PSALMS
Up
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 1
Psal | DutSVVA | 1:1 | Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters; | |
Psal | DutSVVA | 1:3 | Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken. | |
Psal | DutSVVA | 1:5 | Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen. | |
Chapter 2
Psal | DutSVVA | 2:2 | De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: | |
Psal | DutSVVA | 2:5 | Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken. | |
Psal | DutSVVA | 2:7 | Ik zal van het besluit verhalen: de Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. | |
Psal | DutSVVA | 2:8 | Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting. | |
Psal | DutSVVA | 2:9 | Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat. | |
Psal | DutSVVA | 2:10 | Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde! | |
Chapter 3
Psal | DutSVVA | 3:1 | Een psalm van David, als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. [03:2] O Heere! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op. | |
Psal | DutSVVA | 3:3 | [03:4] Doch Gij, Heere! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. | |
Psal | DutSVVA | 3:4 | [03:5] Ik riep met mijn stem tot den Heere, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 3:6 | [03:7] Ik zal niet vrezen voor tienduizenden des volks, die zich rondom tegen mij zetten. | |
Psal | DutSVVA | 3:7 | [03:8] Sta op, Heere, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken. | |
Chapter 4
Psal | DutSVVA | 4:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [04:2] Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees mij genadig, en hoor mijn gebed. | |
Psal | DutSVVA | 4:2 | [04:3] Gij, mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn? Hoe lang zult gij de ijdelheid beminnen, de leugen zoeken? Sela. | |
Psal | DutSVVA | 4:3 | [04:4] Weet toch, dat de Heere Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd; de Heere zal horen, als ik tot Hem roep. | |
Psal | DutSVVA | 4:4 | [04:5] Zijt beroerd, en zondigt niet; spreekt in ulieder hart op uw leger, en zijt stil. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 4:6 | [04:7] Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Heere! | |
Psal | DutSVVA | 4:7 | [04:8] Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn. | |
Chapter 5
Psal | DutSVVA | 5:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Nechiloth. [05:2] O Heere, neem mijn redenen ter ore; versta mijn overdenking. | |
Psal | DutSVVA | 5:2 | [05:3] Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U zal ik bidden. | |
Psal | DutSVVA | 5:3 | [05:4] Des morgens, Heere, zult Gij mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken, en wacht houden. | |
Psal | DutSVVA | 5:4 | [05:5] Want Gij zijt geen God, Die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren. | |
Psal | DutSVVA | 5:5 | [05:6] De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 5:6 | [05:7] Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des bedrogs heeft de Heere een gruwel. | |
Psal | DutSVVA | 5:7 | [05:8] Maar ik zal door de grootheid Uwer goedertierenheid in Uw huis ingaan; ik zal mij buigen naar het paleis Uwer heiligheid, in Uw vreze. | |
Psal | DutSVVA | 5:8 | [05:9] Heere! Leid mij in Uw gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn aangezicht. | |
Psal | DutSVVA | 5:9 | [05:10] Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij. | |
Psal | DutSVVA | 5:10 | [05:11] Verklaar hen schuldig, o God; laat hen vervallen van hun raadslagen; drijf hen henen om de veelheid hunner overtredingen, want zij zijn wederspannig tegen U. | |
Psal | DutSVVA | 5:11 | [05:12] Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid; laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat in U van vreugde opspringen, die Uw Naam liefhebben. | |
Chapter 6
Psal | DutSVVA | 6:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth, op de Scheminith. [06:2] O Heere, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid! | |
Psal | DutSVVA | 6:2 | [06:3] Wees mij genadig, Heere, want ik ben verzwakt; genees mij, Heere, want mijn beenderen zijn verschrikt. | |
Psal | DutSVVA | 6:6 | [06:7] Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen. | |
Psal | DutSVVA | 6:7 | [06:8] Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders. | |
Psal | DutSVVA | 6:8 | [06:9] Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de Heere heeft de stem mijns geweens gehoord. | |
Chapter 7
Psal | DutSVVA | 7:1 | Davids Schiggajon, dat hij den Heere gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. [07:2] Heere, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij. | |
Psal | DutSVVA | 7:2 | [07:3] Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw, verscheurende, terwijl er geen verlosser is. | |
Psal | DutSVVA | 7:3 | [07:4] Heere, mijn God, indien ik dat gedaan heb, indien er onrecht in mijn handen is; | |
Psal | DutSVVA | 7:4 | [07:5] Indiën ik kwaad vergolden heb dien, die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered, die mij zonder oorzaak benauwde!) | |
Psal | DutSVVA | 7:5 | [07:6] Zo vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! Sela. | |
Psal | DutSVVA | 7:6 | [07:7] Sta op, Heere, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden mijner benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen. | |
Psal | DutSVVA | 7:7 | [07:8] Zo zal de vergadering der volken U omsingelen; keer dan boven haar weder in de hoogte. | |
Psal | DutSVVA | 7:8 | [07:9] De Heere zal den volken recht doen; richt mij, Heere, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is. | |
Psal | DutSVVA | 7:9 | [07:10] Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God! | |
Psal | DutSVVA | 7:12 | [07:13] Indiën hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog gespannen, en dien bereid. | |
Psal | DutSVVA | 7:13 | [07:14] En heeft dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen. | |
Psal | DutSVVA | 7:14 | [07:15] Ziet, hij is in arbeid van ongerechtigheid, en is zwanger van moeite, hij zal leugen baren. | |
Psal | DutSVVA | 7:15 | [07:16] Hij heeft een kuil gedolven, en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve, die hij gemaakt heeft. | |
Psal | DutSVVA | 7:16 | [07:17] Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en zijn geweld op zijn schedel nederdalen. | |
Chapter 8
Psal | DutSVVA | 8:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. [08:2] O Heere, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen. | |
Psal | DutSVVA | 8:2 | [08:3] Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. | |
Psal | DutSVVA | 8:3 | [08:4] Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; | |
Psal | DutSVVA | 8:4 | [08:5] Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? | |
Psal | DutSVVA | 8:5 | [08:6] En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? | |
Psal | DutSVVA | 8:6 | [08:7] Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet; | |
Psal | DutSVVA | 8:8 | [08:9] Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeën doorwandelt. | |
Chapter 9
Psal | DutSVVA | 9:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Muth-labben. [09:2] Ik zal den Heere loven met mijn ganse hart; ik zal al Uw wonderen vertellen. | |
Psal | DutSVVA | 9:2 | [09:3] In U zal ik mij verblijden, en van vreugde opspringen; ik zal Uw Naam psalmzingen, o Allerhoogste! | |
Psal | DutSVVA | 9:3 | [09:4] Omdat mijn vijanden achterwaarts gekeerd, gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht. | |
Psal | DutSVVA | 9:4 | [09:5] Want Gij hebt mijn recht en mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 9:5 | [09:6] Gij hebt de heidenen gescholden, den goddeloze verdaan, hun naam uitgedelgd, tot in eeuwigheid en altoos. | |
Psal | DutSVVA | 9:6 | [09:7] O vijand! zijn de verwoestingen voleind in eeuwigheid, en hebt gij de steden uitgeroeid? Hunlieder gedachtenis is met hen vergaan. | |
Psal | DutSVVA | 9:7 | [09:8] Maar de Heere zal in eeuwigheid zitten; Hij heeft Zijn troon bereid ten gerichte. | |
Psal | DutSVVA | 9:8 | [09:9] En Hij Zelf zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken oordelen in rechtmatigheden. | |
Psal | DutSVVA | 9:9 | [09:10] En de Heere zal een Hoog Vertrek zijn voor den verdrukte, een Hoog Vertrek in tijden van benauwdheid. | |
Psal | DutSVVA | 9:10 | [09:11] En die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij, Heere, niet hebt verlaten degenen, die U zoeken. | |
Psal | DutSVVA | 9:11 | [09:12] Psalmzingt den Heere, Die te Sion woont; verkondigt onder de volken Zijn daden. | |
Psal | DutSVVA | 9:12 | [09:13] Want Hij zoekt de bloedstortingen, Hij gedenkt derzelve; Hij vergeet het geroep der ellendigen niet. | |
Psal | DutSVVA | 9:13 | [09:14] Wees mij genadig, Heere, zie mijn ellende aan, van mijne haters mij aangedaan, Gij, Die mij verhoogt uit de poorten des doods; | |
Psal | DutSVVA | 9:14 | [09:15] Opdat ik Uw gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik mij verheuge in Uw heil. | |
Psal | DutSVVA | 9:15 | [09:16] De heidenen zijn gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden. | |
Psal | DutSVVA | 9:16 | [09:17] De Heere is bekend geworden; Hij heeft recht gedaan; de goddeloze is verstrikt in het werk zijner handen! Higgajon, Sela. | |
Psal | DutSVVA | 9:17 | [09:18] De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. | |
Psal | DutSVVA | 9:18 | [09:19] Want de nooddruftige zal niet voor altoos vergeten worden, noch de verwachting der ellendigen in eeuwigheid verloren zijn. | |
Psal | DutSVVA | 9:19 | [09:20] Sta op, Heere, laat de mens zich niet versterken; laat de heidenen voor Uw aangezicht geoordeeld worden. | |
Chapter 10
Psal | DutSVVA | 10:1 | O Heere! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid? | |
Psal | DutSVVA | 10:2 | De goddeloze vervolgt hittiglijk in hoogmoed den ellendige; laat hen gegrepen worden in de aanslagen, die zij bedacht hebben. | |
Psal | DutSVVA | 10:3 | Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den Heere. | |
Psal | DutSVVA | 10:4 | De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn, dat er geen God is. | |
Psal | DutSVVA | 10:5 | Zijn wegen maken ten allen tijde smarte; Uw oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders, die blaast hij aan. | |
Psal | DutSVVA | 10:6 | Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen; want ik zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn. | |
Psal | DutSVVA | 10:7 | Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 10:8 | Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme. | |
Psal | DutSVVA | 10:9 | Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net. | |
Psal | DutSVVA | 10:11 | Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 10:14 | Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees. | |
Psal | DutSVVA | 10:15 | Breek den arm des goddelozen en bozen; zoek zijn goddeloosheid, totdat Gij haar niet vindt. | |
Psal | DutSVVA | 10:17 | Heere! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken; | |
Chapter 11
Psal | DutSVVA | 11:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Ik betrouw op den Heere; hoe zegt gijlieden tot mijn ziel: Zwerft henen naar ulieder gebergte, als een vogel? | |
Psal | DutSVVA | 11:2 | Want ziet, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de pees, om in het donkere te schieten naar de oprechten van harte. | |
Psal | DutSVVA | 11:4 | De Heere is in het paleis Zijner heiligheid, des Heeren troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen. | |
Psal | DutSVVA | 11:5 | De Heere proeft den rechtvaardige; maar den goddeloze, en dien, die geweld liefheeft, haat Zijn ziel. | |
Psal | DutSVVA | 11:6 | Hij zal op de goddelozen regenen strikken, vuur en zwavel; en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn. | |
Chapter 12
Psal | DutSVVA | 12:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Scheminith. [012:2] Behoud, o Heere; want de goedertierene ontbreekt, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen. | |
Psal | DutSVVA | 12:2 | [012:3] Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart. | |
Psal | DutSVVA | 12:4 | [012:5] Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons? | |
Psal | DutSVVA | 12:5 | [012:6] Om de verwoesting der ellendigen, om het kermen der nooddruftigen, zal Ik nu opstaan, zegt de Heere; Ik zal in behoudenis zetten, dien hij aanblaast. | |
Psal | DutSVVA | 12:6 | [012:7] De redenen des Heeren zijn reine redenen, zilver, gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal. | |
Psal | DutSVVA | 12:7 | [012:8] Gij, Heere, zult hen bewaren; Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid. | |
Chapter 13
Psal | DutSVVA | 13:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [013:2] Hoe lang, Heere, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen? | |
Psal | DutSVVA | 13:2 | [013:3] Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn? | |
Psal | DutSVVA | 13:3 | [013:4] Aanschouw, verhoor mij, Heere, mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik in den dood niet ontslape; | |
Psal | DutSVVA | 13:4 | [013:5] Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen. | |
Psal | DutSVVA | 13:5 | [013:6] Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil; | |
Chapter 14
Psal | DutSVVA | 14:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet. | |
Psal | DutSVVA | 14:2 | De Heere heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht. | |
Psal | DutSVVA | 14:3 | Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet een. | |
Psal | DutSVVA | 14:4 | Hebben dan alle werkers der ongerechtigheid geen kennis, die mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den Heere niet aan. | |
Psal | DutSVVA | 14:5 | Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard; want God is bij het geslacht des rechtvaardigen. | |
Chapter 15
Psal | DutSVVA | 15:1 | Een psalm van David. Heere, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid? | |
Psal | DutSVVA | 15:2 | Die oprecht wandelt, en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt; | |
Psal | DutSVVA | 15:3 | Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste; | |
Psal | DutSVVA | 15:4 | In wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert degenen, die den Heere vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet; | |
Chapter 16
Psal | DutSVVA | 16:2 | O mijn ziel! gij hebt tot den Heere gezegd: Gij zijt de Heere, mijn goedheid raakt niet tot U; | |
Psal | DutSVVA | 16:3 | Maar tot de heiligen, die op de aarde zijn, en de heerlijken, in dewelke al mijn lust is. | |
Psal | DutSVVA | 16:4 | De smarten dergenen, die een anderen God begiftigen, zullen vermenigvuldigd worden; ik zal hun drankofferen van bloed niet offeren, en hun namen op mijn lippen niet nemen. | |
Psal | DutSVVA | 16:6 | De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij geworden. | |
Psal | DutSVVA | 16:7 | Ik zal den Heere loven, Die mij raad heeft gegeven; zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren. | |
Psal | DutSVVA | 16:8 | Ik stel den Heere geduriglijk voor mij, omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen. | |
Psal | DutSVVA | 16:9 | Daarom is mijn hart verblijd, en mijn eer verheugt zich; ook zal mijn vlees zeker wonen. | |
Psal | DutSVVA | 16:10 | Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. | |
Chapter 17
Psal | DutSVVA | 17:1 | Een gebed van David. Heere! hoor de gerechtigheid, merk op mijn geschrei, neem ter ore mijn gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken. | |
Psal | DutSVVA | 17:2 | Laat mijn recht van voor Uw aangezicht uitgaan, laat Uw ogen de billijkheden aanschouwen. | |
