, die is vóór u. | |
Luke | vlsJoNT | 9:51 | En toen de dagen vervuld werden dat Hij zou opgenomen worden, richtte Hij zijn aangezicht om naar Jerusalem te reizen, | |
Luke | vlsJoNT | 9:52 | en Hij zond boden uit voor zijn aangezicht; en deze gingen uit en kwamen in een stad der Samaritanen om voor Hem herberg te bereiden. | |
Luke | vlsJoNT | 9:54 | De discipelen Jakobus en Johannes nu, dit ziende, zeiden: Heere, wilt Gij dat wij zeggen dat er vuur nederdale van den hemel en hen verslinde? | |
Luke | vlsJoNT | 9:55 | Maar Hij keerde zich om en bestrafte hen, en zeide: Gij weet niet van welken geest gij zijt! | |
Luke | vlsJoNT | 9:56 | Want de Zoon des menschen is niet gekomen om de zielen der menschen te verderven, maar te behouden. | |
Luke | vlsJoNT | 9:57 | En zij gingen naar een ander dorp; en terwijl zij langs den weg gingen zeide iemand tot Hem: Ik zal U volgen, Heere, waar Gij ook heengaat! | |
Luke | vlsJoNT | 9:58 | En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des menschen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge! | |
Luke | vlsJoNT | 9:59 | Hij nu zeide tot een ander: Volg Mij! Maar die zeide: Laat mij toe, Heere, eerst heen te gaan en mijn vader te begraven! | |
Luke | vlsJoNT | 9:60 | Maar Jezus zeide tot hem: Laat de dooden hun dooden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het koninkrijk Gods. | |
Luke | vlsJoNT | 9:61 | En ook een ander zeide: Ik zal U volgen, Heere! maar laat mij eerst toe afscheid te nemen van mijn huisgenooten! | |
Chapter 10
Luke | vlsJoNT | 10:1 | Na dezen wees de Heere nog zeventig anderen aan, en zond hen twee aan twee voor zijn aangezicht uit, naar iedere stad en plaats waar Hij zelf komen zou. | |
Luke | vlsJoNT | 10:2 | En Hij zeide tot hen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders; bidt dan den Heere van den oogst dat Hij arbeiders in zijn oogst uitzende. | |
Luke | vlsJoNT | 10:6 | En als daar een zoon des vredes is, zal uw vrede op hem rusten; maar zoo niet, zoo zal die tot u wederkeeren. | |
Luke | vlsJoNT | 10:7 | Maar blijft in dat huis, etende en drinkende van hetgeen zij hebben, want de arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van het eene huis naar het andere. | |
Luke | vlsJoNT | 10:9 | en geneest de kranken die er in zijn en zegt tot hen: Het koninkrijk Gods is nabij u gekomen! | |
Luke | vlsJoNT | 10:10 | Maar in welke stad gij zult inkomen en zij u niet ontvangen, gaat uit op haar straten en zegt: | |
Luke | vlsJoNT | 10:11 | Ook het stof dat van uw stad ons aan de voeten hangt, schudden wij tegen u af; weet nochtans dat het koninkrijk Gods nabij is gekomen! | |
Luke | vlsJoNT | 10:13 | Wee u, Chorazin! Wee u, Bethsaïda! Want zoo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied die in u geschied zijn, zij zouden al over lang in zak en assche zittende berouw gehad hebben. | |
Luke | vlsJoNT | 10:14 | Maar het zal voor Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in het oordeel dan voor ulieden! | |
Luke | vlsJoNT | 10:15 | En gij, Kapernaüm, zijt gij niet tot den hemel toe verhoogd? — Tot het doodenrijk toe zult gij nedergestooten worden! | |
Luke | vlsJoNT | 10:16 | Die u hoort, hoort Mij, en die u versmaadt, versmaadt Mij, en die Mij versmaadt, versmaadt Hem die Mij gezonden heeft. | |
Luke | vlsJoNT | 10:17 | De zeventig nu keerden met vreugde terug en zeiden: Heere, zelfs de booze geesten waren ons onderworpen in uw Naam! | |
Luke | vlsJoNT | 10:19 | Ziet, Ik heb u de macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden, en over al de kracht van den vijand, en niets zal u schade doen. | |
Luke | vlsJoNT | 10:20 | Maar verblijdt u niet daarover dat u de geesten onderworpen zijn, maar verblijdt u dat uw namen zijn geschreven in de hemelen. | |
Luke | vlsJoNT | 10:21 | In die ure verheugde Jezus zich in den Heiligen Geest en zeide: Ik loof U, Vader! Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen hebt verborgen voor de wijzen en verstandigen, en ze den kinderkens hebt geopenbaard; ja, o Vader! want zóó is het welbehagelijk geweest voor uw aangezicht! | |
Luke | vlsJoNT | 10:22 | Alle dingen zijn Mij overgegeven van mijn Vader en niemand weet wie de Zoon is dan de Vader, noch wie de Vader is dan de Zoon, en wien het de Zoon zal willen openbaren. | |
Luke | vlsJoNT | 10:23 | En Hij keerde zich tot de discipelen afzonderlijk en zeide: Zalig de oogen die zien wat gij ziet. | |
Luke | vlsJoNT | 10:24 | Want Ik zeg u dat veel profeten en koningen hebben gewenscht te zien wat gij ziet, en hebben het niet gezien; en te hooren wat gij hoort, en hebben het niet gehoord. | |
Luke | vlsJoNT | 10:25 | En ziet, een zeker wetgeleerde stond op en zeide, om Hem te verzoeken: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen? | |
Luke | vlsJoNT | 10:27 | Hij antwoordde en zeide: Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart, en met uw geheele ziel, en met geheel uw kracht, en met al uw verstand, en uw naaste als u zelven. | |
Luke | vlsJoNT | 10:29 | Maar hij wilde zich zelven rechtvaardigen en zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste? | |
Luke | vlsJoNT | 10:30 | En Jezus nam het woord en zeide: Een zeker mensch ging af van Jerusalem naar Jericho, en viel onder roovers, die hem uitplunderden en slagen gaven, en weggaande hem halfdood lieten liggen. | |
Luke | vlsJoNT | 10:31 | Toevallig kwam er nu een zeker priester langs dien weg, die hem zag en voorbijging. | |
Luke | vlsJoNT | 10:33 | Maar een zeker Samaritaan, die op reis was, kwam bij hem en werd met barmhartigheid bewogen, toen hij hem zag, | |
Luke | vlsJoNT | 10:34 | en ging naar hem toe en verbond zijn wonden, gietende daarop olie en wijn; en hem op zijn eigen lastdier zettende, bracht hij hem naar een herberg en zorgde voor hem. | |
Luke | vlsJoNT | 10:35 | En den volgenden dag weggaande, nam hij twee penningen, en gaf die aan den waard, en zeide: Zorg voor hem en wat gij meer mocht voorschieten zal ik u teruggeven als ik wederkom. | |
Luke | vlsJoNT | 10:36 | Wie van deze drie schijnt u toe de naaste te zijn geweest van hem die onder de roovers was gevallen? | |
Luke | vlsJoNT | 10:37 | De wetgeleerde zeide: Die hem barmhartigheid heeft bewezen. — Jezus dan zeide tot hem: Gij ook, ga heen, en doe alzoo! | |
Luke | vlsJoNT | 10:38 | En toen zij reisden geschiedde het dat Hij kwam in zeker dorp; en zekere vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis. | |
Luke | vlsJoNT | 10:39 | En deze had een zuster, met name Maria, die zich ook zette aan de voeten des Heeren om zijn woord te hooren. | |
Luke | vlsJoNT | 10:40 | Maar Martha was druk bezig met veel bedienens, en zij trad toe en zeide: Heere, let Gij er niet op dat mijn zuster mij alleen laat dienen? zeg haar toch dat zij mij moet helpen! | |
Luke | vlsJoNT | 10:41 | Maar de Heere antwoordde en zeide tot haar: Martha, Martha! gij zorgt en bekommert u over veel dingen! | |
Chapter 11
Luke | vlsJoNT | 11:1 | En toen Jezus aan zekere plaats biddende was en ophield, geschiedde het dat een zijner discipelen tot Hem zeide: Heere, leer ons bidden zooals ook Johannes zijn discipelen heeft geleerd. | |
Luke | vlsJoNT | 11:2 | En Hij zeide tot hen: Als gij bidt, zegt dan: Onze Vader, die in de hemelen zijt! geheiligd zij uw Naam! Uw koninkrijk kome! Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde! | |
Luke | vlsJoNT | 11:4 | En vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan allen die ons schuldig zijn! En leid ons niet in bekoring! maar verlos ons van den kwade! | |
Luke | vlsJoNT | 11:5 | En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben en zal midden in den nacht tot hem gaan en zeggen: Vriend, leen mij drie brooden, | |
Luke | vlsJoNT | 11:6 | omdat er een vriend van mij van de reis is gekomen en ik niets heb om hem voor te zetten. | |
Luke | vlsJoNT | 11:7 | En zou deze dan van binnen antwoorden en zeggen: Val me niet lastig, de deur is al toe en mijn kinderen zijn met mij te bed; ik kan niet opstaan en u geven? | |
Luke | vlsJoNT | 11:8 | Ik zeg ulieden: Al zou hij niet opstaan en hem geven omdat het zijn vriend is, dan zal hij toch, om zijn onbeschaamdheid, opstaan en hem geven zooveel hij noodig heeft. | |
Luke | vlsJoNT | 11:9 | En Ik zeg ulieden: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden; | |
Luke | vlsJoNT | 11:10 | want al wie bidt, die ontvangt, en wie zoekt, die vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden. | |
Luke | vlsJoNT | 11:11 | En wat vader onder u, als zijn zoon hem vraagt om brood, zal hem een steen geven? of ook om een visch, zal hem, in plaats van visch, een slang geven? | |
Luke | vlsJoNT | 11:13 | Indien dan gij, die boos zijt, aan uw kinderen goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader uit den hemel den Heiligen Geest geven aan hen die Hem bidden? | |
Luke | vlsJoNT | 11:14 | En Hij wierp een boozen geest uit, en die was stom. En het geschiedde, toen de booze geest was uitgeworpen, dat de stomme sprak. En de scharen verwonderden zich. | |
Luke | vlsJoNT | 11:15 | Maar sommigen van hen zeiden: Door Beëlzebul, den overste der booze geesten, werpt Hij de booze geesten uit! | |
Luke | vlsJoNT | 11:17 | Maar Hij kende hun overleggingen en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zich zelf verdeeld is, wordt verwoest, en ieder huis, tegen zich zelf verdeeld, valt. | |
Luke | vlsJoNT | 11:18 | Indien nu de Satan tegen zich zelven verdeeld is, hoe zal dan zijn koninkrijk bestaan? want gij zegt dat Ik door Beëlzebul de booze geesten uitwerp! | |
Luke | vlsJoNT | 11:19 | Indien Ik nu door Beëlzebul de booze geesten uitwerp, door wien werpen uw zonen ze dan uit? Daarom zullen die uw rechters zijn! | |
Luke | vlsJoNT | 11:20 | Maar indien Ik door den vinger Gods de booze geesten uitwerp, zoo is dan het koninkrijk Gods tot u gekomen! | |
Luke | vlsJoNT | 11:22 | Maar als een sterkere dan hij hem overvalt en overwint, dan neemt deze hem zijn wapenen af, waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit. | |
Luke | vlsJoNT | 11:23 | Zoo wie niet met Mij is, is tegen Mij, en die niet met Mij vergadert, die verstrooit. | |
Luke | vlsJoNT | 11:24 | Wanneer de onreine geest van den mensch uitgegaan is, dan trekt hij door dorre plaatsen om rust te zoeken; en als hij die niet vindt, dan zegt hij: Ik zal wederkeeren naar mijn huis vanwaar ik ben uitgegaan; | |
Luke | vlsJoNT | 11:26 | Dan gaat hij heen en neemt zeven andere geesten mede, boozer dan hij zelf; en zij gaan binnen om daar te wonen; en het laatste van dien mensch wordt dan slechter dan het eerste. | |
Luke | vlsJoNT | 11:27 | En terwijl Hij dit sprak geschiedde het dat een zekere vrouw uit de schare haar stem verhief en tot Hem zeide: Zalig het lichaam dat U droeg en de borsten die Gij gezogen hebt! | |
