Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
Chapter 1
Sira DutSVVA 1:1  Alle wijsheid is van de Here, en is met hem in der eeuwigheid.
Sira DutSVVA 1:2  Wie zal het zand der zee en de droppelen van de regen en de dagen der eeuwen tellen?
Sira DutSVVA 1:3  Wie zal de hoogte des hemels, en de breedte der aarde, en de afgrond, en de wijsheid naspeuren?
Sira DutSVVA 1:4  De wijsheid is eer dan alle dingen geschapen, en het verstand der kloekheid is van de eeuwen af.
Sira DutSVVA 1:5  Het woord Gods, die in de allerhoogste plaatsen woont, is de fontein der wijsheid, en haar wegen zijn eeuwige geboden.
Sira DutSVVA 1:6  Wie is de wortel der wijsheid ontdekt geweest? en wie heeft haar kloeke werken gekend?
Sira DutSVVA 1:7  Eén is er wijs, zeer vreselijk, zittende op zijn troon.
Sira DutSVVA 1:8  De Here zelf heeft haar geschapen, en heeft haar gezien en heeft haar geteld.
Sira DutSVVA 1:9  En heeft haar uitgegoten over al zijn werken; zij is bij alle vlees naar zijn gave, en hij verleent haar degenen die hem lief hebben.
Sira DutSVVA 1:10  De vreze des Heren is eer, en roem, en vrolijkheid, en een kroon der verheuging.
Sira DutSVVA 1:11  De vrees des Heren vermaakt het hart, en geeft vrolijkheid en vreugde, en een lang leven.
Sira DutSVVA 1:12  Die de Here vreest die zal het welgaan in de laatste dagen, en in de dag van zijn dood zal hij gezegend worden.
Sira DutSVVA 1:13  Het begin der wijsheid is de Here vrezen, en zij is met de gelovigen tezamen geschapen in 's moeders lichaam.
Sira DutSVVA 1:14  Bij de mensen heeft zij een eeuwig fundament gelegd, en bij hun zaad zal zij worden vertrouwd.
Sira DutSVVA 1:15  De verzadiging der wijsheid is de Here vrezen, en zij maakt hen dronken van haar vruchten.
Sira DutSVVA 1:16  Haar gehele huis vervult zij met haar wellustigheden, en haar schuren van haar gewas;
Sira DutSVVA 1:18  De kroon der wijsheid is de Here vrezen, doende voort spruiten vrede en volkomen gezondheid, en de roem verbreidt hem voor degenen, die hem liefhebben.
Sira DutSVVA 1:19  De wijsheid giet de wetenschap en de kennis van het verstand uit als een plasregen en verhoogt de heerlijkheid der genen, die haar vasthouden.
Sira DutSVVA 1:20  De wortel der wijsheid is de Here vrezen, en haar takken zijn een lang leven.
Sira DutSVVA 1:21  De vreze des Heren verdrijft de misdaden, en bijblijvende keert zij toorn af.
Sira DutSVVA 1:22  Een toornig man zal niet kunnen gerechtvaardigd worden, want de hevigheid zijns toorns is hem ten val.
Sira DutSVVA 1:23  Een lankmoedig man zal een tijdlang verdragen, en ten laatste zal hem de vrolijkheid vergelden.
Sira DutSVVA 1:24  Hij zal zijn woorden een tijdlang verbergen, maar de lippen van velen zullen zijn verstand verhalen.
Sira DutSVVA 1:25  In de schatten der wijsheid zijn gelijkenissen der wetenschap, maar de godsdienstigheid is de zondaar een gruwel.
Sira DutSVVA 1:26  Hebt gij lust tot wijsheid, zo bewaar de geboden, en de Here zal u deze verlenen,
Sira DutSVVA 1:27  Want de vreze des Heren is wijsheid en tucht, en zijn wel behagen is geloof en zachtmoedigheid.
Sira DutSVVA 1:28  Als gij behoeftig zijt, zo wantrouw de vreze des Heren niet, en ga niet tot hem met een dubbel hart.
Sira DutSVVA 1:29  Maar de geveinsden niet met monden der mensen: en neem acht op uw lippen. [1:30] Verhef uzelf niet, opdat gij niet valt, en schande brengt over uw ziel.
Sira DutSVVA 1:30  [1:31] Want de Here zal al uw verborgen dingen openbaren, en u in het midden der vergadering ter nederwerpen. [1:32] Omdat gij tot de vreze des Heren niet met waarheid zijt gekomen, en uw hart vol is van bedrog.
Chapter 2
Sira DutSVVA 2:1  Mijn kind, indien gij komt om de Here te dienen, zo bereid uw ziel tot aanvechting.
Sira DutSVVA 2:2  Richt uw hart en verdraag, en haast niet in de tijd, als deze over u gebracht wordt.
Sira DutSVVA 2:3  Hang hem aan, en wijk niet van hem af, opdat gij moogt vermeerderd worden in uw laatste dagen.
Sira DutSVVA 2:4  Neem gaarne aan al wat u zou mogen overkomen, en in de verandering van uw vernedering zijt lankmoedig.
Sira DutSVVA 2:5  Want in het vuur wordt het goud beproefd, en aangename mensen in de oven der vernedering.
Sira DutSVVA 2:6  Geloof hem en hij zal u helpen, maak uw wegen recht, en hoop op hem.
Sira DutSVVA 2:7  Gij die de Here vreest, gelooft hem, en uw loon zal u geenszins ontvallen.
Sira DutSVVA 2:8  Gij die de Here vreest, hoopt het goede en eeuwige verheuging en barmhartigheid.
Sira DutSVVA 2:9  Gij die de Here vreest, verbiedt zijn barmhartigheid en wijkt niet af, opdat gij niet valt.
Sira DutSVVA 2:11  Wie heeft op de Here betrouwd, en is beschaamd geworden?
Sira DutSVVA 2:12  Of wie is in zijn vreze gebleven en verlaten geworden? of wie heeft hem aangeroepen en is door hem veracht?
Sira DutSVVA 2:13  Want de Here is een ontfermer en barmhartige, moedig en van grote barmhartigheid, vergeeft de zonden, en behoedt in de tijd der verdrukking.
Sira DutSVVA 2:14  Wee de bevreesde harten, en de slappe handen en de zondaar die twee paden ingaat. [2:15] Wee een slap hart, omdat het niet gelooft, daarom zal het niet beschermd worden.
Sira DutSVVA 2:15  [2:16] Wee ulieden die de lijdzaamheid verloren hebt. [2:17] Wat zult gij doen, als u de Here bezoeken zal?
Sira DutSVVA 2:16  [2:18] Die de Here vrezen, zullen zijn woorden niet ongehoorzaam zijn, en die Hem liefhebben, zullen zijn wegen bewaren.
Sira DutSVVA 2:17  [2:19] Die de Here vrezen, zoeken dat zij hem behagen mogen. [2:20] Die hem liefhebben, zullen van zijn wet verzadigd worden.
Sira DutSVVA 2:18  [2:21] Die de Here vrezen, bereiden hun harten, en vernederen hun zielen voor hem. [2:22] Zeggende, laat ons in de handen Gods vallen, en niet in de handen der mensen. [2:23] Want gelijk zijn grote heerlijkheid is, zo is ook zijn barmhartigheid.
Chapter 3
Sira DutSVVA 3:1  Mijn kinderen hoort mij uw vader en doet alzo, opdat gij behouden wordt.
Sira DutSVVA 3:2  Want de Here heeft de vader verheerlijkt over de kinderen, en bevestigt het oordeel der moeder boven de zonen.
Sira DutSVVA 3:4  En wie zijn moeder eert, is gelijk als die schatten vergadert.
Sira DutSVVA 3:5  Wie zijn vader eert, zal zich over zijn kinderen verheugen, en zal in de dag zijns gebeds verhoord worden.
Sira DutSVVA 3:6  Wie zijn vader eert, zal lang leven, en wie de Here gehoorzaam is, zal zijn moeder rust aanbrengen,
Sira DutSVVA 3:7  Wie de Here vreest zal zijn vader eren, zal als heren dienen degenen, die hem gegenereerd hebben.
Sira DutSVVA 3:10  Want de zegening des vaders onderstut de huizen der kinderen, maar de vervloeking der moeder ontwortelt de fundamenten.
Sira DutSVVA 3:11  Roem niet in de oneer uws vaders, want de oneer des vaders is u geen eer.
Sira DutSVVA 3:12  Want de eer des mensen komt hem uit de eer zijns vaders, en een moeder die in oneer is, die is de kinderen een verwijt.
Sira DutSVVA 3:13  Mijn kind, verzorg uw vader in zijn ouderdom, en bedroef hem niet in uw leven.
Sira DutSVVA 3:14  Indien hem het verstand begeeft, zo houd hem dat ten goede, en wacht u met al uw vermogen dat gij hem niet onteert.
Sira DutSVVA 3:15  Want de barmhartigheid, die gij uw vader bewijst, zal niet vergeten worden.
Sira DutSVVA 3:16  En in plaats der zonden zult gij daartegen gebouwd worden.
Sira DutSVVA 3:17  In de dag der verdrukking zal aan u gedacht worden, gelijk schoon weder het ijs, zo zullen uw zonden versmelten.
Sira DutSVVA 3:18  Wie zijn vader verlaat, die is gelijk een godslasteraar, en wie zijn broeder tot toorn verwekt, die is vervloekt van de Here.
Sira DutSVVA 3:19  Mijn kind, voer uw werken uit met zachtmoedigheid, en gij zult door aangename mensen bemind worden.
Sira DutSVVA 3:20  Hoe groter gij zijt, verneder uzelf des te meer, en gij zult bij de Here genade vinden.
Sira DutSVVA 3:21  Velen zijn hoog en zeer vermaard, maar de zachtmoedigen worden de verborgenheden geopenbaard.
Sira DutSVVA 3:22  Want de macht des Heren is groot, en wordt door de nederigen geëerd.
Sira DutSVVA 3:23  Dingen die u te zwaar zijn, onderzoek ze niet onbedacht, en die u te sterk zijn ondertast ze niet uit dwaasheid. Wat u bevolen is, overleg dat heilig.
Sira DutSVVA 3:24  Want het is u niet van node, verborgen dingen met ogen te zien.
Sira DutSVVA 3:25  Zijt niet ijdel bezig in overvloedigheid uwer woorden, want u zijn meer dingen aangewezen, dan het verstand der mensen begrijpen kan.
Sira DutSVVA 3:26  Velen heeft hun ijdel vermoeden bedrogen, en boos achterdenken heeft hun gemoed doen wankelen; als gij geen oogappelen hebt zult gij aan het licht gebrek hebben, en als het u aan kennis ontbreekt, zo verkondig die niet.
Sira DutSVVA 3:27  Een hard hart zal op het laatste kwalijk varen, en die het gevaar liefheeft zal daarin vergaan.
Sira DutSVVA 3:28  Een hard hart zal bezwaard worden met moeite, en de zon daar zal zonden, op zonden ophopen.
Sira DutSVVA 3:29  Als ongeluk over de hovaardigen gebracht wordt, zo is daar geen genezing; zijn aanslagen zullen ontworteld worden, want een plant der boosheid is in hem ingeworteld.
Sira DutSVVA 3:30  Het hart des verstandigen denkt op gelijkenis, en het oor des toehoorders is des wijzen begeerte.
Sira DutSVVA 3:31  Het water blust het vlammende vuur uit, en door aalmoezen verzoent men de zonden. [3:32] En de Here, die de weldaden vergeldt, gedenkt aan deze in het toekomende, en hij zal in de tijd van zijn val een steunsel vinden.
Chapter 4
Sira DutSVVA 4:1  Mijn kind, laat het leven des armen geen gebrek lijden, en stel de behoeftige ogen niet uit.
Sira DutSVVA 4:2  Bedroef de hongerige ziel niet, en stel niemand uit zijn behoefte.
Sira DutSVVA 4:3  Ontroer een verstoord hart niet verder, en onthoud de gave des behoeftigen niet.
Sira DutSVVA 4:4  Weiger de verdrukte niet die u smeekt, en keer uw aangezicht niet af van de arme.
Sira DutSVVA 4:5  Van de behoeftige keer uw ogen niet af, en geef niemand oorzaak u te vervloeken.
Sira DutSVVA 4:6  Want als iemand u vervloekt in bitterheid zijner ziel, zijn gebed zal hij horen, die hem gemaakt heeft,
Sira DutSVVA 4:7  Maak u zelf lieftallig in de vergadering, en verneder uw hoofd voor een machtige.
Sira DutSVVA 4:8  Neig uw oor tot de arme, zonder droefheid; en antwoord hem vreedzaam met zachtmoedigheid.
Sira DutSVVA 4:9  Verlos degene die onrecht lijdt uit de hand van hem die onrecht doet, en zijt niet kleinmoedig als gij oordeelt.
Sira DutSVVA 4:10  Wees de wezen als een vader, en hun moeder in plaats van een man.
Sira DutSVVA 4:11  En gij zult zijn gelijk een zoon des Allerhoogsten, en hij zal u meer beminnen dan uw moeder doet.
Sira DutSVVA 4:12  De wijsheid verhoogt haar eigen kinderen, en neemt degenen aan die haar zoeken.
Sira DutSVVA 4:13  Wie haar liefheeft, die heeft het leven lief, en die zich vroeg opmaken tot haar, zullen met verheuging vervuld worden.
Sira DutSVVA 4:14  Die haar vasthoudt zal eer beërven, en waar zij ingaat, die zal de Here zegenen.
Sira DutSVVA 4:15  Die haar dienen, die zullen de heilige dienen, en die haar liefhebben, heeft de Here lief.
Sira DutSVVA 4:16  Die haar gehoorzaam is, zal de volken richten; en die op haar acht neemt, zal zeker wonen.
Sira DutSVVA 4:17  Indien hij haar vertrouwt, zo zal hij haar beërven, en zijn nakomelingen zullen in bezitting blijven.
Sira DutSVVA 4:18  Want verkeerd zal zij in het eerst met hem omgaan.
Sira DutSVVA 4:19  Vrees en bloôheid zal zij over hem brengen, en zal hem pijnigen met haar tuchtiging, totdat zij in zijn ziel vertrouwen zal hebben, en hem verzocht hebben door haar rechten;
Sira DutSVVA 4:20  En zij zal wederom tot hem keren door een rechte weg en hem verheugen;
Sira DutSVVA 4:22  Indien hij zou afdwalen, zo zal zij hem verlaten, en hem overlaten in de handen van zijn ongeval.
Sira DutSVVA 4:23  Neem de gelegenheid des tijds waar, en wacht u van het boze.
Sira DutSVVA 4:25  Want daar is een beschaamdheid, die zonde aanbrengt, en daar is een beschaamdheid, die eer en gunst brengt.
Sira DutSVVA 4:26  Neem de persoon niet aan tegen uw ziel, en word niet schaamrood in uw ongeval.
Sira DutSVVA 4:27  [4:27] Weer het woord niet in de geschikte tijd der behouding; [4:28] En verberg uw wijsheid niet om aangenaam te zijn. [4:29] Want de wijsheid zal in het woord bekend worden, en de onderwijzing in de woorden der tong.
Sira DutSVVA 4:28  [4:30] Spreek de waarheid niet tegen in enig stuk, en word schaamrood over de leugen van uw ongeschiktheid.
Sira DutSVVA 4:29  [4:31] Schaam u niet uw zonden te belijden, en bedwing de vloed des strooms niet. [4:32] Onderwerp uzelf aan geen dwaas mens, en neem de persoon des machtigen niet aan.
Sira DutSVVA 4:30  [4:33] Kamp voor de waarheid tot in de dood, en God de Here zal voor u strijden. [4:34] Zijt niet stout met uw tong, en lui en slap in uw werken.
Sira DutSVVA 4:31  [4:35] Zijt niet als een leeuw in uw huis, en onder uw huisknechten als een die met verbeelding gekweld is. [4:36] Laat uw hand niet uitgestrekt zijn om te nemen, en tezamen getrokken in het geven.
Chapter 5
Sira DutSVVA 5:1  Houd u niet aan uw rijkdom, en zeg niet, hij is mij genoegzaam om te leven.
Sira DutSVVA 5:2  Volg uw ziel niet, noch uw sterkte, om te gaan in de wegen uws harten.
Sira DutSVVA 5:3  Zeg niet: Wie zal mij onder zijn macht brengen vanwege mijn werken? want de Here zal zeker uw moedwil wreken.
Sira DutSVVA 5:4  Zeg niet: Ik heb gezondigd, en welk leed is mij geschied? want de Here is lankmoedig, hij zal u niet laten heengaan.
Sira DutSVVA 5:5  Wees niet zonder vrees vanwege de verzoening, wanneer gij de volheid hebt, dat gij zonden op zonden zoudt hopen.
Sira DutSVVA 5:6  En zeg niet: Zijn ontferming is groot, de menigte mijner zonden zal verzoend worden.
Sira DutSVVA 5:7  Want barmhartigheid en toorn zal bij hem haasten, en op de zondaars zal zijn gramschap rusten.
Sira DutSVVA 5:8  Verbeid niet u tot de Here te bekeren, en stel het niet uit dag op dag.
Sira DutSVVA 5:9  Want de toorn des Heren zal schielijk uitvaren, en als gij onbezorgd zult zijn zult gij vermorzeld worden, en in de tijd der wraak verderven.
Sira DutSVVA 5:10  Steun niet op onrechtvaardige rijkdom, want hij zal u geen voordeel doen in de dag, wanneer ongeluk over u zal gebracht worden.
Sira DutSVVA 5:11  Wan niet in allerlei wind, en ga niet in allerlei pad, zo doet de zondaar die tweetongig is.
Sira DutSVVA 5:12  Als gij in uw mening zeker zijt, zo blijf vast daarbij, en uw woord zij enerlei.
Sira DutSVVA 5:13  Zijt ras om wat goeds te horen, en leef in oprechtheid, en geef een recht antwoord met lankmoedigheid.
Sira DutSVVA 5:14  Indien gij verstand hebt, zo antwoord uw naasten; en indien niet, zo zij uw hand op uw mond. [5:15] Eer en oneer is in het spreken, en des mensen tong brengt hem ten val.
Sira DutSVVA 5:15  [5:16] Laat u geen oorblazer noemen, en leg met uw tong geen lagen. [5:17] Want een bezwaarlijke schaamte komt over een dief, en een schadelijke verdoemenis over de tweetongige. [5:18] Wees niet onwetende ook niet in enig ding, noch in het grote, noch in het kleine.
Chapter 6
Sira DutSVVA 6:1  Word geen vijand in plaats van een vriend, want zulk een zal een boze naam, schaamte en verwijt beërven; zo zal ook de zondaar, die tweetongig is, oneer behalen.
Sira DutSVVA 6:2  Verhef u niet in de raad uwer ziel, opdat uw ziel niet gelijk een stier herwaarts en derwaarts gescheurd worde.
Sira DutSVVA 6:3  Gij zult uw bladeren opeten, en uw vruchten verderven, en uzelf laten als een dorre boom.
Sira DutSVVA 6:4  Een boze ziel zal verderven degene die haar bezit, en zal maken dat de vijanden over haar verblijd worden.
Sira DutSVVA 6:5  Een zoete keel vermenigvuldigt haar vrienden, en een welsprekende tong vermenigvuldigt de vriendelijke aanspraken.
Sira DutSVVA 6:6  Maak dat velen met u in vrede leven, doch heb maar een van duizenden die uw raadgever zij.
Sira DutSVVA 6:7  Zo gij een vriend wilt verkrijgen, zo krijg hem in de verzoeking en vertrouw uzelf hem niet te haastig.
Sira DutSVVA 6:8  Want daar is menig vriend in zijn gelegene tijd, en blijft u niet bij in de dag van uw verdrukking.
Sira DutSVVA 6:9  Ook is er menig vriend die veranderd wordt in een vijand, en die u in het openbaar met verwijt bestrijden zal.
Sira DutSVVA 6:10  Daar is ook menig vriend om tafelgenoot te zijn, en blijft u niet bij in de dag uwer verdrukking.
Sira DutSVVA 6:11  Als het u wel gaat zal hij zijn als gij, en over uw huisknechten zal hij vrijmoedigheid gebruiken.
Sira DutSVVA 6:12  Indien gij vernederd wordt, zo zal hij tegen u zijn, en zal zich van uw aangezicht verbergen.
Sira DutSVVA 6:13  Scheid u af van uw vijanden, en wacht u voor uw vrienden.
Sira DutSVVA 6:14  Een getrouw vriend is een sterke bescherming, en wie die gevonden heeft, die heeft een schat gevonden.
Sira DutSVVA 6:15  Daar is geen verwisseling tegen een getrouwe vriend, en daar is geen gewicht zijner schoonheid.
Sira DutSVVA 6:16  Een getrouw vriend is een medicijn des levens, en die de Here vrezen zullen hem vinden.
Sira DutSVVA 6:17  Die de Here vreest, gedraagt zich recht in zijn vriendschap; want naar dat hij is, zo zullen ook zijn naasten zijn.
Sira DutSVVA 6:18  Mijn kind, verkies de onderwijzing van uw jeugd aan, en tot uw grijze haren toe zult gij wijsheid vinden;
Sira DutSVVA 6:20  Want in haar werking zult gij wel een weinig vermoeid worden, en haast zult gij van haar gewas eten.
Sira DutSVVA 6:21  Och hoe rauw is zij de ongeleerden! en de harteloze blijft niet bij haar.
Sira DutSVVA 6:22  Zij is bij hem gelijk een harde steen der beproeving, en hij zal niet vertoeven haar weg te werpen.
Sira DutSVVA 6:23  Want de wijsheid is gelijk haar naam meebrengt, en is niet velen openbaar.
Sira DutSVVA 6:24  Hoor mijn kind, en verkies mijn mening, en verwerp mijn raad niet;
Sira DutSVVA 6:25  En steek uw voeten in haar boeien, en uw hals in haar halsijzer.
Sira DutSVVA 6:26  Leg uw schouder onder haar, en draag haar, en wordt harer banden geen vijand.
Sira DutSVVA 6:27  Ga tot haar met geheel uw ziel, en bewaar haar wegen met geheel uw kracht.
Sira DutSVVA 6:28  Speur haar na en zoek haar, en zij zal u bekend worden, en als gij haar machtig geworden zijt, zo laat haar niet van u.
Sira DutSVVA 6:29  Want ten laatste zult gij haar rust vinden, en zij zal u tot verheuging strekken;
Sira DutSVVA 6:30  En haar boeien zullen u zijn tot een sterke bescherming, en haar halsijzers tot een heerlijke tabberd.
Sira DutSVVA 6:31  Want een gulden versiersel is op haar, en haar banden zijn een hyacinten draad.
Sira DutSVVA 6:32  Gij zult haar aantrekken als een heerlijke tabberd en zult haar uzelf opzetten als een kroon der vrolijkheid.
Sira DutSVVA 6:33  Indien gij zult willen, mijn kind, zo zult gij onderwezen worden, en indien gij uw ziel daartoe begeeft, zo zult gij geheel kloek worden.
Sira DutSVVA 6:34  Indien gij liefde zult hebben om te horen, zo zult gij verstand krijgen, en indien gij uw oor zult neigen, zo zult gij wijs worden.
Sira DutSVVA 6:35  Houd u onder de menigte der ouden, en is er iemand wijs, hang hem aan; wil alle Goddelijke verklaring horen, en laat u de spreuken van het verstand niet ontgaan.
Sira DutSVVA 6:36  Indien gij een verstandig man ziet, zo maak u des morgens vroeg tot hem, en uw voet betrede gestadig de trappen van zijn deuren.
Sira DutSVVA 6:37  Overdenk de geboden des Heren volkomen, en oefen u altijd in zijn bevelen, zo zal hij uw hart versterken, en de begeerde wijsheid zal u gegeven worden.
Chapter 7
Sira DutSVVA 7:2  Wijk af van de ongerechtige, en de zonde zal van u wijken.
Sira DutSVVA 7:3  Mijn zoon, zaai niet in de voren der ongerechtigheid, zo zult gij niet zevenvoudig hetzelve maaien.
Sira DutSVVA 7:4  Begeer van de Here geen heerschappij, en van de koning geen heerlijke zitplaats.
Sira DutSVVA 7:5  Rechtvaardig u niet voor de Here, en houd u niet voor wijs bij de koning.
Sira DutSVVA 7:6  Zoek niet een rechter te worden, want gij mocht niet sterk genoeg zijn de ongerechtigheden weg te nemen; dat gij niet te eniger tijd voor het aangezicht des machtigen vreest, en een aanstoot legt in uw rechte handeling.
Sira DutSVVA 7:7  Zondig niet tegen de menigte der stad, en begeef uzelf niet onder het oproerige volk.
Sira DutSVVA 7:8  Bind een zonde niet tweemaal aan, want zelfs in een zult gij niet onschuldig zijn.
Sira DutSVVA 7:9  Zeg niet: Hij zal op de menigte mijner gaven zien, en als ik God de Allerhoogste ofer, zo zal hij het aannemen.
Sira DutSVVA 7:10  Wees niet kleinmoedig in uw gebed, en verzuim niet aalmoezen te geven.
Sira DutSVVA 7:11  Belach de mens niet die in bitterheid zijner ziel is, want daar is een die vernedert en verhoogt.
Sira DutSVVA 7:12  Ploeg geen leugen tegen uw broeder, en doe uw vriend desgelijken niet.
Sira DutSVVA 7:13  Wil niet liegen enigerlei leugen, want gedurig plegen der zelve komt niet ten goede.
Sira DutSVVA 7:14  Spreek niet veel in de menigte der ouden, en wederhaal uw woord niet in uw gebed.
Sira DutSVVA 7:15  Haat de moeilijke arbeid niet, en de landbouw, die door de Allerhoogste geschapen is.
Sira DutSVVA 7:16  Reken uzelf niet onder de menigte der zondaren; gedenk dat de toorn niet vertoeft.
Sira DutSVVA 7:17  Verneder uw ziel zeer, want de wraak des goddelozen zal vuur en worm zijn.
Sira DutSVVA 7:18  Verwissel uw vriend niet om enig middelmatig ding, het zij wat het wil, noch een oprechte broeder om goud uit Ofir.
Sira DutSVVA 7:19  Het ontbreke u niet aan een wijze en goede vrouw, want haar aangenaamheid overtreft het goud.
Sira DutSVVA 7:20  Die de huisknecht geen kwaad die getrouw zijn werk doet, noch de huurling die zijn ziel aan u overgeeft.
Sira DutSVVA 7:21  Laat uw ziel een verstandige huisknecht liefhebben, en onthoud hem de vrijheid niet.
Sira DutSVVA 7:22  Hebt gij vee, zo heb opzicht daarop, en zo het u nut is, laat het bij u blijven.
Sira DutSVVA 7:23  Hebt gij kinderen, onderwijs ze, en buig hun hals van de jeugd aan.
Sira DutSVVA 7:24  Hebt gij dochters, neem acht op haar lichaam en stel uw aangezicht niet blijde tegen haar.
Sira DutSVVA 7:25  Geef uw dochter uit, en gij zult een groot werk volbracht hebben; en geef haar aan een verstandig man.
Sira DutSVVA 7:26  Hebt gij een vrouw naar uw hart, werp haar niet uit, en geef u zelf aan een gehate niet over.
Sira DutSVVA 7:27  Eer uw vader van ganser harte, en vergeet niet de smarten van uw moeder.
Sira DutSVVA 7:28  Gedenk dat gij door hen voortgebracht zijt, en wat zult gij hun daarvoor geven in gelijkheid van hetgeen zij u gegeven hebben?
Sira DutSVVA 7:29  Vrees de Here met uw gehele ziel, en houd zijn priesters in waarde; heb uit geheel uw kracht lief degene die u gemaakt heeft, en verlaat zijn dienaars niet.
Sira DutSVVA 7:33  En de gaven der schouderen, en de offerande der heiliging, en de eerstelingen der heilige dingen.
Sira DutSVVA 7:34  En steek uw hand uit tot de arme, opdat uw zegen volkomen worde.
Sira DutSVVA 7:35  [7:35] Gaven zijn aangenaam bij alle levenden, en aan een dode verhinder de weldadigheid niet. [7:36] Onttrek u niet van de wenende, en treur met degenen die treuren.
Sira DutSVVA 7:36  [7:37] Wees niet traag in het bezoeken van de kranke; want om zulke dingen zult gij bemind worden. [7:38] In al uw doen gedenk aan uw uiterste, en gij zult in der eeuwigheid niet zondigen.