Psal | DutSVVA | 17:3 | Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet. | |
Psal | DutSVVA | 17:4 | Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers; | |
Psal | DutSVVA | 17:6 | Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij; hoor mijn rede. | |
Psal | DutSVVA | 17:7 | Maak Uw weldadigheden wonderbaar, Gij, die verlost degenen, die op U betrouwen, van degenen, die tegen Uw rechterhand opstaan! | |
Psal | DutSVVA | 17:8 | Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen, | |
Psal | DutSVVA | 17:9 | Voor het aangezicht der goddelozen, die mij verwoesten, mijner doodsvijanden, die mij omringen. | |
Psal | DutSVVA | 17:11 | In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende. | |
Psal | DutSVVA | 17:12 | Hij is gelijk als een leeuw, die begeert te roven, en als een jonge leeuw, zittende in verborgen plaatsen. | |
Psal | DutSVVA | 17:13 | Sta op, Heere, kom zijn aangezicht voor, vel hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze; | |
Psal | DutSVVA | 17:14 | Met Uw hand van de lieden, o Heere! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter. | |
Chapter 18
Psal | DutSVVA | 18:1 | Voor den opperzangmeester, een psalm van David, den knecht des Heeren, die de woorden dezes lieds tot den Heere gesproken heeft, ten dage, als hem de Heere gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. [018:2] Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, Heere, mijn Sterkte! | |
Psal | DutSVVA | 18:2 | [018:3] De Heere is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek. | |
Psal | DutSVVA | 18:3 | [018:4] Ik riep den Heere aan, die te prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden. | |
Psal | DutSVVA | 18:6 | [018:7] Als mij bange was, riep ik den Heere aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren. | |
Psal | DutSVVA | 18:7 | [018:8] Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was. | |
Psal | DutSVVA | 18:8 | [018:9] Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken. | |
Psal | DutSVVA | 18:9 | [018:10] En Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten. | |
Psal | DutSVVA | 18:10 | [018:11] En Hij voer op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds. | |
Psal | DutSVVA | 18:11 | [018:12] Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels. | |
Psal | DutSVVA | 18:12 | [018:13] Van den glans, die voor Hem was, dreven Zijn wolken daarhenen, hagel en vurige kolen. | |
Psal | DutSVVA | 18:13 | [018:14] En de Heere donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige kolen. | |
Psal | DutSVVA | 18:14 | [018:15] En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze. | |
Psal | DutSVVA | 18:15 | [018:16] En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o Heere! van het geblaas des winds van Uw neus. | |
Psal | DutSVVA | 18:17 | [018:18] Hij verloste mij van mijn sterken vijand, en van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik. | |
Psal | DutSVVA | 18:18 | [018:19] Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de Heere was mij tot een Steunsel. | |
Psal | DutSVVA | 18:19 | [018:20] En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij. | |
Psal | DutSVVA | 18:20 | [018:21] De Heere vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen. | |
Psal | DutSVVA | 18:21 | [018:22] Want ik heb des Heeren wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan. | |
Psal | DutSVVA | 18:22 | [018:23] Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen deed ik niet van mij weg. | |
Psal | DutSVVA | 18:23 | [018:24] Maar ik was oprecht bij Hem, en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 18:24 | [018:25] Zo gaf mij de Heere weder naar mijn gerechtigheid, naar de reinigheid mijner handen, voor Zijn ogen. | |
Psal | DutSVVA | 18:25 | [018:26] Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren, bij den oprechten man houdt Gij U oprecht. | |
Psal | DutSVVA | 18:26 | [018:27] Bij den reine houdt Gij U rein, maar bij den verkeerde bewijst Gij U een Worstelaar. | |
Psal | DutSVVA | 18:28 | [018:29] Want Gij doet mijn lamp lichten; de Heere, mijn God, doet mijn duisternis opklaren. | |
Psal | DutSVVA | 18:29 | [018:30] Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur. | |
Psal | DutSVVA | 18:30 | [018:31] Gods weg is volmaakt; de rede des Heeren is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen. | |
Psal | DutSVVA | 18:31 | [018:32] Want wie is God, behalve de Heere? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God? | |
Psal | DutSVVA | 18:32 | [018:33] Het is God, die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt. | |
Psal | DutSVVA | 18:33 | [018:34] Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten. | |
Psal | DutSVVA | 18:34 | [018:35] Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is. | |
Psal | DutSVVA | 18:35 | [018:36] Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt. | |
Psal | DutSVVA | 18:36 | [018:37] Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben niet gewankeld. | |
Psal | DutSVVA | 18:37 | [018:38] Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had. | |
Psal | DutSVVA | 18:38 | [018:39] Ik doorstak hen, dat zij niet weder konden opstaan; zij vielen onder mijn voeten. | |
Psal | DutSVVA | 18:39 | [018:40] Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden. | |
Psal | DutSVVA | 18:40 | [018:41] En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik. | |
Psal | DutSVVA | 18:41 | [018:42] Zij riepen, maar er was geen verlosser; tot den Heere, maar Hij antwoordde hun niet. | |
Psal | DutSVVA | 18:42 | [018:43] Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten. | |
Psal | DutSVVA | 18:43 | [018:44] Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend. | |
Psal | DutSVVA | 18:44 | [018:45] Zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen. | |
Psal | DutSVVA | 18:46 | [018:47] De Heere leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils! | |
Psal | DutSVVA | 18:48 | [018:49] Die mij uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds. | |
Psal | DutSVVA | 18:49 | [018:50] Daarom zal ik U, o Heere! loven onder de heidenen; en Uw Naam zal ik psalmzingen; | |
Chapter 19
Psal | DutSVVA | 19:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [019:2] De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. | |
Psal | DutSVVA | 19:2 | [019:3] De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. | |
Psal | DutSVVA | 19:4 | [019:5] Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon. | |
Psal | DutSVVA | 19:5 | [019:6] En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen. | |
Psal | DutSVVA | 19:6 | [019:7] Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte. | |
Psal | DutSVVA | 19:7 | [019:8] De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des Heeren is gewis, den slechten wijsheid gevende. | |
Psal | DutSVVA | 19:8 | [019:9] De bevelen des Heeren zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des Heeren is zuiver, verlichtende de ogen. | |
Psal | DutSVVA | 19:9 | [019:10] De vreze des Heeren is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des Heeren zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig. | |
Psal | DutSVVA | 19:10 | [019:11] Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem. | |
Psal | DutSVVA | 19:11 | [019:12] Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon. | |
Psal | DutSVVA | 19:12 | [019:13] Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen. | |
Psal | DutSVVA | 19:13 | [019:14] Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding. | |
Chapter 20
Psal | DutSVVA | 20:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [020:2] De Heere verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in een hoog vertrek. | |
Psal | DutSVVA | 20:5 | [020:6] Wij zullen juichen over Uw heil, en de vaandelen opsteken in den Naam onzes Gods. De Heere vervulle al uw begeerten. | |
Psal | DutSVVA | 20:6 | [020:7] Alsnu weet ik, dat de Heere Zijn Gezalfde behoudt; Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn met mogendheden. | |
Psal | DutSVVA | 20:7 | [020:8] Dezen vermelden van wagens, en die van paarden; maar wij zullen vermelden van den Naam des Heeren, onzes Gods. | |
Psal | DutSVVA | 20:8 | [020:9] Zij hebben zich gekromd, en zijn gevallen; maar wij zijn gerezen en staande gebleven. | |
Chapter 21
Psal | DutSVVA | 21:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [021:2] O Heere! de koning is verblijd over Uw sterkte; en hoezeer is hij verheugd over Uw heil! | |
Psal | DutSVVA | 21:2 | [021:3] Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 21:3 | [021:4] Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud. | |
Psal | DutSVVA | 21:4 | [021:5] Het leven heeft hij van U begeerd. Gij hebt het hem gegeven; lengte van dagen, eeuwiglijk en altoos. | |
Psal | DutSVVA | 21:5 | [021:6] Groot is zijn eer door Uw heil; majesteit en heerlijkheid hebt Gij hem toegevoegd. | |
Psal | DutSVVA | 21:6 | [021:7] Want Gij zet hem tot zegeningen in eeuwigheid; Gij vervrolijkt hem door vreugde met Uw aangezicht. | |
Psal | DutSVVA | 21:7 | [021:8] Want de koning vertrouwt op den Heere, en door de goedertierenheid des Allerhoogsten zal hij niet wankelen. | |
Psal | DutSVVA | 21:9 | [021:10] Gij zult hen zetten als een vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts; de Heere zal hen in Zijn toorn verslinden, en het vuur zal hen verteren. | |
Psal | DutSVVA | 21:10 | [021:11] Gij zult hun vrucht van de aarde verdoen, en hun zaad van de kinderen der mensen. | |
Psal | DutSVVA | 21:11 | [021:12] Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd; zij hebben een schandelijke daad bedacht, doch zullen niets vermogen. | |
Psal | DutSVVA | 21:12 | [021:13] Want Gij zult hen zetten tot een wit; met Uw pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen. | |
Chapter 22
Psal | DutSVVA | 22:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar. [022:2] Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens? | |
Psal | DutSVVA | 22:2 | [022:3] Mijn God! Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte. | |
Psal | DutSVVA | 22:4 | [022:5] Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd, en Gij hebt hen uitgeholpen. | |
Psal | DutSVVA | 22:5 | [022:6] Tot U hebben zij geroepen, en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd, en zijn niet beschaamd geworden. | |
Psal | DutSVVA | 22:6 | [022:7] Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk. | |
Psal | DutSVVA | 22:7 | [022:8] Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende: | |
Psal | DutSVVA | 22:8 | [022:9] Hij heeft het op den Heere gewenteld, dat Hij hem nu uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft! | |
Psal | DutSVVA | 22:9 | [022:10] Gij zijt het immers, die mij uit den buik hebt uitgetogen; die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan mijner moeders borsten. | |
Psal | DutSVVA | 22:10 | [022:11] Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God. | |
Psal | DutSVVA | 22:11 | [022:12] Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid is nabij; want er is geen helper. | |
Psal | DutSVVA | 22:12 | [022:13] Vele varren hebben mij omsingeld, sterke stieren van Basan hebben mij omringd. | |
Psal | DutSVVA | 22:13 | [022:14] Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als een verscheurende en brullende leeuw. | |
Psal | DutSVVA | 22:14 | [022:15] Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands. | |
Psal | DutSVVA | 22:15 | [022:16] Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods. | |
Psal | DutSVVA | 22:16 | [022:17] Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven . | |
Psal | DutSVVA | 22:17 | [022:18] Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij. | |
Psal | DutSVVA | 22:21 | [022:22] Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen. | |
Psal | DutSVVA | 22:22 | [022:23] Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen. | |
Psal | DutSVVA | 22:23 | [022:24] Gij, die den Heere vreest! prijst Hem; al gij zaad van Jakob! vereert Hem; en ontziet u voor Hem, al gij zaad van Israël! | |
Psal | DutSVVA | 22:24 | [022:25] Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking des verdrukten, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep. | |
Psal | DutSVVA | 22:25 | [022:26] Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen. | |
Psal | DutSVVA | 22:26 | [022:27] De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen den Heere prijzen, die Hem zoeken; ulieder hart zal in eeuwigheid leven. | |
Psal | DutSVVA | 22:27 | [022:28] Alle einden der aarde zullen het gedenken, en zich tot den Heere bekeren; en alle geslachten der heidenen zullen voor Uw aangezicht aanbidden. | |
Psal | DutSVVA | 22:29 | [022:30] Alle vetten op aarde zullen eten, en aanbidden; allen, die in het stof nederdalen, zullen voor Zijn aangezicht nederbukken; en die zijn ziel bij het leven niet kan houden. | |
Psal | DutSVVA | 22:30 | [022:31] Het zaad zal Hem dienen; het zal den Heere aangeschreven worden tot in geslachten. | |
Chapter 23
Psal | DutSVVA | 23:2 | Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. | |
Psal | DutSVVA | 23:3 | Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil. | |
Psal | DutSVVA | 23:4 | Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. | |
Psal | DutSVVA | 23:5 | Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende. | |
Chapter 24
Psal | DutSVVA | 24:1 | Een psalm van David. De aarde is des Heeren, mitsgaders haar volheid, de wereld, en die daarin wonen. | |
Psal | DutSVVA | 24:3 | Wie zal klimmen op den berg des Heeren, en wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid? | |
Psal | DutSVVA | 24:4 | Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert; | |
Psal | DutSVVA | 24:5 | Die zal den zegen ontvangen van den Heere, en gerechtigheid van den God zijns heils. | |
Psal | DutSVVA | 24:6 | Dat is het geslacht dergenen, die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken, dat is Jakob! Sela. | |
Psal | DutSVVA | 24:7 | Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga! | |
Psal | DutSVVA | 24:8 | Wie is de Koning der ere? De Heere, sterk en geweldig, de Heere, geweldig in den strijd. | |
Psal | DutSVVA | 24:9 | Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga! | |
Chapter 25
Psal | DutSVVA | 25:2 | . Mijn God! op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden; laat mijn vijanden niet van vreugde opspringen over mij. | |
Psal | DutSVVA | 25:3 | . Ja, allen, die U verwachten, zullen niet beschaamd worden; zij zullen beschaamd worden, die trouwelooslijk handelen zonder oorzaak. | |
Psal | DutSVVA | 25:5 | . Leid mij in Uw waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den gansen dag. | |
Psal | DutSVVA | 25:6 | . Gedenk, Heere! Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden, want die zijn van eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 25:7 | . Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o Heere! | |
Psal | DutSVVA | 25:9 | . Hij zal de zachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijn weg leren. | |
Psal | DutSVVA | 25:10 | . Alle paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid, dengenen, die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren. | |
Psal | DutSVVA | 25:12 | . Wie is de man, die den Heere vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen. | |
Psal | DutSVVA | 25:14 | . De verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken. | |
Psal | DutSVVA | 25:15 | . Mijn ogen zijn geduriglijk op den Heere, want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren. | |