Luke | vlsJoNT | 11:29 | En toen de scharen toestroomden begon Hij te zeggen: Dit geslacht is een boos geslacht; het begeert een teeken, en geen teeken zal hun worden gegeven dan het teeken van Jonas, den profeet. | |
Luke | vlsJoNT | 11:30 | Want gelijk Jonas voor de Ninivieten een teekenis geweest, zóó zal ook de Zoon des menschen voor dit geslacht zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 11:31 | De koningin van het Zuiden zal in het oordeel opstaan met de mannen van dit geslacht en zal ze veroordeelen; want zij is gekomen van de einden der aarde om te hooren de wijsheid van Salomo, en ziet, een meerdere dan Salomo is hier. | |
Luke | vlsJoNT | 11:32 | Mannen van Ninivé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zullen het veroordeelen, want zij hebben boetvaardigheid gedaan op de prediking van Jonas, en ziet, een meerdere dan Jonas is hier. | |
Luke | vlsJoNT | 11:33 | Niemand steekt een lamp aan en zet die in een kelder of onder een korenvat, maar op een kandelaar, opdat de binnenkomenden het licht zien mogen. | |
Luke | vlsJoNT | 11:34 | De lamp van het lichaam is het oog; wanneer uw oog gezond is, dan is ook geheel uw lichaam verlicht; maar als het kwaad is, dan is ook geheel uw lichaam duister. | |
Luke | vlsJoNT | 11:36 | Want wanneer geheel uw lichaam verlicht is, zonder een duister deel te hebben, dan zal het zoo geheel verlicht zijn als wanneer een lamp u met haar licht beschijnt. | |
Luke | vlsJoNT | 11:37 | Terwijl Hij nu sprak vroeg Hem een fariseër bij zich ter maaltijd, en Hij ging binnen en lag aan. | |
Luke | vlsJoNT | 11:38 | De fariseër nu, toeziende, verwonderde zich dat Hij zich niet eerst gewasschen had, vóór den maaltijd. | |
Luke | vlsJoNT | 11:39 | Maar de Heere zeide tot hem: Gij fariseërs! gij zuivert nu wel het buitenste van den beker en van den schotel, maar het binnenste van u is vol van roof en boosheid. | |
Luke | vlsJoNT | 11:40 | Onzinnigen! heeft Hij, die het buitenste gemaakt heeft, ook niet het binnenste gemaakt? | |
Luke | vlsJoNT | 11:42 | Maar wee u, fariseërs! want gij geeft de tienden van de munte, en van de ruite, en van alle hofgewas, en gij gaat het oordeel en de liefde Gods voorbij; het eene nu moest gij doen en het andere niet nalaten. | |
Luke | vlsJoNT | 11:43 | Wee u fariseërs! want gij zit gaarne vooraan in de synagogen en wordt gaarne gegroet op de markten. | |
Luke | vlsJoNT | 11:44 | Wee u, gij schriftgeleerden en fariseërs, gij geveinsden! want gij zijt als de verborgen graven, en de menschen die er overheen gaan, weten het niet. | |
Luke | vlsJoNT | 11:45 | En een der wetgeleerden antwoordde en zeide tot Hem: Meester, dit zeggende smaadt Gij ook ons! | |
Luke | vlsJoNT | 11:46 | Maar Hij zeide: Wee ook u, wetgeleerden! want gij belast de menschen met ondragelijke lasten, en zelf raakt gij met één van uw vingers die lasten niet aan. | |
Luke | vlsJoNT | 11:48 | Alzoo getuigt gij dus ook toe te stemmen in de werken uwer vaderen, want zij hebben hen gedood en gij bouwt hun graven op. | |
Luke | vlsJoNT | 11:49 | Daarom zegt ook de wijsheid Gods: Ik zal tot hen profeten zenden en apostelen, en van dezen zullen zij er dooden en wegjagen, | |
Luke | vlsJoNT | 11:50 | opdat van dit geslacht worde afgeëischt het bloed van al de profeten, dat vergoten is van de schepping der wereld af; | |
Luke | vlsJoNT | 11:51 | van het bloed van Abel tot op het bloed van Zacharias, die gedood is tusschen den altaar en den tempel; ja, zeg Ik u, het zal worden afgeëischt van dit geslacht! | |
Luke | vlsJoNT | 11:52 | Wee u, wetgeleerden! want gij hebt den sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en die zouden binnengaan verhindert gij! | |
Luke | vlsJoNT | 11:53 | Als Hij nu dit tot hen sprak, begonnen de schriftgeleerden en de fariseërs hevig aan te houden en Hem uit te hooren over veel dingen; | |
Chapter 12
Luke | vlsJoNT | 12:1 | Terwijl nu duizenden der schare bijeengekomen waren, zoodat zij malkander vertraden, begon Jezus te zeggen tot zijn discipelen: Allereerst, wacht u zelven van den zuurdeesem der fariseërs, dat is geveinsdheid. | |
Luke | vlsJoNT | 12:2 | Maar er is niets bedekt dat niet zal ontdekt worden, en verborgen dat niet bekend zal worden. | |
Luke | vlsJoNT | 12:3 | Daarom al wat gij in de duisternis gezegd hebt, zal in het licht gehoord worden, en wat gij aan het oor gezegd hebt in de binnenkameren, dat zal gepredikt worden op de daken. | |
Luke | vlsJoNT | 12:4 | En Ik zeg u, mijn vrienden: Vreest niet voor hen die het lichaam dooden en daarna geen macht hebben meer te doen. | |
Luke | vlsJoNT | 12:5 | Maar Ik zal u toonen wien gij te vreezen hebt: Vreest hem die, nadat hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen; ja, zeg Ik u, dien moet gij vreezen. | |
Luke | vlsJoNT | 12:6 | Worden niet vijf muschkens verkocht voor twee penningen? en niet één van deze is vergeten bij God. | |
Luke | vlsJoNT | 12:7 | Maar zelfs de haren van uw hoofd zijn allen geteld; vreest dus niet, gij zijt meer waard dan veel muschkens. | |
Luke | vlsJoNT | 12:8 | En Ik zeg u: Een ieder die Mij zal belijden voor de menschen, dien zal ook de Zoon des menschen belijden voor de engelen Gods. | |
Luke | vlsJoNT | 12:9 | Maar die Mij zal verloochenen voor de menschen, die zal ook verloochend worden voor de engelen Gods. | |
Luke | vlsJoNT | 12:10 | En al wie een woord spreekt tegen den Zoon des menschen, het zal hem vergeven worden, maar aan hem die tegen den Heiligen Geest zal gelasterd hebben, zal het niet vergeven worden. | |
Luke | vlsJoNT | 12:11 | Wanneer zij u zullen overleveren voor de synagogen, en de overheden, en de machten, zijt dan niet bezorgd hoe gij u verdedigen of wat gij spreken zult, | |
Luke | vlsJoNT | 12:13 | En iemand uit de schare zeide tot Hem: Meester, zeg tot mijn broeder dat hij met mij de erfenis deele! | |
Luke | vlsJoNT | 12:14 | Maar Hij zeide tot hem: Mensch, wie heeft Mij aangesteld tot rechter of scheidsman over u? | |
Luke | vlsJoNT | 12:15 | En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van alle gierigheid, want iemands leven hangt niet af van den overvloed dien hij geniet uit zijn bezittingen. | |
Luke | vlsJoNT | 12:16 | En Hij sprak een gelijkenis tot hen en zeide: Het land van zeker rijk mensch had veel opgeleverd, | |
Luke | vlsJoNT | 12:17 | en hij overleide bij zich zelven, zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb niet waar ik mijn vruchten kan verzamelen? | |
Luke | vlsJoNT | 12:18 | En hij zeide: Dat zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken en grootere bouwen, en daarin zal ik al mijn gewas en goederen verzamelen, | |
Luke | vlsJoNT | 12:19 | en ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij bezit veel goederen, opgelegd voor veel jaren; neem rust, eet, drink, zijt vroolijk! | |
Luke | vlsJoNT | 12:20 | Maar God zeide tot hem: Onverstandige! In dezen nacht zal men uw ziel van u afeischen; en wat gij bereid hebt, voor wien zal het zijn? | |
Luke | vlsJoNT | 12:22 | Hij zeide nu tot zijn discipelen: Daarom zeg Ik ulieden, zijt niet bekommerd voor uw leven, wat gij eten zult, of voor uw lichaam, waarmede gij u kleeden zult. | |
Luke | vlsJoNT | 12:24 | Let op de raven, dat zij niet zaaien of maaien, dat zij geen kelder of schuur hebben, en toch voedt God ze. Hoeveel zijt gij niet meer waard dan de vogelen? | |
Luke | vlsJoNT | 12:25 | Wie toch van u kan, door bekommerd te zijn, een oogenblik tot zijn leeftijd toedoen? | |
Luke | vlsJoNT | 12:26 | Indien gij dan ook het geringste niet kunt, wat zijt gij bekommerd voor het overige? | |
Luke | vlsJoNT | 12:27 | Let op de leliën, hoe ze wassen! Zij arbeiden of spinnen niet, en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn glorie niet was gekleed gelijk één van deze. | |
Luke | vlsJoNT | 12:28 | Indien nu God het gras dat vandaag op het veld is en morgen in den oven geworpen wordt, alzoo kleedt, hoeveel te meer u, o kleingeloovigen! | |
Luke | vlsJoNT | 12:30 | Want dit alles zoeken de volken der wereld, maar uw Vader weet dat gij het van noode hebt. | |
Luke | vlsJoNT | 12:32 | Vrees niet, klein kuddeke! want uws Vaders welbehagen is het, ulieden het koninkrijk te geven. | |
Luke | vlsJoNT | 12:33 | Verkoopt uw goederen en geeft aalmoezen; maakt voor u beurzen die niet verslijten, een onvergankelijken schat in de hemelen, waar de dief niet bij komt en de mot niet verderft; | |
Luke | vlsJoNT | 12:36 | En zijt gelijk aan menschen die op hun heer wachten, als hij van de bruiloft zal terugkeeren, opdat zij voor hem terstond opendoen als hij komt en aanklopt. | |
Luke | vlsJoNT | 12:37 | Zalig die dienstknechten die de heer, als hij komt, zal wakende vinden! Waarlijk, Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden, en hen doen aanliggen en hen zal komen bedienen. | |
Luke | vlsJoNT | 12:38 | En of hij komt in de tweede, of in de derde nachtwake, en het alzoo bevindt, — zalig zijn die dienstknechten! | |
Luke | vlsJoNT | 12:39 | Maar dit verstaat gij dat, als de huisheer geweten had in welke ure de dief zou komen, hij zou wakker gebleven zijn en niet hebben toegelaten dat zijn huis doorgraven werd. | |
Luke | vlsJoNT | 12:40 | Zijt ook gij dan gereed, want in de ure dat gij het niet meent, komt de Zoon des menschen! | |
Luke | vlsJoNT | 12:41 | Petrus nu zeide tot Hem: Heere, spreekt Gij deze gelijkenis tot ons, of ook tot allen? | |
Luke | vlsJoNT | 12:42 | En de Heere zeide: Wie is dan de getrouwe, de verstandige huisverzorger, dien de heer zal stellen over zijn dienstboden, om elk op zijn tijd zijn deel van de spijze te geven? | |
Luke | vlsJoNT | 12:45 | Maar zoo die dienstknecht in zijn hart zou zeg hen: Mijn heer spoedt niet om te komen! en hij zou beginnen met de dienstknechten en dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken en zich dronken te maken, | |
Luke | vlsJoNT | 12:46 | dan zal de heer van dien dienstknecht komen op een dag waarop deze het niet verwacht, en in een ure waarin hij het niet meent, en hij zal hem in stukken houwen, en zijn deel stellen met de ontrouwen. | |
Luke | vlsJoNT | 12:47 | Die dienstknecht nu, die den wil van zijn heer geweten, maar zich niet gereedgemaakt heeft, of zijn wil gedaan heeft, zal veel slagen ontvangen; | |
Luke | vlsJoNT | 12:48 | maar die het niet geweten, doch strafwaardige dingen gedaan heeft, die zal weinig slagen ontvangen; want van een ieder, dien veel gegeven is, zal veel geëischt worden, en van hem dien veel toevertrouwd is, zal meer worden gevraagd. | |
Luke | vlsJoNT | 12:49 | Ik ben gekomen om vuur op de aarde te werpen, en wat wil Ik, als het reeds ontstoken is? | |
Luke | vlsJoNT | 12:50 | Maar Ik moet met een doop gedoopt worden, en hoe word Ik benauwd, totdat het volbracht is! | |