Chapter 8
Sira DutSVVA 8:1  Strijd met geen machtig mens, dat gij niet misschien in zijn handen valt.
Sira DutSVVA 8:2  Twist niet met een rijk mens, opdat hij u misschien niet overmag.
Sira DutSVVA 8:3  Want het goud heeft velen verdorven, en heeft de harten der koningen gebogen.
Sira DutSVVA 8:4  Strijd niet met een klapachtig mens, en hoop geen hout op zijn vuur.
Sira DutSVVA 8:5  Scherts niet met een ongeschikte, opdat uw voorouders van hem niet onteerd worden.
Sira DutSVVA 8:6  Verwijt geen mens die zich van zonde afkeert; gedenk dat wij allen strafwaardig zijn.
Sira DutSVVA 8:7  Onteer niemand in zijn ouderdom, want ook uit ons zijn er die oud worden.
Sira DutSVVA 8:8  Verblijd u niet over de dood van uw grootste vijand, gedenk dat wij allen sterven zullen.
Sira DutSVVA 8:9  Veracht niet hetgeen door de wijzen verteld wordt, en oefen uzelf in hun spreuken.
Sira DutSVVA 8:10  Want van hen zult gij onderwijzing leren, om ook de groten gemakkelijk te dienen.
Sira DutSVVA 8:11  Dwaal niet af van de onderwijzing der ouden, want zij hebben ook geleerd van hun vaderen.
Sira DutSVVA 8:12  Want van hen zult gij verstand leren, en hoe gij in de tijd als het nodig is zult antwoorden.
Sira DutSVVA 8:13  Ontsteek de kolen des zondaars niet, opdat gij niet verbrand wordt in het vuur zijner vlam.
Sira DutSVVA 8:14  Sta niet op tegen de smader, opdat hij uw mond niet bespiede.
Sira DutSVVA 8:15  Leen niemand die machtiger is dan gij, en indien gij hem wat geleend zult hebben, zo zijt als een die het verloren hebt.
Sira DutSVVA 8:16  Word geen borg boven uw vermogen, en indien gij borg geworden zijt, draag zorg alsof gij betalen zoudt. [8:17] Richt niet tegen de rechter, want men zal hem oordelen, naar zijn mening.
Sira DutSVVA 8:17  [8:18] Wandel niet met een stoute, opdat hij u niet bezware, want hij zal naar zijn wil doen, en gij zoudt door zijn dwaas heid mee vergaan.
Sira DutSVVA 8:18  [8:19] Verwek geen strijd met een toornige, en ga niet met hem door de woestijn, gelijk als niets is het bloed in zijn ogen, en waar geen hulp is, daar zal hij u ter neder werpen.
Sira DutSVVA 8:19  [8:20] Beraad u niet met een dwaas, want hij zal geen zaak kunnen bedekken. [8:21] Doe niets heimelijks voor een vreemde, want gij weet niet wat hij baren zal. [8:22] Verklaar uw hart niet aan ieder mens, en laat u geen valse dank vergelden.
Chapter 9
Sira DutSVVA 9:1  Zijt niet jaloers op de vrouw van uw schoot, en leer haar tegen uzelf geen boze onderwijzing.
Sira DutSVVA 9:2  Geef uw ziel de vrouw niet, dat zij over uw ziel zou opklimmen.
Sira DutSVVA 9:3  Ga geen hoerachtige vrouw tegemoet opdat gij niet te eniger tijd in haar strikken valt.
Sira DutSVVA 9:4  Ga niet om met een snarenspeelster, dat gij niet te eniger tijd gevangen wordt in haar handelingen.
Sira DutSVVA 9:5  Aanschouw een maagd niet te zeer, dat gij niet misschien geërgerd wordt in haar bestraffingen.
Sira DutSVVA 9:6  Geef uw ziel de hoeren niet over, opdat gij uw erfdeel niet verliest.
Sira DutSVVA 9:7  Zie niet om in de straten der stad, en dwaal niet om in de woeste plaatsen derzelve.
Sira DutSVVA 9:8  Wend uw oog af van een schone vrouw, en beschouw geen vreemde schoonheid.
Sira DutSVVA 9:9  Want door de schoonheid der vrouw zijn velen verleid geworden, en uit deze wordt de liefde als een vuur aangestoken, en leg u niet neder met haar in de armen.
Sira DutSVVA 9:11  En maak geen gelag met haar bij de wijn; dat niet te eniger tijd uw ziel tot haar neigt, en gij met uw geest niet valt in het verderf.
Sira DutSVVA 9:12  Verlaat een oude vriend niet, want de nieuwe is hem niet gelijk.
Sira DutSVVA 9:13  Een nieuwe vriend is gelijk nieuwe wijn: als hij zal oud geworden zijn, drink hem met verheuging.
Sira DutSVVA 9:14  Benijd de zondaar zijn eer niet, want gij weet niet welke zijn verandering is.
Sira DutSVVA 9:15  Heb geen welbehagen aan dat, waarin de goddelozen wel behagen hebben; gedenk dat zij tot in de hel toe niet, zullen gerechtvaardigd worden.
Sira DutSVVA 9:16  Verwijder van de mens die macht heeft om te doden, en gij zult de vrees des doods niet vermoeden.
Sira DutSVVA 9:17  En indien gij tot hem komt zo vergrijp u niet, opdat bij u niet terstond uw leven beneme.
Sira DutSVVA 9:18  Weet, dat gij in het midden der strikken doorgaat, en op de tinnen der stad wandelt. [9.19] Merk op uw naaste, naar al uw vermogen, en beraad u met de wijzen; spreek met de verstandigen, en al wat gij vertelt, zij naar de wet des Allerhoogsten. [9.20] Laat rechtvaardige mannen uw tafelgenoten zijn, en laat uw roem zijn in de vreze des Heren. [9.21] Door de hand der kunstenaren zal een werk geprezen worden, en een wijs voorganger des volks, door zijn woord. [9.22] Een klapachtig man is verschrikkelijk in zijn stad, en die te voortvarend is in zijn rede, zal gehaat worden.
Chapter 10
Sira DutSVVA 10:1  Een wijs rechter onderwijst zijn volk, en de heerschappij des verstandigen is ordelijk aangesteld.
Sira DutSVVA 10:2  Gelijk als de rechter des volks is, zo zijn ook zijn dienaars; en gelijk de voorganger der stad is, zo zijn allen die deze bewonen.
Sira DutSVVA 10:3  Een koning, die niet onderwezen is, zal zijn volk verderven, maar een stad zal door verstand der machtigen bewoond worden.
Sira DutSVVA 10:4  De macht op aarde is in de hand des Heren, en hij zal te zijner tijd over haar verwekken een, die nuttig is.
Sira DutSVVA 10:5  In de hand des Heren is des mensen voorspoed, en op het aangezicht des schriftgeleerden zal hij zijn heerlijkheid stellen.
Sira DutSVVA 10:6  Vergram u niet op uw naaste over enig onrecht, en doe niets door smadelijke werken.
Sira DutSVVA 10:7  Hovaardigheid is hatelijk voor God en de mensen, en bij beide is hatelijk de misdaad der ongerechtigheid.
Sira DutSVVA 10:8  Een koninkrijk wordt van het ene volk tot het andere overgebracht, vanwege ongerechtigheden en moedwilligheden en rijkdommen, die door bedrog verkregen zijn; wat verhovaardigt zich toch aarde en as?
Sira DutSVVA 10:9  Daar is voorwaar niets onrechtvaardiger dan een geldgierige.
Sira DutSVVA 10:10  Want deze biedt ook zijn eigen ziel te koop, want zijn ingewanden werpen deze weg, terwijl hij nog leeft.
Sira DutSVVA 10:11  De medicijnmeester houdt een lange ziekte af, en heden is iemand koning, en morgen zal hij sterven.
Sira DutSVVA 10:12  Want wanneer een mens sterft, zo beërft hij kruipende en wild gedierte en wormen.
Sira DutSVVA 10:13  Het beginsel der hovaardigheid is, wanneer een mens van de Here afwijkt, en zijn hart afwijkt van degene die hem gemaakt heeft.
Sira DutSVVA 10:14  Want hovaardigheid is een beginsel der zonde, en die daarbij blijft, die bedrijft zeer gruwelijke moedwil, doch op het einde zal hij omgekeerd worden.
Sira DutSVVA 10:15  Daarom heeft de Here zeldzame straffen over hen gebracht, en heeft hen eindelijk omgekeerd.
Sira DutSVVA 10:16  De Here heeft de tronen der regeerders ternedergedrukt, en heeft zachtmoedigen in hun plaats daarin gezet.
Sira DutSVVA 10:17  De Here rukt de wortelen der hovaardige volken uit, en plant de nederigen in hun plaats met heerlijkheid.
Sira DutSVVA 10:18  De landen der volken keert de Here om, en verderft ze tot op de grond der aarde.
Sira DutSVVA 10:19  Hij heeft ze daaruit weggenomen, en heeft ze verdorven.
Sira DutSVVA 10:20  En heeft hun gedachtenis doen ophouden van de aarde.
Sira DutSVVA 10:21  De hovaardigheid is niet geschapen in de mensen, noch de grimmige toorn in degenen, die van vrouwen geboren zijn.
Sira DutSVVA 10:22  Die de Here vrezen zijn een gewis zaad, en die Hem liefhebben een kostelijke plant; daarentegen die op de wet niet achten, zijn een schandelijk zaad; die de geboden overtreden een afdwalend zaad.
Sira DutSVVA 10:23  In het midden der broeders is degene geëerd, die hun leidsman is, en die de Here vrezen worden geëerd voor zijn ogen.
Sira DutSVVA 10:24  De vreze des Heren is een heerschappij ook voor het lot, maar hardigheid en hovaardigheid is een wegwerping der heer schappij.
Sira DutSVVA 10:25  De roem eens rijken, en heerlijken, en armen, is de vreze des Heren.
Sira DutSVVA 10:26  Het is niet recht dat men een arme onteert die verstandig is, en het betaamt niet dat men een zondaar eert.
Sira DutSVVA 10:27  De groten, en de rechters, en de machtigen worden geëerd, maar geen hunner is meerder dan die de Here vreest.
Sira DutSVVA 10:28  Een verstandige huisknecht zullen de vrijen dienen; en een man van wetenschap zal niet murmureren als hij onderwezen wordt.
Sira DutSVVA 10:29  Denk niet wijs te zijn als gij uw werk doet, en poch niet in de tijd uwer benauwdheid.
Sira DutSVVA 10:30  Want het is beter dat iemand werkt, en in alles overvloed heeft, dan dat iemand pocht en gebrek aan brood heeft.
Sira DutSVVA 10:31  Mijn kind verheerlijk uw ziel door uw zachtmoedigheid, en geeft haar eer naar haar waardigheid. [10:32] Wie zal die rechtvaardigen die tegen zijn ziel zondigt en wie zal die eren, die zijn leven onteert? [10:33] Een arme wordt verheerlijkt vanwege zijn wetenschap, en een rijke wordt verheerlijkt vanwege zijn rijkdom. [10:34] Die geëerd wordt in armoede, hoeveel te meer ook in rijk dom. En die in rijkdom ongeëerd is, hoeveel te meer in ar moede.
Chapter 11
Sira DutSVVA 11:1  De wijsheid van de nederige zal zijn hoofd verheffen, en hem in het midden der groten zetten.
Sira DutSVVA 11:2  Prijs niemand vanwege zijn schoonheid, en heb geen gruwel aan iemand, om zijn voorkomen.
Sira DutSVVA 11:3  De bij is klein onder de vliegende gedierten, en haar vrucht is het voornaamste der zoetigheden.
Sira DutSVVA 11:4  Pronk niet met de klederen die gij aandoet, en in de dag der heerlijkheid verhef u niet, want wonderlijk zijn de werken des Heren en zijn werken zijn de mensen verborgen.
Sira DutSVVA 11:5  Vele koningen hebben op de vloer gezeten en waar men niet op verdacht was, heeft de kroon gedragen.
Sira DutSVVA 11:6  Vele machtigen zijn grotelijks onteerd geworden, en vele heerlijke lieden zijn overgeleverd in handen van anderen.
Sira DutSVVA 11:7  Berisp niet eer gij onderzocht hebt, verneem eerst en bestraf dan.
Sira DutSVVA 11:8  Antwoord niet eer gij gehoord hebt, en in het midden der woorden spreek niet tussenbeide.
Sira DutSVVA 11:9  Twist niet om een zaak die u niet aangaat; en zit niet bij in het gericht der zondaren.
Sira DutSVVA 11:10  Mijn kind, bemoei u niet met vele dingen, want indien gij veel aanneemt, gij zult niet onschuldig zijn; en indien gij ze najaagt, zo zult gij ze niet bereiken; en gij zult geenszins ont vlieden als gij vliedt.
Sira DutSVVA 11:11  Menigeen is er die moeite doet, en arbeidt, en zich haast, en heeft toch des te meer gebrek.
Sira DutSVVA 11:12  Menigeen is er die traag is, hebbende hulp van node, het ontbreekt hem aan sterkte, en hij heeft grote armoede, en het oog des Heren ziet op hem ten goede, en richt hem op uit zijn nederigheid;
Sira DutSVVA 11:13  En verheft zijn hoofd van het verderven; en velen dat aan schouwende, verwonderen zich over hem.
Sira DutSVVA 11:14  Goede en kwade dingen, leven en dood, armoede en rijkdom zijn van de Here.
Sira DutSVVA 11:15  Wijsheid en wetenschap, en kennis der wet is van de Here; liefde en wegen der goede werken zijn van hem.
Sira DutSVVA 11:16  Dwaling en duisternis zijn met de zondaren geschapen, en die over kwade dingen pochen, met die veroudert de boosheid.
Sira DutSVVA 11:17  De gave des Heren blijft bij de godvrezenden, en zijn welbehagen maakt voorspoedig in der eeuwigheid.
Sira DutSVVA 11:18  Menigeen is er die rijk wordt door zijn opmerken en spaarzaamheid, en dit is nu zijn deel van zijn loon.
Sira DutSVVA 11:19  Wanneer hij zegt: Ik heb rust gevonden, nu zal ik van mijn goederen eten zonder ophouden, en hij weet niet wat tijd hem overkomen zal, en hij zal ze anderen nalaten en sterven.
Sira DutSVVA 11:20  Sta in uw verbond, en verkeer daarin, en word oud doende uw werk.
Sira DutSVVA 11:21  Verwonder u niet in de werken des zondaars, maar vertrouw de Here, en blijf in uw arbeid.
Sira DutSVVA 11:22  Want het is in de ogen des Heren licht, snel en onvoorziens een arme rijk te maken.
Sira DutSVVA 11:23  De zegen des Heren is in het loon van de godvrezende; en in een korte tijd doet hij zijn zegen uitspruiten.
Sira DutSVVA 11:24  Zeg niet: Wat heb ik van node te behagen, en voor wie zullen nu voortaan mijn goederen zijn?
Sira DutSVVA 11:25  Zeg niet: Ik heb genoeg, en hetgeen ik heb is veel, en wat zal mij voortaan in dit leven voor kwaad geschieden?
Sira DutSVVA 11:26  In de goede dagen vergeet men het kwade, en in de kwade dagen wordt aan het goede niet gedacht.
Sira DutSVVA 11:27  Want het is voor de Here licht, in de dag des doods de mens te vergelden naar zijn werken.
Sira DutSVVA 11:28  Een kwaad uur maakt dat men de wellust vergeet, en aan het einde van de mens is de ontdekking zijner werken.
Sira DutSVVA 11:29  Spreek niemand zalig voor zijn dood; ook aan zijn kinderen wordt een man gekend.
Sira DutSVVA 11:30  Leid niet eenieder in uw huis, want de lagen van de lasteraar zijn vele.
Sira DutSVVA 11:31  Gelijk een gevangen veldhoen in een kooi, alzo is het hart des hovaardigen, en gelijk een bespieden die daarover komt om te doen vallen.
Sira DutSVVA 11:32  Want hij loert verkerende het goede in het kwade; ja in uitgelezen dingen zal hij u een schandvlek opleggen.
Sira DutSVVA 11:33  Van een kleine vonk wordt de gloeiende kool vermenigvuldigd, en een mens die een zondaar is loert op bloed.
Sira DutSVVA 11:34  Wacht u voor een boosdoener, want hij smeedt boze dingen; dat hij u niet te eniger tijd een eeuwige schandvlek geve. [11:35] Laat een vreemde in uw huis wonen, en hij zal u door onrust verstoren, en zal u van enige uwer eigen goederen ontvreemden.
Chapter 12
Sira DutSVVA 12:1  Indien gij weldoet, zo weet aan wie gij het doet, en gij zult dank voor uw weldaden hebben.
Sira DutSVVA 12:2  Doe wel aan de godvrezende, en gij zult vergelding vinden, en is het niet bij hem, immers bij de Allerhoogste.
Sira DutSVVA 12:3  Die in het kwade voortgaat, die zal het niet wèl gaan, noch degene, die geen aalmoezen ter zijde legt.
Sira DutSVVA 12:4  Geef degene die God vreest, en neem u de zondaar niet aan.
Sira DutSVVA 12:5  Doe de nederige goed, en geef de goddeloze niet. Onthoud hem uw brood, en geef hem niet, opdat hij u daardoor niet overweldige, want dubbel kwaad zal u overkomen voor al het goede, dat gij hem gedaan zult hebben.
Sira DutSVVA 12:6  Want ook de Allerhoogste haat de zondaars, en de godvrezende zal hij wreken, maar genen bewaart hij tot de krachtige dag der wraak. Geef degene die vroom is, en neem u de zondaar niet aan.
Sira DutSVVA 12:7  In voorspoed wordt de vriend niet uitgeworpen, en de vijand wordt niet verborgen in tegenspoed.
Sira DutSVVA 12:8  Als het iemand wèl gaat, dan zijn zijn vijanden in droefheid, en als het hem kwalijk gaat, dan scheidt ook de vriend van hem af.
Sira DutSVVA 12:10  Want gelijk het koper verroest, zo ook zijn boosheid.
Sira DutSVVA 12:11  Indien hij zou vernederd worden, en gekromd gaan, bedwing uzelf, en wacht u van hem, en gij zult hem zijn als die een spiegel heeft afgeveegd, en zult gewaar worden, dat hij die niet tot het einde toe verroest maken kan.
Sira DutSVVA 12:12  Stel hem niet nevens u, opdat hij niet te eniger tijd u omgekeerd hebbende, zichzelf stelle op uw plaats, en zet hem niet aan uw rechterzijde, dat hij niet te eniger tijd zoeke uw zitplaats in te nemen, en gij ten laatste mijn woorden gewaar wordt, en vanwege mijn rede doorstoken wordt.
Sira DutSVVA 12:13  Wie zal zich ontfermen over een bezweerder, die van een slang gebeten is? en over allen die tot de wilde dieren naderen? zo gaat het met hem die zich ophoudt bij een zondaar, en zich vermengt in zijn zonden.
Sira DutSVVA 12:14  Hij zal een uur bij u blijven in een gerechte staat, en indien gij zoudt uitwijken, zo zal hij niet volharden.
Sira DutSVVA 12:15  En de vijand zal wel met zijn lippen zoet spreken, maar in zijn hart zal hij beraadslagen om u in een gracht te werpen.
Sira DutSVVA 12:16  Met zijn ogen zal hij wenen, en indien hij gelegen tijd zal vinden, zo zal hij niet verzadigd kunnen worden van uw bloed.
Sira DutSVVA 12:17  Indien u iets kwaads zou ontmoeten, gij zult hem aldaar eerder vinden dan uzelf, en zich stellende als een mens die helpen wil, zal hij uw hiel doorklieven.
Sira DutSVVA 12:18  Hij zal zijn hoofd schudden, en met de handen klappen, en veel murmelen, en zijn aangezicht veranderen.
Chapter 13
Sira DutSVVA 13:1  Die pek aanroert, wordt daarmede besmet, en die met de hovaardige gemeenschap heeft, wordt hem gelijk.
Sira DutSVVA 13:2  Neem in uw leven geen last op, die u te zwaar is, en heb geen gemeenschap met degene, die sterker en rijker is dan gij.
Sira DutSVVA 13:3  Wat gemeenschap zal de aarden pot met een ketel hebben? deze zal daaraan stoten, en de andere zal verbrijzeld worden.
Sira DutSVVA 13:4  Een rijke doet onrecht, en men smeekt hem; een arme doet onrecht, en hij wordt bedreigd.
Sira DutSVVA 13:5  Indien gij hem kunt bevorderlijk zijn, zal hij u te werk stel len, maar indien gij verachtert, zal hij u onderdrukken.
Sira DutSVVA 13:6  Indien gij wat zult hebben, zo zal hij met u leven, en zal u uitledigen, en zelf zal hij niet arbeiden.
Sira DutSVVA 13:7  Heeft hij u nodig, zo zal hij u bedriegen, en aanlokken, en zal u hoop geven; hij zal schoon met u spreken, en zeggen: Wat hebt gij nodig?
Sira DutSVVA 13:8  Hij zal u met zijn spijs beschaamd maken, totdat hij u uitledige tot twee of driemaal toe, en op het laatste zal hij u bespotten, en daarin zal hij u aanzien, en u verlaten, en zal zijn hoofd tegen u schudden.
Sira DutSVVA 13:9  Wacht u dat gij niet verleid wordt door uw gedachten,
Sira DutSVVA 13:10  En niet vernederd wordt in de verheuging uws harten.
Sira DutSVVA 13:11  Als u een machtig heer tot zich nodigt, zo maak u ter zijde, en hij zal u zo veel te meer en te vaker tot zich noden.
Sira DutSVVA 13:12  Val niet in iemands rede, opdat gij niet zonder kennis der zaak verstoten wordt, en sta ook niet te ver af, opdat gij niet vergeten wordt.
Sira DutSVVA 13:13  Tracht niet met hem te spreken, en betrouw op zijn vele woorden niet, want met veel te spreken zal hij u verzoeken, en al toelachende zal hij uw heimelijke zaken onderzoeken.
Sira DutSVVA 13:14  Onbarmhartig is hij die zijn woorden niet houdt, en hij zal geenszins plagen en banden aan u sparen.
Sira DutSVVA 13:15  Bewaar uzelf, en neem vlijtig acht als gij hem hoort, want gij wandelt met uw val.
Sira DutSVVA 13:16  Als gij deze dingen hoort, zo waak zelfs in uw slaap.
Sira DutSVVA 13:17  Hebt de Here lief al uw leven lang, en roep hem aan tot uw behoudenis.
Sira DutSVVA 13:18  Ieder dier heeft zijns gelijke lief, en ieder mens heeft zijn naaste lief.
Sira DutSVVA 13:19  Alle vlees vergadert zich naar zijn geslacht, en een man hangt zijns gelijke aan.
Sira DutSVVA 13:20  Wat gemeenschap zal een wolf hebben met een lam? zo is een zondaar tegen degene, die de Here vreest.
Sira DutSVVA 13:21  Wat vrede zal een hyëna hebben met een hond? en wat vrede zal een rijke hebben met een arme?
Sira DutSVVA 13:22  Gelijk de wilde ezels der leeuwen jacht zijn in de woestijn, zo zijn de armen der rijken weide.
Sira DutSVVA 13:23  Gelijk de nederigheid is der hovaardigen gruwel, zo is ook de arme voor de rijke een gruwel.
Sira DutSVVA 13:24  Wanneer een rijke bewogen wordt, zo wordt hij van zijn vrienden onderstut; maar wanneer een arme valt, zo wordt hij daarenboven van zijn vrienden verstoten.
Sira DutSVVA 13:25  Wanneer een rijke struikelt, zo heeft hij velen, die hem ophelpen; heeft hij onbetamelijke dingen gesproken, men recht vaardigt hem evenwel.
Sira DutSVVA 13:26  Een nederige struikelt, en men bekijft hem nog daartoe; hij heeft verstandige rede gesproken, en men geeft hem geen plaats. [13:27] De rijke spreekt, en zij zwijgen allen, en verhogen zijn rede tot aan de wolken. [13:28] De arme spreekt, en men zegt: Wie is deze? en indien hij aanstoot, men zal hem voorts omstoten. [13:29] De rijkdom is goed, bij welke geen zonde is, en de armoede is kwaad in de mond des goddelozen. [13:30] Het hart des mensen verandert zijn aangezicht, het zij ten goede of ten kwade, en een hart in genoegen groenende maakt een vrolijk aangezicht. [13:31] Een groenend aangezicht is een teken van een hart dat wel gesteld is, en vinding der gelijkenissen in overlegging met moeite.
Chapter 14
Sira DutSVVA 14:1  Zalig is de man die niet feilt met zijn mond, en niet doorprikkeld wordt met de menigte der zonden.
Sira DutSVVA 14:2  Zalig is hij, die zijn ziel niet verdoemt, en die niet vervalt van zijn hoop, die hij op de Here heeft.
Sira DutSVVA 14:3  De rijkdom voegt geen karig mens wel, en waartoe dient geld een nijdig mens?
Sira DutSVVA 14:4  Wie vergadert onttrekkende van zijn ziel, die vergadert voor anderen, en vreemden zullen van zijn goederen lekker leven.
Sira DutSVVA 14:5  Die tegen zichzelf kwaad is, wie zal hij goed zijn? zelfs zal hij zich niet verheugen in zijn goederen.
Sira DutSVVA 14:6  Daar is geen bozer mens dan die zichzelf wangunstig is, en dat is een vergelding zijner boosheid.
Sira DutSVVA 14:7  Indien hij wel doet, hij doet het ongaarne, en op het laatst zal hij zijn boosheid doen blijken.
Sira DutSVVA 14:8  Het is een boos mens, die met het oog afgunstig is, die het aangezicht afwendt, en veracht de zielen.
Sira DutSVVA 14:9  Het oog van de gierigaard wordt met geen deel verzadigd, en de ongerechtigheid van de boze doet zijn ziel uitdrogen.
Sira DutSVVA 14:10  Een boos oog is nijdig over brood, en lijdt gebrek aan zijn tafel.
Sira DutSVVA 14:11  Mijn kind, doe uzelf goed naar dat gij vermoogt, en breng de Here offeranden toe, gelijk behoort.
Sira DutSVVA 14:12  Gedenk dat de dood niet zal vertoeven, en het verbond des grafs is u niet getoond.
Sira DutSVVA 14:13  Doe uw vriend goed, eer gij sterft, en strek naar uw vermogen uw hand uit en geef hem.
Sira DutSVVA 14:14  Onttrek uzelf niet van de goede dag, en laat het deel der goede begeerte u niet voorbijgaan.
Sira DutSVVA 14:15  Zult gij niet uw arbeid een ander moeten nalaten? en uw moeite tot verdeling des lots?
Sira DutSVVA 14:17  Want men behoeft in het graf geen spijs te zoeken.
Sira DutSVVA 14:18  Alle vlees veroudert gelijk een kleed, want het verbond van de eeuw aan is dit: Gij zult de dood sterven.
Sira DutSVVA 14:19  Gelijk een groenend blad op een dichte boom; enige werpt hij af, en andere doet hij uitspruiten; zo is het met het geslacht van het vlees en van het bloed, het ene sterft en het andere wordt geboren.
Sira DutSVVA 14:20  Alle werk, dat verrotting onderworpen is, bezwijkt, en die het gewrocht heeft zal met hetzelve ook weggaan.
Sira DutSVVA 14:21  Zalig is de man die met wijsheid betracht hetgeen eerlijk is, en die met zijn verstand van heilige dingen spreekt.
Sira DutSVVA 14:22  Die zijn wegen in zijn hart bezint, die zal ook in haar verborgenheden verstandig worden; ga uit achter haar gelijk een naspeurder, en loer op haar wegen.
Sira DutSVVA 14:23  Wie door haar vensters heenziet, en bij haar deuren toehoort,
Sira DutSVVA 14:24  Wie nabij haar huis herberg neemt en in haar muren zijn paal slaat, zijn tabernakel naar haar hand stelt,
Sira DutSVVA 14:25  Zal herberg hebben in een herberg vol goeds, en zal zijn kinderen stellen onder haar bescherming, en onder haar takken zal hij overnachten.
Sira DutSVVA 14:26  Hij zal van haar beschermd worden voor de hitte, en in haar heerlijkheid zal hij herberg hebben.
Chapter 15
Sira DutSVVA 15:1  Die de Here vreest zal zulks doen en die de kennis der wet verkregen heeft zal haar vinden.
Sira DutSVVA 15:2  En gelijk een moeder zal zij hem tegemoet gaan, en gelijk een vrouw die hij als zij maagd was getrouwd heeft, zal zij hem ontvangen.