Psal | DutSVVA | 25:17 | . De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden. | |
Psal | DutSVVA | 25:19 | . Aanzie mijn vijanden, want zij vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wreveligen haat. | |
Psal | DutSVVA | 25:20 | . Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U. | |
Chapter 26
Psal | DutSVVA | 26:1 | Een psalm van David! Doe mij recht, Heere! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den Heere, ik zal niet wankelen. | |
Psal | DutSVVA | 26:9 | Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds; | |
Psal | DutSVVA | 26:10 | In welker handen schandelijk bedrijf is, en welker rechterhand vol geschenken is. | |
Chapter 27
Psal | DutSVVA | 27:1 | Een psalm van David. De Heere is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De Heere is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn? | |
Psal | DutSVVA | 27:2 | Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen. | |
Psal | DutSVVA | 27:3 | Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop. | |
Psal | DutSVVA | 27:4 | Een ding heb ik van den Heere begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel. | |
Psal | DutSVVA | 27:5 | Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen. | |
Psal | DutSVVA | 27:6 | Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den Heere. | |
Psal | DutSVVA | 27:8 | Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek Mijn aangezicht; ik zoek Uw aangezicht, o Heere! | |
Psal | DutSVVA | 27:9 | Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils! | |
Psal | DutSVVA | 27:10 | Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de Heere zal mij aannemen. | |
Psal | DutSVVA | 27:11 | Heere! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil. | |
Psal | DutSVVA | 27:12 | Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast. | |
Psal | DutSVVA | 27:13 | Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des Heeren zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan. | |
Chapter 28
Psal | DutSVVA | 28:1 | Een psalm van David. Tot U roep ik, Heere! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, zo Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den kuil nederdalen. | |
Psal | DutSVVA | 28:2 | Hoor de stem mijner smekingen, als ik tot U roep, als ik mijn handen ophef naar de aanspraakplaats Uwer heiligheid. | |
Psal | DutSVVA | 28:3 | Trek mij niet weg met de goddelozen, en met de werkers der ongerechtigheid, die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart. | |
Psal | DutSVVA | 28:4 | Geef hun naar hun doen, en naar de boosheid hunner handelingen; geef hun naar hunner handen werk; doe hun vergelding tot hen wederkeren. | |
Psal | DutSVVA | 28:5 | Omdat zij niet letten op de daden des Heeren, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken en zal hen niet bouwen. | |
Psal | DutSVVA | 28:7 | De Heere is mijn Sterkte en mijn Schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd, en ik ben geholpen; dies springt mijn hart van vreugde, en ik zal Hem met mijn gezang loven. | |
Psal | DutSVVA | 28:8 | De Heere is hunlieder Sterkte, en Hij is de Sterkheid der verlossingen Zijns Gezalfden. | |
Chapter 29
Psal | DutSVVA | 29:1 | Een psalm van David. Geeft den Heere, gij kinderen der machtigen! geeft den Heere eer en sterkte. | |
Psal | DutSVVA | 29:2 | Geeft den Heere de eer Zijns Naams, aanbidt den Heere in de heerlijkheid des heiligdoms. | |
Psal | DutSVVA | 29:3 | De stem des Heeren is op de wateren, de God der ere dondert; de Heere is op de grote wateren. | |
Psal | DutSVVA | 29:5 | De stem des Heeren breekt de cederen; ja, de Heere verbreekt de cederen van Libanon. | |
Psal | DutSVVA | 29:6 | En Hij doet ze huppelen als een kalf, den Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn. | |
Psal | DutSVVA | 29:9 | De stem des Heeren doet de hinden jongen werpen, en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt Hem een iegelijk eer. | |
Psal | DutSVVA | 29:10 | De Heere heeft gezeten over den watervloed; ja, de Heere zit, Koning in eeuwigheid. | |
Chapter 30
Psal | DutSVVA | 30:1 | Een psalm, een lied der inwijding van Davids huis. [030:2] Ik zal U verhogen, Heere, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden over mij niet verblijd. | |
Psal | DutSVVA | 30:3 | [030:4] Heere! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald . | |
Psal | DutSVVA | 30:4 | [030:5] Psalmzingt den Heere, gij Zijn gunstgenoten! en zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid. | |
Psal | DutSVVA | 30:5 | [030:6] Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich. | |
Psal | DutSVVA | 30:7 | [030:8] Want, Heere! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt. | |
Psal | DutSVVA | 30:9 | [030:10] Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen? | |
Psal | DutSVVA | 30:11 | [030:12] Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord; | |
Chapter 31
Psal | DutSVVA | 31:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [031:2] Op U, o Heere! betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 31:2 | [031:3] Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk; wees mij tot een sterke Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden. | |
Psal | DutSVVA | 31:3 | [031:4] Want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil. | |
Psal | DutSVVA | 31:4 | [031:5] Doe mij uitgaan uit het net, dat zij voor mij verborgen hebben, want Gij zijt mijn Sterkte. | |
Psal | DutSVVA | 31:5 | [031:6] In Uw hand beveel ik mijn geest; Gij hebt mij verlost, Heere, Gij, God der waarheid! | |
Psal | DutSVVA | 31:6 | [031:7] Ik haat degenen, die op valse ijdelheden acht nemen, en ik betrouw op den Heere. | |
Psal | DutSVVA | 31:7 | [031:8] Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheden gekend; | |
Psal | DutSVVA | 31:8 | [031:9] En mij niet hebt overgeleverd in de hand des vijands; Gij hebt mijn voeten doen staan in de ruimte. | |
Psal | DutSVVA | 31:9 | [031:10] Wees mij genadig, Heere! want mij is bange; van verdriet is doorknaagd mijn oog, mijn ziel en mijn buik. | |
Psal | DutSVVA | 31:10 | [031:11] Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd. | |
Psal | DutSVVA | 31:11 | [031:12] Vanwege al mijn wederpartijders ben ik, ook mijn naburen, grotelijks tot een smaad geworden, en mijn bekenden tot een schrik; die mij op de straten zien, vlieden van mij weg. | |
Psal | DutSVVA | 31:12 | [031:13] Ik ben uit het hart vergeten als een dode; ik ben geworden als een bedorven vat. | |
Psal | DutSVVA | 31:13 | [031:14] Want ik hoorde de naspraak van velen; vreze is van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan; zij denken mijn ziel te nemen. | |
Psal | DutSVVA | 31:15 | [031:16] Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij van de hand mijner vijanden, en van mijn vervolgers. | |
Psal | DutSVVA | 31:16 | [031:17] Laat Uw aangezicht over Uw knecht lichten; verlos mij door Uw goedertierenheid. | |
Psal | DutSVVA | 31:17 | [031:18] Heere! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. | |
Psal | DutSVVA | 31:18 | [031:19] Laat de valse lippen stom worden, die hard spreken tegen den rechtvaardige, in hoogmoed en verachting. | |
Psal | DutSVVA | 31:19 | [031:20] O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor degenen, die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen! | |
Psal | DutSVVA | 31:20 | [031:21] Gij verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden des mans; Gij versteekt hen in een hut voor den twist der tongen. | |
Psal | DutSVVA | 31:21 | [031:22] Geloofd zij de Heere, want Hij heeft Zijn goedertierenheid aan mij wonderlijk gemaakt, mij voerende als in een vaste stad. | |
Psal | DutSVVA | 31:22 | [031:23] Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen; dan nog hoordet Gij de stem mijner smekingen, als ik tot U riep. | |
Psal | DutSVVA | 31:23 | [031:24] Hebt den Heere lief, gij, al Zijn gunstgenoten! want de Heere behoedt de gelovigen, en vergeldt overvloediglijk dengene, die hoogmoed bedrijft. | |
Chapter 32
Psal | DutSVVA | 32:1 | Een onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. | |
Psal | DutSVVA | 32:2 | Welgelukzalig is de mens, dien de Heere de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. | |
Psal | DutSVVA | 32:4 | Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 32:5 | Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den Heere; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 32:6 | Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote wateren zullen zij hem niet aanraken. | |
Psal | DutSVVA | 32:7 | Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 32:8 | Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn. | |
Psal | DutSVVA | 32:9 | Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake. | |
Psal | DutSVVA | 32:10 | De goddeloze heeft veel smarten, maar die op den Heere vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen. | |
Chapter 33
Psal | DutSVVA | 33:2 | Looft den Heere met de harp; psalmzingt Hem met de luit, en het tiensnarig instrument. | |
Psal | DutSVVA | 33:5 | Hij heeft gerechtigheid en gericht lief; de aarde is vol van de goedertierenheid des Heeren. | |
Psal | DutSVVA | 33:6 | Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir. | |
Psal | DutSVVA | 33:7 | Hij vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt den afgronden schatkameren. | |
Psal | DutSVVA | 33:8 | Laat de ganse aarde voor den Heere vrezen; laat alle inwoners van de wereld voor Hem schrikken. | |
Psal | DutSVVA | 33:11 | Maar de raad des Heeren bestaat in eeuwigheid, de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 33:12 | Welgelukzalig is het volk, welks God de Heere is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft. | |
Psal | DutSVVA | 33:16 | Een koning wordt niet behouden door een groot heir; een held wordt niet gered door grote kracht; | |
Psal | DutSVVA | 33:18 | Ziet, des Heeren oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. | |
Psal | DutSVVA | 33:19 | Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij het leven te houden in den honger. | |
Psal | DutSVVA | 33:21 | Want ons hart is in Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid vertrouwen. | |
Chapter 34
Psal | DutSVVA | 34:1 | Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech, die hem wegjoeg, dat hij doorging. [034:2] . Ik zal den Heere loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn. | |
Psal | DutSVVA | 34:2 | [034:3] . Mijn ziel zal zich beroemen in den Heere; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn. | |
Psal | DutSVVA | 34:4 | [034:5] . Ik heb den Heere gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered. | |
Psal | DutSVVA | 34:5 | [034:6] . Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden. | |
Psal | DutSVVA | 34:6 | [034:7] . Deze ellendige riep, en de Heere hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. | |
Psal | DutSVVA | 34:7 | [034:8] . De Engel des Heeren legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit. | |
Psal | DutSVVA | 34:8 | [034:9] . Smaakt en ziet, dat de Heere goed is; welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt. | |
Psal | DutSVVA | 34:9 | [034:10] . Vreest den Heere, gij Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek. | |
Psal | DutSVVA | 34:10 | [034:11] . De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den Heere zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. | |
Psal | DutSVVA | 34:12 | [034:13] . Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien? | |
Psal | DutSVVA | 34:14 | [034:15] . Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na. | |
Psal | DutSVVA | 34:15 | [034:16] . De ogen des Heeren zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep. | |
Psal | DutSVVA | 34:16 | [034:17] . Het aangezicht des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien. | |
Psal | DutSVVA | 34:17 | [034:18] . Zij roepen, en de Heere hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden. | |
Psal | DutSVVA | 34:18 | [034:19] . De Heere is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest. | |
Psal | DutSVVA | 34:19 | [034:20] . Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen; maar uit alle die redt hem de Heere. | |
Psal | DutSVVA | 34:21 | [034:22] . De boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden. | |
Chapter 35
Psal | DutSVVA | 35:1 | Een psalm van David. Twist, Heere! met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders. | |
Psal | DutSVVA | 35:3 | En breng de spies voort, en sluit den weg toe, mijn vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil. | |
Psal | DutSVVA | 35:4 | Laat hen beschaamd en te schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken. | |
Psal | DutSVVA | 35:7 | Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel. | |
Psal | DutSVVA | 35:8 | De verwoesting overkome hem, dat hij het niet wete, en zijn net, dat hij verborgen heeft, vange hemzelven; hij valle daarin met verwoesting. | |
Psal | DutSVVA | 35:10 | Al mijn beenderen zullen zeggen: Heere, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover. | |
Psal | DutSVVA | 35:13 | Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem. | |
Psal | DutSVVA | 35:14 | Ik ging steeds, alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt in het zwart, als een, die over zijn moeder treurt. | |
Psal | DutSVVA | 35:15 | Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen, en zwegen niet stil. | |
Psal | DutSVVA | 35:16 | Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden. | |
Psal | DutSVVA | 35:17 | Heere! hoe lang zult Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder verwoestingen, mijn eenzame van de jonge leeuwen. | |
Psal | DutSVVA | 35:18 | Zo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volks zal ik U prijzen. | |
Psal | DutSVVA | 35:19 | Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten. | |
Psal | DutSVVA | 35:20 | Want zij spreken niet van vrede, maar zij bedenken bedriegelijke zaken tegen de stillen in het land. | |
Psal | DutSVVA | 35:21 | En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien! | |
Psal | DutSVVA | 35:24 | Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, Heere, mijn God! en laat hen zich over mij niet verblijden. | |
Psal | DutSVVA | 35:25 | Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden! | |
Psal | DutSVVA | 35:26 | Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken. | |
Psal | DutSVVA | 35:27 | Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid; en laat hen geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de Heere, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts! | |
Chapter 36
Psal | DutSVVA | 36:1 | Een psalm van David, den knecht des Heeren, voor den opperzangmeester. [036:2] De overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor zijn ogen. | |
Psal | DutSVVA | 36:2 | [036:3] Want hij vleit zichzelven in zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid bevindt, die te haten is. | |
Psal | DutSVVA | 36:3 | [036:4] De woorden zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan tot weldoen. | |
Psal | DutSVVA | 36:4 | [036:5] Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet. | |
Psal | DutSVVA | 36:5 | [036:6] O Heere! Uw goedertierenheid is tot in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe. | |
Psal | DutSVVA | 36:6 | [036:7] Uw gerechtigheid is als de bergen Gods, Uw oordelen zijn een grote afgrond; Heere! Gij behoudt mensen en beesten. | |
Psal | DutSVVA | 36:7 | [036:8] Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen. | |
Psal | DutSVVA | 36:8 | [036:9] Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten. | |