Luke | vlsJoNT | 12:51 | Meent gij dat Ik gekomen ben om vrede te geven op aarde? Neen, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid. | |
Luke | vlsJoNT | 12:52 | Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie. | |
Luke | vlsJoNT | 12:53 | Een vader zal tegen een zoon verdeeld zijn, en een zoon tegen een vader; een moeder tegen een dochter en een dochter tegen een moeder; een schoondochter tegen een schoonmoeder en een schoonmoeder tegen een schoondochter. | |
Luke | vlsJoNT | 12:54 | En Hij zeide ook tot de scharen: Wanneer gij een wolk ziet opkomen uit het westen, dan zegt gij terstond dat er regen komt, en het geschiedt alzoo. | |
Luke | vlsJoNT | 12:55 | En wanneer gij een zuidenwind ziet waaien, zegt gij dat het heet zal zijn, en het geschiedt. | |
Luke | vlsJoNT | 12:56 | Geveinsden! de gesteltenis der aarde en des hemels weet gij te onderscheiden, maar hoe onderscheidt gij dan niet dezen tijd? | |
Luke | vlsJoNT | 12:58 | Want als gij met uw wederpartij tot de overheid gaat, doe dan onderweg uw best om van hem af te komen, opdat hij u misschien niet voor den rechter trekke, en de rechter u overgeve aan den gerechtsdienaar, en de gerechtsdienaar u in de gevangenis werpe! | |
Chapter 13
Luke | vlsJoNT | 13:1 | Terzelfder tijd kwamen eenigen aan Jezus boodschappen van de Galileërs, dat Pilatus hun bloed met hun offeranden had gemengd. | |
Luke | vlsJoNT | 13:2 | En Hij antwoordde en zeide tot hen: Meent gij dat die Galileërs grooter zondaars zijn geweest dan al de andere Galileërs, omdat zij dit geleden hebben? | |
Luke | vlsJoNT | 13:4 | Of die achttien, op wie de toren van Siloam viel en hen doodde, meent gij dat die grooter schuldenaars waren dan al de menschen die in Jerusalem waren? | |
Luke | vlsJoNT | 13:6 | En Hij sprak deze gelijkenis: Iemand had in zijn hof een vijgeboom geplant, en hij kwam om er vrucht op te zoeken en vond niets. | |
Luke | vlsJoNT | 13:7 | Toen zeide hij tot den hovenier: Zie, drie jaar kom ik nu om vrucht te zoeken op dezen vijgeboom en ik vind niets; kap hem uit, waarom maakt hij den grond onvruchtbaar? | |
Luke | vlsJoNT | 13:8 | Maar de hovenier zeide tot hem: Heer, laat hem dit jaar nog, totdat ik rond hem gespit en mest gelegd heb, | |
Luke | vlsJoNT | 13:11 | En ziet, een vrouw was daar, die achttien jaar lang een geest van krankheid gehad had, en zij was zoo krom dat zij in ‘t geheel niet kon recht staan. | |
Luke | vlsJoNT | 13:12 | En Jezus zag haar en riep haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw krankheid! | |
Luke | vlsJoNT | 13:13 | En Hij leide de handen op haar en terstond werd zij recht; en zij gaf aan God de glorie. | |
Luke | vlsJoNT | 13:14 | De overste der synagoge nu, die het zeer kwaad opnam dat Jezus op den sabbat genas, antwoordde en zeide tot de schare: Er zijn zes dagen waarop men moet werken; komt dan op een van die dagen om genezen te worden en niet op den sabbatdag! | |
Luke | vlsJoNT | 13:15 | Maar de Heere antwoordde en zeide tot hem: Geveinsde, maakt niet ieder van u op den sabbat zijn os of ezel van de kribbe los, om die heen te leiden om te doen drinken? | |
Luke | vlsJoNT | 13:16 | Moest dan deze, die een dochter van Abraham is, die de satan nu al achttien jaar gebonden heeft, niet worden losgemaakt van dezen band op een sabbatdag? | |
Luke | vlsJoNT | 13:17 | En als Hij dit zeide werden al zijn tegenstanders beschaamd; en de geheele schare was verblijd over al de loffelijke daden die door Hem gedaan werden. | |
Luke | vlsJoNT | 13:18 | Hij zeide dan: Waaraan is het koninkrijk Gods gelijk en waarbij zal Ik dat vergelijken? | |
Luke | vlsJoNT | 13:19 | Het is gelijk aan een mosterdzaad, dat een mensch nam en in zijn hof wierp, en het wies op en werd tot een boom, en de vogelen des hemels nestelden in zijn takken. | |
Luke | vlsJoNT | 13:21 | Het is gelijk aan een zuurdeesem, dien een vrouw nam en verborg in drie maten meels, totdat het geheel doorzuurd was. | |
Luke | vlsJoNT | 13:22 | En Jezus trok door steden en dorpen, onderwijzende, en Hij sloeg den weg in naar Jerusalem. | |
Luke | vlsJoNT | 13:24 | Maar Hij zeide tot hen: Strijdt gij om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen, | |
Luke | vlsJoNT | 13:25 | nadat de huisheer zal zijn opgestaan en de deur zal hebben gesloten; en gij zult beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen, zeggende: Heere, Heere, doe ons open! en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet niet vanwaar gij zijt! | |
Luke | vlsJoNT | 13:26 | Dan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben gegeten en gedronken voor uw oogen, en op onze straten hebt Gij geleerd! | |
Luke | vlsJoNT | 13:27 | En Hij zal zeggen: Ik zeg ulieden, Ik weet niet vanwaar gij zijt! gaat van Mij weg, gij allen die de onrechtvaardigheid werkt! | |
Luke | vlsJoNT | 13:28 | Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer gij zien zult Abraham en Isaäk en Jakob en al de proleten in het koninkrijk Gods, maar u zelven buitengeworpen. | |
Luke | vlsJoNT | 13:29 | En zij zullen komen van oost en west, en van noord en zuid, en zullen aanliggen in het koninkrijk Gods. | |
Luke | vlsJoNT | 13:30 | En ziet, er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 13:31 | Denzelfden dag kwamen sommige fariseërs tot Hem, zeggende: Ga weg, en trek van hier, want Herodes wil U dooden! | |
Luke | vlsJoNT | 13:32 | En Hij zeide tot hen: Gaat heen, zegt tot dien vos: Zie, Ik werp booze geesten uit en maak kranken gezond, heden en morgen, en op den derden dag ben Ik ten einde. | |
Luke | vlsJoNT | 13:33 | Maar Ik moet heden en morgen en den dag daarna reizen, want het kan niet zijn dat een profeet buiten Jerusalem wordt gedood! | |
Luke | vlsJoNT | 13:34 | Jerusalem, Jerusalem! dat de profeten doodt en steenigt die tot u gezonden zijn! hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen gelijk een klokhen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gij hebt niet gewild! | |
Chapter 14
Luke | vlsJoNT | 14:1 | En het geschiedde toen Jezus op een sabbat in het huis van een der oversten van de fariseërs was gekomen om brood te eten, dat zij Hem bespiedden. | |
Luke | vlsJoNT | 14:3 | En Jezus antwoordde en zeide tot de wetgeleerden en fariseërs: Is het geoorloofd op den sabbat te genezen of niet? maar zij zwegen stil. | |
Luke | vlsJoNT | 14:5 | En Hij antwoordde en zeide tot hen: Wie van u, als zijn ezel of os in een put viel, zal dien niet terstond op een sabbatdag er uittrekken? | |
Luke | vlsJoNT | 14:7 | Hij sprak nu een gelijkenis tot de genoodigden, daar Hij bemerkte dat zij de voornaamste plaatsen verkozen, en zeide tot hen: | |
Luke | vlsJoNT | 14:8 | Als gij door iemand ter bruiloft genoodigd zijt, neem dan niet de voornaamste plaats, opdat niet, als er misschien een aanzienlijker genoodigd is dan gij, | |
Luke | vlsJoNT | 14:9 | en hij, die u en hem genoodigd heeft, zou komen en tot u zeggen: Maak voor dezen plaats! gij dan met schaamte zoudt beginnen de laatste plaats te nemen. | |
Luke | vlsJoNT | 14:10 | Maar als gij genoodigd zijt, neem dan de laatste plaats, opdat, wanneer hij die u genoodigd heeft komt, hij tot u zegge: Vriend, ga hooger op! dan zal het u tot eer zijn voor allen die met u aanliggen. | |
Luke | vlsJoNT | 14:11 | Want ieder die zich zelven verhoogt, zal vernederd worden, en wie zich zei ven vernedert, zal verhoogd worden. | |
Luke | vlsJoNT | 14:12 | Hij sprak ook tot dengene die Hem genoodigd had: Als gij een middag– of avondmaal aanricht, noodig dan niet uw vrienden, of uw broeders, of uw bloedverwanten, of uw rijke geburen, opdat deze niet misschien ook u wedernoodigen en u vergelding geschiede. | |
Luke | vlsJoNT | 14:13 | Maar als gij een maal aanricht, noodig dan armen, gebrekkelijken, kreupelen en blinden. | |
Luke | vlsJoNT | 14:14 | Dan zult gij gelukkig zijn, omdat zij niet hebben om u wedervergelding te doen; u zal dan wedervergolden worden in de verrijzenis der rechtvaardigen. | |
Luke | vlsJoNT | 14:15 | Als iemand der medeaanliggenden dit nu hoorde, zeide hij tot Hem: Zalig hij die brood eet in het koninkrijk Gods! | |
Luke | vlsJoNT | 14:16 | En Hij zeide tot hem: Een zeker man richtte een grooten maaltijd aan en noodigde velen. | |
Luke | vlsJoNT | 14:17 | En hij zond zijn dienstknecht uit ter ure van den maaltijd om den genoodigden te zeggen: Komt, want alles is nu gereed! | |
Luke | vlsJoNT | 14:18 | En zij begonnen zich allen eenparig te verontschuldigen; de eerste zeide tot hem: Ik heb een akker gekocht en moet noodzakelijk uitgaan om dien te bezien; ik bid u, verschoon mij! | |
Luke | vlsJoNT | 14:19 | En een ander zeide: Ik heb vijf gespan ossen gekocht en ga die beproeven; ik bid u, verschoon mij! | |
Luke | vlsJoNT | 14:21 | En de dienstknecht kwam terug en boodschapte dit aan zijn heer. Toen werd de huisheer toornig en zeide tot zijn dienstknecht: Ga haastig uit naar de straten en stegen der stad, en breng de armen, en gebrekkelijken, en blinden, en kreupelen, hier binnen! | |
Luke | vlsJoNT | 14:22 | En de dienstknecht zeide: Heer, wat gij bevolen hebt, is geschied en nog is er plaats. | |
Luke | vlsJoNT | 14:23 | En de heer zeide tot den dienstknecht: Ga uit naar de wegen en paden, en houd aan dat ze binnenkomen, opdat mijn huisvol worde; | |
Luke | vlsJoNT | 14:24 | want ik zeg u dat niemand van die mannen, die genoodigd waren, van mijn maaltijd proeven zal! | |
Luke | vlsJoNT | 14:26 | Zoo iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja ook zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 14:27 | En zoo wie zijn eigen kruis niet draagt en achter Mij komt, die kan mijn discipel niet zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 14:28 | Want wie uwer, die een toren wil bouwen, gaat niet eerst nederzitten om de kosten te berekenen, of hij genoeg heeft tot de voltooiing? | |
Luke | vlsJoNT | 14:29 | Opdat niet misschien, als hij het fundament heeft gelegd, en niet kan voleindigen, allen die het zien hem beginnen te bespotten, | |
Luke | vlsJoNT | 14:31 | Of welke koning, als hij optrekt om tegen een anderen koning te oorlogen, gaat niet eerst nederzitten om te beraadslagen of hij wel bij machte is om met tien duizend man hem af te wachten die met twintig duizend man tegen hem optrekt? | |
Luke | vlsJoNT | 14:32 | Zoo niet, dan zendt hij een gezantschap, terwijl de andere nog ver af is, en doet voorslagen van vrede. | |
Luke | vlsJoNT | 14:33 | Alzoo dan, al wie van u niet afstand doet van al wat hij bezit, die kan mijn discipel niet zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 14:34 | Het zout is goed; maar als ook het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het dan smakelijk gemaakt worden? | |
Chapter 15