Sira DutSVVA 15:3  Zij zal hem spijzen met brood des verstands, en met water der wijsheid zal zij hem drenken.
Sira DutSVVA 15:4  Hij zal op haar gevestigd worden, en zal niet wankelen, en hij zal zich aan haar houden, en niet beschaamd worden.
Sira DutSVVA 15:5  En zij zal hem verhogen boven zijn naaste, en zij zal in het midden der vergadering zijn mond openen.
Sira DutSVVA 15:6  Hij zal vrolijkheid en een kroon der verheuging vinden, en zij zal hem een eeuwige naam doen beërven.
Sira DutSVVA 15:7  Onverstandige mensen zullen haar niet begrijpen.
Sira DutSVVA 15:8  Zondaars zullen haar geenszins zien; zij is verre van hovaardigheid, en leugenaars gedenken aan haar gans niet.
Sira DutSVVA 15:9  De lof in de mond des zondaars voegt niet wel, omdat hij hem van de Here niet is gezonden.
Sira DutSVVA 15:10  Want met wijsheid zal lof gesproken worden, en de Here zal die voorspoedig maken.
Sira DutSVVA 15:11  Zeg niet: De Here is oorzaak, dat ik afgevallen ben; want hetgeen hij haat moet gij niet doen.
Sira DutSVVA 15:12  Zeg niet, hij heeft mij gemaakt, want hij heeft de zondaar niet van node.
Sira DutSVVA 15:13  De Here haat allerlei gruwel, en ze is niet bemind van degenen die hem vrezen.
Sira DutSVVA 15:14  Hij heeft van den beginne de mens gemaakt, en hem gelaten in de hand zijns raads.
Sira DutSVVA 15:15  En heeft gezegd: Indien gij wilt, gij zult de geboden houden en het geloof om te doen hetgeen mij behaagt.
Sira DutSVVA 15:16  Hij heeft u vuur en water voorgesteld; strek uw hand waar heen gij wilt.
Sira DutSVVA 15:17  Het leven en de dood zijn voor de mens, en hetgeen hem behagen zal, dat zal hem gegeven worden.
Sira DutSVVA 15:18  Want groot is de wijsheid des Heren, en hij is sterk in kracht, en ziet alle dingen.
Sira DutSVVA 15:19  En zijn ogen zijn op degenen die hem vrezen, en hij zal kennis nemen van alle werken des mensen.
Sira DutSVVA 15:20  Hij heeft niemand geboden goddeloos te zijn, en heeft niemand verlof gegeven te zondigen.
Chapter 16
Sira DutSVVA 16:1  Verlang niet naar een onnutte menigte van kinderen, en verheug u niet over goddeloze zonen; indien zij vermenigvuldigen verheug u over hen niet, zo de vreze des Heren bij hen niet is.
Sira DutSVVA 16:2  Vertrouw op hun leven niet, en acht hun menigte niet.
Sira DutSVVA 16:3  Want één rechtvaardige is beter dan duizend zulken.
Sira DutSVVA 16:4  En het is beter zonder kinderen te sterven, dan goddeloze kinderen te hebben.
Sira DutSVVA 16:5  Want van een verstandige zal een stad met inwoners bezet worden; maar het geslacht der goddelozen zal haastig woest worden.
Sira DutSVVA 16:6  Vele dergelijke dingen heeft mijn oog gezien, en mijn oor heeft sterker dingen gehoord dan deze.
Sira DutSVVA 16:7  In de vergadering der zondaren zal een vuur aangestoken worden, en toorn is ontstoken geweest onder een ongehoorzaam volk.
Sira DutSVVA 16:8  Hij is niet verzoend geworden over al de oude reuzen, die afgevallen zijn door de kracht hunner dwaasheid.
Sira DutSVVA 16:9  Hij verschoonde die niet, bij welke Lot woonde; aan welke hij een gruwel had, vanwege hun hovaardigheid.
Sira DutSVVA 16:10  Hij ontfermde zich niet over het volk des verderfs, die uitgingen in hun zonden, die zij deden.
Sira DutSVVA 16:11  En alzo heeft de Here zeshonderd duizend mannen te voet, welke tezamen vergaderd waren in de hardigheid hunner harten, door ontferming en kastijding behouden, geselende, ontfermende, slaande, genezende; indien dan een hardnekkige zou zijn onder het volk, het ware een wonder dat die ongestraft zou blijven.
Sira DutSVVA 16:12  Want ontferming en toorn is bij hem; hij is een machtig Here, die haastig verzoend wordt, en toorn uitstort.
Sira DutSVVA 16:13  Gelijk zijn barmhartigheid groot is, zo is ook zijn kastijding; hij zal eenieder oordelen naar zijn werken.
Sira DutSVVA 16:14  De zondaar zal niet ontvlieden met zijn roof; en de verwachting van de godzalige zal niet achterblijven.
Sira DutSVVA 16:15  Maak plaats voor allerlei aalmoezen, want eenieder zal vinden naar zijn werken. De Here heeft Farao verhard, dat hij hem niet kende, opdat zijn werken zouden bekend worden bij het geslacht onder de hemel; zijn barmhartigheid is alle schepselen openbaar, en zijn licht en duisternis heeft hij onderscheiden met een diamantsteen.
Sira DutSVVA 16:16  Zeg niet: Ik zal mij voor de Here verbergen, en wie zal aan mij gedenken uit de hoogte?
Sira DutSVVA 16:17  Onder een groot volk zal men aan mij niet gedenken, want wat is mijn ziel onder de onmetelijke schepselen?
Sira DutSVVA 16:18  Ziet, de hemel, en de de hemel des hemels, de afgrond en de aarde, en hetgeen daarin is, zullen in zijn bezoeking bewogen worden; de ganse wereld die geweest is, en is, die is door zijn wil.
Sira DutSVVA 16:19  De bergen en de fundamenten der aarde worden tegelijk geschud onder elkander door beving, als de Here daarop ziet.
Sira DutSVVA 16:20  En het hart overdenkt deze dingen niet behoorlijk.
Sira DutSVVA 16:21  En wie kan zijn wegen bedenken? zij zijn gelijk een storm wind, welke de mens niet zien kan; en het meerderdeel zijner werken is voor ons verborgen.
Sira DutSVVA 16:22  Wie zal de werken zijner gerechtigheid verkondigen, of wie zal ze verdragen? Want het verbond is verre, en onderzoeking aller dingen is in het einde.
Sira DutSVVA 16:23  Die klein geworden is overlegt deze dingen, maar een dwaas man, verdwaald zijnde, overlegt dwaze dingen.
Sira DutSVVA 16:24  Hoor mij, mijn kind en leer wetenschap, en let met uw hart op mijn woorden.
Sira DutSVVA 16:25  Ik zal onderwijzing tevoorschijn brengen van gewicht, en zijn wetenschap verkondigen met naarstigheid.
Sira DutSVVA 16:26  Want door des Heren oordeel zijn zijn werken van het begin en van dat zij gemaakt zijn, heeft hij hun delen onder scheiden.
Sira DutSVVA 16:27  Hij heeft zijn werken versierd in eeuwigheid, hun beginselen door zijn hand in alle geslachten; zij hebben geen honger gehad, en zijn niet vermoeid geweest in zijn maakselen, en zijn niet be zweken van zijn werken, niet een heeft zijn naaste verdrukt;
Sira DutSVVA 16:28  En tot in eeuwigheid zullen zij zijn woord niet ongehoorzaam zijn.
Sira DutSVVA 16:29  En na deze heeft de Here op aarde gezien, en heeft ze vervuld met zijn goederen.
Sira DutSVVA 16:30  Hij bedekt het leven van alle gedierte, en in baar keren zij weder.
Chapter 17
Sira DutSVVA 17:1  De Here heeft de mens uit aarde geschapen, en heeft hem weder in dezelve doen terugkeren.
Sira DutSVVA 17:2  Hij heeft hun een getal van dagen, en een bestemde tijd gegeven, en heeft hun macht gegeven over de dingen die daarop zijn.
Sira DutSVVA 17:3  Hij heeft hen bekleed met sterkte, naar hun gelegenheid, en heeft hen naar zijn evenbeeld gemaakt.
Sira DutSVVA 17:4  Hij heeft hun vreze gelegd op alle vlees, en gegeven dat hij zou heersen over de dieren en vogels, naar zijn gelijkenis.
Sira DutSVVA 17:5  En voor het zesde heeft hij hun het vernuft geschonken, uit delende zijn gaven, en voor het zevende, de spraak, welke is een uitlegging zijner werken.
Sira DutSVVA 17:6  Hij heeft hun gegeven raad, en tong, en ogen, oren, en een hart om te overleggen; met wetenschap des verstands heeft hij hen vervuld, en hun hetgeen goed en kwaad is getoond.
Sira DutSVVA 17:7  Hij heeft zijn ogen op hun harten gelegd; hij heeft hun gegeven in eeuwigheid te mogen roemen in zijn wonderen, opdat zij zijn werken verstandig zouden verhalen;
Sira DutSVVA 17:8  En de uitverkorenen zullen de naam zijner heiligmaking prijzen.
Sira DutSVVA 17:9  Hij heeft hun nog toegelegd wetenschap, en hun de wet des levens tot een erfdeel gegeven, opdat zij zouden verstaan, dat zij nu sterfelijk zijn.
Sira DutSVVA 17:10  Een eeuwig verbond heeft hij met hen opgericht, en hun getoond zijn oordelen.
Sira DutSVVA 17:11  Hun ogen hebben zijn heerlijke majesteit gezien, en hun oor heeft gehoord de heerlijkheid zijner stem, en heeft tot hen gezegd:
Sira DutSVVA 17:12  Wacht u van alle ongerechtigheid, en heeft hun geboden gegeven, elk een van zijn naaste.
Sira DutSVVA 17:13  Hun wegen zullen niet verborgen zijn voor zijn ogen, zijnde altijd voor hem, maar ieder mens is van de jeugd af geneigd tot het kwade, en, zij hebben hun harten in plaats van steen en geen vlesen kunnen maken.
Sira DutSVVA 17:14  Want in de verdeling der volken van het ganse aardrijk heeft bij over elk volk een overste gesteld, maar Israël nam hij tot zijn deel aan, welke, zijnde zijn eerstgeborene, de tucht op voedt, en hij deelt hem mede het licht der liefde, en begeeft hem niet.
Sira DutSVVA 17:15  Daarom zijn al hun werken voor hem gelijk als de zon, en zijn ogen zien steeds op hun wegen.
Sira DutSVVA 17:16  Hun ongerechtigheden zijn niet verborgen voor hem, en al hun zonden zijn voor de Here, doch de Here zijnde goedertieren, en zijn maaksel kennende, heeft hen noch begeven noch verlaten, maar heeft hen verschoond.
Sira DutSVVA 17:17  Want de barmhartigheid tegen de man is gelijk een zegel bij hem, en zal de genade tegen de mens bewaren als zijn oogappel, gevende zijn zonen en dochters bekering, daarna zal hij opstaan en hen weder vergelden, en hun vergelding zal hij op hun hoofd vergelden.
Sira DutSVVA 17:18  Doch de boetvaardige heeft bij gegeven weder te keren, en heeft tot zich geroepen die de lijdzaamheid verlieten.
Sira DutSVVA 17:19  Bekeer u dan tot de Here, en verlaat de zonden; smeek voor zijn aangezicht, en verminder de ergernis.
Sira DutSVVA 17:20  Ga weder tot de Allerhoogste, en keer u af van ongerechtigheid, want hij zal u geleiden uit de duisternis in een verlichting der gezondheid.
Sira DutSVVA 17:22  Wie zal de Allerhoogste prijzen in het graf, in plaats der levenden, en dergenen die dankzegging spreken?
Sira DutSVVA 17:23  Van een dode, als die van een die niet meer is, gaat de dankzegging verloren.
Sira DutSVVA 17:24  Maar die leeft en gezond van hart is, zal de Here prijzen.
Sira DutSVVA 17:25  Hoe groot is de ontferming des Heren onzes Gods, en de verzoening voor degenen die zich heilig tot hem bekeren.
Sira DutSVVA 17:26  Want alle dingen kunnen in de mensen niet zijn, dewijl geen mensenzoon onsterfelijk is.
Sira DutSVVA 17:27  Wat is klaarder dan de zon, en nochtans bezwijkt ze; zo ook de mens die vlees en bloed betracht.
Sira DutSVVA 17:28  Hij ziet aan de kracht des hogen hemels, en alle mensen zijn maar aarde en as.
Chapter 18
Sira DutSVVA 18:1  Die in eeuwigheid leeft, heeft alle dingen in het gemeen geschapen.
Sira DutSVVA 18:2  De Here is alleen rechtvaardig, en daar is geen ander dan hij; hij heeft de wereld gebouwd met de span zijner hand, en alle dingen zijn zijn wil gehoorzaam. Want hij is een koning aller dingen door zijn kracht, onderscheiden daarin hetgeen heilig is van het onheilige.
Sira DutSVVA 18:3  Wie heeft hij macht gegeven zijn werken te verkondigen en wie heeft zijn grote daden uitgespeurd?
Sira DutSVVA 18:4  Wie zal de kracht van zijn majesteit uitrekenen? en wie zal nog daarbij zijn barmhartigheden verhalen?
Sira DutSVVA 18:5  De wonderen des Heren zijn niet te verminderen noch te vermeerderen, en zijn niet uit te speuren.
Sira DutSVVA 18:6  Wanneer de mens zal hebben voleindigd, dan begint hij, en wanneer hij zal opgehouden hebben, dan zal hem nog ontbreken.
Sira DutSVVA 18:7  Wat is de mens? en waartoe is hij nut? wat is zijn goed en wat is zijn kwaad?
Sira DutSVVA 18:8  Het getal der dagen des mensen aangaande honderd jaren zijn vele, maar het ontslapen van eenieder kan van niemand berekend worden.
Sira DutSVVA 18:9  Gelijk een droppel water is te rekenen tegen het water van de zee, en een greintje zand tegen het zand aan de zee, zo zijn duizend jaren tegen de dagen der eeuwigheid.
Sira DutSVVA 18:10  Daarom is de Here lankmoedig over hen, en giet zijn barmhartigheid op hen uit.
Sira DutSVVA 18:11  Hij heeft gezien en verstaan hun einde dat het kwaad is, daarom heeft hij zijn verzoening vermenigvuldigd.
Sira DutSVVA 18:12  De barmhartigheid van de mens gaat over zijn naaste, maar de barmhartigheid. des Heren over alle vlees.
Sira DutSVVA 18:13  Hij bestraft, en onderwijst, en leert, en bekeert gelijk een herder zijn kudde.
Sira DutSVVA 18:14  Hij ontfermt zich over degenen, die onderwijzing aannemen, en die zich zeer haasten tot zijn oordelen.
Sira DutSVVA 18:15  Mijn kind, wanneer het u wèl gaat, zo geef geen oorzaak tot berisping, en bedroef niemand met boze woorden, als gij om iets gebeden wordt.
Sira DutSVVA 18:16  Zal niet de dauw de hitte doen ophouden? zo is een woord beter dan een gave.
Sira DutSVVA 18:17  Zie, is een woord niet boven een goed geschenk? en beide zijn ze bij de mens aangenaam.
Sira DutSVVA 18:18  Een zot verwijt zijn weldaad onbeleefd, en de gift van een nijdig mens doet hem de ogen uitdrogen.
Sira DutSVVA 18:19  Leer eer gij spreekt, en gebruik medicijn eer gij ziek wordt.
Sira DutSVVA 18:20  Eer gij geoordeeld wordt, bereid uzelf tot weldoen, en gij zult verzoening vinden in de ure der bezoeking.
Sira DutSVVA 18:21  Verneder u door matigheid, eer gij ziek wordt, en bewijs in de tijd der zonden uw bekering.
Sira DutSVVA 18:22  Laat u niet hinderen uw belofte te betalen ter bekwamer tijd, en verwijl niet tot aan de dood rechtvaardig te worden.
Sira DutSVVA 18:23  Bereid uzelf eer gij uw gelofte doet, en wees niet gelijk een die de Here verzoekt.
Sira DutSVVA 18:24  Gedenk aan de gramschap die komen zal in de dagen van de dood, en aan de tijd der wraak, als de Here zijn aangezicht zal afkeren.
Sira DutSVVA 18:25  Gedenk aan de tijd des hongers, in de tijd der volheid, aan armoede en gebrek in de dag des rijkdoms.
Sira DutSVVA 18:26  Van 's morgens vroeg tot op de avond verandert de tijd, en al deze dingen zijn haastig voor de Here. Een wijs mens vreest altijd, en in de dagen der zonden wacht hij zichzelf voor mishandeling, maar een dwaas zal de tijd niet waarnemen.
Sira DutSVVA 18:27  eenieder die verstandig is kent wijsheid en onderwijzing.
Sira DutSVVA 18:28  En wie ze vindt, die zal zij geven zulks openbaar te belijden.
Sira DutSVVA 18:29  Die verstandig zijn in woorden, die handelen ook wijs; en gieten uit, als een regen, scherpzinnige spreuken tot het leven. Beter is het betrouwen op de Here alleen, daar het dode hart hangt aan hetgeen dat dood is.
Sira DutSVVA 18:30  Ga uw lusten niet na, maar bedwing u van uw begeerten.
Sira DutSVVA 18:31  Indien gij uw zielen toereikt de lust van haar welbehagen, zo zult gij uw vijanden die u benijden een vreugde maken.
Sira DutSVVA 18:32  Verheug u niet in de veelheid uwer lekkernijen, en wees niet begerig naar haar raad.
Sira DutSVVA 18:33  Word niet arm, makende gelagen van ontleend geld, daar gij niets hebt in de beurs, want anders zult gij een verspieder zijn van uw eigen leven, waar men van spreken zal.
Chapter 19
Sira DutSVVA 19:1  Een arbeider, die een dronkaard is, zal niet rijk worden, en die het weinige versmaadt, zal gaandeweg vervallen.
Sira DutSVVA 19:2  Wijn en vrouwen doen de verstandigen afvallen, en wie de hoeren aanhangt, die wordt stout.
Sira DutSVVA 19:3  Die zullen de maden en wormen tot erfdeel hebben, en hij zal uitdrogen tot een zeer schandelijk voorbeeld.
Sira DutSVVA 19:4  Wie haar licht vertrouwt die is lichtvaardig van hart, en die tegen zijn ziel zondigt, zal zo mishandelen.
Sira DutSVVA 19:5  Wie zich verheugt in het kwaaddoen, zal verdoemd worden, maar wie de wellusten wederstaat, die kroont zijn leven.
Sira DutSVVA 19:6  Wie zijn tong bedwingt, zal met degene die niet twistig is, leven; en wie klappen haat, die neemt af in boosheid.
Sira DutSVVA 19:7  Herhaal een rede nimmermeer, en het zal u niet wezen tot vermindering.
Sira DutSVVA 19:8  En vertel noch bij vriend noch bij vijand het leven van anderen, en indien het u geen zonde is, zo openbaar het niet.
Sira DutSVVA 19:9  Want hij heeft u gehoord en u waargenomen, en ter gelegener tijd zal hij u haten.
Sira DutSVVA 19:10  Hebt gij wat gehoord, laat het bij u sterven, en zijt welgemoed, want het zal u niet doen barsten.
Sira DutSVVA 19:11  Een dwaas zal smarten lijden vanwege een woord, gelijkerwijs een barende vrouw vanwege het kind.
Sira DutSVVA 19:12  Gelijk een pijl, die in de heup van het vlees vaststeekt, zo is een woord in de buik van een dwaas.
Sira DutSVVA 19:13  Bestraf uw vriend, misschien heeft hij het niet gedaan, en zo hij het gedaan heeft, dat hij het niet te eniger tijd meer doe.
Sira DutSVVA 19:14  Bestraf uw naaste, misschien heeft hij het niet gezegd, en zo hij het gezegd heeft, dat hij het ten tweeden male niet zegge.
Sira DutSVVA 19:15  Bestraf uw vriend, want dikwijls geschiedt er ijdele lastering.
Sira DutSVVA 19:16  Laat uw hart niet elk woord geloven; menigeen struikelt in een woord en niet van harte, en wie is er die met zijn tong niet struikelt?
Sira DutSVVA 19:17  Bestraf uw naaste eer gij dreigt, en geef de wet des Allerhoogsten plaats, en word niet toornig.
Sira DutSVVA 19:18  De vreze des Heren is een beginsel der aanneming, en de wijsheid die van hem komt verkrijgt liefde; kennis der geboden des Heren is onderwijzing des levens, en die doen wat hem behagelijk is, zullen de boom der onsterfelijkheid tot vrucht genieten.
Sira DutSVVA 19:19  De vreze van de Here komende, is de gehele wijsheid, en in alle wijsheid is de onderhouding der wet, en kennis zijner almogendheid. Een huisknecht zeggende tot zijn heer: Gelijk het u behaagt zal ik niet doen, indien hij het daarna doet, ver toornt degene, die hem voedt.
Sira DutSVVA 19:20  De wetenschap der boosheid is geen wijsheid, en daar is geen kloekheid waar de raad der zondaren is.
Sira DutSVVA 19:21  Daar is boosheid en die is een gruwel, en daar is een onverstandige, die het aan wijsheid ontbreekt.
Sira DutSVVA 19:22  Die het aan verstand ontbreekt, en bevreesd is, die is beter dan degene, die overvloedig is in kloekheid, en de wet des Allerhoogsten overtreedt.
Sira DutSVVA 19:23  Daar is een vlijtige arglistigheid, en ze is onrechtvaardig, en menigeen is er die de genade verandert, om het recht te doen blijken, en menigeen is er die rechtvaardig oordeelt, en die is wijs.
Sira DutSVVA 19:24  Menigeen is er die boosheid doet, gaande gebukt in zwarte klederen, en het binnenste van hem is vol van vurig bedrog.
Sira DutSVVA 19:25  Hij bukt het aangezicht, en maakt de dove; indien gij hem niet gewaar wordt, zal hij u voorkomen om kwaad te doen.
Sira DutSVVA 19:26  En indien hij bij gebrek van sterkte verhinderd wordt te zondigen, zo zal hij toch kwaad doen indien hij gelegener tijd vindt.
Sira DutSVVA 19:27  Een mens wordt aan het gezicht gekend, en een verstandige wordt aan de ontmoeting zijns aangezichts gekend.
Sira DutSVVA 19:28  De kleding des mans, en het lachen der tanden, en de gang der mensen, verkondigen wat hij voor een is.
Sira DutSVVA 19:29  Daar is een bestraffing die ontijdig is, en daar is een die zwijgt, en hij is wijs.
Chapter 20
Sira DutSVVA 20:1  Hoe veel beter is het te bestraffen dan heimelijk gram te zijn; en wie zijn zonde bekent, die zal voor schade bewaard worden.
Sira DutSVVA 20:2  Gelijk de lust van een gesnedene is om een jonge dochter te onteren, zo is hij die geweld oefent in het gericht.
Sira DutSVVA 20:3  Menigeen is er die zwijgende wijs wordt bevonden, en menig een is er die gehaat wordt vanwege zijn veel klappen
Sira DutSVVA 20:4  Menigeen is er die zwijgt, want hij heeft niet te antwoorden, en menigeen is er die zwijgt, wetende de gelegen tijd.
Sira DutSVVA 20:5  Een wijs mens zal zwijgen totdat het gelegen tijd is, maar een pocher en onwijze gaat de gelegen tijd voorbij.
Sira DutSVVA 20:6  Die te veel woorden heeft, van die heeft men een gruwel, en die zichzelf te veel macht aanneemt, wordt gehaat.
Sira DutSVVA 20:7  Hoe fraai is het, dat degene die bestraft is geworden, boet vaardigheid bewijst? want zo zal hij de vrijwillige zonden vlieden.
Sira DutSVVA 20:8  De zondaar heeft een welbehagen in boze dingen, en menige vond strekt tot schade.
Sira DutSVVA 20:9  Daar is menige gave die u niet bevorderlijk zal zijn, en daar is menige gave die tweevoudige vergelding heeft.
Sira DutSVVA 20:10  Menigeen is er die vernederd wordt uit oorzaak van de pracht; en menigeen is er die uit de vernedering het hoofd opheft.
Sira DutSVVA 20:11  Menigeen is er die veel voor weinig geld koopt, en betaalt het zevenvoudig.
Sira DutSVVA 20:12  De wijze zal zichzelf met woorden lieftallig maken, maar de aangenaamheid der dwazen zal uitgestort worden.
Sira DutSVVA 20:13  De gave van een onwijze zal u, die ze ontvangen hebt niet bevorderlijk zijn, en desgelijks ook van een nijdige, vanwege zijn behoeftigheid, want zijn ogen zien, om voor een veel te ontvangen.
Sira DutSVVA 20:14  Weinig zal hij geven, en veel verwijten, en zal zijn mond open doen als een uitroeper.
Sira DutSVVA 20:15  Heden zal hij u lenen, en morgen wedereisen; de zodanige is van de Here en van de mensen gehaat.
Sira DutSVVA 20:16  Een dwaas zal zeggen: Ik heb geen vriend; ik heb geen dank voor mijn weldaden; die mijn brood eten spreken kwalijk van mij.
Sira DutSVVA 20:17  Hoe menigmaal, en hoe velen zullen hem bespotten! want hij heeft het bezit zijner goederen met geen rechte kennis ontvangen, en het ontberen daarvan is hem desgelijks evenveel.
Sira DutSVVA 20:18  Het is beter op een vloer te vallen dan door een tong; zo zal de val der kwade mensen haastig komen.
Sira DutSVVA 20:19  Een onaangenaam mens is als een ontijdige klucht, in de mond der ongeschikten zal hij gedurig zijn.
Sira DutSVVA 20:20  Een spreuk komende uit de mond eens dwazen zal verworpen worden, want hij spreekt die niet op de bekwame tijd.
Sira DutSVVA 20:21  Menigeen wordt gehinderd te zondigen vanwege gebrek, en wordt in zijn rust niet doorprikkeld.
Sira DutSVVA 20:22  Menigeen verliest zijn leven door schaamte, en verliest het omdat hij de persoon aanneemt.
Sira DutSVVA 20:23  Menigeen belooft zijn vriend uit schaamte, en krijgt hem tot een vijand zonder oorzaak.
Sira DutSVVA 20:24  De leugen is een lelijke schandvlek in een mens, en in de mond der ongeschikten is zij gedurig.
Sira DutSVVA 20:25  Een dief is te kiezen voor een die steeds liegt, maar beiden zullen zij de verderfenis beërven.
Sira DutSVVA 20:26  De manieren van een leugenachtig mens zijn hem een oneer, en zijn schande is steeds bij hem.
Sira DutSVVA 20:27  Een wijze bevordert zichzelf door woorden, en een voorzichtig mens behaagt de groten.
Sira DutSVVA 20:28  Die zijn land bouwt, verhoogt zijn hoop, en die de groten behaagt, verzoent zijn misdaad.
Sira DutSVVA 20:29  Gaven en geschenken verblinden de ogen der wijzen, en gelijk een toom in de mond, keren zij de bestraffingen af.
Sira DutSVVA 20:30  Wijsheid die verborgen is, en een schat die niet bekend is, wat nuttigheid is in beide?
Sira DutSVVA 20:31  Een mens die zijn dwaasheid verbergt, is beter dan een mens die zijn wijsheid verbergt; beter is een onvermijdelijke verdraagzaamheid in degene, die de Here zoekt, dan zonder Here een bestuurder te zijn van zijn eigen leven.
Chapter 21
Sira DutSVVA 21:1  Mijn kind, hebt gij gezondigd, doe daar geen zonde meer bij, en bid de vorige af.
Sira DutSVVA 21:2  Vlied voor de zonde gelijk voor een slang, want indien gij tot haar naakt, zo zal zij u steken.
Sira DutSVVA 21:3  Haar tanden zijn leeuwentanden, en doden de zielen der mensen.
Sira DutSVVA 21:4  Alle ongerechtigheid is gelijk een tweesnijdend zwaard, en geen genezing is er voor haar wonde.
Sira DutSVVA 21:5  Slagen en smaadheid verwoesten rijkdom; zo zal het huis der hovaardigen verwoest worden.
Sira DutSVVA 21:6  De smeking van de arme gaat uit de mond tot aan zijn oren, en zijn oordeel komt haastig.
Sira DutSVVA 21:7  Wie bestraffing haat, die staat in de voetstappen van de zondaar, en wie de Here vreest, die bekeert zich van harte.
Sira DutSVVA 21:8  Wie machtig is met de tong, die is van verre bekend, maar een verstandige merkt wel wanneer hij struikelt.