Psal | DutSVVA | 36:10 | [036:11] Strek Uw goedertierenheid uit over degenen, die U kennen, en Uw gerechtigheid over de oprechten van hart. | |
Psal | DutSVVA | 36:11 | [036:12] De voet der hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven. | |
Chapter 37
Psal | DutSVVA | 37:1 | Een psalm van David. . Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen. | |
Psal | DutSVVA | 37:2 | Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen. | |
Psal | DutSVVA | 37:3 | . Vertrouw op den Heere, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u met getrouwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 37:6 | En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als den middag. | |
Psal | DutSVVA | 37:7 | . Zwijg den Heere, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert. | |
Psal | DutSVVA | 37:8 | . Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen. | |
Psal | DutSVVA | 37:9 | Want de boosdoeners zullen uitgeroeid worden, maar die den Heere verwachten, die zullen de aarde erfelijk bezitten. | |
Psal | DutSVVA | 37:10 | . En nog een weinig, en de goddeloze zal er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar hij zal er niet wezen. | |
Psal | DutSVVA | 37:11 | De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde erfelijk bezitten, en zich verlustigen over groten vrede. | |
Psal | DutSVVA | 37:12 | . De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden. | |
Psal | DutSVVA | 37:14 | . De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn. | |
Psal | DutSVVA | 37:15 | Maar hun zwaard zal in hunlieder hart gaan; en hun bogen zullen verbroken worden. | |
Psal | DutSVVA | 37:16 | . Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen. | |
Psal | DutSVVA | 37:17 | Want de armen der goddelozen zullen verbroken worden; maar de Heere ondersteunt de rechtvaardigen. | |
Psal | DutSVVA | 37:18 | . De Heere kent de dagen der oprechten; en hun erfenis zal in eeuwigheid blijven. | |
Psal | DutSVVA | 37:19 | Zij zullen niet beschaamd worden in den kwaden tijd, en in de dagen des hongers zullen zij verzadigd worden. | |
Psal | DutSVVA | 37:20 | . Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des Heeren zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen. | |
Psal | DutSVVA | 37:21 | . De goddeloze ontleent en geeft niet weder; maar de rechtvaardige ontfermt zich, en geeft. | |
Psal | DutSVVA | 37:22 | Want zijn gezegenden zullen de aarde erfelijk bezitten; maar zijn vervloekten zullen uitgeroeid worden. | |
Psal | DutSVVA | 37:23 | . De gangen deszelven mans worden van den Heere bevestigd; en Hij heeft lust aan zijn weg. | |
Psal | DutSVVA | 37:24 | Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de Heere ondersteunt zijn hand. | |
Psal | DutSVVA | 37:25 | . Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood. | |
Psal | DutSVVA | 37:28 | Want de Heere heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid. | |
Psal | DutSVVA | 37:29 | De rechtvaardigen zullen de aarde erfelijk bezitten, en in eeuwigheid daarop wonen. | |
Psal | DutSVVA | 37:33 | Maar de Heere laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet, als hij geoordeeld wordt. | |
Psal | DutSVVA | 37:34 | . Wacht op den Heere, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid. | |
Psal | DutSVVA | 37:35 | . Ik heb gezien een gewelddrijvenden goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse boom. | |
Psal | DutSVVA | 37:36 | Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden. | |
Psal | DutSVVA | 37:37 | . Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn. | |
Psal | DutSVVA | 37:38 | Maar de overtreders worden te zamen verdelgd; het einde der goddelozen wordt uitgeroeid. | |
Psal | DutSVVA | 37:39 | . Doch het heil der rechtvaardigen is van den Heere; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid. | |
Chapter 38
Psal | DutSVVA | 38:1 | Een psalm van David, om te doen gedenken. [038:2] O Heere! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid. | |
Psal | DutSVVA | 38:3 | [038:4] Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen, vanwege mijn zonde. | |
Psal | DutSVVA | 38:4 | [038:5] Want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden. | |
Psal | DutSVVA | 38:6 | [038:7] Ik ben krom geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den gansen dag in het zwart. | |
Psal | DutSVVA | 38:7 | [038:8] Want mijn darmen zijn vol van een verachtelijke plage, en er is niets geheels in mijn vlees. | |
Psal | DutSVVA | 38:8 | [038:9] Ik ben verzwakt, en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van het geruis mijns harten. | |
Psal | DutSVVA | 38:9 | [038:10] Heere! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. | |
Psal | DutSVVA | 38:10 | [038:11] Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij. | |
Psal | DutSVVA | 38:11 | [038:12] Mijn liefhebbers en mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden staan van verre. | |
Psal | DutSVVA | 38:12 | [038:13] En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken den gansen dag listen. | |
Psal | DutSVVA | 38:13 | [038:14] Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, die zijn mond niet opendoet. | |
Psal | DutSVVA | 38:14 | [038:15] Ja, ik ben als een man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn. | |
Psal | DutSVVA | 38:16 | [038:17] Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken. | |
Psal | DutSVVA | 38:18 | [038:19] Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde. | |
Psal | DutSVVA | 38:19 | [038:20] Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot. | |
Psal | DutSVVA | 38:20 | [038:21] En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag. | |
Chapter 39
Psal | DutSVVA | 39:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun. [039:2] Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is. | |
Psal | DutSVVA | 39:2 | [039:3] Ik was verstomd door stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard. | |
Psal | DutSVVA | 39:3 | [039:4] Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong: | |
Psal | DutSVVA | 39:4 | [039:5] Heere! maak mij bekend mijn einde, en welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk ik zij. | |
Psal | DutSVVA | 39:5 | [039:6] Zie, Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 39:6 | [039:7] Immers wandelt de mens als in een beeld, immers woelen zij ijdellijk; men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal. | |
Psal | DutSVVA | 39:8 | [039:9] Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen. | |
Psal | DutSVVA | 39:9 | [039:10] Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan. | |
Psal | DutSVVA | 39:10 | [039:11] Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van de bestrijding Uwer hand. | |
Psal | DutSVVA | 39:11 | [039:12] Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 39:12 | [039:13] Hoor, Heere! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders. | |
Chapter 40
Psal | DutSVVA | 40:1 | Davids psalm, voor den opperzangmeester. [040:2] Ik heb den Heere lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn geroep gehoord. | |
Psal | DutSVVA | 40:2 | [040:3] En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt. | |
Psal | DutSVVA | 40:3 | [040:4] En Hij heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien, en vrezen, en op den Heere vertrouwen. | |
Psal | DutSVVA | 40:4 | [040:5] Welgelukzalig is de man, die den Heere tot zijn vertrouwen stelt, en niet omziet naar de hovaardigen, en die tot leugen afwijken. | |
Psal | DutSVVA | 40:5 | [040:6] Gij, o Heere, mijn God! hebt Uw wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt, men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen. | |
Psal | DutSVVA | 40:6 | [040:7] Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer; Gij hebt mij de oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist. | |
Psal | DutSVVA | 40:8 | [040:9] Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands. | |
Psal | DutSVVA | 40:9 | [040:10] Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet; Heere! Gij weet het. | |
Psal | DutSVVA | 40:10 | [040:11] Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente. | |
Psal | DutSVVA | 40:11 | [040:12] Gij, o Heere! zult Uw barmhartigheden van mij niet onthouden; laat Uw weldadigheid en Uw trouw mij geduriglijk behoeden. | |
Psal | DutSVVA | 40:12 | [040:13] Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten. | |
Psal | DutSVVA | 40:14 | [040:15] Laat hen te zamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken, om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden, en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. | |
Psal | DutSVVA | 40:15 | [040:16] Laat hen verwoest worden tot loon hunner beschaming, die van mij zeggen: Ha, ha! | |
Psal | DutSVVA | 40:16 | [040:17] Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De Heere zij groot gemaakt! | |
Chapter 41
Psal | DutSVVA | 41:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [041:2] Welgelukzalig is hij, die zich verstandiglijk gedraagt jegens een ellendige; de Heere zal hem bevrijden ten dage des kwaads. | |
Psal | DutSVVA | 41:2 | [041:3] De Heere zal hem bewaren, en zal hem bij het leven behouden; hij zal op aarde gelukzalig gemaakt worden. Geef hem ook niet over in zijner vijanden begeerte. | |
Psal | DutSVVA | 41:3 | [041:4] De Heere zal hem ondersteunen op het ziekbed; in zijn krankheid verandert Gij zijn ganse leger. | |
Psal | DutSVVA | 41:4 | [041:5] Ik zeide: O Heere! wees mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd. | |
Psal | DutSVVA | 41:5 | [041:6] Mijn vijanden spreken kwaad van mij, zeggende: Wanneer zal hij sterven, en zijn naam vergaan? | |
Psal | DutSVVA | 41:6 | [041:7] En zo iemand van hen komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van. | |
Psal | DutSVVA | 41:7 | [041:8] Al mijn haters mompelen te zamen tegen mij; ze bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, zeggende: | |
Psal | DutSVVA | 41:8 | [041:9] Een Belialsstuk kleeft hem aan; en hij, die nederligt, zal niet weder opstaan. | |
Psal | DutSVVA | 41:9 | [041:10] Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven. | |
Psal | DutSVVA | 41:10 | [041:11] Maar Gij, o Heere! wees mij genadig, en richt mij op; en ik zal het hun vergelden. | |
Psal | DutSVVA | 41:11 | [041:12] Hierbij weet ik, dat Gij lust aan mij hebt, dat mijn vijand over mij niet zal juichen. | |
Psal | DutSVVA | 41:12 | [041:13] Want mij aangaande, Gij onderhoudt mij in mijn oprechtigheid, en Gij stelt mij voor Uw aangezicht in eeuwigheid. | |
Chapter 42
Psal | DutSVVA | 42:1 | Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [042:2] Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! | |
Psal | DutSVVA | 42:2 | [042:3] Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen? | |
Psal | DutSVVA | 42:3 | [042:4] Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht; omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? | |
Psal | DutSVVA | 42:4 | [042:5] Ik gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte. | |
Psal | DutSVVA | 42:5 | [042:6] Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts. | |
Psal | DutSVVA | 42:6 | [042:7] O mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan, en Hermon, uit het klein gebergte. | |
Psal | DutSVVA | 42:7 | [042:8] De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan. | |
Psal | DutSVVA | 42:8 | [042:9] Maar de Heere zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens. | |
Psal | DutSVVA | 42:9 | [042:10] Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots! waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking? | |
Psal | DutSVVA | 42:10 | [042:11] Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? | |
Chapter 43
Psal | DutSVVA | 43:1 | Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts. | |
Psal | DutSVVA | 43:2 | Want Gij zijt de God mijner sterkte; waarom verstoot Gij mij dan? Waarom ga ik steeds in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking? | |
Psal | DutSVVA | 43:3 | Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg Uwer heiligheid, en tot Uw woningen; | |
Psal | DutSVVA | 43:4 | En dat ik inga tot Gods altaar, tot den God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God! | |
Chapter 44
Psal | DutSVVA | 44:1 | Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [044:2] O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds. | |
Psal | DutSVVA | 44:2 | [044:3] Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. | |
Psal | DutSVVA | 44:3 | [044:4] Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. | |
Psal | DutSVVA | 44:5 | [044:6] Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan. | |
Psal | DutSVVA | 44:6 | [044:7] Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen. | |
Psal | DutSVVA | 44:7 | [044:8] Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd. | |
Psal | DutSVVA | 44:8 | [044:9] In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 44:9 | [044:10] Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. | |
Psal | DutSVVA | 44:10 | [044:11] Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich. | |
Psal | DutSVVA | 44:11 | [044:12] Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen. | |
Psal | DutSVVA | 44:13 | [044:14] Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn. | |
Psal | DutSVVA | 44:14 | [044:15] Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken. | |
Psal | DutSVVA | 44:15 | [044:16] Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij; | |
Psal | DutSVVA | 44:16 | [044:17] Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige. | |
Psal | DutSVVA | 44:17 | [044:18] Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond. | |
Psal | DutSVVA | 44:18 | [044:19] Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad. | |
Psal | DutSVVA | 44:19 | [044:20] Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt. | |
Psal | DutSVVA | 44:20 | [044:21] Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid, | |
Psal | DutSVVA | 44:21 | [044:22] Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten. | |
Psal | DutSVVA | 44:22 | [044:23] Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen. | |
Psal | DutSVVA | 44:23 | [044:24] Waak op, waarom zoudt Gij slapen, Heere! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 44:24 | [044:25] Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten? | |
Psal | DutSVVA | 44:25 | [044:26] Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde. | |
Chapter 45
Psal | DutSVVA | 45:1 | Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. [045:2] Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers. | |
Psal | DutSVVA | 45:2 | [045:3] Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 45:4 | [045:5] En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid; en Uw rechterhand zal U vreselijke dingen leren. | |
Psal | DutSVVA | 45:5 | [045:6] Uw pijlen zijn scherp; volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden. | |
Psal | DutSVVA | 45:6 | [045:7] Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid. | |
Psal | DutSVVA | 45:7 | [045:8] Gij hebt gerechtigheid lief, en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uw medegenoten. | |
Psal | DutSVVA | 45:8 | [045:9] Al Uw klederen zijn mirre, en aloë, en kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden. | |
Psal | DutSVVA | 45:9 | [045:10] Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir. | |
Psal | DutSVVA | 45:10 | [045:11] Hoor, o Dochter! en zie, en neig uw oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis. | |
Psal | DutSVVA | 45:11 | [045:12] Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder. | |