Luke | vlsJoNT | 15:2 | En de fariseërs en de schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze ontvangt zondaars, en eet met hen! | |
Luke | vlsJoNT | 15:4 | Zoo iemand van u honderd schapen heeft en één van deze verliest, laat hij dan niet de negen en negentig in de woestijn en gaat heen naar het verlorene totdat hij het vindt? | |
Luke | vlsJoNT | 15:6 | En tehuis komende roept hij de vrienden en geburen samen, zeggende tot hen: Zijt blijde met mij, want ik heb mijn schaap gevonden dat verloren was! | |
Luke | vlsJoNT | 15:7 | Ik zeg ulieden dat er alzoo meer blijdschap zal zijn in den hemel over één zondaar die tot berouw komt, dan over negen en negentig rechtvaardigen die geen berouw van noode hebben. | |
Luke | vlsJoNT | 15:8 | Of, zoo een vrouw tien penningen heeft, en zij verliest één penning, steekt zij dan niet een lamp aan en veegt het huis en zoekt nauwkeurig, totdat zij hem vindt? | |
Luke | vlsJoNT | 15:9 | En als zij den penning gevonden heeft, roept zij de vriendinnen en geburen samen, zeggende: Zijt blijde met mij, want ik heb mijn verloren penning gevonden! | |
Luke | vlsJoNT | 15:10 | Alzoo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar, die tot berouw komt! | |
Luke | vlsJoNT | 15:12 | En de jongste van deze zeide tot den vader: Vader, geef mij het mij toekomend deel van het goed! En hij verdeelde onder hen het vermogen. | |
Luke | vlsJoNT | 15:13 | En weinig dagen later verzamelde de jongste zoon alles bijeen en vertrok naar een ver land, en daar verkwistte hij zijn goed door een losbandig leven. | |
Luke | vlsJoNT | 15:14 | Toen nu alles doorgebracht was, kwam er een zware hongersnood in dat land en hij begon gebrek te lijden. | |
Luke | vlsJoNT | 15:15 | En hij ging heen en vervoegde zich bij een der burgers van dat land, en die zond hem naar zijn velden om de varkens te hoeden. | |
Luke | vlsJoNT | 15:16 | En hij wenschte zijn honger te stillen met den draf dien de varkens aten, maar niemand gaf hem dien. | |
Luke | vlsJoNT | 15:17 | Maar tot zich zelven komende, zeide hij: Hoeveel daglooners mijns vaders hebben overvloed van brood, en ik verga hier van honger! | |
Luke | vlsJoNT | 15:18 | Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u, | |
Luke | vlsJoNT | 15:19 | ik ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden; maak mij als een uwer daglooners! | |
Luke | vlsJoNT | 15:20 | En hij stond op en ging naar zijn vader. Als hij nu nog verre af was, zag zijn vader hem en werd innerlijk bewogen, en liep toe en viel hem om den hals en kuste hem. | |
Luke | vlsJoNT | 15:21 | De zoon nu zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u; ik ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden. | |
Luke | vlsJoNT | 15:22 | Maar de vader zeide tot zijn dienstknechten: Haalt spoedig het eerste kleed, en trekt het hem aan, en geeft een ring aan zijn hand en schoenen aan de voeten, | |
Luke | vlsJoNT | 15:24 | want deze mijn zoon was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen vroolijk te zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 15:25 | Ondertusschen was zijn oudste zoon in het veld; en toen deze nu kwam en het huis naderde, hoorde hij de muziek en den dans, | |
Luke | vlsJoNT | 15:27 | Deze nu zeide tot hem: Uw broeder is gekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond heeft terug gekregen. | |
Luke | vlsJoNT | 15:28 | Toen werd de oudste zoon toornig en wilde niet binnengaan. Maar zijn vader ginguit en vroeg het hem dringend. | |
Luke | vlsJoNT | 15:29 | Maar hij antwoordde en zeide tot den vader: Zie, al zóóveel jaar dien ik u; en nimmer heb ik uw gebod overtreden, en mij hebt gij nooit eens een bokje gegeven om met mijn vrienden vroolijk te zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 15:30 | Maar nu deze uw zoon, die uw goed met hoeren heeft verkwist, is gekomen, nu hebt gij voor hem het gemeste kalf geslacht! | |
Luke | vlsJoNT | 15:31 | Maar de vader zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het mijne is het uwe. | |
Chapter 16
Luke | vlsJoNT | 16:1 | En Jezus sprak ook tot zijn discipelen: Er was een zeker rijk mensch die een rentmeester had; en deze werd voor hem beschuldigd dat hij zijn goederen verkwistte. | |
Luke | vlsJoNT | 16:2 | En hij riep hem en zeide tot hem: Wat hoor ik van u? doe rekening van uw rentmeesterschap, want gij zult geen rentmeester meer kunnen zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 16:3 | Toen zeide de rentmeester bij zich zelven: Wat moet ik doen, daar mijn heer het rentmeesterschap van mij afneemt? graven kan ik niet, te bedelen schaam ik mij! | |
Luke | vlsJoNT | 16:4 | Maar ik weet wat ik doen zal opdat zij mij in hun huizen ontvangen, als ik van het rentmeesterschap zal afgezet zijn! | |
Luke | vlsJoNT | 16:5 | En hij riep de schuldenaars van zijn heer een voor een tot zich en zeide tot den een: Hoeveel zijt gij aan mijn heer schuldig? | |
Luke | vlsJoNT | 16:6 | Hij zeide: Honderd vat olie. De rentmeester nu zeide tot hem: Neem uw handschrift en ga zitten, en schrijf haastig vijftig! | |
Luke | vlsJoNT | 16:7 | Daarna zeide hij tot den anderen: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? Deze zeide: Honderd mud tarwe. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift en schrijf tachtig! | |
Luke | vlsJoNT | 16:8 | En de meester prees den onrechtvaardigen rentmeester omdat hij behendig had gedaan. Want de kinderen dezer eeuw zijn behendiger omtrent hun geslacht dan de kinderen des lichts. | |
Luke | vlsJoNT | 16:9 | En Ik zeg ulieden: Maakt u vrienden uit den onrechtvaardigen rijkdom, opdat zij u ontvangen in de eeuwige tenten als gij gebrek zult hebben. | |
Luke | vlsJoNT | 16:10 | Die in liet minste getrouw is, is ook in het groote getrouw, en die in het minste onrechtvaardig is, is ook in het groote onrechtvaardig. | |
Luke | vlsJoNT | 16:11 | Indien gij dan niet getrouw zijt geweest in den onrechtvaardigen rijkdom, wie zal u het waarachtige toevertrouwen? | |
Luke | vlsJoNT | 16:12 | En indien gij niet getrouw zijt geweest in het goed van een ander, wie zal u dan uw eigen goed geven? | |
Luke | vlsJoNT | 16:13 | Geen huisknecht kan twee heeren dienen, want hij zal den een haten en den anderen beminnen, of hij zal den een aanhangen en den anderen verachten; gij kunt God niet dienen en te gelijk den rijkdom. | |
Luke | vlsJoNT | 16:15 | En Hij zeide tot hen: Gij zijt lieden die u zelven rechtvaardigt voor de menschen, maar God kent uw harten; want wat hoog is onder de menschen, is een gruwel voor God. | |
Luke | vlsJoNT | 16:16 | De wet en de profeten gaan tot op Johannes; van toen af wordt het koninkrijk Gods gepredikt en ieder bestormt het. | |
Luke | vlsJoNT | 16:17 | Toch is het lichter dat de hemel en de aarde voorbijgaan dan dat er één stipken van de wet zou vallen. | |
Luke | vlsJoNT | 16:18 | Een ieder die zijn vrouw verlaat en een andere trouwt, doet overspel, en die een door haar man verlaten vrouw trouwt, doet overspel. | |
Luke | vlsJoNT | 16:19 | Er was een zeker rijk mensch die gekleed was in purper en fijn lijnwaad, en die dagelijks wellustig leefde. | |
Luke | vlsJoNT | 16:21 | Deze wenschte verzadigd te worden van de kruimels die van de tafel des rijken vielen, maar zelfs de honden kwamen en likten zijn zweren. | |
Luke | vlsJoNT | 16:22 | Het geschiedde nu dat de arme stierf en door de engelen werd overgedragen naar den schoot van Abraham. En de rijke stierf ook en werd begraven. | |
Luke | vlsJoNT | 16:23 | En toen hij in het doodenrijk zijn oogen opsloeg, in smarten zijnde, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. | |
Luke | vlsJoNT | 16:24 | En hij riep en zeide: Vader Abraham! ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij den punt van zijn vinger in het water steke en mijn tong afkoele, want ik lijd smarte in deze vlam! | |
Luke | vlsJoNT | 16:25 | Maar Abraham zeide: Kind, gedenk dat gij het goede ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus insgelijks het kwade; nu wordt hij hier vertroost, maar gij lijdt smarte. | |
Luke | vlsJoNT | 16:26 | En daarenboven is er tusschen ons en u een groote afgrond gevestigd, zoodat zij die van hier zouden willen overgaan tot u, niet zouden kunnen, noch die daar zijn, tot ons zouden overkomen. | |
Luke | vlsJoNT | 16:28 | want ik heb vijf broeders; dat hij hen waarschuwe, opdat ook zij niet komen in deze plaats der smarte! | |
Luke | vlsJoNT | 16:29 | Maar Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de profeten! laat hen naar die hooren! | |
Luke | vlsJoNT | 16:30 | Maar hij zeide: Neen, vader Abraham! maar als iemand van de dooden tot hen ging, dan zouden zij tot boetvaardigheid komen! | |
Chapter 17
Luke | vlsJoNT | 17:1 | Jezus zeide nu tot zijn discipelen: Het is onmogelijk dat er geen ergernissen zouden komen, maar wee dengene, door wien zij komen! | |
Luke | vlsJoNT | 17:2 | Het ware hem beter, dat hem een molensteen om den hals gehangen en hij in de zee geworpen werd, dan dat hij één van deze kleinen zou ergeren. | |
Luke | vlsJoNT | 17:3 | Wacht u zelven! Indien uw broeder zondigt, bestraf hem, en als hij berouw heeft, vergeef het hem. | |
Luke | vlsJoNT | 17:4 | En als hij zevenmaal per dag tegen u zondigt, en zevenmaal tot u wederkeert, zeggende: Ik heb berouw, zoo zult gij het hem vergeven! | |
Luke | vlsJoNT | 17:6 | Maar de Heere zeide: Zoo gij geloof hadt als een mosterdzaad, dan zoudt gij tot dezen moerbezieboom zeggen: Ontwortel u en verplant u in de zee! — en hij zou u gehoorzamen. | |
Luke | vlsJoNT | 17:7 | En wie van u die een dienstknecht heeft, ploegende of de beesten hoedende, zal tot hem zeggen als hij van den akker komt: Kom en lig terstond mede aan? | |
Luke | vlsJoNT | 17:8 | Zal hij niet liever tot hem zeggen: Maak mijn avondmaaltijd gereed, en omgord u, en bedien mij, totdat ik heb gegeten en gedronken, en daarna zult gij eten en drinken? | |
Luke | vlsJoNT | 17:9 | Dankt hij dan dien dienstknecht omdat deze gedaan heeft wat hem bevolen was? Ik denk het niet. | |
Luke | vlsJoNT | 17:10 | Alzoo ook gijlieden, als gij zult gedaan hebben alles wat u bevolen is, zegt dan: Onnutte dienstknechten zijn wij; wij hebben maar gedaan wat we verplicht waren te doen! | |
Luke | vlsJoNT | 17:11 | En als Hij naar Jerusalem trok, geschiedde het dat hij midden tusschen Samaria en Galilea doorging. | |
Luke | vlsJoNT | 17:12 | En als Hij naar zeker dorp kwam ontmoetten Hem tien melaatsche mannen, die van verre stonden, | |
Luke | vlsJoNT | 17:14 | En hen ziende zeide Hij tot Hen: Gaat heen, vertoont u zelven aan de priesters! En het geschiedde dat zij gereinigd werden terwijl zij weggingen. | |
Luke | vlsJoNT | 17:15 | Toen nu één hunner zag dat hij genezen was, keerde hij terug, met groote stem God de glorie gevende. | |