Sira DutSVVA 21:9  Wie zijn huis met geld van andere lieden bouwt, die is gelijk een die voor zichzelf stenen vergadert tot een tombe op zijn graf.
Sira DutSVVA 21:10  De vergadering der goddelozen is gelijk werk dat bijeen vergaderd is, en haar voleinding is een vlam vuurs tot verderf.
Sira DutSVVA 21:11  De weg van de zondaar is van stenen geëffend, doch aan het uiterste daarvan is de gracht der hel.
Sira DutSVVA 21:12  Wie de wet des Heren bewaart, die heerst over zijn gedachten.
Sira DutSVVA 21:13  Maar de voleinding van de vreze des Heren is de aanneming der wijsheid.
Sira DutSVVA 21:14  Wie niet kloek is, die zal niet onderwezen worden, hoewel er een kloekheid is die bitterheid vermeerdert.
Sira DutSVVA 21:15  De kennis van een wijze zal vermeerderd worden als een watervloed, en zijn raad gelijk een zuivere fontein des levens.
Sira DutSVVA 21:16  Het binnenste van de dwaas is gelijk een gebroken vat, het zal geen kennis vatten, zo lang hij leeft.
Sira DutSVVA 21:17  Indien de verstandige een wijs woord hoort, zo prijst hij dat, en doet daar nog toe.
Sira DutSVVA 21:18  Heeft het een onverstandige gehoord, zo mishaagt het hem, enhij werpt het achter zijn rug.
Sira DutSVVA 21:19  De vertelling van een dwaas is gelijk een last op de weg, maar op de lippen van de verstandige wordt aangenaamheid gevonden.
Sira DutSVVA 21:20  De mond van de voorzichtige wordt in de gemeente gezocht, en elkeen overdenkt zijn woorden in zijn hart.
Sira DutSVVA 21:21  Gelijk een huis dat vergaan is, zo is de vrijheid van de dwaas, en de kennis van de onverstandige niets anders dan woorden, die men niet onderzoeken kan.
Sira DutSVVA 21:22  De tucht is de onwetende als boeien aan de voeten, en als duimijzers aan de rechterhand.
Sira DutSVVA 21:23  Een dwaas verheft zijn stem in het lachen, maar een kloek man zal nauwelijks stilletjes lachen.
Sira DutSVVA 21:24  De tucht is de voorzichtige man gelijk een gulden versiersel, en gelijk een armband aan de rechterarm.
Sira DutSVVA 21:25  De voet van de dwaas is haastig tot een huis in te gaan, maar een mens, die veel ervaren heeft, wordt daarvan beschaamd.
Sira DutSVVA 21:26  De onwijze zal over de deur in het huis kijken, maar een man die wel opgevoed is, zal buiten blijven staan.
Sira DutSVVA 21:27  Het is een ongeschiktheid des mensen te luisteren aan de deur, maar een voorzichtige bezwaart zich over deze on eer.
Sira DutSVVA 21:28  De lippen der veelsprekers verhalen dingen die hun niet aangaan, maar de woorden der voorzichtigen zijn op de waag gewogen. [21:29] Het hart der dwazen is in hun mond, maar de mond der wijzen is in hun hart. [21:31] Wanneer een goddeloze de Satan vervloekt, zo vervloekt hij zijn eigen ziel. [21:31] Een oorblazer besmet zijn eigen ziel, en waar hij ook zou mogen gaan wonen, daar zal hij gehaat worden.
Chapter 22
Sira DutSVVA 22:1  De luiaard is te vergelijken bij een beslijkte steen, en eenieder schuift hem weg om zijn oneer.
Sira DutSVVA 22:2  Een luie is gelijk koedrek op de mesthoop; wie hem op neemt, schudt de hand af.
Sira DutSVVA 22:3  Het is des vaders schande wanneer hij een ongeschikte zoon gewonnen heeft, en zulk een dochter wordt hem tot verkleining.
Sira DutSVVA 22:4  Een voorzichtige dochter zal erfgenaam zijn van haar man, maar een die beschaamd maakt, is tot droefheid desgenen die haar gegenereerd heeft.
Sira DutSVVA 22:5  Een stoute dochter maakt vader en man beschaamd, en van beiden zal zij ongeëerd blijven.
Sira DutSVVA 22:6  Een ontijdig verhaal is gelijk muziek in rouw, maar geselen en tuchtiging ter rechter tijd is een werk van wijsheid.
Sira DutSVVA 22:7  Kinderen, die in een goed leven worden opgevoed, verbergen de slechte afkomst van hun ouders; kinderen die in verachting en ongeschiktheid zich beroemen, die bevlekken de edele afkomst van hun geslacht.
Sira DutSVVA 22:8  Wie een dwaas leert, die lijmt scherven aaneen, en wekt de slapende uit een diepe slaap.
Sira DutSVVA 22:9  Wie een dwaas wat vertelt, die vertelt het een sluimerende, en in het einde zal hij zeggen: Wat is het?
Sira DutSVVA 22:10  Ween over een dode, want het licht heeft hem begeven. Beween ook een dwaas, want het verstand heeft hem begeven.
Sira DutSVVA 22:13  De rouw over een dode duurt zeven dagen, maar over een dwaas en goddeloze al de dagen zijns levens.
Sira DutSVVA 22:14  Spreek niet lang met een onwijze, en ga niet tot een onverstandige, want ongevoelig zijnde zal hij al uw dingen voor niets achten.
Sira DutSVVA 22:15  Hoed u voor hem, opdat gij geen moeite hebt, en niet bezoedeld wordt, als hij zijn vuilheid uitschudt.
Sira DutSVVA 22:16  Wijk van hem, en gij zult rust vinden, en gij zult niet verluieren in zijn zinneloosheid.
Sira DutSVVA 22:17  [22:17] Wat is er zwaarder dan lood, en wat naam zal hij hebben anders dan lood. [22:18] Zand en zout en een klomp ijzer zijn lichter om te dragen, dan een onverstandig mens.
Sira DutSVVA 22:18  [22:19] Gelijk een houten band, vast ingebonden in een ge bouw, niet los gaat door een schudding, zo wordt een hart steunende op welbedachte raad, nimmer door vrees bevangen.
Sira DutSVVA 22:19  [22:20] Een hart dat op verstandige gedachten gevestigd is, is gelijk een versierd pleisterwerk aan de muur van een pand. [22:21] Palen omhoog gezet tegen de wind, kunnen niet blijven, [22:22] Zo kan een bevreesd hart in de gedachte van de dwaas tegen geen vrees bestaan.
Sira DutSVVA 22:20  [22:23] Wie in een oog steekt, brengt daar tranen uit, en die in het hart steekt brengt het gevoelen te voorschijn. [22:24] Wie een steen onder de vogelen werpt, die jaagt ze weg, en wie zijn vriend scheldt, die maakt de vriendschap los.
Sira DutSVVA 22:21  [22:25] Indien gij het zwaard getrokken hebt tegen uw vriend, zo wanhoop niet, want daar is wederkering.
Sira DutSVVA 22:22  [22:26] Indien gij de mond tegen uw vriend opengedaan hebt, zo vrees niet, want daar is verzoening, behalve in versmading en hovaardigheid, en openbaring van hetgeen verborgen is, en bedriegelijke verwonding, want om deze dingen vliedt een iegelijk vriend weg.
Sira DutSVVA 22:23  [22:27] Bewijs trouw jegens uw naaste in zijn armoede; opdat gij u verheugen moogt als het hem wèl gaat.
Sira DutSVVA 22:24  [22:28] In de tijd der verdrukking blijf bij hem, opdat gij zijn erfdeel moogt erven, want de geringe staat is niet altijd te verachten, noch de rijke, die geen verstand heeft, in waarde te houden.
Sira DutSVVA 22:25  [22:29] Gelijk de damp des ovens en de rook gaan voor het vuur, zo gaan scheldwoorden voor de doodslag.
Sira DutSVVA 22:26  [22:30] Een vriend te beschermen zal ik mij niet schamen, en voor zijn aangezicht zal ik mij niet verbergen, zelfs zo mij iets kwaads overkomt om zijnentwil, een iegelijk die het hoort zal zich voor hem wachten.
Sira DutSVVA 22:27  [22:31] Wie zal mij een wacht aan mijn mond stellen, en een scherpzinnig zegel op mijn lippen, opdat ik niet schielijk valse vanwege mijn tong, en zij mij niet verderve?
Chapter 23
Sira DutSVVA 23:1  O Here, Vader en Heerser des gansen levens, verlaat mij niet in hun raad, en laat mij niet vallen onder hen.
Sira DutSVVA 23:2  Wie zal geselen bestellen over mijn gedachte, en een onderrichting der wijsheid in mijn hart? opdat gij Here mijn onwetendheden niet verschoont, en de moedwil der openbare zondaren niet voorbijgaat;
Sira DutSVVA 23:3  Opdat mijn onwetendheden niet vermenigvuldigd worden, en mijn zonden niet vermeerderen tot verplettering, en ik niet valle voor degenen die mij tegen zijn, en mijn vijand over mij verblijd worde, van welke de hoop van uw barmhartigheid verre is.
Sira DutSVVA 23:4  O Here, Vader en God mijns levens, geef mij geen verheffing der ogen, en wend een stout gemoed altijd van uw knechten af.
Sira DutSVVA 23:5  Weer van mij af ijdele hoop en begeerte, en behoud hem die u altijd wil dienen; laat mij de begeerte des buiks, en de bij slaap niet innemen, en geef mij, uw knecht, niet over aan een onbeschaamd gemoed.
Sira DutSVVA 23:6  Hoort, mijn kinderen, de onderwijzing van een waarachtige mond, en wie zij bewaart, die zal in zijn lippen niet gevangen worden.
Sira DutSVVA 23:7  De zondaar zal in zijn onvoorzichtigheid gevat worden, en een schimper en hovaardige zullen zich daaraan stoten.
Sira DutSVVA 23:8  Gewen uw mond niet tot zweren, en gewen u niet de heilige te noemen.
Sira DutSVVA 23:9  Want gelijkerwijs een huisknecht, die steeds met geselen onderzocht wordt, geen gebrek heeft van striemen, zo wordt die zweert en doorgaans de heilige noemt, van de zonde niet gereinigd.
Sira DutSVVA 23:10  Een man die veel zweert, is vol ongerechtigheid, en de gesel zal van zijn huis niet wijken.
Sira DutSVVA 23:11  Indien hij mishandelt, zijn zonde is op hem, en indien hij het niet acht, zo zondigt hij dubbel.
Sira DutSVVA 23:12  En zo hij ijdel gezworen heeft, hij zal niet gerechtvaardigd worden, want zijn huis zal vervuld worden met aangehaalde straffen.
Sira DutSVVA 23:13  Het is een wijze van spreken rondom met de dood bekleed; laat die niet gevonden worden in het erfdeel Jakobs.
Sira DutSVVA 23:14  Want al deze dingen zullen verre zijn van de godvrezende, en zij zullen in de zonden niet ingewikkeld worden.
Sira DutSVVA 23:15  Gewen uw mond niet tot onmatig eedzweren, want daarin is schuld der zonde.
Sira DutSVVA 23:16  Gedenk aan uw vader en moeder; want in het midden der groten zult gij bijzitten.
Sira DutSVVA 23:17  Dat gij niet te eniger tijd bij hen wordt vergeten, en door uw gewone omgang verwelkt, en gij zoudt willen dat gij niet geboren waart geweest, en zoudt de dag uwer geboorte vervloeken.
Sira DutSVVA 23:18  Een mens die gewend is tot scheldwoorden, die zal al de dagen zijns levens niet onderwezen worden.
Sira DutSVVA 23:19  Tweeërlei soort van mensen vermenigvuldigen de zonden, en de derde brengt de toorn mede.
Sira DutSVVA 23:20  Een hittige ziel is gelijk een brandend vuur; het wordt niet uitgeblust tot het verslonden is.
Sira DutSVVA 23:21  Een hoereerder, die met het lichaam zijns vleses hoererij bedrijft, rust niet totdat hij een vuur ontstoken heeft.
Sira DutSVVA 23:22  Een hoereerder is allerlei brood zoet; hij zal niet aflaten totdat hij zijn einde neemt.
Sira DutSVVA 23:23  Een mens die aftreedt van zijn bed, zegt bij zichzelf: Wie ziet mij?
Sira DutSVVA 23:24  Duisternis is rondom mij, en de muren bedekken mij, en niemand ziet mij, wat vrees ik? De Allerhoogste zal aan mijn zonden niet gedenken, en de ogen der mensen zijn alleen zijn vrees; [23:25] En hij verstaat niet, dat de ogen van de Allerhoogste Here tienduizend maal klaarder zijn den de zon. [23:26] Welke zien op alle wegen der mensen, en merken op de verborgene delen.
Sira DutSVVA 23:25  [23:27] Eer alle dingen geschapen waren, is hem alles bekend geweest; zo ook, nadat ze zijn voleindigd, doorziet hij ze alle. [23:28] Deze zal op de straten der stad gewroken worden, en gegrepen worden waar hij het niet heeft gemeend. [23:29] Desgelijks ook een vrouw, die haar man verlaat, en een erve van een ander bekomt.
Sira DutSVVA 23:26  [23:30] Want vooreerst is zij de wet des Allerhoogsten ongehoorzaam geweest, en ten tweede heeft zij kwalijk gehandeld jegens haar man, en ten derde heeft zij in hoererij overspel bedreven, en uit een andere man kinderen voortgebracht.
Sira DutSVVA 23:27  [23:31] Deze zal in de gemeente uitgestoten worden, en over haar kinderen zal onderzoeking geschieden. [23:32] Haar zonen zullen geen wortel uitspreiden, en de takken van haar zullen geen vrucht dragen. [23:33] Haar gedachtenis zal zij tot een vervloeking nalaten, en haar versmaadheid zal niet uitgewist worden. [23:34] En de nagelatenen zullen bekennen, dat er niets beter is dan de vreze des Heren, en niets zoeter dan dat iemand acht neemt op de geboden Gods. [23:35] Het is een grote heerlijkheid God te volgen, en een lang leven, dat gij van hem aangenomen wordt.
Chapter 24
Sira DutSVVA 24:1  De wijsheid prijst zichzelf, en in het midden van haar volk beroemt zij zich.
Sira DutSVVA 24:2  Zij doet haar mond open in de gemeente des Allerhoogsten, en beroemt zich in tegenwoordigheid van zijn kracht, zeggende:
Sira DutSVVA 24:3  Ik ben van de mond des Allerhoogsten uitgegaan, en gelijk een nevel heb ik de aarde bedekt.
Sira DutSVVA 24:4  Ik heb mijn tent in de hoogste plaatsen opgeslagen, en mijn troon in een wolkkolom.
Sira DutSVVA 24:5  Ik alleen heb de rondte des hemels omgegaan, en heb in de diepte der afgronden gewandeld.
Sira DutSVVA 24:6  In de baren der zee, en op de ganse aarde, en bij alle volken en natiën heb ik bezittingen.
Sira DutSVVA 24:7  Bij deze allen heb ik rust gezocht, om in iemands erfenis te huis te zijn.
Sira DutSVVA 24:8  Toen beval mij de schepper aller dingen, en die mij geschapen heeft, deed mijn tent rusten, en zeide:
Sira DutSVVA 24:9  In Jakob zult gij uw tent opslaan, en te Jeruzalem zult gij erfgenaam zijn.
Sira DutSVVA 24:10  Vóór de wereld, van den beginne heeft hij mij geschapen, en tot in eeuwigheid neem ik niet af; in een heilige tabernakel heb ik in zijn tegenwoordigheid gediend;
Sira DutSVVA 24:11  En zo ben ik in Sion bevestigd. In een geheiligde stad heeft hij mij insgelijks doen rusten, en in Jeruzalem is mijn macht.
Sira DutSVVA 24:12  En ben ingeworteld in een verheerlijkt volk, in het deel des Heren, dat is zijn erfdeel.
Sira DutSVVA 24:13  Ik ben verhoogd geworden als een cederboom op Libanon, en gelijk een cypresseboom op de bergen van Hermon.
Sira DutSVVA 24:14  Ik ben verhoogd geworden gelijk een dadelboom te Engedi, en gelijk een, rozeboom te Jericho.
Sira DutSVVA 24:15  Gelijk een schone olijfboom in een fraai veld, en gelijk de boom Platanus ben ik uit het water verhoogd.
Sira DutSVVA 24:16  Ik heb een goede reuk van mij gegeven, gelijk als kaneel en gelijk een reukbal, en gelijk uitgelezen mirre.
Sira DutSVVA 24:17  Gelijk als Galbanum, en Onyx, en Stacte, en gelijk de damp des wierooks in de tabernakel.
Sira DutSVVA 24:18  Ik heb mijn takken uitgestrekt gelijk een terpentijnboom, en mijn takken zijn heerlijk en aangenaam.
Sira DutSVVA 24:19  Ik heb, gelijk een wijnstok uitspruitende, een goede reuk voortgebracht, en mijn bloemen zijn een vrucht der heerlijkheid en des rijkdoms.
Sira DutSVVA 24:20  Ik ben een moeder der schone liefde, en der vrees, en der kennis, en der heilige hoop;
Sira DutSVVA 24:21  En geef met al mijn kinderen deze eeuwigblijvende dingen, namelijk die mij van hem toegezegd worden.
Sira DutSVVA 24:22  Komt herwaarts tot mij, gij die mij begeert, en verzadigt u van mijn gewas.
Sira DutSVVA 24:23  Want mijn gedachtenis is zoeter dan honig, en mijn erfenis dan honigraat.
Sira DutSVVA 24:24  Die mij eten, zullen niet hongeren, en die mij drinken, zullen niet dorsten.
Sira DutSVVA 24:25  Die naar mij luistert zal nimmermeer beschaamd worden, en die naar mij arbeiden zullen niet zondigen.
Sira DutSVVA 24:26  Al deze dingen leert het boek des verbonds van God de Allerhoogste, de wet, welke Mozes bevolen heeft tot een erfdeel in de vergaderingen van Jakob, zeggende: Bezwijkt niet, maar zijt sterk in de Here, opdat hij u krachtig make; kleeft hem aan; de Almachtige Here is alleen God, en daar is geen Zaligmaker benevens hem.
Sira DutSVVA 24:27  Hij vervult alle dingen met zijn wijsheid, gelijk de Pison, en gelijk de Tigris in de dagen der nieuwe vruchten.
Sira DutSVVA 24:28  Die vervult het verstand gelijk de Eufraat, en gelijk de Jordaan in de dagen van de oogst.
Sira DutSVVA 24:29  Die de leer der kennis doet uitschijnen gelijk een licht, en gelijk de Gihon in de tijd wanneer men de druiven leest.
Sira DutSVVA 24:30  De eerste heeft haar niet volkomen gekend, en zo heeft de laatste haar niet uitgespeurd.
Sira DutSVVA 24:31  Want meer dan de zee zijn haar gedachten vermenigvuldigd, en haar raad dan een grote afgrond.
Sira DutSVVA 24:32  Ik, de Wijsheid, ben gelijk een gedolven gracht van een rivier;
Sira DutSVVA 24:33  En gelijk een waterloop ben ik uitgegaan in het paradijs.
Sira DutSVVA 24:34  Ik heb gezegd: Ik zal mijn beste hof wateren, en mijn op. recht tuinbeddeken begieten. [24:35] En ziet de gedolven gracht is mij geworden tot een rivier, en mijn rivier is geworden tot een zee. [24:36] Want ik doe de onderwijzing jichten als de dageraad, en doe ze schijnen tot in verre landen. [24:37] Want ik giet lering uit gelijk een profetie, en laat ze, na tot eeuwige geslachten. [24:38] Ziet gij dan, dat ik niet voor mij alleen heb gearbeid, maar voor al degenen die ze zoeken.
Chapter 25
Sira DutSVVA 25:1  Door drie dingen word ik schoon, en sta schoon voor de Here, ja voor de Here en de mensen.
Sira DutSVVA 25:2  Door eendracht der broederen en vriendschap des naasten, en wanneer man en vrouw zich tezamen verdragen.
Sira DutSVVA 25:3  Drieërlei soort van mensen haat mijn ziel, en op hun leven ben ik zeer verstoord:
Sira DutSVVA 25:4  Namelijk een arme, die hovaardig is, en een rijke, die een leugenaar is, en een oude die een overspeler is, en aan verstand afgenomen heeft.
Sira DutSVVA 25:5  In uw jeugd hebt gij niet vergaderd, en hoe zoudt gij wat vinden in uw ouderdom?
Sira DutSVVA 25:6  Wat een schone zaak is het dat grijze haren zitten om te oordelen, en dat oude mannen kennis hebben tot raad?
Sira DutSVVA 25:7  Hoe schoon staat de ouden wijsheid, en degenen die verheerlijkt zijn, bedachtzaamheid en raad!
Sira DutSVVA 25:8  Grote ervarenheid is een kroon der ouden, en hun roem is de vreze des Heren.
Sira DutSVVA 25:9  Aan negen dingen heb ik gedacht, en ze zalig geprezen in mijn hart, en het tiende zal ik met mijn tong zeggen:
Sira DutSVVA 25:10  Een mens die verheugd wordt aan zijn kinderen, terwijl hij nog leeft, en die de val zijner vijanden ziet.
Sira DutSVVA 25:11  Hij is zalig die bij een verstandige vrouw woont, en die met de tong niet struikelt, en die niet dient degene, die zijns niet waardig is.
Sira DutSVVA 25:12  Hij is zalig die kloekheid gevonden heeft, en ze verhaalt in de oren der toehoorders.
Sira DutSVVA 25:13  Hoe groot is bij die wijsheid vindt! doch hij is niet boven degene, die de Here vreest.
Sira DutSVVA 25:14  Maar de liefde des Heren overtreft alles, tot verlichting.
Sira DutSVVA 25:16  De vreze des Heren is het begin zijner liefde, maar het geloof het begin zijner aankleving.
Sira DutSVVA 25:17  Alle plaag is te verdragen, maar niet de plaag des harten, en alle boosheid, doch niet de boosheid van een vrouw;
Sira DutSVVA 25:18  Alle inval, doch niet de inval dergenen die haten, en alle wraak, doch niet de wraak der vijanden.
Sira DutSVVA 25:19  Daar is geen hoofd boven het hoofd der slang, en daar is geen gramschap boven de gramschap des vijands.
Sira DutSVVA 25:20  Ik heb liever te wonen bij een leeuw en draak, dan te wonen bij een boze vrouw.
Sira DutSVVA 25:21  De boosheid van een vrouw verandert haar aangezicht, en verdonkert haar aangezicht, dat zij ziet gelijk een beer.
Sira DutSVVA 25:22  In het midden van zijn naasten zal haar man aanzitten en zal ongaarne zuchten om harentwil.
Sira DutSVVA 25:23  Alle boosheid is klein tegen de boosheid van een vrouw; en het lot des zondaars valle haar toe.
Sira DutSVVA 25:24  Gelijk een zandachtige opgang voor de voeten van een oud man, alzo is een klapachtige vrouw voor een stil man.
Sira DutSVVA 25:25  Geef u niet over aan de schoonheid van een vrouw, en begeer geen vrouw tot wellust.
Sira DutSVVA 25:26  Toorn en onbeschaamdheid en grote schande is bij een vrouw, indien zij haar man toereikt dat hij van node heeft. [25:27] Een boze vrouw veroorzaakt een neergebogen hart, en een droevig aangezicht, en een harteplaag. [25:28] Welke haar man niet troost in zijn benauwdheid, die maakt trage handen en slappe knieën. [25:29] Van de vrouw is het begin der zonde, en om harentwil sterven wij allen. [25:30] Geef het water geen doortocht, noch de boze vrouw vrijheid om uit te gaan. [25:31] Gaat zij niet naar uw hand, zo snijd haar af van uw vlees, geef een scheidbrief en laat haar gaan.
Chapter 26
Sira DutSVVA 26:1  Gelukkig is de man, die een goede vrouw heeft; het getal zijner dagen wordt dubbel.
Sira DutSVVA 26:2  Een kloeke vrouw verheugt haar man, en vervult de jaren zijns levens met vrede.
Sira DutSVVA 26:3  Een goede vrouw is een goed erf deel, en wordt tot een deel gegeven degenen, die de Here vrezen.
Sira DutSVVA 26:4  En het hart van zo'n man is goed tot de Here. hetzij dat hij rijk of arm is, altijd hebben zij een vrolijk aangezicht en zijn blijmoedig.
Sira DutSVVA 26:5  Drie dingen ontziet mijn hart, en voor het vierde word ik in mijn aangezicht bevreesd:
Sira DutSVVA 26:6  De lastering ener stad, en de vergadering van het volk, en leugen tegen iemand opgemaakt, al deze zijn bezwaarlijker dan de dood.
Sira DutSVVA 26:7  Maar een vrouw die op een andere vrouw jaloers is, en met de tong geselt, en bij allen overbrengt, die is een hartzeer en droefheid.
Sira DutSVVA 26:8  Een boze vrouw is gelijk een juk ossen dat ginds en weer bewogen wordt; wie ze neemt, is gelijk degene, die een schorpioen aangrijpt.
Sira DutSVVA 26:9  Een dronken vrouw, en die ginds en weer loopt veroorzaakt grote toorn, en kan haar schande niet bedekken.
Sira DutSVVA 26:10  De hoererij van een vrouw wordt bekend aan de verheffingen der ogen en aan haar wenkbrauwen.
Sira DutSVVA 26:11  Bewaar een onbeschaamde dochter zeer nauw, opdat zij niet, wanneer zij ruimte vindt, deze voor zich gebruikt.
Sira DutSVVA 26:12  Neem acht op haar onbeschaamd oog, en verwonder u niet, indien zij verkeerd tegen u zou handelen.
Sira DutSVVA 26:13  Gelijk een reizende man dorstende, de mond opent als hij een fontein vindt, en van alle water dat nabij is drinkt, zo zal zij zich tegenover elke paal nederzetten en de pijlkoker voor de pijl opendoen.
Sira DutSVVA 26:14  De bevalligheid der vrouw vermaakt haar man, en haar wetenschap maakt zijn benen vet.
Sira DutSVVA 26:15  Een vrouw die weinig spreekt, en van een goed gemoed is, is een gave des Heren, en daar is niets waartegen men een wel onderwezen ziel verwisselen kan.
Sira DutSVVA 26:16  Een schaamachtige en getrouwe vrouw, is genade op genade, en daar is geen ding van zulk gewicht dat waardig is haar kuise ziel.
Sira DutSVVA 26:17  Gelijk de zon opgaande in de hoogste plaatsen des Heren, zo is ook de schoonheid van een goede vrouw in het sieraad van haar huis.
Sira DutSVVA 26:18  Gelijk het licht op de heilige kandelaar glinstert, zo is ook de schoonheid van haar aangezicht in de staande ouderdom.
Sira DutSVVA 26:19  Gelijk gouden pilaren op zilveren voetstukken, zo zijn ook haar schone voeten aan een vaste borst.
Sira DutSVVA 26:20  Mijn kind, bewaar de beste kracht van uw leven in gezond heid, en geef de vreemde uw sterkte niet.
Sira DutSVVA 26:21  Als gij uit alle velden een vruchtbaar deel zult uitgezocht hebben, zo zaai uw eigen zaad, vertrouwende op uw edel geslacht.
Sira DutSVVA 26:22  Zo zullen uw vruchten overblijvende, en vrijmoedigheid van het edele geslacht hebbende, groot worden.
Sira DutSVVA 26:23  Een vrouw die loon neemt, wordt een mestvarken gelijk geacht, maar die een man heeft, zal een toren des doods geacht worden, degenen die haar gebruiken.
Sira DutSVVA 26:24  Een goddeloze vrouw zal de onrechtvaardige tot een deel gegeven worden, maar een godvrezende vrouw wordt gegeven hem, die de Here vreest.
Sira DutSVVA 26:25  Een schandelijke vrouw wrijft haar man oneer aan; maar een eerbare dochter zal ook de man ontzien.
Sira DutSVVA 26:26  Een onbeschaamde vrouw zal geacht worden als een hond, maar die schaamte heeft, zal de Here vrezen.
Sira DutSVVA 26:27  Een vrouw, die haar eigen man eert, zal door allen voor wijs gehouden worden, maar die de man onteert, zal van allen gekend worden, dat zij door hovaardigheid goddeloos is.