Psal | DutSVVA | 45:12 | [045:13] En de dochter van Tyrus, de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met geschenk smeken. | |
Psal | DutSVVA | 45:13 | [045:14] Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel. | |
Psal | DutSVVA | 45:14 | [045:15] In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden; de jonge dochteren, die achter haar zijn, haar medegezellinnen, zullen tot u gebracht worden. | |
Psal | DutSVVA | 45:15 | [045:16] Zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging; zij zullen ingaan in des Konings paleis. | |
Psal | DutSVVA | 45:16 | [045:17] In plaats van Uw vaderen zullen Uw zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde. | |
Chapter 46
Psal | DutSVVA | 46:1 | Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [046:2] God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden. | |
Psal | DutSVVA | 46:2 | [046:3] Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde haar plaats, en al werden de bergen verzet in het hart der zeeën; | |
Psal | DutSVVA | 46:3 | [046:4] Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! Sela. | |
Psal | DutSVVA | 46:4 | [046:5] De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten. | |
Psal | DutSVVA | 46:5 | [046:6] God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond. | |
Psal | DutSVVA | 46:6 | [046:7] De heidenen raasden, de koninkrijken bewogen zich; Hij verhief Zijn stem, de aarde versmolt. | |
Psal | DutSVVA | 46:7 | [046:8] De Heere der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 46:8 | [046:9] Komt, aanschouwt de daden des Heeren, Die verwoestingen op aarde aanricht. | |
Psal | DutSVVA | 46:9 | [046:10] Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, den boog verbreekt, en de spies aan twee slaat, de wagenen met vuur verbrandt. | |
Psal | DutSVVA | 46:10 | [046:11] Laat af, en weet, dat Ik God ben; Ik zal verhoogd worden onder de heidenen, Ik zal verhoogd worden op de aarde. | |
Chapter 47
Psal | DutSVVA | 47:1 | Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [047:2] Al gij volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang. | |
Psal | DutSVVA | 47:2 | [047:3] Want de Heere, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde. | |
Psal | DutSVVA | 47:4 | [047:5] Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad. Sela. | |
Chapter 48
Psal | DutSVVA | 48:1 | Een lied, een psalm, voor de kinderen van Korach. [048:2] De Heere is groot en zeer te prijzen, in de stad onzes Gods, op den berg Zijner heiligheid. | |
Psal | DutSVVA | 48:2 | [048:3] Schoon van gelegenheid, een vreugde der ganse aarde is de berg Sion, aan de zijden van het noorden; de stad des groten Konings. | |
Psal | DutSVVA | 48:5 | [048:6] Gelijk zij het zagen, alzo waren zij verwonderd; zij werden verschrikt, zij haastten weg. | |
Psal | DutSVVA | 48:8 | [048:9] Gelijk wij gehoord hadden, alzo hebben wij gezien in de stad des Heeren der heirscharen, in de stad onzes Gods; God zal haar bevestigen tot in eeuwigheid. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 48:10 | [048:11] Gelijk Uw Naam is, o God! alzo is Uw roem tot aan de einden der aarde; Uw rechterhand is vol van gerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 48:11 | [048:12] Laat de berg Sion blijde zijn; laat de dochteren van Juda zich verheugen, om Uwer oordelen wil. | |
Psal | DutSVVA | 48:13 | [048:14] Zet uw hart op haar vesting; beschouwt onderscheidenlijk haar paleizen, opdat gij het aan het navolgende geslacht vertelt. | |
Chapter 49
Psal | DutSVVA | 49:1 | Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [049:2] Hoort dit, alle gij volken! neemt ter ore, alle inwoners der wereld, | |
Psal | DutSVVA | 49:3 | [049:4] Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn. | |
Psal | DutSVVA | 49:4 | [049:5] Ik zal mijn oor neigen tot een spreuk; ik zal mijn verborgene rede openen op de harp. | |
Psal | DutSVVA | 49:5 | [049:6] Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen? | |
Psal | DutSVVA | 49:6 | [049:7] Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen; en op de veelheid huns rijkdoms roemen; | |
Psal | DutSVVA | 49:7 | [049:8] Niemand van hen zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven; | |
Psal | DutSVVA | 49:8 | [049:9] (Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden); | |
Psal | DutSVVA | 49:10 | [049:11] Want hij ziet, dat de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen nalaten. | |
Psal | DutSVVA | 49:11 | [049:12] Hun binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen. | |
Psal | DutSVVA | 49:12 | [049:13] De mens nochtans, die in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan. | |
Psal | DutSVVA | 49:13 | [049:14] Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 49:14 | [049:15] Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. | |
Psal | DutSVVA | 49:15 | [049:16] Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 49:16 | [049:17] Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt; | |
Psal | DutSVVA | 49:17 | [049:18] Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen, zijn eer zal hem niet nadalen. | |
Psal | DutSVVA | 49:18 | [049:19] Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; | |
Psal | DutSVVA | 49:19 | [049:20] Zo zal zij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien. | |
Chapter 50
Psal | DutSVVA | 50:1 | Een psalm van Asaf. De God der goden, de Heere spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang. | |
Psal | DutSVVA | 50:3 | Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. | |
Psal | DutSVVA | 50:7 | Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israël! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God. | |
Psal | DutSVVA | 50:8 | Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij. | |
Psal | DutSVVA | 50:12 | Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid. | |
Psal | DutSVVA | 50:15 | En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren. | |
Psal | DutSVVA | 50:16 | Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond? | |
Psal | DutSVVA | 50:18 | Indiën gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers. | |
Psal | DutSVVA | 50:20 | Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit. | |
Psal | DutSVVA | 50:21 | Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen. | |
Psal | DutSVVA | 50:22 | Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde. | |
Chapter 51
Psal | DutSVVA | 51:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [051:2] Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. [051:3] Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden. | |
Psal | DutSVVA | 51:4 | [051:6] Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten. | |
Psal | DutSVVA | 51:5 | [051:7] Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. | |
Psal | DutSVVA | 51:6 | [051:8] Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste, en in het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend. | |
Psal | DutSVVA | 51:7 | [051:9] Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw. | |
Psal | DutSVVA | 51:8 | [051:10] Doe mij vreugde en blijdschap horen; dat de beenderen zich verheugen, die Gij verbrijzeld hebt. | |
Psal | DutSVVA | 51:9 | [051:11] Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden. | |
Psal | DutSVVA | 51:10 | [051:12] Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest. | |
Psal | DutSVVA | 51:11 | [051:13] Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij. | |
Psal | DutSVVA | 51:12 | [051:14] Geef mij weder de vreugde Uws heils; en de vrijmoedige geest ondersteune mij. | |
Psal | DutSVVA | 51:13 | [051:15] Zo zal ik den overtreders Uw wegen leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren. | |
Psal | DutSVVA | 51:14 | [051:16] Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen. | |
Psal | DutSVVA | 51:16 | [051:18] Want Gij hebt geen lust tot offerande, anders zou ik ze geven; in brandofferen hebt Gij geen behagen. | |
Psal | DutSVVA | 51:17 | [051:19] De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten. | |
Chapter 52
Psal | DutSVVA | 52:1 | Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester. [052:2] Als Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimelech. [052:3] Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag. | |
Psal | DutSVVA | 52:3 | [052:5] Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 52:5 | [052:7] God zal u ook afbreken in eeuwigheid; Hij zal u wegrapen en u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het land der levenden. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 52:6 | [052:8] En de rechtvaardigen zullen het zien, en vrezen; en zij zullen over hem lachen, zeggende: | |
Psal | DutSVVA | 52:7 | [052:9] Ziet den man, die God niet stelde tot Zijn Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn beschadigen. | |
Psal | DutSVVA | 52:8 | [052:10] Maar ik zal zijn als een groene olijfboom in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid eeuwiglijk en altoos. | |
Chapter 53
Psal | DutSVVA | 53:1 | Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op Machalath. [053:2] De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God; zij verderven het, en zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand, die goed doet. | |
Psal | DutSVVA | 53:2 | [053:3] God heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht. | |
Psal | DutSVVA | 53:3 | [053:4] Een ieder van hen is teruggekeerd, te zamen zijn zij stinkende geworden, er is niemand, die goed doet, ook niet een. | |
Psal | DutSVVA | 53:4 | [053:5] Hebben dan de werkers der ongerechtigheid geen kennis, die Mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen God niet aan. | |
Psal | DutSVVA | 53:5 | [053:6] Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard geworden, waar geen vervaardheid was; want God heeft de beenderen desgenen, die u belegerde, verstrooid; gij hebt hen beschaamd gemaakt, want God heeft hen verworpen. | |
Chapter 54
Psal | DutSVVA | 54:1 | Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth; [054:2] Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons? [054:3] O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht. | |
Psal | DutSVVA | 54:3 | [054:5] Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun ogen. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 54:4 | [054:6] Ziet, God is mij een Helper; de Heere is onder degenen, die mijn ziel ondersteunen. | |
Psal | DutSVVA | 54:5 | [054:7] Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden ; roei hen uit door Uw waarheid. | |
Psal | DutSVVA | 54:6 | [054:8] Ik zal U met vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o Heere! loven, want Hij is goed. | |
Chapter 55
Psal | DutSVVA | 55:1 | Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [055:2] O God! neem mijn gebed ter oren, en verberg U niet voor mijn smeking. | |
Psal | DutSVVA | 55:2 | [055:3] Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier; | |
Psal | DutSVVA | 55:3 | [055:4] Om den roep des vijands, vanwege de beangstiging des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij. | |
Psal | DutSVVA | 55:4 | [055:5] Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen. | |
Psal | DutSVVA | 55:6 | [055:7] Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht. | |
Psal | DutSVVA | 55:9 | [055:10] Verslind hen, Heere! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad. | |
Psal | DutSVVA | 55:10 | [055:11] Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar. | |
Psal | DutSVVA | 55:11 | [055:12] Enkel verderving is binnen in haar; en list en bedrog wijkt niet van haar straat. | |
Psal | DutSVVA | 55:12 | [055:13] Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben. | |
Psal | DutSVVA | 55:13 | [055:14] Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende! | |
Psal | DutSVVA | 55:14 | [055:15] Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden; wij wandelden in gezelschap ten huize Gods. | |
Psal | DutSVVA | 55:15 | [055:16] Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle , dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. | |
Psal | DutSVVA | 55:17 | [055:18] Des avonds, en des morgens, en des middags zal ik klagen en getier maken; en Hij zal mijn stem horen. | |
Psal | DutSVVA | 55:18 | [055:19] Hij heeft mijn ziel in vrede verlost van den strijd tegen mij; want met menigte zijn zij tegen mij geweest. | |
Psal | DutSVVA | 55:19 | [055:20] God zal horen, en zal hen plagen, als die van ouds zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering is, en zij God niet vrezen. | |
Psal | DutSVVA | 55:20 | [055:21] Hij slaat zijn handen aan degenen, die vrede met Hem hadden; hij ontheiligt Zijn verbond. | |
Psal | DutSVVA | 55:21 | [055:22] Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden. | |
Psal | DutSVVA | 55:22 | [055:23] Werp uw zorg op den Heere, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele. | |
Chapter 56
Psal | DutSVVA | 56:1 | Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath. [056:2] Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder. | |
Psal | DutSVVA | 56:2 | [056:3] Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste! | |
Psal | DutSVVA | 56:4 | [056:5] In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen? | |
Psal | DutSVVA | 56:5 | [056:6] Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade. | |
Psal | DutSVVA | 56:6 | [056:7] Zij rotten samen, zij versteken zich , zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten. | |
Psal | DutSVVA | 56:7 | [056:8] Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God! | |
Psal | DutSVVA | 56:8 | [056:9] Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijn tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register? | |
Psal | DutSVVA | 56:9 | [056:10] Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is. | |
Chapter 57
Psal | DutSVVA | 57:1 | Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. [057:2] Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan. | |
Psal | DutSVVA | 57:2 | [057:3] Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste, tot God, Die het aan mij voleinden zal. | |
Psal | DutSVVA | 57:3 | [057:4] Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheid zenden. | |
Psal | DutSVVA | 57:4 | [057:5] Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard. | |
Psal | DutSVVA | 57:6 | [057:7] Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden ingevallen. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 57:7 | [057:8] Mijn hart is bereid, o God! mijn hart is bereid; ik zal zingen, en psalmzingen. | |
Psal | DutSVVA | 57:8 | [057:9] Waak op, mijn eer! waak op, gij, luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken. | |
Psal | DutSVVA | 57:9 | [057:10] Ik zal U loven onder de volken, o Heere! ik zal U psalmzingen onder de natiën. | |
Psal | DutSVVA | 57:10 | [057:11] Want Uw goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken. | |
Chapter 58
Psal | DutSVVA | 58:1 | Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth. [058:2] Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij, mensenkinderen? | |
Psal | DutSVVA | 58:2 | [058:3] Ja, gij werkt ongerechtigheden in het hart; gij weegt het geweld uwer handen op de aarde. | |
Psal | DutSVVA | 58:3 | [058:4] De goddelozen zijn vervreemd van de baarmoeder aan; de leugensprekers dolen van moeders buik aan. | |
Psal | DutSVVA | 58:4 | [058:5] Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, die haar oren toestopt; | |
Psal | DutSVVA | 58:5 | [058:6] Opdat zij niet hore naar de stem der belezers, desgenen, die ervaren is met bezweringen om te gaan. | |