Luke | vlsJoNT | 17:16 | En hij viel op het aangezicht bij zijn voeten, Hem dankende. En deze was een Samaritaan. | |
Luke | vlsJoNT | 17:17 | Jezus dan antwoordde en zeide: Zijn niet de tien gereinigd? En de negen, waar zijn ze? | |
Luke | vlsJoNT | 17:18 | Zijn er geen gevonden die wederkeeren om Gode de glorie te geven, dan deze vreemdeling? | |
Luke | vlsJoNT | 17:20 | Gevraagd zijnde van de fariseërs wanneer het koninkrijk Gods zou komen, antwoordde Hij hun en zeide: Het koninkrijk Gods komt niet op zichtbare wijze. | |
Luke | vlsJoNT | 17:21 | En men zal niet zeggen: Hier is het, of daar! want ziet, het koninkrijk Gods is in uw midden. | |
Luke | vlsJoNT | 17:22 | Hij zeide dan tot de discipelen: Er zullen dagen komen dat gij zult verlangen één der dagen van den Zoon des menschen te zien, en gij zult dien niet zien. | |
Luke | vlsJoNT | 17:23 | En men zal tot u zeggen: Ziet daar! ziet hier! Maar gaat niet heen, loopt niet na! | |
Luke | vlsJoNT | 17:24 | Want gelijk de bliksem schittert, die van het eene einde des hemels tot het andere straalt, alzoo zal de Zoon des menschen zijn in zijn dag. | |
Luke | vlsJoNT | 17:26 | En gelijk het was in de dagen van Noach, zoo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des menschen: | |
Luke | vlsJoNT | 17:27 | Zij aten, zij dronken, zij trouwden, zij werden getrouwd, tot op den dag dat Noach in de ark ging; en de zondvloed kwam en verdelgde allen. | |
Luke | vlsJoNT | 17:28 | Desgelijks ook als het was in de dagen van Lot; zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden; | |
Luke | vlsJoNT | 17:29 | maar op den dag dat Lot van Sodom uitging, regende er vuur en solfer van den hemel en verdelgde allen. | |
Luke | vlsJoNT | 17:30 | Op dezelfde wijze zal het zijn op den dag dat de Zoon des menschen openbaar zal worden. | |
Luke | vlsJoNT | 17:31 | In dien dag, wie op het dak is en zijn huisraad is in huis, hij kome niet naar beneden om het te grijpen, en die op den akker is keere ook niet terug tot hetgeen hij achterliet. | |
Luke | vlsJoNT | 17:33 | Wie zijn leven zal zoeken te behouden, die zal het verliezen, en wie het zal verliezen, die zal het bewaren. | |
Luke | vlsJoNT | 17:34 | Ik zeg ulieden: In dien nacht zullen er twee op één bed zijn; de een zal worden meegenomen en de andere achtergelaten. | |
Luke | vlsJoNT | 17:35 | Twee zullen er samen aan het malen zijn; de eene zal worden meegenomen, maar de andere achtergelaten. | |
Luke | vlsJoNT | 17:36 | Twee zullen er op den akker zijn; de een zal worden meegenomen en de andere achtergelaten. | |
Chapter 18
Luke | vlsJoNT | 18:1 | En Jezus sprak een gelijkenis tot hen om hun te keren dat men altijd moet bidden en niet moedeloos worden, | |
Luke | vlsJoNT | 18:2 | zeggende: Er was een rechter in zekere stad die God niet vreesde en geen mensch ontzag. | |
Luke | vlsJoNT | 18:3 | En in die zelfde stad was een weduwe die tot hem kwam, zeggende: Doe mij recht tegen mijn wederpartij. | |
Luke | vlsJoNT | 18:4 | En een tijd lang wilde hij niet; maar daarna zeide hij in zich zelven: Ofschoon ik God niet vrees en geen mensch ontzie, | |
Luke | vlsJoNT | 18:5 | zal ik toch, omdat deze weduwe mij lastig valt, haar recht doen, opdat zij ten slotte niet kome en mij in het aangezicht sla. | |
Luke | vlsJoNT | 18:7 | En zal God dan geen recht doen aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen? En zal hij hen lang laten wachten? | |
Luke | vlsJoNT | 18:8 | Ik zeg ulieden dat Hij hun spoedig zal recht doen. Maar als de Zoon des menschen komt, zal Hij dan wel het geloof vinden op aarde? | |
Luke | vlsJoNT | 18:9 | En Hij sprak ook tot sommigen, die van zich zelven waanden dat zij rechtvaardig waren en die de anderen verachtten, deze gelijkenis: | |
Luke | vlsJoNT | 18:10 | Twee menschen gingen op naar den tempel om te bidden; de een was een fariseër en de andere een tollenaar. | |
Luke | vlsJoNT | 18:11 | De fariseër stond recht en bad dit bij zich zelven: O God, ik dank U dat ik niet ben als de andere menschen, roovers, onrechtvaardigen, overspelers, of ook als deze tollenaar; | |
Luke | vlsJoNT | 18:13 | Maar de tollenaar stond van verre en wilde zelfs de oogen niet ten hemel heffen, maar sloeg zich op de borst, zeggende: O God, zijt mij, den zondaar, genadig! | |
Luke | vlsJoNT | 18:14 | Ik zeg ulieden: Deze ging gerechtvaardigd naar zijn huis, meer dan de andere; want al wie zich zelven verhoogt zal vernederd worden, maar wie zich zelven vernedert zal verhoogd worden. | |
Luke | vlsJoNT | 18:15 | En zij brachten ook de kinderkens tot Hem opdat Hij ze mocht aanraken; doch de discipelen dit ziende bestraften hen. | |
Luke | vlsJoNT | 18:16 | Maar Jezus riep hen tot zich, en zeide: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want voor zoodanigen is het koninkrijk Gods. | |
Luke | vlsJoNT | 18:17 | Voorwaar Ik zeg ulieden: Zoo wie het koninkrijk Gods niet aanneemt als een kindeken, die zal er geenszins ingaan. | |
Luke | vlsJoNT | 18:18 | En een zeker overste vroeg Hem en zeide: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven? | |
Luke | vlsJoNT | 18:19 | Maar Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? niemand is goed dan de eenige God! | |
Luke | vlsJoNT | 18:20 | De geboden kent gij: Gij zult geen overspel doen! gij zult niet doodslaan! gij zult niet stelen! gij zult geen valsch getuigenis geven! eer uw vader en moeder! | |
Luke | vlsJoNT | 18:22 | Jezus nu dit hoorende zeide tot hem: Nog één ding ontbreekt u! verkoop al wat gij hebt en deel het uit onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemelen, en kom, volg Mij na! | |
Luke | vlsJoNT | 18:24 | Jezus dan, ziende dat hij zeer bedroefd was geworden, zeide: Hoe bezwaarlijk zullen zij die goederen bezitten, in het koninkrijk Gods ingaan! | |
Luke | vlsJoNT | 18:25 | Want het is lichter dat een kameel door het oog van een naald ga, dan dat een rijke het koninkrijk Gods ingaat. | |
Luke | vlsJoNT | 18:29 | En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg ulieden: Er is niemand die verlaten heeft huis, of ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, ter wille van het koninkrijk Gods, | |
Luke | vlsJoNT | 18:30 | die het niet veelvuldig zal weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. | |
Luke | vlsJoNT | 18:31 | En Jezus nam de twaalven tot zich en zeide tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jerusalem en alles wat door de profeten geschreven is zal aan den Zoon des menschen volbracht worden. | |
Luke | vlsJoNT | 18:32 | Want Hij zal aan de heidenen worden overgeleverd en Hij zal bespot, mishandeld en bespogen worden, | |
Luke | vlsJoNT | 18:33 | en nadat zij Hem gegeeseld hebben, zullen zij Hem dooden, en op den derden dag zal Hij verrijzen. | |
Luke | vlsJoNT | 18:34 | Doch zij verstonden niets hiervan, en dit woord was voor hen verborgen, en zij begrepen niet wat er gezegd werd. | |
Luke | vlsJoNT | 18:35 | En het geschiedde, toen Hij dicht bij Jericho kwam, dat er een blinde bij den weg zat te bedelen. | |
Luke | vlsJoNT | 18:39 | Zij dan die vooraan gingen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou; maar hij riep des te meer: Zoon van David, ontferm U mijner! | |
Luke | vlsJoNT | 18:40 | En Jezus bleef staan en gebood dat mem hem tot Hem brengen zou. En toen hij nabij gekomen was vroeg Hij hem: | |
Chapter 19
Luke | vlsJoNT | 19:2 | En ziet, daar was een man, Zacheüs genaamd, en hij was een oppertollenaar en was rijk. | |
Luke | vlsJoNT | 19:3 | En hij zocht Jezus te zien, wie Hij was, en kon niet vanwege de schare; want hij was klein van persoon. | |
Luke | vlsJoNT | 19:4 | Hij liep dan vooruit en klom op een wilden vijgeboom om Hem te zien, want Hij zou daar langs komen. | |
Luke | vlsJoNT | 19:5 | Toen Jezus nu bij die plaats kwam, zag Hij op en zeide tot hem: Zacheüs, spoed u om af te komen, want Ik moet vandaag in uw huis blijven! | |
Luke | vlsJoNT | 19:7 | En allen die het zagen murmureerden en zeiden: Bij een zondigen man is Hij binnengegaan om te herbergen! | |
Luke | vlsJoNT | 19:8 | Maar Zacheüs stond en zeide tot den Heere: Zie, de helft mijner goederen, Heere, geef ik aan de armen, en als ik iemand iets te veel heb afgenomen, dan geef ik het vierdubbel terug. | |
Luke | vlsJoNT | 19:9 | En Jezus zeide tot hem: Heden is dezen huize verlossing geschied, omdat ook deze een zoon van Abraham is. | |
Luke | vlsJoNT | 19:11 | Terwijl zij nu dit hoorden voegde Hij er nog een gelijkenis bij, omdat Hij nabij Jerusalem was en omdat zij meenden dat het koninkrijk Gods terstond zou openbaar worden. | |
Luke | vlsJoNT | 19:12 | Hij zeide dan: Zeker mensch van voorname geboorte reisde naar een vergelegen land om voor zich zelven een koninkrijk te verkrijgen en dan terug te keeren. | |
Luke | vlsJoNT | 19:13 | En hij riep zijn tien dienstknechten en gaf hun tien ponden, en zeide tot hen: Drijf daar koophandel mede totdat ik terugkom! | |
Luke | vlsJoNT | 19:14 | Maar zijn burgers haatten hem en zonden hem gezanten achterna, zeggende: Wij willen niet dat deze koning over ons zij! | |
Luke | vlsJoNT | 19:15 | En toen hij teruggekomen was, nadat hij het koninkrijk verkregen had, liet hij die dienstknechten tot zich roepen aan wie hij het geld gegeven had, opdat hij weten zou welke zaken elk gedaan had. | |
Luke | vlsJoNT | 19:17 | En hij zeide tot hem: Wel gedaan! gij goede dienstknecht! omdat gij getrouw zijt geweest in het geringste, zult gij over tien steden macht hebben! | |
Luke | vlsJoNT | 19:20 | En de andere kwam, zeggende: Heer, zie hier uw pond dat ik heb bewaard in een doek. | |
Luke | vlsJoNT | 19:21 | Want ik vreesde u, omdat gij een gestreng mensch zijt; gij neemt weg wat gij niet gelegd hebt, en maait wat gij niet gezaaid hebt. | |
Luke | vlsJoNT | 19:22 | En de heer zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordeelen, gij booze dienstknecht! gij wist dat ik een gestreng mensch ben, wegnemende wat ik niet gelegd, en maaiende wat ik niet gezaaid heb? | |
Luke | vlsJoNT | 19:23 | Waarom hebt gij dan mijn geld niet aan de wisselbank gegeven? dan zou ik, als ik kwam, het met winst hebben opgeëischt. | |
Luke | vlsJoNT | 19:24 | En tot hen die daarbij stonden, zeide hij: Neemt het pond van hem af en geeft het aan hem die de tien ponden heeft! | |
Luke | vlsJoNT | 19:26 | Ik zeg ulieden dat aan een ieder die heeft, zal gegeven worden, maar van hem die niet heeft, zal zelfs hetgeen hij heeft, ontnomen worden. | |
Luke | vlsJoNT | 19:27 | Maar deze mijn vijanden, die niet hebben gewild dat ik over hen koning zou zijn, brengt ze hier en slaat ze dood voor mijn oogen. | |
Luke | vlsJoNT | 19:29 | En toen Jezus dicht bij Bethfage en Bethanië. gekomen was, aan den berg, die de Berg der Olijven wordt genoemd, zond Hij twee van zijn discipelen en zeide: | |