Sira DutSVVA 26:28  Gelukzalig is de man die een goede vrouw heeft, want het getal zijner jaren zal dubbel zijn. [26:29] Een vrouw die groot getier maakt, en de tong dapper weet te roeren, zal beschouwd worden als bekwaam tot afwering der vijanden; en eenieders mensen ziel, die deze in zeden gelijk is, zal zijn leven in de oproeren des krijgs overbrengen.
Sira DutSVVA 26:29  [26:33] Over twee dingen is mijn hart bedroefd geworden, en over het derde is mij gramschap aangekomen: [26:33] Als een krijgsman ten laatste armoe gaat lijden; en indien verstandige mannen als drek geacht worden; [26:33] Als iemand van de gerechtigheid wederkeert tot zonde; de Here zal hem tot het zwaard bereiden. [26:33] Een koopman is nauwelijks vrij van mishandeling; en een waard zal niet gerechtvaardigd worden van zonde.
Chapter 27
Sira DutSVVA 27:1  Velen hebben gezondigd om een middelmatige zaak, en die zoekt zijn goed te vermeerderen, zal zijn oog afwenden.
Sira DutSVVA 27:2  Gelijk een nagel tussen de voegen der stenen vastgestoken wordt, zo ook zal de zonde tussen verkopen en kopen worden gewreven.
Sira DutSVVA 27:3  Indien iemand zich niet naarstig aan de vreze des Heren houdt, zo zal zijn huis haastig omgekeerd worden.
Sira DutSVVA 27:4  Als men een zeef schudt, zo blijft de vuiligheid daarin; zo blijft des mensen vuiligheid in zijn uitspraak.
Sira DutSVVA 27:5  De oven proeft de vaten van de pottenbakker, maar de mens wordt beproefd in zijn samenspreking.
Sira DutSVVA 27:6  Gelijk de vrucht van de boom doet blijken hoe men die heeft verpleegd, zo doet ook de uitspraak der gedachten blijken wat in het hart des mensen is.
Sira DutSVVA 27:7  Prijs niemand eer hij spreekt, want hieraan worden de mensen beproefd.
Sira DutSVVA 27:8  Indien gij hetgeen recht is najaagt, zo zult gij het achterhalen, en zult het aantrekken als een lange heerlijke tabberd.
Sira DutSVVA 27:9  Het gevogelte nestelt bij zijns gelijken, en de waarheid komt weder tot degenen, die haar betrachten.
Sira DutSVVA 27:10  Een leeuw loert op de jacht, zo loert de zonde op degenen, die boosheid werken.
Sira DutSVVA 27:11  Het verhaal van de godvrezende is altijd wijs, maar de dwaas verandert gelijk de maan.
Sira DutSVVA 27:12  Neem onder de onverstandigen de tijd waar, maar houd u steeds onder de bedachtzamen.
Sira DutSVVA 27:13  Het verhaal der zotten is verdriet, en hun lachen bestaat in dartelheid der zonde.
Sira DutSVVA 27:14  De spraak desgenen die veel zweert, doet de haren overeind staan, en hun strijd maakt dat men de oren toestoppen moet.
Sira DutSVVA 27:15  De twist der hovaardigen brengt bloedvergieting, en hun schelden is moeilijk om te horen.
Sira DutSVVA 27:16  Wie heimelijke dingen openbaart, die verliest zijn geloof, en zal geen vriend vinden naar zijn hart.
Sira DutSVVA 27:17  Heb uw vriend hartelijk lief en zijt hem getrouw.
Sira DutSVVA 27:18  Maar indien gij zijn heimelijke zaken zoudt geopenbaard hebben, zo volg hem niet na.
Sira DutSVVA 27:19  Want gelijkerwijs een mens zijn vijand verliest, zo heeft hij zijn naaste verloren.
Sira DutSVVA 27:20  En gelijk alsof gij een vogel uit uw hand losgelaten hadt, zo hebt gij uw naaste verlaten, en zult hem niet weder vangen.
Sira DutSVVA 27:21  Volg hem niet, want hij is verre van u weg, en is het ontvloden gelijk een ree uit de strik.
Sira DutSVVA 27:22  Want een wond kan men verbinden, en voor een scheldwoord is verzoening, maar die heimelijke zaken openbaart, heeft zijn geloof verloren.
Sira DutSVVA 27:23  Wie met het oog wenkt, die smeedt boze dingen, en wie die kent zal van hem afwijken.
Sira DutSVVA 27:24  Voor uw ogen zal zijn mond zoet spreken, en hij zal zich over uw woorden verwonderen, maar daarna zal hij anders spreken, en maken dat in uw woorden aanstoot is.
Sira DutSVVA 27:25  Ik haat zulk een zeer, en vergelijk niemand bij hem, en de Here zal hem haten.
Sira DutSVVA 27:26  Wie een steen in de hoogte werpt, die werpt hem op zijn eigen hoofd; zo maakt ook een bedriegelijke slag de wond wijd.
Sira DutSVVA 27:27  Wie een kuil graaft, die zal daarin vallen, en die een strik voor anderen legt, zal daarmee gevangen worden.
Sira DutSVVA 27:28  Wie kwaad doet, bij die zal dat kwaad herberg nemen, en hij zal niet weten vanwaar het hem komt.
Sira DutSVVA 27:29  De hovaardigen bespotten en verwijten, en de wraak loert op hen gelijk een leeuw.
Sira DutSVVA 27:30  Die zich verheugen in de val der godvrezenden zullen in een strik gevangen worden, en smart zal hen verteren voor hun dood; haat en toorn en dergelijke zijn gruwelen, en een zon daar zal daarmee bevangen worden.
Chapter 28
Sira DutSVVA 28:1  Wie zichzelf wreekt, die zal van de Here wraak vinden, en hij zal zijn zonden zeker bewaren.
Sira DutSVVA 28:2  Vergeef uw naaste het onrecht dat hij u gedaan heeft, en wanneer gij dan zult gebeden hebben, zullen u uw zonden vergeven worden.
Sira DutSVVA 28:3  De ene mens houdt tegen de andere mens toorn, en bij de Here zoekt hij genezing.
Sira DutSVVA 28:4  En hij heeft geen barmhartigheid over een mens die hem gelijk is, en bidt om zijn zonden.
Sira DutSVVA 28:5  Hij, vlees zijnde, behoudt vijandschap en wie zal zijn zonden verzoenen?
Sira DutSVVA 28:6  Gedenk aan uw uiterste, en houd op vijandschap te oefenen.
Sira DutSVVA 28:7  Pleeg geen vijandschap tegen uw naaste tot zijn verderf en dood, maar blijf in de geboden.
Sira DutSVVA 28:8  Gedenk aan de geboden, en oefen geen vijandschap tegen de naaste, en aan het verbond des Allerhoogsten, en overzie zijn onwetendheid.
Sira DutSVVA 28:9  Onthoud u van strijd, en gij zult de zonden verminderen, want een toornig mens ontsteekt de strijd.
Sira DutSVVA 28:10  Een zondaar ontroert vrienden, en onder degenen die vrede hebben, werpt hij laster in.
Sira DutSVVA 28:11  Hoe meer hout men in het vuur legt, hoe meer het brandt; hoe meer het gekijf wordt gesterkt, hoe meer het vuur toeneemt; hoe sterker de mens is, hoe sterker zijn gramschap is; en hoe rijker de mens is, hoe meer hij zijn toorn verheft.
Sira DutSVVA 28:12  Een haastige twist ontsteekt het vuur, en een haastend gevecht vergiet bloed.
Sira DutSVVA 28:13  Indien gij in een vonk blaast, zo zal zij branden, maar indien gij daarop spuwt, zo zal zij uitgaan; en dit komt beide uit uw mond.
Sira DutSVVA 28:14  Vervloek een oorblazer, en een tweetongig mens want zij hebben velen verdorven, die in vrede leefden.
Sira DutSVVA 28:15  De dubbele tong heeft velen bewogen, en heeft hen van het ene volk in het andere verzet,
Sira DutSVVA 28:16  En heeft vaste steden vernield, en huizen der groten omgekeerd.
Sira DutSVVA 28:17  De dubbele tong heeft mannelijke vrouwen verdreven, en heeft haar beroofd van haar arbeid.
Sira DutSVVA 28:18  Wie naar haar luistert, die zal geen rust vinden, noch met stilheid wonen.
Sira DutSVVA 28:19  De slag van de gesel maakt striemen, maar de slag der tong vermorzelt het gebeente.
Sira DutSVVA 28:20  Velen zijn gevallen door de scherpte des zwaards, doch niet zo velen als er gevallen zijn door de tong.
Sira DutSVVA 28:21  Zalig is bij die voor haar beschermd is, die door haar gramschap niet is gegaan;
Sira DutSVVA 28:22  Die haar juk niet getrokken heeft, en met haar banden niet is gebonden geweest.
Sira DutSVVA 28:23  Want haar juk is een ijzeren juk, en haar banden zijn metalen banden.
Sira DutSVVA 28:24  Haar dood is een boze dood, en het graf is nuttiger dan zij.
Sira DutSVVA 28:25  Zij zal over de godvrezenden gans geen macht hebben, en door haar vlam zullen zij niet verbranden. [28:26] Die de Here verlaten, zullen in haar vallen en in hen zal zij worden ontstoken, en niet uitgeblust worden;
Sira DutSVVA 28:26  [28:27] Zij zal over hen gezonden worden als een leeuw, en gelijk een luipaard zal zij ze verwoesten. [28:28] Zie toe, omtuin hetgeen gij bezit met doornen, en maak voor uw mond deuren en grendelen. [28:29] Bind uw goud en uw zilver tezamen, en maak voor uw woorden een weegschaal, en voor uw mond een deur en grendel. [28:30] Neemt acht dat gij niet enigszins daarin struikelt, opdat gij niet valt in tegenwoordigheid desgenen, die op u loert.
Chapter 29
Sira DutSVVA 29:1  Wie barmhartigheid oefent, die leent zijn naaste en wie hem sterkt met zijn hand, die houdt de geboden.
Sira DutSVVA 29:2  Leen uw naaste in de tijd zijner behoefte, en wederom, geef het uw naaste weder te zijner tijd.
Sira DutSVVA 29:3  Bevestig uw woord en zijt hem getrouw en gij zult hem te allen tijde uw behoefte vinden.
Sira DutSVVA 29:4  Velen menen dat het geleende als gevonden is, en doen de genen moeite aan, die hen geholpen hebben.
Sira DutSVVA 29:5  Zolang als hij ontvangt, kust hij zijn naastens handen, en om des naasten geld vernedert hij zijn stem.
Sira DutSVVA 29:6  Maar wanneer hij het behoort weder te geven, dan stelt hij de tijd uit, en geeft reden van zijn zorgeloosheid en wijt het de tijd.
Sira DutSVVA 29:7  En indien hij het vermag te geven, zo zal hij nauwelijks de helft brengen, en zal het rekenen als gevonden.
Sira DutSVVA 29:8  Maar indien niet, zo berooft hij hem van zijn geld, en maakt hem tot een vijand zonder oorzaak.
Sira DutSVVA 29:9  Hij betaalt hem met vloeken en scheldwoorden, en voor eer vergeldt hij hem oneer.
Sira DutSVVA 29:10  Velen dan vanwege zulke boosheid, wenden zich van de mens af, en vrezen dat zij van het hunne mochten beroofd worden.
Sira DutSVVA 29:11  Evenwel in de vernedering uws naasten zijt lankmoedig, en stel hem niet uit met uw aalmoes.
Sira DutSVVA 29:12  Neem u de arme aan vanwege het gebod, en keer u niet af van zijn behoeftigheid.
Sira DutSVVA 29:13  Verlies uw geld om uws vriends en broeders wil, en verberg dat niet onder een steen tot verderfenis.
Sira DutSVVA 29:14  Leg uw schat naar de geboden des Allerhoogsten, en hij zal u voordeliger zijn dan goud.
Sira DutSVVA 29:15  Sluit uw aalmoes in uw schatkamers, en ze zal u redden uit alle jammer.
Sira DutSVVA 29:16  Zij zal meer dan een sterk schild, en meer dan een harde spies, tegen uw vijand voor u strijden.
Sira DutSVVA 29:17  Een goed man zal voor zijn naaste borg worden, maar die de schaamte verloren heeft, zal hem verlaten.
Sira DutSVVA 29:18  Vergeet de weldaden niet van hen, die voor u borg geworden is, want hij heeft zijn ziel voor u gesteld.
Sira DutSVVA 29:20  De zondaar, wanneer men voor hem borg geworden is, zal vlieden, en een onnut mens zal in zijn. gedachten verlaten degene, die hem verlost heeft.
Sira DutSVVA 29:21  Borgschap heeft er velen verdorven, die welgesteld waren, en heeft hen bewogen gelijk een golf der zee.
Sira DutSVVA 29:22  Machtige mannen heeft zij doen verhuizen, die onder vreemde volken zijn gaan dwalen.
Sira DutSVVA 29:23  Een zondaar overtredende de geboden des Heren zal in borgschap vervallen, en die aanneming van zware werken najaagt, zal in het gericht vallen.
Sira DutSVVA 29:24  Neem u des naasten aan naar uw vermogen, en heb acht op uzelf dat gij niet valt.
Sira DutSVVA 29:25  Het voornaamste van het leven des mensen is water en brood en een kleed, en een huis dat bedekt hetgeen niet wel voegt.
Sira DutSVVA 29:26  Het leven des armen onder een deksel van planken, is beter dan heerlijke spijs onder de vreemden. [29:27] Heb een welbehagen zo wel aan het kleine als aan het grote, opdat gij niet hoort het verwijt van uw huis.
Sira DutSVVA 29:27  [29:28] Het is een ellendig leven uit het ene huis in het andere te vertrekken, want waar gij bij wonen zult, daar zult gij de mond niet durven opendoen. [28:29] Gij zult gasten hebben en te drinken geven de ondankbaren, en nog daartoe bittere woorden horen.
Sira DutSVVA 29:28  [29:30] Namelijk, inwoner ga heen, bereid de tafel, en zo gij wat hebt, spijs mij. [28:31] Ga uit, inwoner, van dat heerlijk aangezicht, ik heb het huis nodig, mijn broeder is bij mij geherbergd. [28:32] Deze dingen zijn zwaar voor een die verstand heeft. De bestraffing vanwege het huis, en het verwijt van die hem geleend heeft.
Chapter 30
Sira DutSVVA 30:1  Die zijn zoon liefheeft, die zal de roeden altijd aan hem bezigen, opdat hij eindelijk van hem verheugd worde.
Sira DutSVVA 30:2  Wie zijn zoon tuchtigt, zal over hem verblijd worden, en in het midden der vermaarde lieden zal hij van hem roemen.
Sira DutSVVA 30:3  Wie zijn zoon leert, die zal zijn vijand tot jaloersheid verwekken en in tegenwoordigheid der vrienden zal hij over hem vrolijk zijn.
Sira DutSVVA 30:4  Is zijn vader gestorven, zo is het alsof hij niet gestorven ware, want hij heeft achter zich gelaten een die hem gelijk is.
Sira DutSVVA 30:5  In zijn leven zag hij hem, en was over hem verheugd, en in zijn dood was hij niet bedroefd.
Sira DutSVVA 30:6  Hij heeft een nagelaten, die zich aan de vijanden wreken zal, en de vrienden weder dankbaar zal zijn.
Sira DutSVVA 30:7  Wie zijn zoon afstrijkt, die verbindt zijn wonden, en op elk roepen worden zijn ingewanden ontroerd.
Sira DutSVVA 30:8  Een ongetemd paard wordt wrevelig, en een ongebonden zoon wordt moedwillig.
Sira DutSVVA 30:9  Streel uw kind, en het zal u verschrikken; speel met hem, en het zal u bedroeven.
Sira DutSVVA 30:10  Lach niet met hem, opdat u geen smart overkome, en gij ten laatste op uw tanden bijt.
Sira DutSVVA 30:11  Geef hem geen macht in de jeugd, en overzie zijn onwetend heden niet.
Sira DutSVVA 30:12  Buig hem zijn hals in de jeugd, en breek zijn lendenen, terwijl hij nog een kind is, opdat hij niet te eniger tijd verhard zijnde, u ongehoorzaam, en uw ziel een smart zij.
Sira DutSVVA 30:13  Onderwijs uw zoon, en maak uw werk van hem, opdat gij u niet stoot aan zijn ongeregeldheid.
Sira DutSVVA 30:14  Een arme die gezond en sterk van lijf en leden is, die is beter dan een rijke die aan zijn lichaam geslagen is.
Sira DutSVVA 30:15  Gezondheid en welgesteld te zijn van lichaam, is beter dan al het goud, en een goed sterk lichaam dan onmetelijke rijkdom.
Sira DutSVVA 30:16  Daar is geen rijkdom beter dan gezondheid des lichaams, en daar is geen vreugde boven blijdschap des harten.
Sira DutSVVA 30:17  De dood is beter dan een bittere leven, of bijblijvende zwakheid.
Sira DutSVVA 30:18  Opgesloten goederen bij een gesloten mond zijn gelijk spijsgerechten bij een graf gelegd.
Sira DutSVVA 30:19  Wat is het brandoffer de afgod nut? want hij eet niet, en hij riekt niet; zo gaat het hem die door de Here vervolgd wordt.
Sira DutSVVA 30:20  Hij ziet de ogen, en zucht gelijk een gesnedene, die een maagd omvat, en zucht.
Sira DutSVVA 30:21  Begeef uw ziel niet tot droefheid, en kwel uzelf niet door uw eigen raad.
Sira DutSVVA 30:22  Vreugde des harten is des mensen leven zelf, en vrolijk heid des mans verlengt hem zijn dagen.
Sira DutSVVA 30:23  Heb uw ziel lief, en troost uw hart, en stel droefheid verre van u.
Sira DutSVVA 30:24  Want de droefheid heeft er velen verdorven en gedood.
Sira DutSVVA 30:25  Nijdigheid en gramschap verminderen de dagen, en bekommernis brengt ouderdom voor de tijd. [30:26] Een lustig en goed hart is bezorgd over de spijzen, die hij eten zal.
Chapter 31
Sira DutSVVA 31:1  Het waken om des rijkdoms wil doet het vlees verdwijnen, en daarover bekommerd zijn, vermindert de slaap.
Sira DutSVVA 31:2  Deze wakende bekommernis vereist sluimeren, maar de slaap ontnuchtert een zware krankheid.
Sira DutSVVA 31:3  De rijke bemoeit zich met veel geld te vergaderen, en wanneer hij rust heeft, vult hij zich op met zijn lekkernijen.
Sira DutSVVA 31:4  De arme bemoeit zichzelf als zijn leeftocht vermindert, en als hij rust wordt hij behoeftig.
Sira DutSVVA 31:5  Wie goud liefheeft die zal niet gerechtvaardigd worden; en wie zijn verderving najaagt, deze zal daarvan verzadigd worden.
Sira DutSVVA 31:6  Velen zijn gebonden geworden om des gouds wil, en hun verderf is geweest voor hun ogen.
Sira DutSVVA 31:7  Het is een hout des aanstoots degenen die het offeren, en alle onwijze wordt daardoor gevangen.
Sira DutSVVA 31:8  Zalig is de rijke, die onberispelijk gevonden wordt, en die naar het goud niet gaat.
Sira DutSVVA 31:9  Wie is deze? en wij zullen hem zalig prijzen; want hij heeft wonderlijke dingen gedaan onder zijn volk.
Sira DutSVVA 31:10  Wie is daardoor beproefd en volmaakt bevonden? en hij zal zijn tot een roem. Wie heeft kunnen overtreden, en heeft niet overtreden? en kwaad doen, en heeft het niet gedaan?
Sira DutSVVA 31:11  Daarom zullen zijn goederen bevestigd worden, en de gemeente zal zijn aalmoezen vertellen.
Sira DutSVVA 31:12  Als gij aan een grote tafel zit, zo doe uw keel over deze niet wijd open;
Sira DutSVVA 31:15  Is er wat bozer geschapen dan zulk een oog? daarom weent het vanwege al hetgeen dat het ziet.
Sira DutSVVA 31:16  Steek uw hand niet uit daar hij heenziet, en wrijf ze met hem niet in de schotel.
Sira DutSVVA 31:17  Meet bij uzelf af hetgeen uw naaste behaagt, en let op alle dingen.
Sira DutSVVA 31:18  Eet gelijk een mens van hetgeen u voorgezet wordt, en zijt niet vraatzuchtig, opdat gij niet gehaat wordt.
Sira DutSVVA 31:19  Houd eerst op, omdat gij onderwezen zijt, en zijt niet onverzadelijk, opdat gij niet te eniger tijd aanstoot geeft.
Sira DutSVVA 31:20  En zo gij onder velen aanzit, steek uw hand niet eerder uit dan zij.
Sira DutSVVA 31:21  Hoe weinig is genoeg voor een mens die wel onderwezen is; en hij hijgt niet op zijn bed, hij heeft een gezonde slaap, met een matig ingewand, hij staat des morgens vroeg weder op, en zijn vernuft is bij hem.
Sira DutSVVA 31:22  Moeilijk waken, en buikpijn, en pijn in de darmen, is bij een onverzadelijk mens.
Sira DutSVVA 31:23  En zo gij met kost overladen zijt, sta op midden door heengaande; geef over, en gij zult weder rust hebben.
Sira DutSVVA 31:24  Hoor mij, mijn kind, en veracht mij niet, en gij zult ten laatste de waarheid mijner woorden bevinden.
Sira DutSVVA 31:25  Zijt in al uw werken wakker, en geen krankheid zal u ontmoeten.
Sira DutSVVA 31:26  Degene die heerlijk is in spijs, zegenen de lippen, en de getuigenis zijner heerlijkheid is getrouw.
Sira DutSVVA 31:27  Die karig is in spijs, over die murmureert de stad, en de getuigenis zijner karigheid is scherp.
Sira DutSVVA 31:28  Toon u geen man in de wijn, want de wijn heeft er velen in het verderf gebracht.
Sira DutSVVA 31:29  De oven beproeft hetgeen door indompeling verstaald is, zo doet ook de wijn in het hart der hovaardigen als zij dronken zijn.
Sira DutSVVA 31:30  De wijn is de mensen gelijk het leven; indien gij deze matig drinkt. [30:31] Wat voor een leven heeft hij die het aan wijn ontbreekt? Want hij is geschapen om de mensen te verheugen.
Sira DutSVVA 31:31  [30:32] De wijn maakt vrolijkheid des harten en verheuging der ziel, ter rechter tijd, en zoveel genoeg is gedronken. [30:33] Maar veel wijn gedronken veroorzaakt bitterheid der ziel door twist en ongeval. [30:34] De dronkenschap des onwijzen vermeerdert zijn gramschap tot aanstoot, vermindert sterkte, en brengt wonden. [30:35] Bestraf uw naaste niet in het wijngelag, en veracht hem niet in zijn verheuging. [30:36] En zeg hem geen verwijtend woord, en verdruk hem niet, wanneer hij u ontmoet.
Chapter 32
Sira DutSVVA 32:1  Hebben zij u tot een overste gesteld, verhef u niet, maar wees bij hen als een van henlieden.
Sira DutSVVA 32:3  En doe al wat nodig is te doen, en als gij zult geprezen zijn, zo rust, opdat gij van hunnentwege verheugd zijt, en om wel versierd te wezen een kroon moogt ontvangen.
Sira DutSVVA 32:4  Spreek, gij die oud zijt, want dat betaamt u, doch met ernstige wetenschap, en gij zult het snarenspel verhinderen.
Sira DutSVVA 32:5  Waar men toeluistert, giet daar uw rede niet uit, en zijt niet wijs buiten tijds.
Sira DutSVVA 32:6  De samenstemming der muzikanten in een wijngelag is gelijk een zegel van een karbonkel op een gulden sieraad.
Sira DutSVVA 32:7  Het gezang der muzikanten bij zoete wijn, is als een zegel in een smaragd op een gulden stuk werk.
Sira DutSVVA 32:8  Spreek gij jongeling, als het u van node is, en zulks nauwe lijks, indien gij tweemaal gevraagd wordt.
Sira DutSVVA 32:9  Maak uw rede kort, zeg met weinig woorden veel; wees gelijk als een die verstaat en evenwel zwijgt.
Sira DutSVVA 32:10  Zijnde onder de groten, maak u hun niet gelijk, en waar oude lieden zijn, heb niet veel gekakel.
Sira DutSVVA 32:11  De bliksem gaat haast voor de donder heen, en voor een eerbaar mens gaat aangenaamheid.
Sira DutSVVA 32:12  Word bij tijds wakker, en zijt niet van de laatsten; loop heen naar huis, en vertraag niet.
Sira DutSVVA 32:13  Speel aldaar, en doe wat gij voorgenomen hebt, maar niet met zonden en hovaardige woorden.
Sira DutSVVA 32:14  En dank hiervoor Hem die u gemaakt heeft, en u dronken maakt van zijn goederen.
Sira DutSVVA 32:15  Wie de Here vreest, die zal zijn onderwijzing aannemen, en die zich vroeg tot Hem maken, zullen vinden wat hun wel behaagt.
Sira DutSVVA 32:16  Wie de wet zoekt, die zal daarvan vervuld worden; maar wie geveinsd is, zal daaraan geërgerd worden.
Sira DutSVVA 32:17  Die de Here vrezen, zullen vinden dat recht is, en zullen gerechtigheden aansteken als een licht.
Sira DutSVVA 32:18  Een goddeloos mens ontwijkt de bestraffing, en naar zijn wil vindt hij uit hetgeen hem behaagt.
Sira DutSVVA 32:19  Een welberaden man veracht de bedenking niet, maar een vreemde en hovaardige is voor vrees niet vervaard, en nadat hij iets gedaan heeft, is hij bij zichzelf zonder raad.
Sira DutSVVA 32:20  Doe niets zonder raad, en als gij het gedaan hebt, laat het u niet berouwen.
Sira DutSVVA 32:21  Ga niet op de weg waarop men lichtelijk valt, en gij zult tegen geen steenachtige plaatsen aanstoten.
Sira DutSVVA 32:22  Vertrouw op de weg niet, die zonder aanstoot is, en wacht u voor uw kinderen.
Sira DutSVVA 32:23  Vertrouw uzelf in alle goede werken, want ook dat is een onderhouding der geboden.
Sira DutSVVA 32:24  Wie de Here gelooft, die let op het gebod, en wie zijn betrouwen op hem zet, die zal geen gebrek hebben.
Chapter 33
Sira DutSVVA 33:1  Hem die de Here vreest, zal geen kwaad ontmoeten, maar hij zal hem in verzoeking ook weder daaruit verlossen.
Sira DutSVVA 33:2  Een wijs man zal de wet niet haten maar wie daarin geveinsd is, die is gelijk als een schip in een storm van vele baren.
Sira DutSVVA 33:3  Een verstandig mens vertrouwt de wet, en de wet is hem getrouw.
Sira DutSVVA 33:4  Gelijk de vraag klaar is, zo bereid de rede, en zo zult gij gehoord worden; bind de onderwijzing tezamen en antwoord dan.
Sira DutSVVA 33:5  Het binnenste van de zot is gelijk het rad aan een wagen, en zijn overlegging is gelijk een as die omloopt.
Sira DutSVVA 33:6  Een vriend, die een bespotter is, is gelijk een springhengst, hij briest onder eenieder, die op hem zit.
Sira DutSVVA 33:7  Waarom overtreft de ene dag de andere dag, zo toch al het licht der dagen in het jaar van de zon komt?
Sira DutSVVA 33:8  Zij zijn in de kennis des Heren onderscheiden, en hij heeft de tijden en de feesten veranderd.
Sira DutSVVA 33:9  Van deze heeft hij sommige verhoogd en geheiligd, en uit hen sommige gesteld tot het getal der gemene dagen.
Sira DutSVVA 33:10  En alle mensen komen van de aardbodem, en uit de aarde is Adam geschapen.
Sira DutSVVA 33:11  Evenwel heeft hen de Here door zijn grote wetenschap onderscheiden, en hun wegen veranderd.
Sira DutSVVA 33:12  Enigen uit hen heeft hij gezegend en verhoogd, en enigen uit hen heeft hij geheiligd, en tot hem doen naderen, enigen uit hen heeft hij vervloekt en vernederd en ze van hun staat af gestort.
Sira DutSVVA 33:13  Zij zijn in zijn hand gelijk het leem eens pottenbakkers, al zijn wegen zijn naar zijn welbehagen.
Sira DutSVVA 33:14  Zo is ook de mens in de hand desgenen, die hem gemaakt heeft, dat hij hen vergelde naar zijn oordeel.