Psal | DutSVVA | 58:6 | [058:7] O God! verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o Heere! | |
Psal | DutSVVA | 58:7 | [058:8] Laat hen smelten als water, laat hen daarhenen drijven; legt hij zijn pijlen aan, laat hen zijn, alsof zij afgesneden waren. | |
Psal | DutSVVA | 58:8 | [058:9] Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, als ener vrouwe misdracht, de zon niet aanschouwen. | |
Psal | DutSVVA | 58:9 | [058:10] Eer dan uw potten den doornstruik gewaar worden, zal Hij hem als levend, als in heten toorn wegstormen. | |
Psal | DutSVVA | 58:10 | [058:11] De rechtvaardige zal zich verblijden, als hij de wraak aanschouwt; hij zal zijn voeten wassen in het bloed des goddelozen. | |
Chapter 59
Psal | DutSVVA | 59:1 | Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden, om hem te doden. [059:2] Red mij van mijn vijanden, o mijn God! stel mij in een hoog vertrek voor degenen, die tegen mij opstaan. | |
Psal | DutSVVA | 59:2 | [059:3] Red mij van de werkers der ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds. | |
Psal | DutSVVA | 59:3 | [059:4] Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding, en zonder mijn zonde, o Heere! | |
Psal | DutSVVA | 59:4 | [059:5] Zij lopen en bereiden zich zonder mijn misdaad; waak op mij tegemoet, en zie. | |
Psal | DutSVVA | 59:5 | [059:6] Ja, Gij Heere, God der heirscharen, God Israëls! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 59:6 | [059:7] Tegen den avond keren zij weder, zij tieren als een hond, en zij gaan rondom de stad. | |
Psal | DutSVVA | 59:7 | [059:8] Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het? | |
Psal | DutSVVA | 59:10 | [059:11] De God mijner goedertierenheid zal mij voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen zien. | |
Psal | DutSVVA | 59:11 | [059:12] Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild! | |
Psal | DutSVVA | 59:12 | [059:13] Om de zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij vertellen. | |
Psal | DutSVVA | 59:13 | [059:14] Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hen weten, dat God Heerser is in Jakob, ja, tot aan de einden der aarde. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 59:14 | [059:15] Laat hen dan tegen den avond wederkeren, laat hen tieren als een hond, en rondom de stad gaan; | |
Psal | DutSVVA | 59:15 | [059:16] Laat hen zelfs omzwerven om spijs; en laat hen vernachten, al zijn zij niet verzadigd. | |
Psal | DutSVVA | 59:16 | [059:17] Maar ik zal Uw sterkte zingen, en des morgens Uw goedertierenheid vrolijk roemen, omdat Gij mij een Hoog Vertrek zijt geweest, en een Toevlucht ten dage, als mij bange was. | |
Chapter 60
Psal | DutSVVA | 60:1 | Een gouden kleinood van David tot lering, voor den opperzangmeester, op Schusan E'duth; [060:2] Als hij gevochten had met de Syriërs van Mesopotamië, en met de Syriërs van Zoba; en Joab wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend. [060:3] O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons. | |
Psal | DutSVVA | 60:2 | [060:4] Gij hebt het land geschud, Gij hebt het gespleten; genees zijn breuken, want het wankelt. | |
Psal | DutSVVA | 60:3 | [060:5] Gij hebt Uw volk een harde zaak doen zien; Gij hebt ons gedrenkt met zwijmelwijn. | |
Psal | DutSVVA | 60:4 | [060:6] Maar nu hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 60:5 | [060:7] Opdat Uw beminden zouden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons. | |
Psal | DutSVVA | 60:6 | [060:8] God heeft gesproken in Zijn heiligdom; dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten. | |
Psal | DutSVVA | 60:7 | [060:9] Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. | |
Psal | DutSVVA | 60:8 | [060:10] Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen! juich over mij, o gij Palestina! | |
Psal | DutSVVA | 60:10 | [060:12] Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? | |
Chapter 61
Psal | DutSVVA | 61:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [061:2] O God! hoor mijn geschrei, merk op mijn gebed. | |
Psal | DutSVVA | 61:2 | [061:3] Van het einde des lands roep ik tot U als mijn hart overstelpt is; leid mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn. | |
Psal | DutSVVA | 61:3 | [061:4] Want Gij zijt mij een Toevlucht geweest, een sterke Toren voor den vijand. | |
Psal | DutSVVA | 61:4 | [061:5] Ik zal in Uw hut verkeren in eeuwigheden; ik zal mijn toevlucht nemen in het verborgene Uwer vleugelen. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 61:5 | [061:6] Want Gij, o God! hebt gehoord naar mijn geloften; Gij hebt mij gegeven de erfenis dergenen, die Uw Naam vrezen. | |
Psal | DutSVVA | 61:6 | [061:7] Gij zult dagen tot des konings dagen toedoen; zijn jaren zullen zijn als van geslacht tot geslacht; | |
Psal | DutSVVA | 61:7 | [061:8] Hij zal eeuwiglijk voor Gods aangezicht zitten; bereid goedertierenheid en waarheid, dat zij hem behoeden. | |
Chapter 62
Psal | DutSVVA | 62:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, over Jeduthun. [062:2] Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil. | |
Psal | DutSVVA | 62:2 | [062:3] Immers is Hij mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek, ik zal niet grotelijks wankelen. | |
Psal | DutSVVA | 62:3 | [062:4] Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur. | |
Psal | DutSVVA | 62:4 | [062:5] Zij raadslagen slechts, om hem van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 62:6 | [062:7] Hij is immers mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek; ik zal niet wankelen. | |
Psal | DutSVVA | 62:7 | [062:8] In God is mijn Heil en mijn Eer; de Rotssteen mijner sterkte, mijn Toevlucht is in God. | |
Psal | DutSVVA | 62:8 | [062:9] Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 62:9 | [062:10] Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij samen lichter zijn dan de ijdelheid. | |
Psal | DutSVVA | 62:10 | [062:11] Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op. | |
Psal | DutSVVA | 62:11 | [062:12] God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is. | |
Chapter 63
Psal | DutSVVA | 63:1 | Een psalm van David, als hij was in de woestijn van Juda. [063:2] O God! Gij zijt mijn God! ik zoek U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water. | |
Psal | DutSVVA | 63:2 | [063:3] Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer; | |
Psal | DutSVVA | 63:3 | [063:4] Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zouden U prijzen. | |
Psal | DutSVVA | 63:4 | [063:5] Alzo zou ik U loven in mijn leven; in Uw Naam zou ik mijn handen opheffen. | |
Psal | DutSVVA | 63:5 | [063:6] Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende lippen. | |
Psal | DutSVVA | 63:6 | [063:7] Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken. | |
Psal | DutSVVA | 63:7 | [063:8] Want Gij zijt mij een hulp geweest; en in de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen. | |
Psal | DutSVVA | 63:9 | [063:10] Maar dezen, die mijn ziel zoeken tot verwoesting, zullen komen in de onderste plaatsen der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 63:10 | [063:11] Men zal hen storten door het geweld des zwaards; zij zullen de vossen ten deel worden. | |
Chapter 64
Psal | DutSVVA | 64:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [064:2] Hoor, o God! mijn stem in mijn geklag; behoed mijn leven voor des vijands schrik. | |
Psal | DutSVVA | 64:2 | [064:3] Verberg mij voor den heimelijken raad der boosdoeners, voor de oproerigheid van de werkers der ongerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 64:3 | [064:4] Die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen als hun pijl; | |
Psal | DutSVVA | 64:4 | [064:5] Om in verborgen plaatsen den oprechte te schieten; haastig schieten zij naar hem, en vrezen niet. | |
Psal | DutSVVA | 64:5 | [064:6] Zij sterken zichzelven in een boze zaak; zij houden spraak van strikken te verbergen; zij zeggen: Wie zal ze zien? | |
Psal | DutSVVA | 64:6 | [064:7] Zij doorzoeken allerlei schalkheid; ten uiterste doorzoeken zij, wat te doorzoeken is; zelfs het binnenste eens mans, en het diepe hart. | |
Psal | DutSVVA | 64:8 | [064:9] En hun tong zal hen doen aanstoten tegen zichzelven; een ieder, die hen ziet, zal zich wegpakken. | |
Psal | DutSVVA | 64:9 | [064:10] En alle mensen zullen vrezen, en Gods werk verkondigen, en Zijn doen verstandelijk aanmerken. | |
Chapter 65
Psal | DutSVVA | 65:1 | Een psalm van David, een lied, voor den opperzangmeester. [065:2] De lofzang is in stilheid tot U, o God! in Sion; en U zal de gelofte betaald worden. | |
Psal | DutSVVA | 65:3 | [065:4] Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij; maar onze overtredingen, die verzoent Gij. | |
Psal | DutSVVA | 65:4 | [065:5] Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest, en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goed van Uw huis, met het heilige van Uw paleis. | |
Psal | DutSVVA | 65:5 | [065:6] Vreselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen aller einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee! | |
Psal | DutSVVA | 65:7 | [065:8] Die het bruisen der zeeën stilt, het bruisen harer golven, en het rumoer der volken. | |
Psal | DutSVVA | 65:8 | [065:9] En die op de einden wonen, vrezen voor Uw tekenen; Gij doet de uitgangen des morgens en des avonds juichen. | |
Psal | DutSVVA | 65:9 | [065:10] Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig gemaakt, verrijkt Gij het grotelijks; de rivier Gods is vol waters; wanneer Gij het alzo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed. | |
Psal | DutSVVA | 65:10 | [065:11] Gij maakt zijn opgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen in zijn voren; Gij maakt het week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel. | |
Psal | DutSVVA | 65:11 | [065:12] Gij kroont het jaar Uwer goedheid; en Uw voetstappen druipen van vettigheid. | |
Psal | DutSVVA | 65:12 | [065:13] Zij bedruipen de weiden der woestijn; en de heuvelen zijn aangegord met verheuging. | |
Chapter 66
Psal | DutSVVA | 66:3 | Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij in Uw werken! Om de grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden geveinsdelijk aan U onderwerpen. | |
Psal | DutSVVA | 66:6 | Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd. | |
Psal | DutSVVA | 66:7 | Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden . Sela. | |
Psal | DutSVVA | 66:10 | Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert; | |
Psal | DutSVVA | 66:12 | Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing. | |
Psal | DutSVVA | 66:14 | Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was. | |
Psal | DutSVVA | 66:15 | Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 66:16 | Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft. | |
Psal | DutSVVA | 66:18 | Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet gehoord hebben. | |
Chapter 67
Psal | DutSVVA | 67:1 | Een psalm, een lied, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [067:2] God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 67:4 | [067:5] De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij de volken zult richten in rechtmatigheid; en de natiën op de aarde die zult Gij leiden. Sela. | |
Chapter 68
Psal | DutSVVA | 68:1 | Een psalm, een lied van David, voor den opperzangmeester. [068:2] God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden. | |
Psal | DutSVVA | 68:2 | [068:3] Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht. | |
Psal | DutSVVA | 68:3 | [068:4] Maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden; zij zullen van vreugde opspringen voor Gods aangezicht, en van blijdschap vrolijk zijn. | |
Psal | DutSVVA | 68:4 | [068:5] Zingt Gode, psalmzingt Zijn Naam; hoogt de wegen voor Dien, Die in de vlakke velden rijdt, omdat Zijn Naam is Heere; en springt op van vreugde voor Zijn aangezicht. | |
Psal | DutSVVA | 68:5 | [068:6] Hij is een Vader der wezen, en een Rechter der weduwen; God, in de woonstede Zijner heiligheid. | |
Psal | DutSVVA | 68:6 | [068:7] Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert, die in boeien gevangen zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre. | |
Psal | DutSVVA | 68:7 | [068:8] O God! toen Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de woestijn; Sela. | |
Psal | DutSVVA | 68:8 | [068:9] Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinaï, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israël. | |
Psal | DutSVVA | 68:9 | [068:10] Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. | |
Psal | DutSVVA | 68:10 | [068:11] Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God! | |
Psal | DutSVVA | 68:11 | [068:12] De Heere gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar. | |
Psal | DutSVVA | 68:12 | [068:13] De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit. | |
Psal | DutSVVA | 68:13 | [068:14] Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud. | |
Psal | DutSVVA | 68:14 | [068:15] Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon. | |
Psal | DutSVVA | 68:16 | [068:17] Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Dezen berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de Heere wonen in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 68:17 | [068:18] Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid! | |
Psal | DutSVVA | 68:18 | [068:19] Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o Heere God! | |
Psal | DutSVVA | 68:19 | [068:20] Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 68:20 | [068:21] Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den Heere, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood. | |
Psal | DutSVVA | 68:21 | [068:22] Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt. | |
Psal | DutSVVA | 68:22 | [068:23] De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee; | |
Psal | DutSVVA | 68:23 | [068:24] Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen. | |
Psal | DutSVVA | 68:24 | [068:25] O God! zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom. | |
Psal | DutSVVA | 68:25 | [068:26] De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden. | |
Psal | DutSVVA | 68:26 | [068:27] Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israël! | |
Psal | DutSVVA | 68:27 | [068:28] Daar is Benjamin de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda, met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali. | |
Psal | DutSVVA | 68:28 | [068:29] Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt! | |
Psal | DutSVVA | 68:29 | [068:30] Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk toebrengen. | |
Psal | DutSVVA | 68:30 | [068:31] Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken; en dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers; Hij heeft de volken verstrooid, die lust hebben in oorlogen. | |
Psal | DutSVVA | 68:31 | [068:32] Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken. | |
Psal | DutSVVA | 68:33 | [068:34] Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is; ziet, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte. | |
Psal | DutSVVA | 68:34 | [068:35] Geeft Gode sterkte! Zijn hoogheid is over Israël, en Zijn sterkte in de bovenste wolken. | |
Chapter 69
Psal | DutSVVA | 69:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Schoschannim. [069:2] Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel. | |
Psal | DutSVVA | 69:2 | [069:3] Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij. | |
Psal | DutSVVA | 69:3 | [069:4] Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijn God. | |
Psal | DutSVVA | 69:4 | [069:5] Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven. | |