Luke | vlsJoNT | 19:30 | Gaat naar het dorp daar vóór u, en als gij daar inkomt zult gij een veulen vastgebonden vinden, waarop nooit eenig mensch gezeten heeft; maakt dat los en brengt het hier. | |
Luke | vlsJoNT | 19:31 | En als iemand u vraagt: Waarom maakt gij het los? dan moet gij zeggen: De Heere heeft het van noode! | |
Luke | vlsJoNT | 19:33 | Toen zij nu het veulen losmaakten zeiden de eigenaars tot hen: Waarom maakt gij het veulen los? | |
Luke | vlsJoNT | 19:35 | En zij brachten het tot Jezus; en toen zij hun kleederen op het veulen geworpen hadden, deden zij Jezus opstijgen. | |
Luke | vlsJoNT | 19:37 | Toen Hij nu al dicht bij de helling van den Berg der Olijven kwam, begon de geheele schare der discipelen verheugd en met luider stemme God te prijzen, wegens al de krachten die zij gezien hadden, | |
Luke | vlsJoNT | 19:38 | en zij zeiden: Gezegend de Koning, die komt in den Naam des Heeren! In den hemel vrede! en glorie in het allerhoogste! | |
Luke | vlsJoNT | 19:39 | En sommigen der fariseërs uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf uw discipelen! | |
Luke | vlsJoNT | 19:40 | En Hij antwoordde en zeide: Ik zeg ulieden dat, wanneer dezen zwijgen, de steenen zullen roepen! | |
Luke | vlsJoNT | 19:42 | Och, of ook gij erkendet, zelfs nog in dezen uwen dag, wat tot uw vrede dient! Maar nu is het voor uw oogen verborgen! | |
Luke | vlsJoNT | 19:43 | Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een verschansing rond u zullen opwerpen, en zij zullen u omringen en u van alle kanten benauwen; | |
Luke | vlsJoNT | 19:44 | en zij zullen u en uw kinderen in u, tot den grond toe verderven, en geen steen in u op den anderen laten, omdat gij niet erkend hebt den tijd waarin gij bezocht zijt! | |
Luke | vlsJoNT | 19:45 | En Hij ging in den tempel en begon de koopers en verkoopers uit te drijven, en zeide tot hen: | |
Luke | vlsJoNT | 19:46 | Er is geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds zijn! Maar gij hebt dat gemaakt tot een roovershol. | |
Luke | vlsJoNT | 19:47 | En Hij leerde dagelijks in den tempel; maar de overpriesters en de schriftgeleerden zochten Hem te dooden, zoowel als de voornaamsten des volks, | |
Chapter 20
Luke | vlsJoNT | 20:1 | En in een van die dagen geschiedde het, toen Jezus het volk in den tempel onderwees en het Evangelie verkondigde, dat de priesters en de schriftgeleerden met de oudsten Hem overvielen, | |
Luke | vlsJoNT | 20:2 | en tot Hem spraken, zeggende: Zeg ons door welke macht doet Gij deze dingen, of wie is het, die U deze macht gegeven heeft? | |
Luke | vlsJoNT | 20:5 | Zij nu overleiden bij zich zelven, zeggende: Als wij zeggen: Uit den hemel, — dan zal Hij zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? | |
Luke | vlsJoNT | 20:6 | En als wij zeggen: Uit de menschen, — dan zal het geheele volk ons steenigen; want zij houden het voor zeker dat Johannes een profeet was. | |
Luke | vlsJoNT | 20:8 | Toen zeide Jezus tot hen: Dan zeg Ik u ook niet door welke macht Ik deze dingen doe. | |
Luke | vlsJoNT | 20:9 | Toen begon Hij tot het volk deze gelijkenis te zeggen: Een mensch plantte een wijngaard en verhuurde dien aan landlieden en ging voor een langen tijd buitenslands. | |
Luke | vlsJoNT | 20:10 | En toen het tijd was zond hij een dienstknecht naar de landlieden, opdat zij hem van de vrucht des wijngaards geven zouden; maar de landlieden mishandelden dezen en zonden hem ledig weg. | |
Luke | vlsJoNT | 20:11 | En nogmaals zond hij een anderen dienstknecht, maar ook dezen mishandelden en smaadden zij, en zonden zij ledig weg. | |
Luke | vlsJoNT | 20:12 | En hij zond wederom een derden, maar ook dezen verwondden zij en wierpen zij uit. | |
Luke | vlsJoNT | 20:13 | Toen zeide de eigenaar van den wijngaard: Wat zal ik doen? ik zal mijn geliefden zoon zenden; misschien, als zij dezen zien, zullen ze ontzag voor hem hebben. | |
Luke | vlsJoNT | 20:14 | Maar toen de landlieden hem zagen, overleiden zij onder elkander, zeggende: Deze is de erfgenaam; laat ons hem dooden, opdat de erfenis de onze worde! | |
Luke | vlsJoNT | 20:15 | En zij wierpen hem buiten den wijngaard en doodden hem. Wat zal dan de eigenaar van den wijngaard hun doen? | |
Luke | vlsJoNT | 20:16 | Hij zal komen en die landlieden ombrengen, en zal den wijngaard aan anderen geven. — En dit hoorende, zeiden zij: Dat zij verre! | |
Luke | vlsJoNT | 20:17 | Maar Hij zag hen aan en zeide: Wat is het dan dat geschreven is: De steen dien de bouwlieden verworpen hebben, die is geworden tot hoeksteen? | |
Luke | vlsJoNT | 20:18 | Ieder die op dezen steen valt, zal verpletterd worden, en op wien hij valt, dien zal hij vermorzelen. | |
Luke | vlsJoNT | 20:19 | En de schriftgeleerden en de overpriesters zochten in die zelfde ure aan Hem de handen te slaan, doch zij vreesden het volk; want zij verstonden dat hij deze gelijkenis op hen had gesproken. | |
Luke | vlsJoNT | 20:20 | En zij bespiedden Hem, en zonden eenigen uit, die door hen opgestookt waren, die, veinsden dat zij rechtvaardigen waren, opdat zij Hem op een woord mochten vatten, om zoodoende Hem over te leveren aan de overheid en aan de macht van den stadhouder. | |
Luke | vlsJoNT | 20:21 | En zij vroegen Hem, zeggende: Meester, wij weten dat Gij oprecht spreekt en leert, en dat Gij den persoon niet aanneemt, maar den weg Gods in waarheid leert. | |
Luke | vlsJoNT | 20:24 | toont Mij een penning! — Wiens beeld en opschrift draagt hij? — Zij zeiden: Van den keizer! | |
Luke | vlsJoNT | 20:25 | En Hij zeide tot hen: Geeft dan aan den keizer wat den keizer, en aan God wat Gode toekomt. | |
Luke | vlsJoNT | 20:26 | En zij konden Hem voor het volk in zijn woord niet vatten; en zij verwonderden zich over zijn antwoord, en zwegen stil. | |
Luke | vlsJoNT | 20:27 | Sommigen nu van de sadduceërs, die ontkennen dat er een verrijzenis is, kwamen tot Hem en vroegen Hem, zeggende: | |
Luke | vlsJoNT | 20:28 | Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven, dat, wanneer iemands broeder, die een vrouw heeft, zonder kinderen sterft, dat dan zijn broeder de vrouw moet nemen, en zijn broeder nakomelingschap verwekken. | |
Luke | vlsJoNT | 20:29 | Er waren nu zeven broeders; en de eerste nam een vrouw en stierf zonder kinderen. | |
Luke | vlsJoNT | 20:31 | En de derde nam haar, en desgelijks lieten ook al de zeven geen kinderen na, en stierven. | |
Luke | vlsJoNT | 20:33 | Bij de verrijzenis dan, van wien wordt zij dan de vrouw? want die zeven hebben haar tot vrouw gehad! | |
Luke | vlsJoNT | 20:34 | En Jezus zeide tot hen: De kinderen van deze eeuw trouwen en worden ten huwelijk gegeven; | |
Luke | vlsJoNT | 20:35 | maar zij die waardig geacht zullen zijn om die eeuw te verwerven en de verrijzenis uit de dooden, zullen niet trouwen of ten huwelijk gegeven worden; | |
Luke | vlsJoNT | 20:36 | want zij kunnen ook niet meer sterven, omdat zij aan engelen gelijk zijn; en zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der verrijzenis zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 20:37 | Maar dat de dooden verrijzen heeft ook Mozes aangetoond bij den braambosch, als hij den Heere noemt: Den God van Abraham, en den God van Isaäk, en den God van Jakob. | |
Luke | vlsJoNT | 20:38 | Hij is toch geen God van dooden, maar van levenden, want voor Hem leven zij allen. | |
Luke | vlsJoNT | 20:39 | Sommigen nu van de schriftgeleerden antwoordden en zeiden: Meester, Gij hebt goed gesproken! | |
Luke | vlsJoNT | 20:42 | David zelf toch zegt in het Boek der Psalmen: De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan mijn rechterhand, | |
Luke | vlsJoNT | 20:46 | Wacht u voor de schriftgeleerden, die gaarne in lange kleederen wandelen, en zich gaarne laten groeten op de markten, en vooraanzitten in de synagogen, en op de eerste plaatsen aanliggen bij de maaltijden, | |
Chapter 21
Luke | vlsJoNT | 21:3 | En Hij zeide: Waarlijk, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen daarin wierp; | |
Luke | vlsJoNT | 21:4 | want deze allen hebben van hun overvloed bij de gaven Gods geworpen, maar zij heeft van haar armoede, al haar leeftocht dien zij had, daarin geworpen! | |
Luke | vlsJoNT | 21:5 | En toen sommigen tot Hem spraken van den tempel, dat die met schoone steenen en kostbare giften versierd was, zeide Hij: | |
Luke | vlsJoNT | 21:6 | Wat gij daar ziet— er zullen dagen komen waarin geen steen op den andere zal gelaten worden, die niet zal afgebroken worden! | |
Luke | vlsJoNT | 21:7 | En zij vroegen Hem, zeggende: Meester, wanneer zal dat dan zijn? en wat is het teeken wanneer dit geschieden zal? | |
Luke | vlsJoNT | 21:8 | En Hij zeide: Ziet toe, dat gij u niet laat misleiden! Velen toch zullen komen onder mijn Naam, zeggende: Ik ben het, en de tijd is nabij! — Maar gaat hen niet achterna! | |
Luke | vlsJoNT | 21:9 | Als gij nu zult hooren van oorlogen en oorlogsgeruchten, verschrikt dan niet! want dit moet eerst geschieden, maar niet terstond is het einde daar. | |
Luke | vlsJoNT | 21:10 | Toen zeide Hij tot hen: Het eene volk zal opstaan tegen het andere, en het eene koninkrijk tegen het andere, | |
Luke | vlsJoNT | 21:11 | en er zullen allerwege groote aardbevingen zijn, en hongersnooden, en pest; en vreeselijke dingen en groote teekenen zullen van den hemel geschieden. | |
Luke | vlsJoNT | 21:12 | Maar vóór dit alles zal men aan u de handen slaan en u vervolgen, daar men u zal overleveren aan de synagogen en gevangenissen, en u zal stellen voor koningen en stadhouders om mijns Naams wil. | |
Luke | vlsJoNT | 21:14 | Neemt u dan voor in uw harten om vooraf niet te overdenken hoe gij u zult verdedigen, | |
Luke | vlsJoNT | 21:15 | want Ik zal u mond en wijsheid geven, die al uw tegenstanders niet zullen kunnen wederspreken of wederstaan. | |
Luke | vlsJoNT | 21:16 | Gij zult worden overgeleverd zelfs door ouders, en broeders, en bloedverwanten, en vrienden, en zij zullen er uit u dooden, | |
Luke | vlsJoNT | 21:20 | Wanneer gij nu zien zult dat Jerusalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is. | |
Luke | vlsJoNT | 21:21 | Die in Judea zijn, moeten dan vluchten naar de bergen, en die binnen Jerusalem zijn, moeten er uitgaan, en die op de akkers zijn, moeten er niet binnenkomen. | |
Luke | vlsJoNT | 21:23 | Doch wee den zwangeren en den zogenden in die dagen, want er zal groote nood zijn op aarde, en toorn over dit volk! | |
Luke | vlsJoNT | 21:24 | En zij zullen vallen door het scherpe zwaard en in ballingschap weggevoerd worden onder al de volken, en Jerusalem zal door de volken vertrapt worden, totdat de tijden der volken vol zullen zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 21:25 | En er zullen teekenen zijn in de zon, en in de maan, en in de sterren, en op aarde benauwdheid der volken in radeloosheid, als het bruisen der zee en golven, | |