Sira DutSVVA 33:15  Gelijk het goede staat tegen het kwade, en het leven tegen de dood, zo staat de godvrezende tegen de zondaar, zo ook de zondaar tegen de godvrezende man; en ingelijks, aanschouw al de werken des Allerhoogsten, zij zijn alle twee, het een tegen het ander.
Sira DutSVVA 33:16  En ik ben de laatste ontwaakt gelijk een die achter de wijnlezers de druiven naleest, nochtans ben ik door de zegen des Heren bevorderd, en heb de wijnpers gevuld gelijk een wijnlezer.
Sira DutSVVA 33:17  Merkt dat ik niet voor mij alleen heb gearbeid, maar voor al degenen, die onderwijzing zoeken.
Sira DutSVVA 33:18  Hoort gij groten, en gij die de gemeente regeert, laat het tot uw oren ingaan.
Sira DutSVVA 33:19  Geef uw zoon een vrouw, broeder en vriend geen macht over u, zo lang gij leeft, en geef uw goederen aan geen ander, opdat gij niet berouw hebbende daarom behoeft te smeken.
Sira DutSVVA 33:20  Zolang als gij nog leeft en adem in u is, geef uzelf in niemands macht, over.
Sira DutSVVA 33:21  Want het is beter dat de kinderen u smeken, dan dat gij naar de handen uwer zonen ziet.
Sira DutSVVA 33:22  Maak, dat gij in al uw werken anderen te boven gaat, en hang geen schandvlek aan uw eer.
Sira DutSVVA 33:23  Verdeel uw erfgoed in de dag van de voleinding der dagen van uw leven, en in de tijd uws doods.
Sira DutSVVA 33:24  Voor een ezel behoort voeder, en een stok en last; voor een huisknecht spijs, en tuchtiging, en werk.
Sira DutSVVA 33:25  Doe hem werken door tuchtiging, en hij zal rust zoeken; laat hem de handen ledig zijn, en hij zal vrijheid zoeken.
Sira DutSVVA 33:26  Het juk en touw buigen voor de hals van een os, maar de pijnbank en pijniging zijn voor een kwade huisknecht.
Sira DutSVVA 33:27  Drijf hem tot het werk, opdat hij niet ledig ga, want de ledigheid leert veel kwaads.
Sira DutSVVA 33:29  Indien hij niet gehoorzaam is, verzwaar zijn boeien, doch wees niet te streng jegens iemands lichaam, en doe niets zonder oordeel.
Sira DutSVVA 33:30  Hebt gij een huisknecht, dat hij u zij gelijk uw ziel, omdat gij hem door bloed verkregen hebt; zo gij een huisknecht hebt, behandel hem gelijk een broeder, want hij is gelijk uw ziel, gij zult hem behoeven.
Sira DutSVVA 33:31  Indien gij hem onrechtvaardig zoudt mishandelen, en hij oprijzende weg zou lopen, waar zult gij hem zoeken?
Chapter 34
Sira DutSVVA 34:1  De hoop van een onverstandige man is ijdel en leugenachtig, en dromen maken vleugelen voor de onwijze.
Sira DutSVVA 34:2  Gelijk een die naar de schaduw grijpt, en de winden najaagt, zo is hij die de dromen gadeslaat.
Sira DutSVVA 34:3  Wat men in de dromen ziet, is dit na dat, evenals de gelijkheid van het aangezicht tegen het aangezicht over.
Sira DutSVVA 34:4  Van het onreine, wat zal daarvan gereinigd worden? en van de leugenaar, welke waarheid zal daarvan komen?
Sira DutSVVA 34:5  Waarzeggerij en vogelgeschrei, en dromen zijn ijdele dingen, waarvan uw hart inbeeldingen krijgt, gelijk het hart ener vrouw die in barensnood is.
Sira DutSVVA 34:6  Indien ze door de Allerhoogste u niet zijn toegezonden, om u te bezoeken, zo geef uw hart daartoe niet.
Sira DutSVVA 34:7  Want de dromen hebben velen verleid, en die daarop hoop ten, zijn gevallen.
Sira DutSVVA 34:8  Zonder leugen wordt de wet volbracht, en wijsheid is eens getrouwen monds volkomenheid.
Sira DutSVVA 34:9  Een man, die gedwaald heeft, weet vele dingen, en die veel ervaren heeft, zal verstandige dingen verhalen.
Sira DutSVVA 34:10  Die niet ervaren is, weet weinig, maar die gedwaald heeft, is meerder in schranderheid.
Sira DutSVVA 34:11  Ik heb veel dingen gezien in mijn afdwaling, en het is mijn verstand, dat mijn rede gedaante geeft.
Sira DutSVVA 34:12  Menigmaal ben ik in gevaar geweest tot de dood toe, en om deze dingen behouden.
Sira DutSVVA 34:13  De geest dergenen, die de Here vrezen, zal leven.
Sira DutSVVA 34:15  Wie de Here vreest, die zal geen ding vrezen, en zal niet vervaard wezen, want hij is zijn hoop.
Sira DutSVVA 34:16  Zalig is de ziel desgenen, die de Here vreest, aan wie houdt hij, en wie is zijn steunsel?
Sira DutSVVA 34:17  De ogen des Heren zien op degenen die hem liefhebben; hij is hun een krachtig schild en sterk steunsel; een bescherming tegen de hitte, en een bescherming tegen de middag; een bewaring voor de aanstoot, en een hulp tegen de val.
Sira DutSVVA 34:18  Hij verhoogt de ziel, en verlicht de ogen, hij geeft genezing, leven en zegen.
Sira DutSVVA 34:19  Die van onrechtvaardig goed offert, diens offerande is bespottelijk, en de gaven der goddelozen behagen God niet.
Sira DutSVVA 34:20  De Allerhoogste heeft geen welbehagen aan de offeran den der goddelozen, en wordt over de zonde door menigte der slachtoffers niet verzoend.
Sira DutSVVA 34:21  Hij slacht de zoon in tegenwoordigheid van zijn vader, die een slachtoffer toebrengt van het geld der armen.
Sira DutSVVA 34:22  Het brood der behoeftigen is het leven der armen, wie hen daarvan berooft, is een doodslager.
Sira DutSVVA 34:23  Hij doodt zijn naaste, die hem zijn leeftocht afneemt.
Sira DutSVVA 34:24  En hij vergiet bloed, die het loon van de dagloner rooft.
Sira DutSVVA 34:25  Als de een bouwt en de andere afbreekt, wat winnen zij meer dan moeite?
Sira DutSVVA 34:26  Als de een bidt en de andere vloekt, wiens stem zal de Here verhoren?
Sira DutSVVA 34:27  Als iemand is gewassen nadat hij een dode heeft aangeraakt, en die weder aanraakt, welke nuttigheid heeft hij van zijn wassing?
Sira DutSVVA 34:28  Zo is het met een mens die vast vanwege zijn zonden, en weder heengaat en hetzelfde doet; wie zal zijn gebed verhoren? en wat is hij daarmee gevorderd dat hij zichzelf vernederd heeft?
Chapter 35
Sira DutSVVA 35:1  Wie de wet bewaart, die doet offeranden genoeg; wie op de geboden acht heeft, die offert een slachtoffer des heils.
Sira DutSVVA 35:2  Wie een weldaad vergeldt, is gelijk die meelbloem offert, en wie een aalmoes doet, die offert een dankoffer.
Sira DutSVVA 35:3  Het is des Heren welbehagen dat men afsta van boosheid, en afstaan van ongerechtigheid is verzoening.
Sira DutSVVA 35:4  Verschijn niet ledig voor het aangezicht des Heren.
Sira DutSVVA 35:5  Want al deze dingen moet men doen vanwege het gebod.
Sira DutSVVA 35:6  De offerande van de rechtvaardige maakt het altaar vet, en de goede reuk daarvan komt voor de Allerhoogste.
Sira DutSVVA 35:7  Het slachtoffer eens rechtvaardigen mans is aangenaam, en de gedachtenis daarvan zal niet vergeten worden.
Sira DutSVVA 35:8  Verheerlijk de Here met een goed oog, en verminder de eerstelingen uwer handen niet.
Sira DutSVVA 35:9  Heb een vrolijk aangezicht in al uw gaven, en heilig uw tiende met verheuging.
Sira DutSVVA 35:10  Geef de Allerhoogste naar hetgeen hij u gegeven heeft, en met een goed oog hetgeen uw hand gevonden heeft.
Sira DutSVVA 35:11  Want de Here is een vergelden, en hij zal het zevenvoudig vergelden.
Sira DutSVVA 35:12  Besnoei uw gave niet, want hij zou ze niet aannemen, en bemoei u met geen onrechtvaardig slachtoffer.
Sira DutSVVA 35:13  Want de Here is een rechter, en bij hem is geen achting des aangezichts.
Sira DutSVVA 35:14  De Here zal het aangezicht desgenen die zich tegen de arme stelt niet aannemen, maar de smeking desgenen die onrecht lijdt zal hij verhoren.
Sira DutSVVA 35:15  Hij zal het smeken der wezen niet verachten, noch de weduwe indien zij haar klaag rede tot hem uitstort.
Sira DutSVVA 35:16  Vlieten niet de tranen der weduwe af op de wang? en haar geschrei tegen hem, die ze heeft doen nederkomen?
Sira DutSVVA 35:17  Die God dient met welbehagen zal aangenomen worden, en zijn gebed zal tot aan de wolken raken.
Sira DutSVVA 35:18  Het gebed des nederigen gaat door de wolken, en hij wordt niet getroost, totdat hij nabij gekomen is, en laat niet af totdat de Allerhoogste het zal ingezien hebben, welke de rechtvaardige zal oordelen en recht doen.
Sira DutSVVA 35:19  Ook zal de Here niet vertragen, en de machtige zal niet lankmoedig zijn over hen, totdat hij de lendenen der onbarmhartigen verbroken zal hebben.
Sira DutSVVA 35:20  Ja, hij zal de volken wraak vergelden, totdat hij de menigte der smaders zal weggenomen, en de scepters der onrecht vaardigen verbroken zal hebben.
Sira DutSVVA 35:21  Totdat hij de mens vergelde naar zijn handelingen, en de werken der mensen naar hun gedachten.
Sira DutSVVA 35:22  Totdat hij zal hebben geoordeeld het recht van zijn volk, en hen doen verheugen in zijn barmhartigheid.
Sira DutSVVA 35:23  Hoe tijdig is de barmhartigheid in de tijd der verdrukking; zij is gelijk de wolken in de tijd der droogte.
Chapter 36
Sira DutSVVA 36:1  Ontferm u over ons Here, gij God aller dingen, en zie ons aan.
Sira DutSVVA 36:2  En zend uw vrees over al de volken die u niet zoeken.
Sira DutSVVA 36:3  Verhef uw hand over de vreemde volken, laat hun uw vermogen zien.
Sira DutSVVA 36:4  Gelijk gij voor hun ogen geheiligd zijt geweest in ons, dat gij ook voor ons groot gemaakt moogt worden in hen.
Sira DutSVVA 36:5  Dat zij u mogen kennen gelijkerwijs ook wij u kennen, want daar is geen God behalve gij, o Here.
Sira DutSVVA 36:7  Verheerlijk uw hand en rechterarm, opdat zij uw wonderen mogen vertellen.
Sira DutSVVA 36:9  Neem de tegenpartijder weg, en verbrijzel de vijand.
Sira DutSVVA 36:10  Maak dat de tijd haast kome, en gedenk aan de toorn, en laat uw wonderen verteld worden.
Sira DutSVVA 36:11  Die behouden is geweest, wordt door een vurige toorn verslonden, en die uw volk kwellen, laat die het verderf vinden.
Sira DutSVVA 36:12  Verbrijzel de hoofden van de oversten der volken, die zeggen: Daar is niemand behalve wij.
Sira DutSVVA 36:13  Vergader alle stammen Jakobs, en stel hen in hun erfdeel, gelijk van het begin.
Sira DutSVVA 36:14  Ontferm u over uw volk, Here, dat naar uw naam genoemd is; en over Israël, dat gij uw eerstgeborene genoemd hebt.
Sira DutSVVA 36:15  Bewijs barmhartigheid aan uw heilige stad Jeruzalem, welke de plaats uwer rust is.
Sira DutSVVA 36:16  Vervul Sion om uw woorden te verheffen, en uw volk met uw heerlijkheid.
Sira DutSVVA 36:17  Geef getuigenis degenen die van den beginne af uw bezittingen zijn, en verwek profeten in uw naam.
Sira DutSVVA 36:18  Geef loon degenen die u verwachten, en maak dat uw profeten geloofd worden.
Sira DutSVVA 36:19  Verhoor, Here, de smekingen uwer knechten, naar de zegen van Aäron over uw volk, en allen die op aarde wonen zullen bekennen dat gij een Here der eeuwen zijt.
Sira DutSVVA 36:20  De buik eet alle spijs, toch is de ene spijs beter dan de andere.
Sira DutSVVA 36:21  De keel smaakt de spijs van het wildbraad, zo onderkent een verstandig hart leugenachtige redenen.
Sira DutSVVA 36:22  Een verdraaid hart zal droefheid geven, maar een mens, die veel ervaren heeft, zal hem vergelden.
Sira DutSVVA 36:23  Een vrouw neemt iedere man aan, maar de ene dochter is schoner dan de andere.
Sira DutSVVA 36:24  De schoonheid der vrouw verblijdt het aangezicht, en gaat alle lust des mensen te boven.
Sira DutSVVA 36:25  Is dan op haar tong barmhartigheid, en zachtmoedig heid, en genezing, zo is haar man niet gelijk andere mensenkinderen.
Sira DutSVVA 36:26  Die een goede vrouw krijgt, die begint goederen te bezitten, aangezien hij een hulp heeft, die hem gelijk is, en een pilaar waar hij op rusten mag.
Sira DutSVVA 36:27  Waar geen heining is, daar wordt hetgeen men bezit verscheurd, en waar geen vrouw is, daar zal de man zuchten en dwalen.
Sira DutSVVA 36:28  Want wie zal een toegeruste moordenaar betrouwen, die uit de ene stad in de andere sluipt; zo betrouwt men een mens niet, die geen nest heeft, en neemt herberg waar hij ook des avonds is.
Chapter 37
Sira DutSVVA 37:1  Ieder vriend zal wel zeggen: Ik heb ook vriendschap gehouden, maar menige vriend is alleen vriend met de naam.
Sira DutSVVA 37:2  Blijft de droefheid niet tot de dood toe wanneer een metgezel en een vriend tot vijanden worden?
Sira DutSVVA 37:3  O boze gedachte, vanwaar komt gij gerold om de aarde met bedriegerij te bedekken?
Sira DutSVVA 37:4  Een metgezel leeft met zijn vriend in verheuging, en in de tijd van verdrukking zal hij hem tegen zijn.
Sira DutSVVA 37:5  Een metgezel arbeidt met zijn vriend om des buiks wil, en neemt een schild tegen de vijand.
Sira DutSVVA 37:6  Vergeet uw vriend niet in uw hart, en stel hem niet in vergetelheid, wanneer gij geld hebt.
Sira DutSVVA 37:7  Beraad u niet met hem die u overdwars aanziet, en verberg uw raad voor degenen die u benijden.
Sira DutSVVA 37:8  eenieder die raad geeft, verheft zijn raad, maar menigeen geeft voor zichzelf raad.
Sira DutSVVA 37:9  Bewaar uw ziel voor de raadgever, en verneem eerst wat zijn behoefte is, want hij zal zichzelf raad geven, opdat hij niet misschien het lot over u werpe,
Sira DutSVVA 37:10  En zegge tot u: Uw weg is goed, en stelle zich tegenover u om te zien hetgeen u overkomen zal.
Sira DutSVVA 37:11  Beraad u niet met hem, die u overdwars aanziet, en verberg uw raadslag voor degenen, die u benijden;
Sira DutSVVA 37:12  Noch met een vrouw, aangaande degene waartegen zij jaloers is; noch met een vreesachtige over de oorlog; noch met een koopman over de wissel; noch met degene, die koopt over de verkoop; noch met een nijdig mens over de dankbaarheid, noch met een onbarmhartige over de weldadigheid; noch met een luie over enig werk; noch met een huurling, die gij een jaar gehuurd hebt over de voleinding van het werk, noch met een trage huisknecht over veel arbeid.
Sira DutSVVA 37:13  Acht op deze niet in een van al uw beraadslagingen, maar houdt u steeds bij een godvrezende man, van wie gij weet dat hij de geboden des Heren bewaart, die gezind is gelijk gij, en indien gij zoudt komen te struikelen, die met u bedroefd is.
Sira DutSVVA 37:14  Blijf vast bij de raadslag uws harten, want gij hebt niemand getrouwer dan hem.
Sira DutSVVA 37:15  Want de ziel van de man pleegt somtijds wat beters te verkondigen, dan zeven wachters die op een hoge wachttoren zitten.
Sira DutSVVA 37:16  En in alle deze bid de Allerhoogste, opdat de waarheid uw weg recht make.
Sira DutSVVA 37:17  Het begin van het werk is de rede, en beraadslaging gaat voor alle handeling heen.
Sira DutSVVA 37:18  Het aangezicht is een teken van de verandering der vreugde.
Sira DutSVVA 37:19  Vier soorten van dingen vertonen zich: namelijk het goede, het kwade, het leven en de dood en de tong is het, die gedurig daarover heerst.
Sira DutSVVA 37:20  Daar is menig arglistig man, een onderwijzer van velen, en hij is zijn ziel niet nut.
Sira DutSVVA 37:21  Daar is menigeen die wijsheid voorgeeft met woorden en is hatelijk; deze ontbreekt het aan alle wijsheid.
Sira DutSVVA 37:22  Want hem is door de Here die genade niet gegeven, dewijl hij van alle wijsheid beroofd is.
Sira DutSVVA 37:23  Menigeen is wijs voor zichzelf, en de vruchten van zijn verstand in zijn mond zijn prijzenswaardig.
Sira DutSVVA 37:24  Een wijs man onderwijst zijn eigen volk, en de vruchten van zijn verstand zijn gewis.
Sira DutSVVA 37:25  Een wijs man zal vervuld worden met zegen, en allen die hem zien, zullen hem gelukzalig prijzen.
Sira DutSVVA 37:26  Het leven van een man heeft een getal der dagen, maar de dagen van Israël zijn ontelbaar.
Sira DutSVVA 37:27  Een wijze zal heerlijkheid beërven onder zijn volk, en zijn naam zal in eeuwigheid blijven.
Sira DutSVVA 37:28  Mijn kind beproef uw ziel terwijl gij leeft, en zie wat voor haar schadelijk is, en geef het haar niet.
Sira DutSVVA 37:29  Want alle dingen zijn allen niet nut, en ieder neemt geen vermaak in alles.
Sira DutSVVA 37:30  Zijt niet onverzadelijk in alle lekkernijen, en stort u niet heen op de spijzen.
Sira DutSVVA 37:31  Want door veel spijs komt ziekte, en de onverzadelijkheid nadert tot buikpijn. [37:32] Door de onverzadelijkheid zijn er velen gestorven, maar die daarop let zal zijn leven verlengen.
Chapter 38
Sira DutSVVA 38:1  Eer de geneesheer tot uw behoeften, met de eer die hem toekomt; want ook hem heeft de Here geschapen.
Sira DutSVVA 38:2  Want de genezing is van de Allerhoogste, en door de koning wordt de geneesheer geëerd.
Sira DutSVVA 38:3  De wetenschap van de geneesheer verhoogt zijn hoofd, en bij de groten is hij in bewondering.
Sira DutSVVA 38:4  De Here heeft de medicijnen uit de aarde geschapen, en een voorzichtig man verontwaardigt ze niet.
Sira DutSVVA 38:5  Is het water niet zoet geworden van een hout, opdat zijn kracht door de mens zou gekend worden?
Sira DutSVVA 38:6  Hij heeft de mensen wetenschap gegeven, om in zijn wonderen verheerlijkt te worden.
Sira DutSVVA 38:7  Door deze heelt hij de mens en neemt zijn krankheid weg.
Sira DutSVVA 38:8  De apotheker mengt ze ondereen, en zijn werken hebben geen einde, en van hem komt gezondheid op de aardbodem.
Sira DutSVVA 38:9  Mijn kind, in uw krankheid verzuim het niet, maar bid de Here, en hij zal u genezen.
Sira DutSVVA 38:10  Sta af van misdaden, en houd de hand recht, en reinig uw hart van alle zonde.
Sira DutSVVA 38:11  Geef de Here een welriekende reuk, en een gedachtenis van meelbloem, en breng hem een vette offerande, als die niet eerst begint, en geef de geneesheer plaats.
Sira DutSVVA 38:12  Want de Here heeft hem geschapen, en laat hem niet van u, want gij behoeft hem.
Sira DutSVVA 38:13  Daar is mischien een tijd, dat er in hun handen een goede reuk is.
Sira DutSVVA 38:14  Want ook zij zelf bidden de Here, dat hij hun geve, rust en genezing om te mogen leven.
Sira DutSVVA 38:15  Wie tegen degene zondigt, die hem gemaakt heeft, die zal in de handen van de geneesheer vallen.
Sira DutSVVA 38:16  Mijn kind over een dode laat tranen vallen, en begin te wenen als die zware dingen geleden hebt; doch omwind zijn lichaam naar behoren, en veracht zijn begrafenis niet.
Sira DutSVVA 38:18  En, maak de rouw naar zijn waardigheid, een dag of twee, om der lastering wil, en troost u vanwege de droefenis.
Sira DutSVVA 38:19  Want van droefheid komt de dood, en droefheid des harten kromt de sterken.
Sira DutSVVA 38:20  Als er kwaad wordt ingevoerd, blijft ook de droefheid, en het leven van een arme is een vervloeking des harten.
Sira DutSVVA 38:21  Begeef uw hart niet tot droefheid, zet ze van u, gedachtig zijnde aan uw einde;
Sira DutSVVA 38:22  Vergeet dat niet, want vandaar is geen wederkomst, en hem zult gij geen voordeel doen, en uzelf zult gij kwellen.
Sira DutSVVA 38:23  Gedenk aan mijn oordeel, want zo zal ook het uwe zijn; mij gisteren en u heden.
Sira DutSVVA 38:24  Als de dode rust, zo laat ook zijn gedachtenis rusten, en troost u over hem, wanneer zijn geest uitgegaan is.
Sira DutSVVA 38:25  De wijsheid van een schriftgeleerde wordt verkregen door de goede gelegenheid van de ledige tijd, en wie verzuimachtig is in zijn handeling, die zal niet wijs worden.
Sira DutSVVA 38:26  Wat zou hij wijs worden, die de ploeg houdt, en roem draagt in de prikkel, die de ossen drijft, en opgevoed wordt in de werken derzelve, en die van jonge stieren weet te spreken?
Sira DutSVVA 38:27  Deze zal zijn hart begeven om voren te maken, en zal waken om de koeien voeder te geven.
Sira DutSVVA 38:28  Zo is het gelegen met ieder schrijnwerker en timmerman, die de nacht gelijk de dag met zijn werk doorbrengt.
Sira DutSVVA 38:29  Zo ook met hem die de zegelen uitsteekt, en die steeds daarover blijft om verscheiden werk te maken.
Sira DutSVVA 38:30  Zulk een begeeft zijn hart om de schilderij na te maken, en waakt om het werk te voleinden. [38:31] Zo ook een smid, die nabij het aanbeeld zit, en slaat het ijzerwerk gade; de damp van het vuur versmelt zijn vlees, en hij heeft met de hitte des ovens te strijden.
Sira DutSVVA 38:31  [38:32] De klank van de hamer en het aanbeeld vernieuwt zijn oor, en zijn ogen zijn tegenover de gelijkenis van het vat. [38:33] Deze begeeft zijn hart om zijn werken te voleinden, en waakt om ze te versieren, wanneer zij voleindigd zijn.
Sira DutSVVA 38:32  [38:34] Desgelijks een pottenbakker zit op zijn werk, en drijft met zijn voeten het wiel om; welke altijd bezorgd is over zijn werk, en al zijn arbeid heeft zijn getal. [38:35] Met zijn arm geeft hij het leem een gestalte, en voor zijn voeten buigt hij zijn hardheid. [38:36] Hij begeeft zijn hart daartoe wat hij wel verglaze, en waakt om de oven te reinigen.
Sira DutSVVA 38:33  [38:37] Alle deze vertrouwen op hun handen, en elk is verstandig in zijn werk. [38:38] Zonder hen zal geen stad gebouwd worden, en men zal daar niet in wonen noch wandelen, doch tot de raad van het volk zullen zij niet gevorderd worden, en in de vergadering zullen zij niet overgaan.
Sira DutSVVA 38:34  [38:39] Op de stoel der rechters zitten zij niet, en het verbond van het recht verstaan zij niet, en brengen geen onderwijzing en recht te voorschijn. [38:40] Wijze spreuken worden bij hen niet gevonden, maar zij bevestigen het bezit der wereld, en hun wens is dat zij in hun kunst werken mogen. [38:41] In het algemeen, niemand wordt wijs behalve degene die zijn ziel daartoe begeeft, en die zijn betrachting heeft in de wet des Allerhoogsten.
Chapter 39
Sira DutSVVA 39:1  Deze onderzoekt de wijsheid aller ouden, en is bezig in de profetieën.
Sira DutSVVA 39:2  De vertelling der vermaarde manen onthoudt hij, en in kloeke spreuken gaat hij met hen om.
Sira DutSVVA 39:3  Hij onderzoekt verborgen spreekwoorden, en in raadselen der spreuken oefent hij zich.
Sira DutSVVA 39:4  Midden onder de groten dient hij, en onder de vorsten wordt hij gezien.
Sira DutSVVA 39:5  Het land van vreemde volken doorreist hij, want hij heeft wat goed en kwaad is onder de mensen beproefd.
Sira DutSVVA 39:6  Hij begeeft zijn hart tot de Here, om vroeg te komen tot degene die hem gemaakt heeft, en tot de Allerhoogste smeekt hij.
Sira DutSVVA 39:7  En doet zijn mond open tot het gebed, en smeekt voor zijn zonden.
Sira DutSVVA 39:8  Indien die grote Here wil, zo zal hij met de geest des verstands vervuld worden.
Sira DutSVVA 39:9  Hij zal de woorden zijner wijsheid als een regen uitgieten, en in zijn gebed dankt hij de Here.
Sira DutSVVA 39:10  Hij maakt zijn raadslag en wetenschap recht, en overlegt zijn verborgen dingen.
Sira DutSVVA 39:11  Hij brengt de onderwijzing zijner leer te voorschijn, en in de wet van het verbond des Heren roemt hij.
Sira DutSVVA 39:12  Velen zullen zijn verstand prijzen, en dat zal in eeuwigheid niet uitgewist worden.
Sira DutSVVA 39:13  Zijn gedachtenis zal niet vergaan, en zijn naam zal leven tot in alle geslachten.
Sira DutSVVA 39:14  Zijn wijsheid vertellen de volken, en de gemeente verkondigt zijn lof.
Sira DutSVVA 39:15  Indien hij in het leven blijft, zo zal hij een betere naam nalaten dan duizend anderen; en indien hij komt te rusten, zo verkrijgt hij die voor zich.
Sira DutSVVA 39:16  Nog zal ik vertellen hetgeen ik bedacht heb, want ik ben vervuld gelijk de volle maan.
Sira DutSVVA 39:17  Gij heiligen hoort mij, en spruit uit gelijk een roos, die geplant is aan een stromend water;
Sira DutSVVA 39:18  En brengt een bloem voort gelijk een lelie; geeft een reuk van u, en zingt een lofzang.
Sira DutSVVA 39:19  Looft de Here over al zijn werken met gezang der lippen, en met citers; en zegt zo in uw dankzegging:
Sira DutSVVA 39:20  De werken des Heren zijn alle zeer schoon, en al wat hij gebiedt geschiedt in zijn tijd; men mag niet zeggen: Wat is dit? want al deze dingen zullen op hun tijd onderzocht worden.
Sira DutSVVA 39:21  Door zijn woord stond het water gelijk een hoop, en door het woord van zijn mond de boezem der wateren.
Sira DutSVVA 39:22  Al zijn welbehagen is in zijn gebod, en daar is niemand die verminderen zal hetgeen hij behouden wil.
Sira DutSVVA 39:23  De werken van alle vlees zijn voor zijn aangezicht, en daar kan niets verborgen worden voor zijn ogen.
Sira DutSVVA 39:24  Van eeuw tot eeuw ziet hij daarop, en daar is niets te wonderlijk voor hem.
Sira DutSVVA 39:25  Men mag niet zeggen: Wat is dit? want alle dingen zijn tot hun gebruik geschapen.