Psal | DutSVVA | 69:5 | [069:6] O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen. | |
Psal | DutSVVA | 69:6 | [069:7] Laat hen door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, Heere der heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israëls! | |
Psal | DutSVVA | 69:7 | [069:8] Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande heeft mijn aangezicht bedekt. | |
Psal | DutSVVA | 69:8 | [069:9] Ik ben mijn broederen vreemd geworden, en onbekend aan mijner moeders kinderen. | |
Psal | DutSVVA | 69:9 | [069:10] Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen. | |
Psal | DutSVVA | 69:10 | [069:11] En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad. | |
Psal | DutSVVA | 69:11 | [069:12] En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden. | |
Psal | DutSVVA | 69:12 | [069:13] Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel dergenen, die sterken drank drinken. | |
Psal | DutSVVA | 69:13 | [069:14] Maar mij aangaande, mijn gebed is tot U, o Heere; er is een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer goedertierenheid; verhoor mij door de getrouwheid Uws heils. | |
Psal | DutSVVA | 69:14 | [069:15] Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren. | |
Psal | DutSVVA | 69:15 | [069:16] Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten. | |
Psal | DutSVVA | 69:16 | [069:17] Verhoor mij, o Heere, want Uw goedertierenheid is goed; zie mij aan naar de grootheid Uwer barmhartigheden. | |
Psal | DutSVVA | 69:17 | [069:18] En verberg Uw aangezicht niet van Uw knecht, want mij is bange; haast U, verhoor mij. | |
Psal | DutSVVA | 69:19 | [069:20] Gij weet mijn versmaadheid, en mijn schaamte, en mijn schande; al mijn benauwers zijn voor U. | |
Psal | DutSVVA | 69:20 | [069:21] De versmaadheid heeft mijn hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht naar medelijden, maar er is geen; en naar vertroosters, maar heb ze niet gevonden. | |
Psal | DutSVVA | 69:21 | [069:22] Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven; en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven. | |
Psal | DutSVVA | 69:22 | [069:23] Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik. | |
Psal | DutSVVA | 69:23 | [069:24] Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen. | |
Psal | DutSVVA | 69:24 | [069:25] Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan. | |
Psal | DutSVVA | 69:26 | [069:27] Want zij vervolgen, dien Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden. | |
Psal | DutSVVA | 69:27 | [069:28] Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 69:28 | [069:29] Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden. | |
Psal | DutSVVA | 69:29 | [069:30] Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek. | |
Psal | DutSVVA | 69:31 | [069:32] En het zal den Heere aangenamer zijn dan een os, of een gehoornde var, die de klauwen verdeelt. | |
Psal | DutSVVA | 69:32 | [069:33] De zachtmoedigen, dit gezien hebbende, zullen zich verblijden; en gij, die God zoekt, ulieder hart zal leven. | |
Psal | DutSVVA | 69:33 | [069:34] Want de Heere hoort de nooddruftigen, en Hij veracht Zijn gevangenen niet. | |
Psal | DutSVVA | 69:34 | [069:35] Dat Hem prijzen de hemel en de aarde, de zeeën, en al wat daarin wriemelt. | |
Psal | DutSVVA | 69:35 | [069:36] Want God zal Sion verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar erfelijk bezitten; | |
Chapter 70
Psal | DutSVVA | 70:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, om te doen gedenken. [070:2] Haast U, o God, om mij te verlossen, o Heere, tot mijn hulp. | |
Psal | DutSVVA | 70:2 | [070:3] Laat hen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. | |
Psal | DutSVVA | 70:4 | [070:5] Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! | |
Chapter 71
Psal | DutSVVA | 71:2 | Red mij door Uw gerechtigheid, en bevrijd mij; neig Uw oor tot mij, en verlos mij. | |
Psal | DutSVVA | 71:3 | Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg. | |
Psal | DutSVVA | 71:4 | Mijn God, bevrijd mij van de hand des goddelozen, van de hand desgenen, die verkeerdelijk handelt, en des opgeblazenen. | |
Psal | DutSVVA | 71:6 | Op U heb ik gesteund van den buik aan; van mijner moeders ingewand aan zijt Gij mijn Uithelper; mijn lof is geduriglijk van U. | |
Psal | DutSVVA | 71:9 | Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms; verlaat mij niet, terwijl mijn kracht vergaat. | |
Psal | DutSVVA | 71:10 | Want mijn vijanden spreken van mij, en die op mijn ziel loeren, beraadslagen te zamen, | |
Psal | DutSVVA | 71:11 | Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt na, en grijpt hem, want er is geen verlosser. | |
Psal | DutSVVA | 71:13 | Laat hen beschaamd worden, laat hen verteerd worden, die mijn ziel tegen zijn; laat hen met smaad en schande overdekt worden, die mijn kwaad zoeken. | |
Psal | DutSVVA | 71:15 | Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen, den gansen dag Uw heil; hoewel ik de getallen niet weet. | |
Psal | DutSVVA | 71:16 | Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren Heeren; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen. | |
Psal | DutSVVA | 71:17 | O God! Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik Uw wonderen. | |
Psal | DutSVVA | 71:18 | Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte verkondige Uw arm, allen nakomelingen Uw macht. | |
Psal | DutSVVA | 71:19 | Ook is Uw gerechtigheid, o God, tot in de hoogte; Gij, Die grote dingen gedaan hebt; o God! wie is U gelijk? | |
Psal | DutSVVA | 71:20 | Gij, Die mij veel benauwdheden en kwaden hebt doen zien, zult mij weder levend maken, en zult mij weder ophalen uit de afgronden der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 71:22 | Ook zal ik U loven met het instrument der luit, Uw trouw, mijn God; ik zal U psalmzingen met de harp, o Heilige Israëls! | |
Psal | DutSVVA | 71:23 | Mijn lippen zullen juichen, wanneer ik U zal psalmzingen, en mijn ziel, die Gij verlost hebt. | |
Chapter 72
Psal | DutSVVA | 72:1 | Voor Salomo. O God! geef den koning Uw rechten, en Uw gerechtigheid den zoon des konings. | |
Psal | DutSVVA | 72:4 | Hij zal de ellendigen des volks richten; hij zal de kinderen des nooddruftigen verlossen, en den verdrukker verbrijzelen. | |
Psal | DutSVVA | 72:5 | Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 72:6 | Hij zal nederdalen als een regen op het nagras, als de druppelen, die de aarde bevochtigen. | |
Psal | DutSVVA | 72:7 | In zijn dagen zal de rechtvaardige bloeien, en de veelheid van vrede, totdat de maan niet meer zij. | |
Psal | DutSVVA | 72:8 | En hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 72:9 | De ingezetenen van dorre plaatsen zullen voor zijn aangezicht knielen, en zijn vijanden zullen het stof lekken. | |
Psal | DutSVVA | 72:10 | De koningen van Tharsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen; de koningen van Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren. | |
Psal | DutSVVA | 72:11 | Ja, alle koningen zullen zich voor hem nederbuigen, alle heidenen zullen hem dienen. | |
Psal | DutSVVA | 72:12 | Want hij zal den nooddruftige redden, die daar roept, mitsgaders den ellendige, en die geen helper heeft. | |
Psal | DutSVVA | 72:13 | Hij zal den arme en nooddruftige verschonen, en de zielen der nooddruftigen verlossen. | |
Psal | DutSVVA | 72:14 | Hij zal hun zielen van list en geweld bevrijden, en hun bloed zal dierbaar zijn in zijn ogen. | |
Psal | DutSVVA | 72:15 | En hij zal leven; en men zal hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor hem bidden; den gansen dag zal men hem zegenen. | |
Psal | DutSVVA | 72:16 | Is er een hand vol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 72:17 | Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden ; en zij zullen in hem gezegend worden; alle heidenen zullen hem welgelukzalig roemen. | |
Psal | DutSVVA | 72:19 | En geloofd zij de Naam Zijner heerlijkheid tot in eeuwigheid; en de ganse aarde worde met Zijn heerlijkheid vervuld. Amen, ja, amen. | |
Chapter 73
Psal | DutSVVA | 73:2 | Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken ; mijn treden waren bijkans uitgeschoten. | |
Psal | DutSVVA | 73:5 | Zij zijn niet in de moeite als andere mensen, en worden met andere mensen niet geplaagd. | |
Psal | DutSVVA | 73:6 | Daarom omringt hen de hovaardij als een keten; het geweld bedekt hen als een gewaad. | |
Psal | DutSVVA | 73:8 | Zij mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte. | |
Psal | DutSVVA | 73:10 | Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun wateren eens vollen bekers worden uitgedrukt, | |
Psal | DutSVVA | 73:11 | Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste? | |
Psal | DutSVVA | 73:12 | Ziet, dezen zijn goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen het vermogen. | |
Psal | DutSVVA | 73:13 | Immers heb ik te vergeefs mijn hart gezuiverd, en mijn handen in onschuld gewassen. | |
Psal | DutSVVA | 73:15 | Indiën ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen. | |
Psal | DutSVVA | 73:16 | Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen; | |
Psal | DutSVVA | 73:19 | Hoe worden zij als in een ogenblik tot verwoesting, nemen een einde, worden te niet van verschrikkingen! | |
Psal | DutSVVA | 73:20 | Als een droom na het ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere, dan zult Gij hun beeld verachten. | |
Psal | DutSVVA | 73:24 | Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. | |
Psal | DutSVVA | 73:26 | Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 73:27 | Want ziet, die verre van U zijn, zullen vergaan; Gij roeit uit, al wie van U afhoereert; | |
Chapter 74
Psal | DutSVVA | 74:1 | Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? | |
Psal | DutSVVA | 74:2 | Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt. | |
Psal | DutSVVA | 74:3 | Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom verdorven. | |
Psal | DutSVVA | 74:4 | Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld. | |
Psal | DutSVVA | 74:5 | Een ieder werd er bekend als een, die de bijlen omhoog aanbrengt in de dichtigheid van een geboomte. | |
Psal | DutSVVA | 74:6 | Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen. | |
Psal | DutSVVA | 74:7 | Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. | |
Psal | DutSVVA | 74:8 | Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand. | |
Psal | DutSVVA | 74:9 | Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. | |
Psal | DutSVVA | 74:10 | Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren? | |
Psal | DutSVVA | 74:11 | Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde. | |
Psal | DutSVVA | 74:12 | Evenwel is God mijn Koning van ouds af, Die verlossingen werkt in het midden der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 74:13 | Gij hebt door Uw sterkte de zee gespleten; Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken. | |
Psal | DutSVVA | 74:14 | Gij hebt de koppen des Leviathans verpletterd; Gij hebt hem tot spijs gegeven aan het volk in dorre plaatsen. | |
Psal | DutSVVA | 74:17 | Gij hebt al de palen der aarde gesteld; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd. | |
Psal | DutSVVA | 74:18 | Gedenk hieraan; de vijand heeft den Heere gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd. | |
Psal | DutSVVA | 74:19 | Geef aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over; vergeet den hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 74:20 | Aanschouw het verbond; want de duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld. | |
Psal | DutSVVA | 74:21 | Laat den verdrukte niet beschaamd wederkeren; laat den ellendige en nooddruftige Uw Naam prijzen. | |
Psal | DutSVVA | 74:22 | Sta op, o God! twist Uw twistzaak; gedenk der smaadheid, die U van den dwaze wedervaart den ganse dag. | |
Chapter 75
Psal | DutSVVA | 75:1 | Voor den opperzangmeester, Altascheth; een psalm, een lied, voor Asaf. [075:2] Wij loven U, o God! wij loven, dat Uw Naam nabij is; men vertelt Uw wonderen. | |
Psal | DutSVVA | 75:2 | [075:3] Als ik het bestemde ambt zal ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten. | |
Psal | DutSVVA | 75:3 | [075:4] Het land en al zijn inwoners waren versmolten; maar ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 75:4 | [075:5] Ik heb gezegd tot de onzinnigen: Weest niet onzinnig; en tot de goddelozen: Verhoogt den hoorn niet. | |
Psal | DutSVVA | 75:6 | [075:7] Want het verhogen komt niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn; | |
Psal | DutSVVA | 75:8 | [075:9] Want in des Heeren hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesemen uitzuigende drinken. | |
Psal | DutSVVA | 75:9 | [075:10] En ik zal het in eeuwigheid verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen. | |
Chapter 76
Psal | DutSVVA | 76:1 | Een psalm, een lied van Asaf, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [076:2] God is bekend in Juda; Zijn Naam is groot in Israël. | |
Psal | DutSVVA | 76:3 | [076:4] Aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van den boog, het schild, en het zwaard, en den krijg. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 76:5 | [076:6] De stouthartigen zijn beroofd geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd; en geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden. | |
Psal | DutSVVA | 76:6 | [076:7] Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen wagen en paard in slaap gezonken. | |
Psal | DutSVVA | 76:7 | [076:8] Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af? | |
Psal | DutSVVA | 76:9 | [076:10] Als God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 76:10 | [076:11] Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden. | |
Psal | DutSVVA | 76:11 | [076:12] Doet geloften en betaalt ze den Heere, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen; | |
Chapter 77
Psal | DutSVVA | 77:1 | Een psalm van Asaf, voor den opperzangmeester, over Jeduthun. [077:2] Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot mij neigen. | |
Psal | DutSVVA | 77:2 | [077:3] Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den Heere; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden. | |
Psal | DutSVVA | 77:3 | [077:4] Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 77:6 | [077:7] Ik dacht aan mijn snarenspel; in den nacht overleide ik in mijn hart, en mijn geest onderzocht: | |
Psal | DutSVVA | 77:7 | [077:8] Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn? | |
Psal | DutSVVA | 77:8 | [077:9] Houdt Zijn goedertierenheid in eeuwigheid op? Heeft de toezegging een einde, van geslacht tot geslacht? | |
Psal | DutSVVA | 77:9 | [077:10] Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Sela. | |
Psal | DutSVVA | 77:10 | [077:11] Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand des Allerhoogsten verandert. | |
Psal | DutSVVA | 77:11 | [077:12] Ik zal de daden des Heeren gedenken ; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her; | |
Psal | DutSVVA | 77:14 | [077:15] Gij zijt die God, Die wonder doet; Gij hebt Uw sterkte bekend gemaakt onder de volken. | |
Psal | DutSVVA | 77:15 | [077:16] Gij hebt Uw volk door Uw arm verlost; de kinderen van Jakob en van Jozef. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 77:16 | [077:17] De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, zij beefden; ook waren de afgronden beroerd. | |
Psal | DutSVVA | 77:17 | [077:18] De dikke wolken goten water uit; de bovenste wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen daarhenen. | |