Luke | vlsJoNT | 21:26 | terwijl den menschen het harte wegzinkt van vreeze en afwachting der dingen die over de wereld gaan komen, want de krachten der hemelen zullen bewogen worden. | |
Luke | vlsJoNT | 21:27 | En alsdan zullen zij den Zoon des menschen zien komen in een wolk, met veel kracht en glorie. | |
Luke | vlsJoNT | 21:28 | Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zoo ziet omhoog en heft uw hoofden op, omdat uw verlossing nabij is! | |
Luke | vlsJoNT | 21:30 | Als zij nu uitbotten en gij ziet het, dan weet gij van u zelven dat de zomer al nabij is. | |
Luke | vlsJoNT | 21:31 | Alzoo ook gij, wanneer gij deze dingen ziet geschieden, dan weet gij dat het koninkrijk Gods nabij is. | |
Luke | vlsJoNT | 21:32 | Voorwaar Ik zeg u dat deze natie niet zal voorbijgaan, totdat het alles is geschied! | |
Luke | vlsJoNT | 21:33 | De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan. | |
Luke | vlsJoNT | 21:34 | Maar wacht u, dat niet misschien uw harten bezwaard worden door brasserij en dronkenschap en de zorgen des levens, en dat die dag u niet onverwacht overvalle, als een strik! | |
Luke | vlsJoNT | 21:36 | Waakt dan ten allen tijde, en bidt dat gij moogt waardig geacht worden om te ontvlieden aan al die dingen die zullen geschieden, en om te staan voor den Zoon des menschen. | |
Luke | vlsJoNT | 21:37 | Overdag nu was Jezus in den tempel en leerde, maar des nachts ging Hij naar buiten en vernachtte op den berg die de Berg der Olijven genoemd wordt. | |
Chapter 22
Luke | vlsJoNT | 22:2 | en de overpriesters en schriftgeleerden zochten hoe zij Hem zouden ombrengen; want zij vreesden het volk. | |
Luke | vlsJoNT | 22:4 | En hij ging heen en besprak met de overpriesters en hoofdmannen hoe hij Hem aan hen zou overleveren. | |
Luke | vlsJoNT | 22:6 | En hij stemde toe, en zocht een geschikte gelegenheid om Hem aan hen over te leveren zonder volksoploop. | |
Luke | vlsJoNT | 22:8 | En Hij zond Petrus en Johannes uit en zeide: Gaat heen, bereidt ons het Pascha, opdat wij het eten. | |
Luke | vlsJoNT | 22:10 | En Hij zeide tot hen: Ziet, als gij de stad inkomt zal u een mensch ontmoeten die een kruik met water draagt; volgt hem naar het huis waar hij ingaat. | |
Luke | vlsJoNT | 22:11 | En zegt tot den huisheer van dat huis: De Meester zegt u: Waar is de zaal, waar Ik het Pascha zal eten met mijn discipelen? | |
Luke | vlsJoNT | 22:12 | En hij zal u een groote gereed gemaakte bovenzaal wijzen; daar moet gij het bereiden. | |
Luke | vlsJoNT | 22:13 | Zij nu gingen heen en vonden het zooals Hij hun gezegd had, en zij bereidden het Pascha. | |
Luke | vlsJoNT | 22:15 | En Hij zeide tot hen: Ik heb zeer begeerd dit Pascha met u te eten vóórdat Ik lijde; | |
Luke | vlsJoNT | 22:16 | want Ik zeg ulieden dat Ik het niet meer eten zal, totdat het vervuld is in het koninkrijk Gods. | |
Luke | vlsJoNT | 22:17 | En als Hij een beker genomen en gedankt had zeide Hij: Neemt dezen en deelt hem onder ulieden! | |
Luke | vlsJoNT | 22:18 | Want Ik zeg u, dat Ik van nu af niet meer drinken zal van de vrucht des wijnstoks totdat het koninkrijk Gods zal gekomen zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 22:19 | En Hij nam brood, en gedankt hebbende brak Hij het en gaf het hun, zeggende: Dat is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis! | |
Luke | vlsJoNT | 22:20 | Evenzoo gaf Hij den beker, na den maaltijd, en zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, dat voor u vergoten wordt! | |
Luke | vlsJoNT | 22:22 | De Zoon des menschen gaat toch wel heen, gelijk bepaald is; maar wee dien mensch, door wien Hij wordt verraden! | |
Luke | vlsJoNT | 22:23 | En zij begonnen onder malkander te onderzoeken, wie van hen het toch wel mocht zijn die dat doen zou? | |
Luke | vlsJoNT | 22:24 | Er ontstond ook een strijd onder hen, wie van hen moest geacht worden de meeste te zijn. | |
Luke | vlsJoNT | 22:25 | En Hij zeide tot hen: De koningen der volken heerschen over hen, en die over hen macht hebben worden weldoeners genoemd. | |
Luke | vlsJoNT | 22:26 | Doch gij niet alzoo; maar de meeste onder u worde als de minste, en de voorganger als de dienaar; | |
Luke | vlsJoNT | 22:27 | want wie is meer, die aanligt of die dient? — immers dié aanligt? Ik nu ben in uw midden als een dienaar. | |
Luke | vlsJoNT | 22:30 | opdat gij eet en drinkt aan mijn tafel in mijn koninkrijk; en gij zult zitten op troonen, oordeelende de twaalf stammen van Israël. | |
Luke | vlsJoNT | 22:31 | En de Heere zeide: Simon, Simon! zie, de Satan heeft ulieden voor zich begeerd, om u te ziften als de tarwe! | |
Luke | vlsJoNT | 22:32 | Doch Ik heb voor u gebeden opdat uw geloof niet bezwijke; en gij, eens bekeerd zijnde, versterk dan uw broeders. | |
Luke | vlsJoNT | 22:33 | En hij zeide tot Hem: Heere, met U ben ik bereid zelfs de gevangenis en den dood in te gaan! | |
Luke | vlsJoNT | 22:34 | Maar Hij zeide: Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, vóórdat gij driemaal geloochend hebt, dat gij Mij kent! | |
Luke | vlsJoNT | 22:35 | En Hij zeide tot hen: Toen Ik ulieden uitzond zonder geldbeurs, of reiszak, of schoenen, heeft u wel iets ontbroken? Zij zeidén: Niets! | |
Luke | vlsJoNT | 22:36 | Toen zeide Hij tot hen: Maar nu, wie een geldbeurs heeft, neme die, alsmede een reiszak; en die er geen heeft, die verkoope zijn kleed en koope een zwaard! | |
Luke | vlsJoNT | 22:37 | Want Ik zeg ulieden dat hetgeen geschreven is, aan Mij moet volbracht worden, dit namelijk: En Hij is met de booswichten gerekend! want ook dit, aangaande Mij, wordt vervuld. | |
Luke | vlsJoNT | 22:39 | En Hij ging uit en begaf zich, volgens zijn gewoonte, naar den Berg der Olijven; en Hem volgden ook de discipelen. | |
Luke | vlsJoNT | 22:40 | En toen Hij aan die plaats gekomen was, zeide Hij tot hen: Bidt, dat gij niet in bekoring komt. | |
Luke | vlsJoNT | 22:41 | En Hij verwijderde zich van hen, omtrent een steenworp ver, en knielde neder, en bad, zeggende: | |
Luke | vlsJoNT | 22:42 | Vader! och, of Gij dezen beker van Mij wildet wegnemen! doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede! | |
Luke | vlsJoNT | 22:44 | En in hevige benauwdheid zijnde, bad Hij te vuriger; en zijn zweet werd als dikke bloeddroppels die op den grond vielen. | |
Luke | vlsJoNT | 22:45 | En van het gebed opgestaan zijnde, kwam Hij tot de discipelen en vond hen slapende van droefheid, | |
Luke | vlsJoNT | 22:46 | en Hij zeide tot hen: Wat slaapt gij? Staat op, en bidt, opdat gij niet in bekoring komt. | |
Luke | vlsJoNT | 22:47 | Terwijl Hij nog sprak, ziet daar een schare, en de genoemde Judas, één van de twaalven, ging vóór hen uit, en naderde tot Jezus om Hem te kussen. | |
Luke | vlsJoNT | 22:48 | En Jezus zeide tot hem: Judas, ‘t is met een kus dat gij den Zoon des menschen verraadt? | |
Luke | vlsJoNT | 22:49 | Toen nu zij, die bij Hem waren, zagen wat er ging gebeuren, zeiden zij tot Hem: Heere, zullen wij met het zwaard er op inslaan? | |
Luke | vlsJoNT | 22:50 | En één uit hen sloeg des hoogepriesters dienstknecht, en hieuw hem het rechteroor af. | |
Luke | vlsJoNT | 22:51 | Doch Jezus antwoordde en zeide: Tot zoover! En Hij raakte zijn oor aan en genas hem. | |
Luke | vlsJoNT | 22:52 | Jezus zeide dan tot de overpriesters, en de hoofdmannen des tempels, en de oudsten, die op Hem afgekomen waren: Als tegen een roover zijt gij uitgegaan met zwaarden en stokken? | |
Luke | vlsJoNT | 22:53 | Toen Ik dagelijks met u in den tempel was, hebt gij de handen niet tegen Mij uitgestoken! Maar dit is uw ure, en de macht der duisternis! | |
Luke | vlsJoNT | 22:54 | Zij namen Hem dan gevangen en voerden Hem weg, en brachten Hem naar het huis van den hoogepriester. En Petrus volgde van verre. | |
Luke | vlsJoNT | 22:55 | En toen zij vuur ontstoken hadden in het midden van de voorplaats, en samen nederzaten, zat Petrus midden onder hen. | |
Luke | vlsJoNT | 22:56 | En een zekere dienstmaagd, die bij het licht hem zag zitten en hem goed aankeek, zeide: Ook deze was met Hem! | |
Luke | vlsJoNT | 22:58 | En kort daarna zag hem een ander en zeide: Ook gij zijt een van die! Maar Petrus zeide: Mensch, ik ben niet! | |
Luke | vlsJoNT | 22:59 | En na verloop van omtrent één ure verzekerde een ander en zeide: Zeker, ook deze was met Hem, want hij is ook een Galileër! | |
Luke | vlsJoNT | 22:60 | Maar Petrus zeide: Mensch, ik weet niet wat gij zegt! En terstond, als hij nog sprak, kraaide de haan. | |
Luke | vlsJoNT | 22:61 | En de Heere keerde zich om en zag Petrus aan. En Petrus werd indachtig aan het woord des Heeren, hoe Hij gezegd had: Heden, nog vóórdat de haan zal kraaien, zult gij Mij driemaal verloochenen! | |
Luke | vlsJoNT | 22:64 | En zij blinddoekten Hem, en sloegen Hem in het gezicht, en vroegen Hem zeggende: Profeteer, wie is het die U geslagen heeft? | |
Luke | vlsJoNT | 22:66 | En toen het dag was geworden, vergaderde de Raad des volks, de overpriesters en schriftgeleerden, en zij voerden Hem naar hun vergadering, en zeiden: Zoo Gij de Christus zijt, zeg het ons! | |
Luke | vlsJoNT | 22:69 | van nu af zal de Zoon des menschen gezeten zijn aan de rechterhand der kracht Gods! | |
Luke | vlsJoNT | 22:70 | En allen zeiden: Gij zijt dan de Zoon van God? En Hij zeide tot hen: Gij zegt het, want Ik ben het! | |
Chapter 23
Luke | vlsJoNT | 23:2 | Zij begonnen Hem dan te beschuldigen, zeggende: Wij hebben bevonden dat deze ons volk verleidt en verbiedt aan den keizer schatting te geven, en dat Hij zegt dat Hij de Christus, de koning is! | |
Luke | vlsJoNT | 23:3 | Pilatus vroeg Hem dan en zeide: Gij zijt de koning der Joden? Hij antwoordde en zeide tot hem: Gij zegt het. | |
Luke | vlsJoNT | 23:4 | Pilatus dan zeide tot de overpriesters en de benden: Ik vind geen schuld bij dezen mensch. | |
Luke | vlsJoNT | 23:5 | Doch zij hielden te sterker aan en zeiden: Hij zet het volk op, leerende door geheel Judea, van Galilea af begonnen zijnde, tot hier toe! | |
Luke | vlsJoNT | 23:7 | En vernemende dat Hij uit het gebied van Herodes was, zond hij Hem naar Herodes, die zelf in die dagen te Jerusalem was. | |
Luke | vlsJoNT | 23:8 | Toen nu Herodes Jezus zag werd hij zeer verblijd, want reeds langen tijd was hij begeerig Hem te zien, om hetgeen hij van Hem hoorde, en hij hoopte eenig teeken van Hem te zien doen. | |
Luke | vlsJoNT | 23:10 | En de overpriesters en de schriftgeleerden stonden daar en beschuldigden Hem heftig. | |
Luke | vlsJoNT | 23:11 | En Herodes met zijn soldaten smaadden en bespotten Hem; en, na Hem een blinkend kleed aangedaan te hebben, zond hij Hem terug naar Pilatus. | |