Sira DutSVVA 39:26  Zijn zegen bedekt de aarde gelijk een rivier, en gelijk een watervloed het droge land dronken maakt;
Sira DutSVVA 39:27  Zo erven de volken zijn toorn, gelijk hij de wateren in pekel verkeert.
Sira DutSVVA 39:28  Zijn wegen zijn de heiligen recht, gelijkerwijs zij de goddelozen tot aanstoot zijn.
Sira DutSVVA 39:29  Goede dingen zijn in het begin voor de goede mensen geschapen, zo de kwade dingen voor de zondaars.
Sira DutSVVA 39:30  Het voornaamste dat tot het leven des mensen nodig is, is water, en vuur, en ijzer, en zout, en tarwemeel, en melk en honig, druivenbloed, en olie, en een kleed.
Sira DutSVVA 39:31  Alle deze gelijk ze de godvrezende goede dingen zijn, zo worden ze de zondaar in kwaad verkeerd.
Sira DutSVVA 39:32  Daar zijn de geesten die tot wraak geschapen zijn, en door hun gramschap bevestigt God hun geselen, als de tijd voleindigd is, dan gieten zij hun sterkte uit, en stillen de gramschap desgenen die ze gemaakt heeft.
Sira DutSVVA 39:33  [39:33] Het vuur en de zee, en de honger, en de dood; al deze dingen zijn tot wraak geschapen. [39:34] De tanden der wilde dieren, en de schorpioenen, en adders, en het zwaard doende wraak aan de goddelozen tot hun verderf. [39:35] In zijn bevel verheugen zij zich,
Sira DutSVVA 39:34  [39:36] En op de aarde zijn zij gereed tot zijn diensten, en wan neer hun tijd gekomen is, zo overtreden zij het woord niet. [39:37] Daarom ben ik van het begin af hierin bevestigd geworden, en heb deze dingen overdacht en in geschrift nagelaten.
Sira DutSVVA 39:35  [39:38] Al de werken des Heren zijn goed, en al wat nodig is verleent hij als het tijd is. [39:39] En men mag niet zeggen: Dit is bozer dan dat, want alle dingen zullen op hun tijd goed gekend worden. [39:40] En nu, lofzingt met uw ganse hart en mond, en looft de naam des Heren.
Chapter 40
Sira DutSVVA 40:1  Voor eenieder mens is een grote onrust geschapen en een zwaar juk op de kinderen van Adam; van die dag af dat zij uit hun moeders lichaam gekomen zijn, tot op de dag dat zij wederkeren in de moeder van allen.
Sira DutSVVA 40:2  Aangaande hun gedachten, en de vrees des harten, zo is de betrachting van hetgeen zij te verwachten hebben, de dag des doods;
Sira DutSVVA 40:3  Zo wel bij hem, die op de troon der heerlijkheid zit, als bij degene, die vernederd is, zittende in aarde en as.
Sira DutSVVA 40:4  Zo wel bij hem, die een purperen kleed en een kroon draagt, als bij degene, die met grof lijnwaad gekleed is.
Sira DutSVVA 40:5  Hij bekomt gramschap en nijdigheid, ontroering en beweging, en vrees des doods, en haat en twist, en wanneer het tijd is om te rusten op het bed verandert de slaap van de nacht zijn kennis.
Sira DutSVVA 40:6  Hij heeft weinig, en gelijk als geen rust, en daarna slaapt hij gelijk in de dagen der schildwacht.
Sira DutSVVA 40:7  Hij wordt ontroerd door het gezicht van zijn hart, gelijk een die uit de krijg ontvloden is, en ontwakende in de tijd zijner behoudenis, is hij verwonderd dat hij om niet gevreesd heeft.
Sira DutSVVA 40:8  Zo gaat het met alle vlees, van de mens af tot op het vee, doch over de zondaars komt tot deze dingen zevenvoudig meer.
Sira DutSVVA 40:9  Dood en twist, en zwaard, en bloed; invoering van de honger, en der verplettering, en van de gesel; deze dingen alle zijn tegen de goddelozen geschapen, en om hunnentwil is de zondvloed gekomen.
Sira DutSVVA 40:10  Al wat van aarde is, keert wederom tot aarde, en al wat van water is, wendt zich weder naar de zee.
Sira DutSVVA 40:11  Alle geschenk en ongerechtigheid zal uitgedelgd worden, maar geloof zal in eeuwigheid bestaan.
Sira DutSVVA 40:12  De goederen der onrechtvaardigen zullen als een stroom uitdrogen, en gelijk een grote donder met regen zal God geluid daartegen geven.
Sira DutSVVA 40:13  Als hij de handen opendoet, zo wordt de rechtvaardige verheugd; gelijk degenen die overtreden, verdelgd worden tot het uiterste.
Sira DutSVVA 40:14  De nakomelingen der goddelozen zullen niet vele takken uitschieten, want de onreine wortelen liggen op een steile steenrots.
Sira DutSVVA 40:15  Hun groente aan alle water en oever van een stroom zal voor alle ander gras uitgeplukt worden.
Sira DutSVVA 40:16  Weldadigheid is gelijk een lusthof met zegeningen, en aalmoes blijft in eeuwigheid.
Sira DutSVVA 40:17  Het leven desgenen, die zich genoegen laat, en des arbeiders, is zoet, maar die een schat vindt gaat beide te boven.
Sira DutSVVA 40:18  Kinderen, en opbouw der stad onderstutten de naam.
Sira DutSVVA 40:19  Wijn en muziek verheugen het hart, maar de liefde tot wijsheid meer dan beide.
Sira DutSVVA 40:20  De fluit en het snarenspel geven een zoete toon, maar een liefelijke tong meer dan beide.
Sira DutSVVA 40:21  Het oog verlustigt zich in hetgeen dat aangenaam en schoon is, maar in de groente van het gezaaide meer dan in beide.
Sira DutSVVA 40:22  Een vriend en zijn gezel komen elkander tegemoet ter ge legener tijd, maar een vrouw met haar man meer dan beide.
Sira DutSVVA 40:23  Broeders en hulp zijn goed in de tijd der verdrukking, maar een aalmoes verlost meer dan beide.
Sira DutSVVA 40:24  Goud en zilver stellen de voet vast, maar raad wordt meer geacht dan beide.
Sira DutSVVA 40:25  Geld en sterkte verhogen het hart, maar de vreze des Heren meer dan beide.
Sira DutSVVA 40:26  Daar is in de vreze des Heren geen vermindering, en hij behoeft voor zichzelf geen hulp te zoeken.
Sira DutSVVA 40:27  De vreze des Heren is gelijk een gezegende lusthof, en boven alle heerlijkheid bedekt hij die.
Sira DutSVVA 40:28  Mijn kind, leef geen bedelaarsleven; het is beter sterven dan bedelen.
Sira DutSVVA 40:29  Een man die naar een vreemde tafel ziet, diens leven is voor geen leven te rekenen; hij besmet zijn ziel met vreemde spijzen.
Sira DutSVVA 40:30  Maar een verstandig man. en die onderwezen is, wacht zich daarvan. [40:31] In de mond des onbeschaamden is de bedelarij zoet, maar in zijn buik zal een vuur branden.
Chapter 41
Sira DutSVVA 41:1  O dood, hoe bitter is de gedachtenis van u, voor een mens, die in vrede leeft bij zijn goederen.
Sira DutSVVA 41:2  Voor een man die goede rust heeft, en die het welgaat in alles, en nog sterk is om spijs te nemen.
Sira DutSVVA 41:3  O dood, uw oordeel is aangenaam voor een mens, die behoeftig is en die aan sterkte afgenomen heeft.
Sira DutSVVA 41:4  Voor een die in zijn uiterste ouderdom is, en omtrent alle dingen bezig is, en zichzelf mistrouwt, en de lijdzaamheid verloren heeft.
Sira DutSVVA 41:5  Vrees het oordeel des doods niet; gedenk aan degenen die voor u geweest zijn, en die na u komen zullen, want dit is het oordeel aan uw vlees door de Here opgelegd.
Sira DutSVVA 41:6  En wat wilt gij weigerend zijn in hetgeen de Allerhoogste wel behaagt?
Sira DutSVVA 41:7  Of gij tien, of honderd, of duizend jaren leeft, in het graf is geen bestraffing des levens.
Sira DutSVVA 41:8  Der zondaren kinderen worden gruwelijke kinderen, en die in de gebuurschappen der goddelozen te zamen verkeren.
Sira DutSVVA 41:9  Het erfdeel van de kinderen der zondaars vergaat, en bij hun zaad blijft gedurig versmaadheid.
Sira DutSVVA 41:10  Een goddeloze vader schelden zijn kinderen, overmits zij om zijnentwil gesmaad worden.
Sira DutSVVA 41:11  Wee u, gij goddeloze mannen, gij die de wet des Allerhoogsten verlaten hebt.
Sira DutSVVA 41:12  Want indien gij vermenigvuldigt, het is tot verderfenis, en indien gij geboren wordt, zo wordt gij tot een vloek geboren, en indien gij sterft, zo wordt gij de vloek tot een deel.
Sira DutSVVA 41:13  Al wat uit de aarde is, zal weder in de aarde keren; gelijk gaan de goddelozen naar het verderf.
Sira DutSVVA 41:14  De mensen dragen rouw vanwege hun lichamen, doch de boze naam der mensen zal uitgewist worden. [41:15] Draag zorg om een goede naam te verkrijgen, want die zal u bijblijven meer dan duizend grote schatten gouds.
Sira DutSVVA 41:15  [41:16] Een goed leven heeft een. zeker getal der dagen, maar een goede naam blijft in eeuwigheid. [41:17] Mijn kinderen, bewaart de tucht in vrede.
Sira DutSVVA 41:16  [41:18] De wijsheid, die verborgen is, en een schat, die niet te voorschijn komt, wat nuttigheid heeft men van beide? [41:19] Een mens, die zijn dwaasheid verbergt, is beter dan een mens, die zijn wijsheid verbergt.
Sira DutSVVA 41:17  [41:20] Dat men zich dan ontzie voor, mijn woord, want het is niet goed in alle dingen schaamte te houden, en alle dingen worden niet door allen in getrouwheid goed gekend.
Sira DutSVVA 41:18  [41:21] Schaam u voor vader en moeder vanwege hoererij, en voor een vorst en machtige vanwege de leugen; [41:22] Voor een rechter en overste vanwege mishandeling, voor een vergadering en voor het volk, vanwege overtreding der wet. [41:23] Voor een metgezel en vriend vanwege ongerechtigheid, en voor de plaats, waar gij als vreemdeling woont, vanwege dieverij;
Sira DutSVVA 41:19  [41:24] Schaamt u voor verachting van Gods waarheid en verbond; en met de elleboog te liggen op het brood, en voor schandelijke afwijzing in het ontvangen en uitgeven.
Sira DutSVVA 41:20  [41:25] Schaamt u ook voor degene, die u groet vanwege uw stilzwijgen; vanwege het aanschouwen van een lichte vrouw; en dat gij uw aangezicht afwendt van een mens die edel is.
Sira DutSVVA 41:21  [41:26] Schaamt u iemands deel weg te nemen, en hetgeen hem gegeven is, en te letten op een vrouw die een man heeft. [41:27] Van te veel u met anderen te bemoeien, en van een dienstmaagd, stelt u niet bij haar bed.
Sira DutSVVA 41:22  [41:28] Schaamt u ook voor uw vriend vanwege woorden der verwijting, en als gij hem wat gegeven hebt verwijt hem dat niet. [41:29] Schaamt u van weder te gaan zeggen hetgeen gij gehoord hebt, en te openbaren verborgen zaken; [41:30] Gij zult recht schaamachtig zijn, en gunst vinden bij alle mensen.
Chapter 42
Sira DutSVVA 42:1  Schaam u niet vanwege deze navolgende dingen, en neem geen persoon aan om te zondigen.
Sira DutSVVA 42:2  Vanwege de wet des Allerhoogsten en het verbond, en vanwege het oordeel, om een goddeloze te rechtvaardigen;
Sira DutSVVA 42:3  Noch om te horen spreken uw metgezel, en die met u over weg reizen; noch de vrienden hun erfdeel te geven.
Sira DutSVVA 42:4  En schaam u niet, dat gij nauw let op de waag en het gewicht; noch dat gij veel of weinig bezit;
Sira DutSVVA 42:5  Noch dat gij aan de kooplieden verscheidenlijk verkoopt, en dat gij de kinderen wel tuchtigt;
Sira DutSVVA 42:6  Noch dat gij een boze huisknecht zijn zijde doet bloeden.
Sira DutSVVA 42:7  Bij een boze vrouw is verzegelen goed, en waar veel handen zijn sluit daar toe.
Sira DutSVVA 42:8  Indien gij wat overgeeft, doe het bij getal en gewicht, en stel alles, uitgifte en ontvangst, in geschrift.
Sira DutSVVA 42:9  En schaam u niet dat gij een onverstandige en dwaas onderwijst, en een geheel oude, die met de jonge lieden twist;
Sira DutSVVA 42:10  En gij zult recht onderwezen, en bij eenieder, die leeft, geacht worden.
Sira DutSVVA 42:11  Een dochter is haar vader een heimelijk waken, en zijn zorg voor haar beneemt de slaap.
Sira DutSVVA 42:12  En in haar jeugd vreest hij dat zij misschien niet veroude, en is zij getrouwd, dat zij misschien niet gehaat worde.
Sira DutSVVA 42:13  Is zij maagd, dat zij niet misschien ontreinigd, en in haars vaders huis zwanger worde, en hebbende een man, dat zij niet misschien overtrede, en getrouwd zijnde, niet misschien onvruchtbaar zij.
Sira DutSVVA 42:14  Houd scherpe wacht over een wrevelige dochter, dat zij niet misschien make dat uw vijanden over u vrolijk zijn, dat men in de stad van u spreke en het volk u naroepe, en zij u beschame in de menigte van lieden.
Sira DutSVVA 42:15  Zie niet op de schoonheid van enig mens, en zit niet in het midden der vrouwen.
Sira DutSVVA 42:16  Want van de klederen komt de mot voort, en van de vrouw de boosheid der vrouw.
Sira DutSVVA 42:17  De boosheid van een man is beter dan een goeddadige vrouw, namelijk een vrouw die beschaamd maakt tot versmaadheid.
Sira DutSVVA 42:18  Nu zal ik gedenken de werken des Heren, en hetgeen ik gezien heb zal ik vertellen: in de woorden des Heren ziet men zijn werken.
Sira DutSVVA 42:19  De zon verlichtende ziet op alle dingen, en haar werk is vol van de heerlijkheid des Heren. [42:20] De Here heeft zijn heiligen niet gegeven al zijn wonderheden te vertellen. [42:21] De Here, de Almachtige heeft de gehele wereld gevestigd, dat zij onderstut wordt door zijn heerlijkheid.
Sira DutSVVA 42:20  [42:22] De afgrond en het hart onderzoekt hij, en is bedacht op de boze aanslagen derzelve. [42:23] Want de Allerhoogste kent alle wetenschap, en ziet op de tekenen der eeuw.
Sira DutSVVA 42:21  [42:24] Hij verkondigt de dingen die voorbijgegaan zijn, en die nog worden zullen, en hij ontdekt de voetstappen der verborgen dingen.
Sira DutSVVA 42:22  [42:25] Geen gedachte gaat hem voorbij; daar is voor hem ook niet een woord verborgen.
Sira DutSVVA 42:23  [42:26] Hij heeft de heerlijke werken door zijn wijsheid versierd; hij die is vóór de wereld en in der eeuwigheid.
Sira DutSVVA 42:24  [42:27] Hij wordt noch vermeerderd, noch verminderd; en behoeft geen raadgever. [42:28] Hoe waardig zijn al zijn werken om te begeren! en om aanschouwd te worden tot op een vonkje toe!
Sira DutSVVA 42:25  [42:29] Al deze dingen leven en blijven in der eeuwigheid in al hun gebruik en zijn hem alle gehoorzaam. [42:30] Alle dingen zijn dubbel, het een tegenover het ander, en hij heeft niets gebrekkigs gemaakt. [42:31] Het een bevestigt het goede des anderen, en wie zal verzadigd worden aanschouwende de heerlijkheid Gods?
Chapter 43
Sira DutSVVA 43:1  Het zuivere firmament is een roem der hoogte; de gedaante des hemels is heerlijk om aan te zien.
Sira DutSVVA 43:2  De zon wanneer men haar aanschouwt, verkondigt God in haar opgang; zij is een wonderlijk instrument, een werk des Allerhoogsten.
Sira DutSVVA 43:3  Als zij op de middag is, verdroogt zij het land, en wie zal tegen haar hitte bestaan?
Sira DutSVVA 43:4  Men blaast een oven aan tot werken der hitte, maar de zon verhit driemaal meer; die de bergen aansteekt, en vurige dampen uitblaast, en met het glinsteren van haar stralen de ogen verduistert.
Sira DutSVVA 43:5  De Here is groot, die ze gemaakt heeft, en die haar loop door woorden heeft doen stilstaan.
Sira DutSVVA 43:6  Ook heeft hij de maan gemaakt, dat zij staan zou in haar tijd, tot een aanwijzing der tijden, en tot een teken der eeuw.
Sira DutSVVA 43:7  Van de maan heeft men een teken van het feest, zij is een licht dat geheel afneemt.
Sira DutSVVA 43:8  De maand heeft haar naam naar haar; wassende is zij wonderbaar in haar verandering.
Sira DutSVVA 43:9  Zij is een vat hetwelk legerplaats heeft in de hoogte, schijnende in het uitspansel des hemels.
Sira DutSVVA 43:10  De schoonheid des hemels is dat heerlijk gesternte, een sieraad lichtende in de hoogste plaatsen des Heren.
Sira DutSVVA 43:11  Door de woorden van de heilige worden zij gesteld tot een veroordeling, en worden niet verhinderd in haar wacht.
Sira DutSVVA 43:12  Zie de regenboog, en loof hem die hem gemaakt heeft, die zeer schoon is in zijn schijnsel.
Sira DutSVVA 43:13  Hij omvat de hemel met een heerlijke kring, de handen des Allerhoogsten spannen hem uit.
Sira DutSVVA 43:14  Door zijn bevel doet hij de sneeuw ophouden, en verhaast de bliksem zijns oordeels.
Sira DutSVVA 43:15  Daarom worden de schatten geopend, en de wolken vliegen uit, gelijk de vogelen.
Sira DutSVVA 43:16  Door zijn grote heerlijkheid versterkt hij de wolken, en de hagelstenen worden verbroken.
Sira DutSVVA 43:17  De stem van zijn donder brengt de aarde in barensnood, en door zijn aanschouwen worden de bergen bewogen.
Sira DutSVVA 43:18  Door zijn wil blaast de zuidenwind, en de buiige noorden wind, en de wervelwind.
Sira DutSVVA 43:19  Hij verspreidt de sneeuw gelijk vogelen, die nederwaarts vliegen, en ze daalt af gelijk de sprinkhanen, die zich neder zetten op enig land.
Sira DutSVVA 43:20  Het oog is verwonderd over de schoonheid van haar witheid, en het hart wordt ontsteld over haar regen.
Sira DutSVVA 43:21  En hij giet de rijm op de aarde gelijk zout, welke bevroren zijnde wordt gelijk de punten der palen.
Sira DutSVVA 43:22  Wanneer de koude noordenwind blaast, en het water tot ijs bevriest, zo zet hij zich op alle vergadering van het water neder, en trekt het water gelijk als een pantser aan.
Sira DutSVVA 43:23  Hij verteert de bergen en verbrandt de woestijn, en blust het groene gras uit, gelijk het vuur.
Sira DutSVVA 43:24  Maar een haastige genezing van al deze dingen is de nevel, de dauw die door de hitte ontstaat, verblijdt ze.
Sira DutSVVA 43:25  Door de raad des Heren staat de afgrond stil, en die heeft daarin eilanden geplant.
Sira DutSVVA 43:26  Die de zee bevaren vertellen het gevaar daarvan, en wij zijn verwonderd als wij het met onze oren horen.
Sira DutSVVA 43:27  Want daar zijn ongelofelijke en wonderlijke werken; verscheidenheid van alle gedierten en onderscheid der walvissen.
Sira DutSVVA 43:28  Door hem is zijn bode voorspoedig, en door zijn woord bestaan al die dingen.
Sira DutSVVA 43:29  Wij zouden wel veel dingen zeggen, maar wij zouden het niet kunnen bereiken, en opdat ik mijn woorden voleindige, hij is het Al.
Sira DutSVVA 43:30  Willen wij hem verheerlijken, waar zullen wij het vermogen? Want hij is groot boven al zijn werken.
Sira DutSVVA 43:31  Verschrikkelijk is de Here, en zeer groot, en zijn vermogen is wonderbaar.
Sira DutSVVA 43:32  Verheerlijkt de Here en verhoogt hem zoveel gij kunt; evenwel zal hij het nog overtreffen. [43:33] Verhoogt hem en brengt hem veel sterkte toe; doch vermoeit u niet, want gij zult het niet bereiken. [43:34] Wie heeft hem gezien, en zal het vertellen? en wie zal hem groot maken gelijk hij is?
Sira DutSVVA 43:33  [43:35] Daar zijn nog vele verborgen dingen meer dan deze; wij hebben van zijn werken weinig gezien. [43:36] Want de Here heeft alle dingen gemaakt, en heeft de god vrezende wijsheid gegeven.
Chapter 44
Sira DutSVVA 44:1  Laat ons nu de heerlijke mannen prijzen, en onze vaderen van geslachten.
Sira DutSVVA 44:2  De Here heeft door hen voor zijn majesteit veel eer teweeg gebracht van de eeuwen af.
Sira DutSVVA 44:3  Zij hebben geheerst in hun koninkrijken, en zijn vermaarde mannen geweest in vermogen;
Sira DutSVVA 44:4  Die raad gaven met verstand, en verkondigd hebben van profetieën.
Sira DutSVVA 44:5  Leiders van het volk in de raadslagen, en in het verstand der beschreven wetten van het volk.
Sira DutSVVA 44:6  Wijze redenen zijn geweest in hun onderwijzing, en zij zochten liefelijke gezangen uit van muziek, en verhaalden beschreven gedichten.
Sira DutSVVA 44:7  Rijke mannen, voorzien met sterkte, en vreedzaam levende in hun woningen.
Sira DutSVVA 44:8  Al deze zijn onder hun geslachten verheerlijkt geweest en in hun dagen beroemd.
Sira DutSVVA 44:9  Enigen zijn er onder hen, die een naam nagelaten hebben, waardoor hun grote lof verteld wordt.
Sira DutSVVA 44:10  Doch enigen zijn er waarvan geen gedachtenis is, en die vergaan zijn gelijk of zij niet geweest waren; en zijn geworden alsof zij nooit geboren waren; desgelijks hun kinderen na hen.
Sira DutSVVA 44:11  Doch dezen zijn mannen der barmhartigheid, welker gerechtigheden niet zijn vergeten.
Sira DutSVVA 44:12  Bij hun zaad blijft een goed erfdeel; hun nakomelingen zijn in de verbonden.
Sira DutSVVA 44:13  Hun zaad is in de verbonden, en hun kinderen na hen.
Sira DutSVVA 44:14  Tot in der eeuwigheid blijft hun zaad, en hun heerlijkheid zal niet uitgedelgd worden.
Sira DutSVVA 44:15  Hun lichamen zijn in vrede begraven, en hun naam leeft van geslacht tot geslacht.
Sira DutSVVA 44:16  De volken zullen hun wijsheid vertellen, en de gemeente zal hun lof verkondigen.
Sira DutSVVA 44:17  Henoch behaagde God de Here, en werd weggenomen, om het geslacht een voorbeeld der boetvaardigheid te zijn.
Sira DutSVVA 44:18  Noach werd volkomen bevonden en rechtvaardig, in de tijd des toorns geschiedde hem vergelding.
Sira DutSVVA 44:19  Daarom geschiedde de zondvloed, en eeuwige verbonden werden met hem opgericht, opdat niet alle vlees door de zond vloed zou verdelgd worden.
Sira DutSVVA 44:20  Abraham is geweest een grootvader van menigte der volken, en daar is niemand gevonden hem gelijk in zijn heerlijkheid, welke de wet des Allerhoogsten bewaard heeft, en met hem in een verbond geweest is.
Sira DutSVVA 44:21  In zijn vlees heeft de Here het verbond opgericht, en in de verzoeking werd hij getrouw bevonden. [44:22] Daarom heeft hij hem met een eed beloofd, dat hij de vol ken zou zegenen in zijn zaad;
Sira DutSVVA 44:22  [44:23] En hem zou vermenigvuldigen gelijk het stof der aarde; en dat zij een erfdeel zouden bezitten van de ene zee tot aan de andere, en van de rivier tot aan het uiterste der aarde. [44:24] En alzo heeft hij ook in Izaäk gesteld, om Abraham, zijns vaders wil, de zegen aller mensen, en het verbond, en heeft het doen rusten op het hoofd van Jakob.
Sira DutSVVA 44:23  [44:25] Die heeft hij gekend in zijn zegeningen, en hem een erfdeel gegeven, en heeft zijn deel gescheiden in stammen, die hij verdeeld heeft in twaalf. [44:26] En heeft uit hem voortgebracht een man der barmhartigheid, die gunst gevonden heeft in de ogen van alle vlees.
Chapter 45
Sira DutSVVA 45:1  Namelijk Mozes, door God en de mensen bemind, wiens gedachtenis is in zegening.
Sira DutSVVA 45:2  Hij heeft hem der heiligen heerlijkheid gelijk gemaakt, en heeft hem door de vrees der vijanden groot gemaakt; door zijn woorden heeft hij de tekenen doen ophouden; en heeft hem verheerlijkt voor het aangezicht der koningen.
Sira DutSVVA 45:3  Hij heeft hem bevel gegeven aan zijn volk, en heeft hem zijn heerlijkheid getoond.
Sira DutSVVA 45:4  Door zijn geloof en zachtmoedigheid heeft hij hem geheiligd; hij heeft hem uit alle vlees uitverkoren.
Sira DutSVVA 45:5  Hij heeft hem zijn stem laten horen, en heeft hem ingevoerd in het donker;
Sira DutSVVA 45:6  En heeft hem van aangezicht tot aangezicht bevelen gegeven, de wet des levens en der wetenschap; deze heeft Jakob het verbond geleerd, en Israël zijn rechten.
Sira DutSVVA 45:7  Aäron, zijn broeder, uit de stam van Levi, heeft hij verhoogd, dat hij heilig en hem gelijk ware.
Sira DutSVVA 45:8  Hij heeft met hem een eeuwig verbond opgericht, en hem gegeven het priesterdom onder zijn volk, en verheerlijkt met schoon sieraad.
Sira DutSVVA 45:9  En heeft hem omgord met een kleed der heerlijkheid, en hem aangetrokken een volkomen roem, en hem gesterkt met uitrusting der sterkte;
Sira DutSVVA 45:11  En heeft hem rondom behangen met granaatappelen, en zeer veel gouden schelletjes rondom heen, om geluid te maken met geklank in het gaan; en een gerucht te maken dat men horen kon in de tempel, en dat tot een gedachtenis mocht dienen de kinderen van zijn volk.
Sira DutSVVA 45:12  Met een heilige gouden, en hemelsblauwe en purperen rok, het werk van een borduurwerker; met de lap van het gericht, openbare tekenen der waarheid;
Sira DutSVVA 45:13  Gemaakt van getweernd scharlaken zijde, zeer kunstig gewrocht, van kostelijke stenen gegraveerd, als een zegel in goud ingevat, een werk des graveerders; waarin tot een gedachtenis geschreven en gegraveerd was het getal der kinderen Israëls.
Sira DutSVVA 45:14  Hij heeft hem versierd met een gouden kroon boven op de hoed, een uitgedrukt zegel der heiligheid, een heerlijke roem, machtige werken, verlustigingen der ogen, schone versieringen.
Sira DutSVVA 45:16  En niemand deed ooit deze klederen aan, die uit een ander geslacht was, behalve alleen zijn zonen, en die uit hem geboren waren te allen tijde.
Sira DutSVVA 45:17  Hun slachtoffers werden des daags tweemaal gedurig geheel verbrand. [45:18] Mozes heeft zijn handen gevuld, en heeft hem met heilige olie gezalfd.
Sira DutSVVA 45:18  [45:19] Dit is hem geweest tot een eeuwig verbond, en zijn zaad zolang de hemel dagen zal hebben; om tegelijk zijn dienst waar te nemen, en het priesterschap te bedienen, en het volk in zijn naam te zegenen.
Sira DutSVVA 45:19  [45:20] Uit alle levenden heeft hij hem uitverkoren, om de Here offeranden toe te brengen; reukwerk en welriekende reuk tot gedachtenis, om verzoening te doen voor het volk. [45:21] Hij heeft hem zijn bevelen gegeven, en macht in de inzet tingen der rechten, om Jakob zijn getuigenissen te leren, en Israël door zijn wet te verlichten.
Sira DutSVVA 45:20  [45:22] Vreemden zijn tegen hem opgestaan, en hebben hem benijd in de woestijn; mannen die het met Dathan en Abiram hielden, en de vergadering van Korach, met grimmigheid en toorn. [45:23] Maar de Here zag het, en had geen behagen daaraan, en zij zijn vernield in de grimmigheid van zijn toorn.
Sira DutSVVA 45:21  [45:24] Hij heeft aan hen wonderen gedaan, en heeft hen verteerd door het vlammig vuur. [45:25] Hij heeft Aärons heerlijkheid vermeerderd, en hem een erfdeel gegeven, de eerstelingen der eerstgeborenen heeft hij hem ten deel gegeven.
Sira DutSVVA 45:22  [45:26] Vooral heeft hij hem brood toebereid in verzadiging; want zij eten de slachtoffers des Heren, welke hij hem en zijn zaad gegeven heeft. [45:27] Doch in het land des volks had hij geen erfdeel, en kreeg geen deel onder het volk, want hij zelf was het deel zijner erfenis.
Sira DutSVVA 45:23  [45:28] En Pinehas, de zoon van Eleazar, is de derde in heerlijk heid, omdat hij had geijverd in de vreze des Heren. [45:29] En gestaan had als zich het volk had afgekeerd, met een goede toegenegenheid van zijn gemoed, en voor Israël verzoend had.
Sira DutSVVA 45:24  [45:30] Daarom heeft de Here met hem en zijn volk opgericht een. verbond des vredes, dat hij zou zijn een voorstander der heilige dingen, en dat hij en zijn zaad de grote heerlijkheid des priesterdoms zou hebben in der eeuwigheid.
Sira DutSVVA 45:25  [45:31] En gelijk, volgens het verbond opgericht met David, een zoon uit de stam van Juda het erfdeel des konings heeft, en komt van de ene zoon alleen tot de andere; zo is het erfdeel des priesterdoms Aäron toegelegd en zijn zaad.
Sira DutSVVA 45:26  [45:32] Hij geve ulieden wijsheid in uw hart om te richten zijn volk in gerechtigheid, opdat hun goederen niet verdwijnen, en geve zijn heerlijkheid in hun geslachten.
Chapter 46
Sira DutSVVA 46:1  Jozua de zoon van Nun, was sterk in de oorlog, en kwam in Mozes' plaats in de profetieën.
Sira DutSVVA 46:2  Welke groot werd, volgens zijn naam, in de verlossing zijner uitverkorenen; om wraak te doen aan de vijanden die tegen hen opstonden, en om Israël te brengen tot de bezitting van zijn erfdeel.
Sira DutSVVA 46:3  Hoe is hij verheerlijkt geworden, als hij zijn handen ophief, en het zwaard tegen de steden uittrok?
Sira DutSVVA 46:4  Wie heeft eer dan hij zo gestaan? want de oorlogen des Heren heeft hij gevoerd.
Sira DutSVVA 46:5  En is de zon niet door zijn hand achterwaarts gegaan? En is niet een dag als twee geworden?
Sira DutSVVA 46:6  Hij riep de Allerhoogste God aan als hij de vijanden rondom onderdrukte, en de grote Here verhoorde hem, en hielp door geweldige sterke hagelstenen.
Sira DutSVVA 46:7  Hij brak uit met oorlog tegen de volken, en in het afkomen tot hen vernielde hij die tegenstonden.
Sira DutSVVA 46:8  Opdat de volken al hun wapentuig zouden kennen, dat namelijk zijn oorlog voor de Here was, want ook volgde hij de machtige na.
Sira DutSVVA 46:9  En ten tijde van Mozes deed hij barmhartigheid, hij en Kaleb de zoon van Jefune, als zij de gemeente wederstonden, om het volk te verhinderen dat het niet zou zondigen en om de boze murmurering te stillen.
Sira DutSVVA 46:10  En deze twee zijn behouden geweest, van zeshonderdduizend te voet, om hen te brengen in het erfdeel, in het land dat van melk en honig vloeit.
Sira DutSVVA 46:11  De Here gaf Kaleb sterkte, die hem bijbleef tot in zijn ouderdom, dat hij opklom op het hoogste van het land, en zijn zaad heeft dat erfdeel behouden.
Sira DutSVVA 46:12  Opdat al de kinderen Israëls zouden zien, dat het goed is de Here na te volgen.
Sira DutSVVA 46:13  En de richters, elk met zijn naam, welker aller hart niet heeft gehoereerd, en zo velen niet zijn afgekeerd van de Here, hun gedachtenis is ook gezegend.
Sira DutSVVA 46:14  Dat hun gebeente wederom spruit in hun plaats, en hun naam door verwisseling vernieuwd worde in de zonen van hun beroemde ouders.
Sira DutSVVA 46:15  Samuël bemind van zijn Here, zijnde een profeet des Heren, heeft koninkrijken ingesteld, en vorsten gezalfd over zijn volk.
Sira DutSVVA 46:16  Hij richtte de vergadering naar de wet des Heren, en de Here bezocht Jakob.
Sira DutSVVA 46:17  Door zijn geloof is hij ten volle bevonden een profeet, en is bekend geworden door zijn woord. [46:18] En hij riep de Here, de machtige, aan, als hem zijn vijanden rondom drukten, en offerde een melklam;
Sira DutSVVA 46:18  [46:19] En de Here donderde van de hemel; en maakte dat zijn stem gehoord werd door de grote weerklank des donders; [46:20] En verdelgde de vorsten der Tyriërs, en alle oversten der Filistijnen.
Sira DutSVVA 46:19  [46:21] En eer hij ontsliep betuigde hij voor de Here, en zijn gezalfden, zeggende: Geld, ook tot schoenen toe, heb ik van niemand ontvangen; en geen mens klaagde over hem.
Sira DutSVVA 46:20  [46:22] En nadat hij ontslapen was profeteerde hij, en voorzeide de koning zijn einde, en verhief zijn stem uit de aarde, met een profetie, dat de ongerechtigheid des volks zou verdelgd worden.
Chapter 47
Sira DutSVVA 47:1  Na deze stond Nathan, de profeet, op in de dagen van David.
Sira DutSVVA 47:2  Gelijk het vette is afgezonderd geweest van het dankoffer, zo is David afgezonderd uit de kinderen Israëls.
Sira DutSVVA 47:3  Onder leeuwen verkeerde hij gelijk onder geitebokjes, en onder beren, gelijk onder lammeren.
Sira DutSVVA 47:4  In zijn jeugd bracht hij een reus om, en nam de versmaadheid uit het volk weg.
Sira DutSVVA 47:5  Toen hij zijn hand ophief om met de steen des slingers de trots van Goliath terneder te werpen.
Sira DutSVVA 47:6  Want hij riep de Allerhoogste Here aan, en die gaf hem in zijn rechterhand kracht dat hij weg nam een mens, die machtig, was in de oorlog, om de hoorn zijns volks te ver hogen.
Sira DutSVVA 47:7  Zodat het hem verheerlijkte onder tienduizenden, en prees hem met zegeningen des Heren, als hem de kroon der heerlijk heid gebracht werd.
Sira DutSVVA 47:8  Hij verdelgde de vijanden rondom, en bracht tot niet de Filistijnen die tegen hem waren, tot op de huidige dag toe heeft hij hun hoorn verbroken.
Sira DutSVVA 47:9  In al wat hij deed gaf hij God, de heilige en Allerhoogste, de eer, met heerlijke woorden.
Sira DutSVVA 47:10  Uit geheel zijn hart zong hij lofzangen, en had degene lief die hem gemaakt had.
Sira DutSVVA 47:11  En heeft zangers ingesteld voor het altaar, om uit zijn geluid een zoete toon te maken, en dagelijks God te prijzen met hun gezangen,
Sira DutSVVA 47:12  Hij heeft op de feesten ingesteld dingen die wel staan, en de bestemde tijden volkomen versierd, opdat zij zouden prij zen zijn heilige naam, en van des morgens vroeg aan zijn heiligdom weerklank zouden doen geven.
Sira DutSVVA 47:13  De Here heeft zijn zonden weggenomen, en zijn hoorn verhoogd in eeuwigheid; en heeft hem gegeven het verbond des koninkrijks, en de troon der heerlijkheid in Israël.
Sira DutSVVA 47:14  Na hem stond op zijn zoon zijnde een wijs man, en door hem heeft het volk in ruimte gewoond.
Sira DutSVVA 47:15  Salomo regeerde in de tijd des vredes, en is beroemd geworden, gelijk God rondom hem rust gegeven had, opdat hij voor zijn naam een huis zou oprichten, en een heiligdom bereiden in der eeuwigheid.
Sira DutSVVA 47:16  Hoe wijs was hij in zijn jeugd? en werd vervuld met verstand gelijk een stroom.
Sira DutSVVA 47:17  Uw ziel heeft de ganse aarde bedekt, en met scherpzinnige spreuken vervuld.
Sira DutSVVA 47:18  Uw naam is verre tot in de eilanden gekomen, en gij zijt bemind geweest in uw vrede.
Sira DutSVVA 47:19  De landschappen waren verwonderd over uw gezangen, en spreuken, en gelijkenissen, en uitleggingen.
Sira DutSVVA 47:20  In de naam des Heren, de God der ganse aarde, die bij genaamd wordt de God van Israël, bracht gij goud tezamen gelijk tin, en gelijk lood vermenigvuldigdet gij, het zilver; maar gij hebt uw hart geneigd tot de vrouwen;
Sira DutSVVA 47:22  Zo hebt gij uw heerlijkheid een schandvlek aangehangen, en uw zaad ontheiligd, en over uw kinderen toorn gebracht, en dat zij zijn gekweld geworden vanwege uw dwaasheid, als de heerschappij in twee gescheurd werd, en uit Efraïm een on gehoorzaam koninkrijk ontstond.
Sira DutSVVA 47:23  [47:23] Doch de Here verliet zijn barmhartigheid niet, en werd gans niet afgewend van zijn werken. [47:24] Hij delgde de nakomelingen van zijn uitverkorenen ook niet uit, en nam het zaad desgenen, die hem had liefgehad, niet weg. [47:25] En gaf Jakob een overblijfsel, en David een wortel uit hem gesproten.
Sira DutSVVA 47:24  [47:26] En Salomo rustte met de vaderen, en liet na van zijn zaad een zeer dwaze onder het volk, en gering van verstand, namelijk Rehabeäm, die het volk deed afvallen door zijn raad.
Sira DutSVVA 47:25  [47:27] Toen kwam Jerobeam, de zoon van Nebat, die maakte Israël zondigende, en gaf Efraïm een weg der zonde, en hun zonden vermenigvuldigden zeer; [47:28] Dat zij afvallig werden van het land, totdat de toorn en wraak over hen zouden komen.
Chapter 48
Sira DutSVVA 48:1  Daarna stond Elia de profeet op gelijk een vuur, en zijn woord brandde als een fakkel.
Sira DutSVVA 48:2  Welke over hen bracht een zware honger, en door zijn ijver maakte hij dat hunner weinig werd.
Sira DutSVVA 48:3  Door het woord des Heren hield hij de hemel op, en deed driemaal vuur uit de hemel nederkomen. Hoe zijt gij verheerlijkt geworden Elia, door uw wonderdaden!
Sira DutSVVA 48:5  Gij, die een dode uit de dood hebt opgewekt, en een ziel uit het graf door het woord des Allerhoogsten.
Sira DutSVVA 48:6  Gij hebt koningen afgevoerd in het verderf, en die verheven waren tot eer, van hun bed.
Sira DutSVVA 48:7  Gij, die op Sinaï gehoord hebt de bestraffing des Heren, en op Horeb de oordelen der wraak.
Sira DutSVVA 48:8  Gij, die koningen hebt gezalfd, dat zij het zouden vergelden, en profeten die na u zouden volgen.
Sira DutSVVA 48:9  Gij, die opgenomen zijt geweest door een vurige draaiwind, in een wagen met vurige paarden.
Sira DutSVVA 48:10  Gij zijt opgeschreven om te doen bestraffingen te zijner tijd, en te stillen de toorn van het grimmige oordeel des Heren; te keren het hart van de vader tot de zoon, en te bestellen de stammen van Jakob.
Sira DutSVVA 48:11  Zalig zijn zij die u gezien hebben, en die in liefde ontslapen zijn.
Sira DutSVVA 48:13  Elia is het, die bedekt werd met een draaiwind; en Elisa werd vervuld met de Heilige Geest; en in zijn dagen werd hij niet bewogen door de oversten, en niemand heeft hem met geweld onderdrukt.
Sira DutSVVA 48:14  Geen ding ging hem te boven, en als hij ontslapen was profeteerde zijn lichaam;
Sira DutSVVA 48:15  En in zijn leven deed hij wonderen, en in zijn dood waren zijn werken wonderlijk.
Sira DutSVVA 48:16  Door al deze dingen bekeerde zich het volk niet, en stond van hun zonden niet af totdat zij als een roof zijn weggevoerd uit hun land, en verstrooid door de ganse aarde.
Sira DutSVVA 48:17  En daar bleef een klein volk over, en een overste in het huis van David.
Sira DutSVVA 48:18  Enigen hunner deden wel hetgeen, God behagelijk was, maar enigen vermenigvuldigden de zonden.
Sira DutSVVA 48:19  Hiskia maakte zijn stad vast, en leidde water in het midden daarvan; hij groef de spitse rotssteen met ijzer, en bouwde fonteinen om water te hebben.
Sira DutSVVA 48:20  In zijn dagen trok Sanherib op, en zond Rabsake van Lachis, en verhief zijn hand tegen Sion, en pochte zeer in zijn hoogmoed.
Sira DutSVVA 48:21  Toen werden hun harten en handen bewogen, en kregen weedom gelijk de barende vrouwen.
Sira DutSVVA 48:22  En zij riepen de Here, de ontfermer, aan, en breidden hun handen tot hem uit.
Sira DutSVVA 48:23  En de heilige uit de hemel verhoorde hen, en verloste hen door de hand van Jesaja.
Sira DutSVVA 48:24  Hij sloeg het leger der Assyriërs, en zijn engel vermorzelde hen. [48:25] Want Hiskia deed wat de Here behaagde, en hield vast aan de wegen van David, zijn vader, gelijk Jesaja die grote en eerwaardige profeet in zijn gezicht geboden had.
Sira DutSVVA 48:25  [48:26] In zijn dagen ging de zon achterwaarts, en de Here verlengde de koning het leven. [48:27] Hij zag door een grote geest de laatste dingen, en troostte degenen die treurden in Sion. [48:28] Hij wees aan de toekomende dingen tot in eeuwigheid, en de verborgen dingen eer ze geschiedden.
Chapter 49
Sira DutSVVA 49:1  De gedachtenis van Josia, is als een tezamen gemengd reukwerk, toebereid door de kunst van de apotheker.
Sira DutSVVA 49:2  Zij is zoet in de mond van eenieder als honig, en als een muziekspel op een wijnbanket.
Sira DutSVVA 49:3  Hij heeft zich recht gedragen in de bekering des volks, en heeft weggenomen de gruwelen der ongerechtigheid.
Sira DutSVVA 49:4  Hij richtte zijn hart tot de Here; in de dagen der onrecht vaardigen versterkte bij de godvrezendheid.
Sira DutSVVA 49:5  Uitgezonderd David en Hiskia, en Josia, hebben zij allen misdaden begaan.
Sira DutSVVA 49:6  Want zij hebben de wet des Allerhoogsten verlaten; de koningen van Juda zijn bezweken.
Sira DutSVVA 49:7  Daarom heeft hij hun troon anderen gegeven, en hun heerlijkheid aan een vreemd volk.
Sira DutSVVA 49:8  Die hebben de uitverkoren, heilige stad verbrand, en haar wegen woest gemaakt door de hand van Jeremia.
Sira DutSVVA 49:9  Want zij hebben hem kwalijk behandeld, hoewel hij in moeders lichaam was geheiligd tot een profeet, om uit te roeien, en kwalijk te handelen, en te verderven; van gelijken om te bouwen en te planten.
Sira DutSVVA 49:10  Ezechiël is het, die een heerlijk gezicht zag, hetwelk de Here hem toonde in de wagen der cherubim.
Sira DutSVVA 49:11  Want ook gedacht hij de vijanden in de plasregen, en bracht terecht die hun wegen recht maakten.
Sira DutSVVA 49:12  Ook de gedachtenis der twaalf profeten zij in zegening. [49:13] Hoe zullen wij Zerubbabel genoeg verheffen! want hij was gelijk een zegelring aan de rechterhand.
Sira DutSVVA 49:13  [49:14] Alzo Jesua de zoon van Josadak, die in hun dagen het huis weder hebben gebouwd, en de heilige tempel opgericht, welke de Here werd toebereid tot een eeuwige heerlijkheid.
Sira DutSVVA 49:14  [49:15] Onder de uitverkorenen was ook Nehemia, wiens gedachtenis vele malen wordt verhaald, die ons de vervallen muren heeft opgericht, en de poorten en richelen heeft gesteld, en de vloe ren van onze huizen wederopricht.
Sira DutSVVA 49:15  [49:16] Zodanig is er geen geschapen geweest op aarde als Henoch, want hij is opgenomen van de aarde. [49:17] En daar is geen man geweest als Jozef, een leidsman zijner broederen,
Sira DutSVVA 49:16  [49:18] Een steunsel des volks, en zijn gebeenten zijn bezocht door de Here. [49:19] Sem en Seth zijn verheerlijkt geweest onder de mensen, en Adam boven alles in de schepping.
Chapter 50
Sira DutSVVA 50:1  Simon, de zoon van Onias, de hogepriester, welke in zijn leven het huis des Heren heeft vermaakt, heeft ook in zijn dagen het volk bevestigd.
Sira DutSVVA 50:2  Onder hem is het fundament gelegd van de dubbele verheven hoogte, de hoge omgang des tempels.
Sira DutSVVA 50:3  In zijn dagen waren de watervaten te klein, en werd gemaakt een metalen vat gelijk de zee, houdende driemaal zo veel.
Sira DutSVVA 50:4  Hij droeg zorg voor zijn volk, dat het niet viel.
Sira DutSVVA 50:5  Gij hebt de stad sterk gemaakt en omgekeerd, gij zijt verheerlijkt door uw verkeer met het volk, en door de uitgang uit het huis waar het voorhangsel voorhangt.
Sira DutSVVA 50:6  Gij waart gelijk de morgenster in het midden der wolken, gelijk de maan als zij vol is op haar tijd, en gelijk de regen boog de heerlijke wolken verlicht.
Sira DutSVVA 50:7  Gelijk de zon uitschijnende op de tempel des Allerhoogsten; gelijk de bloem der rozen in de tijd der nieuwe bloemen; gelijk als de leliën aan de oorsprong van het water; gelijk een spruit van Libanon in de dagen van de zomer;
Sira DutSVVA 50:9  Gelijk een gouden vat, dat met de hamer dicht geslagen, en met allerlei kostelijk gesteente versierd is;
Sira DutSVVA 50:10  Gelijk een schone olijfboom, die vruchten voortspruit; en gelijk een cypresseboom, die verhoogd is tot aan de wolken; als hij het kleed der heerlijkheid nam, en als hij de volmaakte roem aantrok.
Sira DutSVVA 50:11  In het opklimmen tot het heilige altaar verheerlijkte hij de heilige kleding.
Sira DutSVVA 50:12  En als hij de gedeelten der offeranden uit de hand der priesters ontving, zo stond hij zelf bij de haard van het altaar.
Sira DutSVVA 50:13  Rondom hem was een omstaande menigte zijner broeders, gelijk spruiten van cederbomen op de Libanon, en omsingelden hem gelijk scheuten van palmbomen; namelijk al de zonen van Aäron in hun heerlijkheid, en de offerande des Heren was in hun handen, in tegenwoordigheid der ganse gemeente van Israël;
Sira DutSVVA 50:14  En voleindigende de diensten op het altaar, om te versieren de offerande des Allerhoogsten en des almachtigen,
Sira DutSVVA 50:15  Strekte hij zijn handen uit tot de offerbeker, en offerde van het druivenbloed,
Sira DutSVVA 50:16  Uitgietende op de fundamenten van het altaar een welriekende reuk voor de Allerhoogste, die koning is over alles.
Sira DutSVVA 50:17  Toen riepen de zonen van Aäron, met dun gesmede trompetten een weerklank gevende; en maakten dat er gehoord werd een groot geschal, tot een gedachtenis voor de Aller hoogste.
Sira DutSVVA 50:18  Dan haastte al het volk in het gemeen, en viel op hun aangezicht ter aarde, om hun Here, de almachtige en Allerhoogste God, aan te bidden.
Sira DutSVVA 50:19  En de zangers prezen God met hun stemmen, en in het meeste geluid was een zoet gezang.
Sira DutSVVA 50:20  En het volk van de Here, des Allerhoogsten, smeekte in hun gebed, voor het aangezicht van de ontfermer, totdat vol eindigd was het versiersel des Heren, en zij zijn dienst geëindigd hadden.
Sira DutSVVA 50:21  Dan hief Simon, de Hogepriester, afklimmende, zijn han den op over de ganse gemeente der kinderen Israëls, om hun te geven de zegen des Heren met zijn lippen, en om in zijn naam te roemen.
Sira DutSVVA 50:22  En zij baden ten tweeden male aan, om de zegen van de Allerhoogste te verkrijgen.
Sira DutSVVA 50:23  En nu dankt de God aller dingen, die alleen grote dingen doet overal, die onze dagen verhoogt van moeders schoot af, en die riet ons handelt naar zijn barmhartigheid.
Sira DutSVVA 50:24  En bidt dat het vrede worde in onze dagen in Israël, gelijk het in de dagen der vorige eeuw geweest is; dat hij getrouw aan ons bewijze zijn barmhartigheid, en ons verlosse in onze dagen.
Sira DutSVVA 50:25  Over twee volken is mijn ziel verstoord, en het derde is geen volk:
Sira DutSVVA 50:26  Die hun zitplaats hebben op de berg van Samaria, en lieden die in der Filistijnen land wonen, en het dwaze volk dat te Sichem woont.
Sira DutSVVA 50:27  Jezus, de zoon van Sirach, van Jeruzalem heeft in dit boek op schrift gesteld een onderwijzing van het verstand en der wetenschap; welke de wijsheid als een plasregen uit zijn hart heeft doen vloeien.
Sira DutSVVA 50:28  Zalig is hij, die zich in deze dingen. oefenen zal, en die ze ter harte neemt, zal wijs worden.
Sira DutSVVA 50:29  Want indien hij ze doet, zal hij tot alle dingen bekwaam zijn, dewijl het licht des Heren zijn voetstap is, en hij geeft de godvrezenden wijsheid. [50:30] Geprezen zij de Here in der eeuwigheid. Dat geschiede, dat geschiede!
Chapter 51
Sira DutSVVA 51:1  Een Gebed van Jezus, de zoon van Sirach; IK zal u belijden Here, Koning, en ik zal u prijzen, o God, die mijn zaligmaker zijt.
Sira DutSVVA 51:2  Ik belijd uw naam, dat gij mij een beschermer en helper geweest zijt, en hebt mijn lichaam uit de verderfenis verlost;
Sira DutSVVA 51:3  En van de strik der lasterende tong; van de lippen dergenen die leugens oefenen; en tegen degenen die zich tegen mij stelden, zijt gij mij een helper geweest.
Sira DutSVVA 51:4  Gij hebt mij verlost naar de menigte der barmhartigheid van uw naam, uit de tanden die bereid waren om mij te verslinden;
Sira DutSVVA 51:5  Uit de hand dergenen die mijn ziel zochten; uit de vele verdrukkingen, die ik gehad heb;
Sira DutSVVA 51:6  Van de verstikking des vuurs rondom; uit het midden des vuurs, dat ik niet verbrand ben;
Sira DutSVVA 51:7  Uit de diepte des buiks, en van de onreine tong, van het leugenachtige woord, door de lastering bij de koning, en van een onrechtvaardige tong.
Sira DutSVVA 51:8  Mijn ziel was nabij de dood gekomen; en mijn leven was nabij het diepste graf.
Sira DutSVVA 51:9  Zij hadden mij van alle zijden omzet, en daar was geen helper; ik zag om naar bijstand der mensen, en daar was geen.
Sira DutSVVA 51:10  Toen gedacht ik aan uw barmhartigheid, Here, en aan uw werken van alle tijden.
Sira DutSVVA 51:11  Dat gij degenen die lijdzaam verbeiden uithelpt, en hen verlost uit de hand der vijanden.
Sira DutSVVA 51:12  En heb van de aarde mijn ootmoedig gebed opgeheven, en gesmeekt om verlossing van de dood.
Sira DutSVVA 51:13  Ik riep de Here de vader mijns Heren aan, dat hij mij niet wilde verlaten in de dag der verdrukking, ten tijde als ik geen hulp had tegen de hovaardigen.
Sira DutSVVA 51:14  Ik zal uw naam prijzen zonder ophouden, en u lofzingen met dankzegging, en mijn smeking is verhoord geweest.
Sira DutSVVA 51:15  Want gij hebt ons verlost uit het verderf, en mij getrokken uit de boze tijd.
Sira DutSVVA 51:16  Daarom zal ik u belijden, Here, en zal u prijzen, en zal uw naam danken.
Sira DutSVVA 51:17  Als ik nog jong was, eer dat ik dwaalde, heb ik de wijsheid openbaar gezocht door mijn gebed.
Sira DutSVVA 51:18  Voor de tempel heb ik om haar gebeden, en tot het uiterste toe zal ik haar naarstig zoeken.
Sira DutSVVA 51:19  Mijn hart is in haar verheugd geweest, gelijk over een druif die na het bloeisel rijp wordt.
Sira DutSVVA 51:20  Mijn voet is recht heengegaan; van mijn jeugd af heb ik haar nagespeurd.
Sira DutSVVA 51:21  Ik hem mijn oor een weinig geneigd, en heb haar aangenomen;
Sira DutSVVA 51:22  En heb voor mijzelf veel onderwijzing gevonden, ik ben door haar toegenomen.
Sira DutSVVA 51:23  Degene die mij wijsheid geeft, die zal ik macht toeschrijven.
Sira DutSVVA 51:24  Want ik heb gedacht om haar in het werk te stellen, en te beijveren het goede, en zal geenszins te schande worden. [51:25] Mijn ziel heeft om haar zeer gestreden, en in mij honger verwekt hebbende, heb ik haar naarstig doorzocht.
Sira DutSVVA 51:25  [51:26] Ik heb mijn handen uitgerekt tot de hoogte, en mijn onwetendheden van haar bemerkt. [51:27] Ik heb mijn ziel naar haar gericht, en in reiniging heb ik haar gevonden.
Sira DutSVVA 51:26  [51:28] Ik heb van het begin af tot haar een hart gekregen, daarom zal ik niet verlaten worden. [51:29] Mijn hart is ontroerd geworden om haar te zoeken, daarom heb ik een goede bezitting verkregen.
Sira DutSVVA 51:27  [51:30] De Here heeft mij een tong gegeven tot mijn loon, en met deze zal ik hem prijzen. [51:31] Gemaakt tot mij, gij die niet onderwezen zijt, en overnacht in het huis der onderwijzing. [51:32] Wat vertraagt gij? of wat zegt gij hiertoe? zo toch uw zielen zeer dorsten.
Sira DutSVVA 51:28  [51:33] Ik heb mijn mond geopend en heb gesproken, koopt u wijsheid zonder geld. [51:34] Legt uw hals onder het juk, en uw ziel neme onderwijzing aan, zij is nabij om te vinden.
Sira DutSVVA 51:29  [51:35] Ziet met uw ogen dat ik weinig moeite gehad heb, en heb voor mijzelf veel rust gevonden. [51:36] Weest deelachtig de onderwijzing met een groot getal gelds, en veel goud zult gij in haar bezitten.
Sira DutSVVA 51:30  [51:37] Uw ziel verheuge zich over de barmhartigheid des Heren, en schaamt u niet hem te prijzen. [51:38] Werkt uw werk voor de tijd, en hij zal u te zijner tijd loon geven.