Luke | vlsJoNT | 23:12 | Herodes nu en Pilatus werden op dien dag vrienden met malkander; want te voren waren zij met malkander in vijandschap. | |
Luke | vlsJoNT | 23:13 | Pilatus dan riep de overpriesters, en de oversten, en het volk bijeen en zeide tot hen: | |
Luke | vlsJoNT | 23:14 | Gij hebt dezen mensch tot mij gebracht als een volksverleider, en ziet, ik heb Hem in uw tegenwoordigheid verhoord en ik heb dezen mensch niet schuldig bevonden aan iets waarvan gij Hem beschuldigt; | |
Luke | vlsJoNT | 23:15 | maar ook Herodes niet, want ik heb u tot hem gezonden, en ziet, er is niets door Hem gedaan dat den dood verdient; | |
Luke | vlsJoNT | 23:18 | Doch de geheele menigte schreeuwde te zamen, zeggende: Weg met dezen! laat ons Barabbas los! | |
Luke | vlsJoNT | 23:19 | Deze was om zeker oproer, dat in de stad had plaats gehad, en om een moord, in de gevangenis geworpen. | |
Luke | vlsJoNT | 23:22 | Voor de derde maal dan zeide hij tot hen: Welk kwaad heeft deze dan toch gedaan? ik heb geen schuld des doods in Hem gevonden! ik zal Hem dan kastijden en loslaten! | |
Luke | vlsJoNT | 23:23 | Maar zij hielden aan en eischten met groot geschreeuw dat Hij zou gekruisigd worden; en hun geschreeuw, met dat der overpriesters, kreeg de overhand. | |
Luke | vlsJoNT | 23:25 | en hij liet dien los die om oproer en moord in de gevangenis was geworpen, welken zij eischten; maar Jezus gaf hij over aan hun wil. | |
Luke | vlsJoNT | 23:26 | En toen zij Hem wegvoerden grepen zij zekeren Simon van Cyrene, die van den akker kwam, en leiden hem het kruis op om het achter Jezus te dragen. | |
Luke | vlsJoNT | 23:27 | En Hem volgde een groote menigte van het volk en van vrouwen, die Hem beklaagden en beweenden. | |
Luke | vlsJoNT | 23:28 | Maar Jezus keerde zich tot haar en zeide: O dochters van Jerusalem! weent niet over Mij, maar weent over u zelven en over uw kinderen; | |
Luke | vlsJoNT | 23:29 | want ziet, er komen dagen waarin men zal zeggen: Zalig de onvruchtbaren en de lichamen die niet gebaard, en de borsten die niet gezoogd hebben! | |
Luke | vlsJoNT | 23:30 | Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons! en tot de heuvelen: Bedekt ons! | |
Luke | vlsJoNT | 23:31 | want indien zij dit doen aan het groene hout, wat moet dan aan het dorre geschieden? | |
Luke | vlsJoNT | 23:33 | En toen zij gekomen waren aan de plaats die de Schedelplaats genoemd wordt, kruisigden zij Hem aldaar, en dé kwaaddoeners, den een ter rechter– en den andere ter linkerhand. | |
Luke | vlsJoNT | 23:34 | En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen! En zijn kleederen verdeelende wierpen zij er het lot over. | |
Luke | vlsJoNT | 23:35 | En het volk stond het aan te zien. De oversten nu beschimpten Hem, zeggende: Anderen heeft Hij verlost! dat Hij zich zelven verlosse, als Hij de Christus is, Gods uitverkorene! | |
Luke | vlsJoNT | 23:36 | En ook de soldaten bespotten Hem, toen zij daarbij kwamen om Hem azijn te brengen, | |
Luke | vlsJoNT | 23:38 | En er was ook een opschrift boven Hem geschreven, met grieksche, en romeinsche, en hebreeuwsche letters: De koning der Joden is deze. | |
Luke | vlsJoNT | 23:39 | En een der gehangen kwaaddoeners lasterde Hem, zeggende: Zijt Gij de Christus niet? Verlos U zelven en ons! | |
Luke | vlsJoNT | 23:40 | Maar de andere antwoordde en bestrafte hem, zeggende: Ook gij vreest God niet, daar gij toch in hetzelfde oordeel zijt? | |
Luke | vlsJoNT | 23:41 | En wij wel naar recht, want wij ontvangen loon naar werken, maar deze heeft niets onbillijks gedaan! | |
Luke | vlsJoNT | 23:42 | En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner als Gij in uw koninkrijk gekomen zijt! | |
Luke | vlsJoNT | 23:43 | En Jezus zeide tot hem: Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn! | |
Luke | vlsJoNT | 23:44 | En het was omtrent de zesde ure en er werd duisternis over de geheele aarde tot de negende ure toe. | |
Luke | vlsJoNT | 23:46 | En met een groote stem roepende, zeide Jezus: Vader, aan uw handen geef Ik mijn geest over! En als Hij dit gezegd had, gaf Hij den geest. | |
Luke | vlsJoNT | 23:47 | De hoofdman nu, toen hij gezien had wat er geschied was, gaf God de glorie en zeide: Waarlijk, deze mensch was rechtvaardig! | |
Luke | vlsJoNT | 23:48 | En al de scharen, die tot dit schouwspel samengekomen waren, toen zij gezien hadden wat er geschied was, keerden zij terug, slaande op hun borsten. | |
Luke | vlsJoNT | 23:49 | En al zijn bekenden stonden van verre dit aan te zien, en ook de vrouwen die Hem van Galilea gevolgd waren. | |
Luke | vlsJoNT | 23:50 | En ziet, een man met name Jozef, die raadsheer was, een goed en rechtvaardig man, | |
Luke | vlsJoNT | 23:51 | — deze had niet ingestemd met hun raad en handeling— van Arimathea, een stad der Joden, die ook het koninkrijk Gods verwachtte, | |
Luke | vlsJoNT | 23:53 | En het afgenomen hebbende wond hij het in lijnwaad, en leide het in een uitgehouwen grafstede, waar nog nooit iemand in gelegen had. | |
Luke | vlsJoNT | 23:55 | En ook de vrouwen volgden, die met Hem uit Galilea gekomen waren, en bezagen de grafstede en hoe zijn lichaam gelegd was. | |
Chapter 24
Luke | vlsJoNT | 24:1 | Op den eersten dag nu der week, in den vroegen morgen, gingen de vrouwen naar het graf, dragende de specerijen die zij bereid hadden. | |
Luke | vlsJoNT | 24:4 | En het geschiedde, toen zij daarover in verlegenheid waren, ziet, twee mannen stonden bij haar in schitterende kleeding. | |
Luke | vlsJoNT | 24:5 | En daar zij bevreesd werden en het aangezicht naar den grond sloegen, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den levende bij de dooden? | |
Luke | vlsJoNT | 24:6 | Hij is hier niet, maar Hij is verrezen; gedenkt hoe Hij tot u gesproken heeft als Hij nog in Galilea was, | |
Luke | vlsJoNT | 24:7 | zeggende: De Zoon des menschen moet overgeleverd worden in de handen van zondige menschen, en gekruisigd worden, en op den derden dag verrijzen. | |
Luke | vlsJoNT | 24:9 | En zij keerden terug van het graf en boodschapten dit alles aan de elven en aan al de anderen. | |
Luke | vlsJoNT | 24:10 | Het waren Maria Magdalena, en Johanna, en Maria, de moeder van Jakobus, en de anderen met haar, die dit tot de apostelen zeiden. | |
Luke | vlsJoNT | 24:12 | Doch Petrus stond op en liep naar het graf; en hij bukte en zag de linnen doeken afzonderlijk liggen; en hij ging heen, zich verwonderende over hetgeen geschied was. | |
Luke | vlsJoNT | 24:13 | En ziet, twee van hen waren dien zelfden dag op weg naar een dorp dat zestig stadiën van Jerusalem lag, met name Emmaüs, | |
Luke | vlsJoNT | 24:15 | En terwijl zij samen spraken en redetwistten, geschiedde het dat Jezus zelf naderde en met hen ging. | |
Luke | vlsJoNT | 24:17 | Hij nu zeide tot hen: Wat voor reden zijn dit, die gij al wandelende met malkander wisselt? en waarom ziet gij zoo droevig? | |
Luke | vlsJoNT | 24:18 | De een nu, wiens naam was Kleopas, antwoordde en zeide tot Hem: Gij alleen zijt dan een vreemdeling in Jerusalem, en weet niet wat daar dezer dagen geschied is? | |
Luke | vlsJoNT | 24:19 | En Hij zeide tot hen: Wat dan? Zij zeiden tot Hem: Wel, met Jezus den Nazarener, die een profeet was, machtig in werk en woord, voor God en het geheele volk, | |
Luke | vlsJoNT | 24:20 | en hoe onze overpriesters en oversten Hem hebben overgeleverd tot de doodstraf en Hem gekruisigd hebben; | |
Luke | vlsJoNT | 24:21 | wij nu hoopten dat Hij het was die Israël zou verlossen; doch bij dit alles is het vandaag de derde dag dat dit geschied is; | |
Luke | vlsJoNT | 24:22 | maar ook eenige vrouwen uit ons hebben ons doen verschrikken, die vroeg in den morgen naar het graf zijn geweest, | |
Luke | vlsJoNT | 24:23 | en daar zij zijn lichaam niet vonden, kwamen zij zeggen dat haar engelen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft; | |
Luke | vlsJoNT | 24:24 | en sommigen van de onzen gingen heen naar het graf en vonden het juist zooals de vrouwen hadden gezegd; maar Hem zagen zij niet! | |
Luke | vlsJoNT | 24:25 | En Jezus zeide tot hen: O, gij onverstandigen en tragen van hart, om te gelooven in alles wat de profeten gezegd hebben! | |
Luke | vlsJoNT | 24:27 | En Hij begon van Mozes en van al de profeten, en verklaarde hun in al de Schriften wat er van Hem geschreven stond. | |
Luke | vlsJoNT | 24:28 | En zij kwamen bij het dorp waar zij naar toe gingen, en Hij deed alsof Hij verder zou gaan. | |
Luke | vlsJoNT | 24:29 | En zij drongen Hem, zeggende: Blijf bij ons, want het is tegen den avond en de dag is al gedaald! En Hij ging binnen, om bij hen te blijven. | |
Luke | vlsJoNT | 24:30 | En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, en het brood nam en dankte, en het brak om hun te geven, | |
Luke | vlsJoNT | 24:31 | dat hun oogen werden geopend, en dat zij Hem herkenden; en Hij verdween uit hun midden. | |
Luke | vlsJoNT | 24:32 | En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij op den weg tot ons sprak, en toen Hij voor ons de Schriften opende? | |
Luke | vlsJoNT | 24:33 | En terzelfder ure opstaande, keerden zij terug naar Jerusalem, en zij vonden de elven en die met hen waren, samen vergaderd, | |
Luke | vlsJoNT | 24:35 | En zij vertelden wat op den weg was geschied en hoe Hij hun was bekend geworden in het breken van het brood. | |
Luke | vlsJoNT | 24:36 | Toen zij nu hierover spraken, stond Jezus zelf in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij ulieden! | |
Luke | vlsJoNT | 24:38 | En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen er bedenkingen op in uw hart? | |
Luke | vlsJoNT | 24:39 | Ziet mijn handen en mijn voeten, want Ik ben het zelf; betast Mij en ziet; want een geest heeft geen vleesch en beenen, zooals gij Mij ziet hebben. | |
Luke | vlsJoNT | 24:41 | Toen zij nu van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets te eten? | |
Luke | vlsJoNT | 24:44 | En Hij zeide tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog met ulieden was; want alles moet vervuld worden wat in de wet van Mozes en de Profeten en Psalmen van Mij geschreven is. | |
Luke | vlsJoNT | 24:46 | en zeide tot hen: Alzoo is er geschreven, dat de Christus zou lijden en uit de dooden verrijzen ten derden dage, | |
Luke | vlsJoNT | 24:47 | en dat er in zijn Naam zou gepredikt worden boetvaardigheid tot vergiffenis van zonden aan al de volken, te beginnen van Jerusalem. | |
Luke | vlsJoNT | 24:49 | En ziet, Ik zend de belofte mijns Vaders op ulieden; maar blijft gij in de stad Jerusalem totdat gij zult bekleed zijn met kracht uit de hoogte! | |
Luke | vlsJoNT | 24:50 | En Hij leidde hen naar buiten tot aan Bethanië, en hief zijn handen op en zegende hen. | |
Luke | vlsJoNT | 24:51 | En terwijl Hij hen zegende, geschiedde het dat Hij van hen scheidde en naar den hemel werd opgenomen. | |