Psal | DutSVVA | 77:18 | [077:19] Het geluid Uws donders was in het ronde; de bliksemen verlichtten de wereld; de aarde werd beroerd en daverde. | |
Psal | DutSVVA | 77:19 | [077:20] Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend. | |
Chapter 78
Psal | DutSVVA | 78:1 | Een onderwijzing van Asaf. O mijn volk! neem mijn leer ter oren; neigt ulieder oor tot de redenen mijns monds. | |
Psal | DutSVVA | 78:2 | Ik zal mijn mond opendoen met spreuken; ik zal verborgenheden overvloediglijk uitstorten, van ouds her; | |
Psal | DutSVVA | 78:4 | Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des Heeren, en Zijn sterkheid, en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft. | |
Psal | DutSVVA | 78:5 | Want Hij heeft een getuigenis opgericht in Jakob, en een wet gesteld in Israël; die Hij onzen vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekend maken; | |
Psal | DutSVVA | 78:6 | Opdat het navolgende geslacht die weten zou, de kinderen, die geboren zouden worden; en zouden opstaan, en vertellen ze hun kinderen; | |
Psal | DutSVVA | 78:7 | En dat zij hun hoop op God zouden stellen, en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren; | |
Psal | DutSVVA | 78:8 | En dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig en wederspannig geslacht; een geslacht, dat zijn hart niet richtte, en welks geest niet getrouw was met God. | |
Psal | DutSVVA | 78:9 | (De kinderen van Efraïm, gewapende boogschutters, keerden om ten dage des strijds.) | |
Psal | DutSVVA | 78:13 | Hij kliefde de zee, en deed er hen doorgaan; en de wateren deed Hij staan als een hoop. | |
Psal | DutSVVA | 78:14 | En Hij leidde hen des daags met een wolk, en den gansen nacht met een licht des vuurs. | |
Psal | DutSVVA | 78:15 | Hij kliefde de rotsstenen in de woestijn, en drenkte hen overvloedig, als uit afgronden. | |
Psal | DutSVVA | 78:16 | Want Hij bracht stromen voort uit de steenrots, en deed de wateren afdalen als rivieren. | |
Psal | DutSVVA | 78:17 | Nog voeren zij wijders voort tegen Hem te zondigen, verbitterende den Allerhoogste in de dorre wildernis. | |
Psal | DutSVVA | 78:19 | En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou God een tafel kunnen toerichten in de woestijn? | |
Psal | DutSVVA | 78:20 | Ziet, Hij heeft den rotssteen geslagen, dat er wateren uitvloeiden, en beken overvloediglijk uitbraken, zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn volke vlees toebereiden? | |
Psal | DutSVVA | 78:21 | Daarom hoorde de Heere, en werd verbolgen; en een vuur werd ontstoken tegen Jakob, en toorn ging ook op tegen Israël; | |
Psal | DutSVVA | 78:26 | Hij dreef den oostenwind voort in den hemel, en voerde den zuidenwind aan door Zijn sterkte; | |
Psal | DutSVVA | 78:31 | Als Gods toorn tegen hen opging, dat Hij van hun vetsten doodde, en de uitgelezenen van Israël nedervelde. | |
Psal | DutSVVA | 78:34 | Als Hij hen doodde, zo vraagden zij naar Hem, en keerden weder, en zochten God vroeg; | |
Psal | DutSVVA | 78:38 | Doch Hij, barmhartig zijnde, verzoende de ongerechtigheid, en verdierf hen niet; maar wendde dikwijls Zijn toorn af, en wekte Zijn ganse grimmigheid niet op. | |
Psal | DutSVVA | 78:40 | Hoe dikwijls verbitterden zij Hem in de woestijn, deden Hem smart aan in de wildernis! | |
Psal | DutSVVA | 78:41 | Want zij kwamen alweder, en verzochten God, en stelden den Heilige Israëls een perk. | |
Psal | DutSVVA | 78:42 | Zij dachten niet aan Zijn hand, aan den dag, toen Hij hen van den wederpartijder verloste; | |
Psal | DutSVVA | 78:44 | En hun vloeden in bloed veranderde, en hun stromen, opdat zij niet zouden drinken. | |
Psal | DutSVVA | 78:45 | Hij zond een vermenging van ongedierte onder hen, dat hen verteerde, en vorsen, die hen verdierven. | |
Psal | DutSVVA | 78:47 | Hij doodde hun wijnstok door den hagel, en hun wilde vijgebomen door vurigen hagelsteen. | |
Psal | DutSVVA | 78:49 | Hij zond onder hen de hittigheid Zijns toorns, verbolgenheid, en verstoordheid, en benauwdheid, met uitzending der boden van veel kwaads. | |
Psal | DutSVVA | 78:50 | Hij woog een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte gaf Hij aan de pestilentie over. | |
Psal | DutSVVA | 78:51 | En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in de tenten van Cham. | |
Psal | DutSVVA | 78:52 | En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een kudde, in de woestijn. | |
Psal | DutSVVA | 78:53 | Ja, Hij leidde hen zeker, zodat zij niet vreesden; want de zee had hun vijanden overdekt. | |
Psal | DutSVVA | 78:54 | En Hij bracht hen tot de landpale Zijner heiligheid, tot dezen berg, dien Zijn rechterhand verkregen heeft. | |
Psal | DutSVVA | 78:55 | En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer hunner erfenis, en deed de stammen Israëls in hun tenten wonen. | |
Psal | DutSVVA | 78:56 | Maar zij verzochten en verbitterden God, den Allerhoogste, en onderhielden Zijn getuigenissen niet. | |
Psal | DutSVVA | 78:57 | En zij weken terug, en handelden trouwelooslijk, gelijk hun vaders; zij zijn omgekeerd, als een bedriegelijke boog. | |
Psal | DutSVVA | 78:58 | En zij verwekten Hem tot toorn door hun hoogten, en verwekten Hem tot ijver door hun gesneden beelden. | |
Psal | DutSVVA | 78:60 | Dies verliet Hij den tabernakel te Silo, de tent, die Hij tot een woning gesteld had onder de mensen. | |
Psal | DutSVVA | 78:61 | En Hij gaf Zijn sterkte in de gevangenis, en Zijn heerlijkheid in de hand des wederpartijders. | |
Psal | DutSVVA | 78:65 | Toen ontwaakte de Heere, als een slapende, als een held, die juicht van den wijn. | |
Psal | DutSVVA | 78:66 | En Hij sloeg Zijn wederpartijders aan het achterste; Hij deed hun eeuwige smaadheid aan. | |
Psal | DutSVVA | 78:69 | En Hij bouwde Zijn heiligdom als hoogten, als de aarde, die Hij gegrond heeft in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 78:71 | Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israël, Zijn erfenis. | |
Chapter 79
Psal | DutSVVA | 79:1 | Een psalm van Asaf. O God! Heidenen zijn gekomen in Uw erfenis; zij hebben den tempel Uwer heiligheid verontreinigd; zij hebben Jeruzalem tot steenhopen gesteld. | |
Psal | DutSVVA | 79:2 | Zij hebben de dode lichamen Uwer knechten aan het gevogelte des hemels tot spijs gegeven; het vlees Uwer gunstgenoten aan het gedierte des lands. | |
Psal | DutSVVA | 79:3 | Zij hebben hun bloed rondom Jeruzalem als water vergoten; en er was niemand, die hen begroef. | |
Psal | DutSVVA | 79:4 | Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien, die rondom ons zijn. | |
Psal | DutSVVA | 79:6 | Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de koninkrijken, die Uw Naam niet aanroepen. | |
Psal | DutSVVA | 79:8 | Gedenk ons de vorige misdaden niet; haast U, laat Uw barmhartigheden ons voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden. | |
Psal | DutSVVA | 79:9 | Help ons, o God onzes heils! ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil. | |
Psal | DutSVVA | 79:10 | Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten bloeds Uwer knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden. | |
Psal | DutSVVA | 79:11 | Laat het gekerm der gevangenen voor Uw aanschijn komen; behoud overig de kinderen des doods, naar de grootheid Uws arms. | |
Psal | DutSVVA | 79:12 | En geef onze naburen zevenvoudig weder in hun schoot hun smaad, waarmede zij U, o Heere! gesmaad hebben. | |
Chapter 80
Psal | DutSVVA | 80:1 | Voor den opperzangmeester, op Schoschannim; een getuigenis, een psalm van Asaf. [080:2] O Herder Israëls! neem ter ore, Die Jozef als schapen leiddet; Die tussen de cherubim zit, verschijn blinkende. | |
Psal | DutSVVA | 80:2 | [080:3] Wek Uw macht op voor het aangezicht van Efraïm, en Benjamin, en Manasse, en kom tot onze verlossing. | |
Psal | DutSVVA | 80:3 | [080:4] O God! breng ons weder, en laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden. | |
Psal | DutSVVA | 80:4 | [080:5] O Heere, God der heirscharen! hoe lang zult Gij roken tegen het gebed Uws volks? | |
Psal | DutSVVA | 80:5 | [080:6] Gij spijst hen met tranenbrood, en drenkt hen met tranen uit een drieling. | |
Psal | DutSVVA | 80:6 | [080:7] Gij hebt ons onzen naburen tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder zich. | |
Psal | DutSVVA | 80:7 | [080:8] O God der heirscharen! breng ons weder, en laat Uw aangezicht lichten; zo zullen wij verlost worden. | |
Psal | DutSVVA | 80:8 | [080:9] Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven, en hebt denzelven geplant; | |
Psal | DutSVVA | 80:9 | [080:10] Gij hebt de plaats voor hem bereid, en zijn wortelen doen inwortelen, zodat hij het land vervuld heeft. | |
Psal | DutSVVA | 80:10 | [080:11] De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest, en zijn ranken waren als cederbomen Gods. | |
Psal | DutSVVA | 80:11 | [080:12] Hij schoot zijn ranken uit tot aan de zee, en zijn scheuten tot aan de rivier. | |
Psal | DutSVVA | 80:12 | [080:13] Waarom hebt Gij zijn muren doorgebroken, zodat allen, die den weg voorbijgaan, hem plukken? | |
Psal | DutSVVA | 80:13 | [080:14] Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en het wild des velds heeft hem afgeweid. | |
Psal | DutSVVA | 80:14 | [080:15] O God der heirscharen! keer toch weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en bezoek dezen wijnstok, | |
Psal | DutSVVA | 80:15 | [080:16] En den stam, dien Uw rechterhand geplant heeft, en dat om den zoon, dien Gij U gesterkt hebt! | |
Psal | DutSVVA | 80:16 | [080:17] Hij is met vuur verbrand; hij is afgehouwen; zij komen om van het schelden Uws aangezichts. | |
Psal | DutSVVA | 80:17 | [080:18] Uw hand zij over den man Uwer rechterhand, over des mensen zoon, dien Gij U gesterkt hebt. | |
Psal | DutSVVA | 80:18 | [080:19] Zo zullen wij van U niet terugkeren; behoud ons in het leven, zo zullen wij Uw Naam aanroepen. | |
Chapter 81
Psal | DutSVVA | 81:1 | Voor den opperzangmeester, op de Gittith, een psalm van Asaf. [081:2] Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob. | |
Psal | DutSVVA | 81:3 | [081:4] Blaast de bazuin in de nieuwe maan, ter bestemder tijd, op onzen feestdag. | |
Psal | DutSVVA | 81:5 | [081:6] Hij heeft het gezet tot een getuigenis in Jozef, als Hij uitgetogen was tegen Egypteland; alwaar ik gehoord heb een spraak, die ik niet verstond; | |
Psal | DutSVVA | 81:6 | [081:7] Ik heb zijn schouder van den last onttrokken; zijn handen zijn van de potten ontslagen. | |
Psal | DutSVVA | 81:7 | [081:8] In de benauwdheid riept gij, en Ik hielp u uit; Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders; Ik beproefde u aan de wateren van Meriba. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 81:8 | [081:9] Mijn volk, zeide Ik hoor toe, en Ik zal onder u betuigen, Israël, of gij naar Mij hoordet! | |
Psal | DutSVVA | 81:9 | [081:10] Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemden god nederbuigen. | |
Psal | DutSVVA | 81:10 | [081:11] Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen. | |
Psal | DutSVVA | 81:11 | [081:12] Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israël heeft Mijner niet gewild. | |
Psal | DutSVVA | 81:12 | [081:13] Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen. | |
Psal | DutSVVA | 81:13 | [081:14] Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had! | |
Psal | DutSVVA | 81:14 | [081:15] In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben, en Mijn hand gewend hebben tegen hun wederpartijders. | |
Psal | DutSVVA | 81:15 | [081:16] Die den Heere haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn. | |
Chapter 82
Psal | DutSVVA | 82:1 | Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der goden; | |
Psal | DutSVVA | 82:2 | Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela. | |
Psal | DutSVVA | 82:5 | Zij weten niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis; dies wankelen alle fondamenten der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 82:7 | Nochtans zult gij sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen. | |
Chapter 83
Psal | DutSVVA | 83:1 | Een lied, een psalm van Asaf. [083:2] O God! zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God! | |
Psal | DutSVVA | 83:3 | [083:4] Zij maken listiglijk een heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uw verborgenen. | |
Psal | DutSVVA | 83:4 | [083:5] Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam Israëls niet meer gedacht worde. | |
Psal | DutSVVA | 83:5 | [083:6] Want zij hebben in het hart te zamen beraadslaagd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt; | |
Psal | DutSVVA | 83:8 | [083:9] Ook heeft zich Assur bij hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot tot een arm geweest. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 83:11 | [083:12] Maak hen en hun prinsen als Oreb en als Zeëb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna; | |
Psal | DutSVVA | 83:12 | [083:13] Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen. | |
Psal | DutSVVA | 83:14 | [083:15] Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt; | |
Psal | DutSVVA | 83:17 | [083:18] Laat hen beschaamd en verschrikt wezen tot in eeuwigheid, en laat hen schaamrood worden, en omkomen; | |
Chapter 84
Psal | DutSVVA | 84:1 | Voor den opperzangmeester, op de Gittith; een psalm, voor de kinderen van Korach. [084:2] Hoe liefelijk zijn Uw woningen, o Heere der heirscharen! | |
Psal | DutSVVA | 84:2 | [084:3] Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des Heeren; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God. | |
Psal | DutSVVA | 84:3 | [084:4] Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij Uw altaren, Heere der heirscharen, mijn Koning, en mijn God! | |
Psal | DutSVVA | 84:4 | [084:5] Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 84:5 | [084:6] Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn. | |
Psal | DutSVVA | 84:6 | [086:7] Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken. | |
Psal | DutSVVA | 84:7 | [084:8] Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion. | |
Psal | DutSVVA | 84:8 | [084:9] Heere, God der heirscharen! hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela. | |
Psal | DutSVVA | 84:10 | [084:11] Want een dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid. | |
Psal | DutSVVA | 84:11 | [084:12] Want God, de Heere, is een Zon en Schild; de Heere zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen. | |
Chapter 85
Psal | DutSVVA | 85:1 | Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [085:2] Gij zijt Uw lande gunstig geweest, Heere! de gevangenis van Jakob hebt Gij gewend. | |
Psal | DutSVVA | 85:2 | [085:3] De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 85:3 | [085:4] Gij hebt weggenomen al Uw verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns. | |
Psal | DutSVVA | 85:4 | [085:5] Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons. | |
Psal | DutSVVA | 85:5 | [085:6] Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht? | |
Psal | DutSVVA | 85:8 | [085:9] Ik zal horen, wat God, de Heere, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren. | |
Psal | DutSVVA | 85:9 | [085:10] Zekerlijk, Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone. | |
Psal | DutSVVA | 85:10 | [085:11] De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten; de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen. | |
Psal | DutSVVA | 85:11 | [085:12] De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel nederzien. | |
Chapter 86
Psal | DutSVVA | 86:1 | Een gebed van David. Heere! neig Uw oor, verhoor mij; want ik ben ellendig en nooddruftig. | |
Psal | DutSVVA | 86:2 | Bewaar mijn ziel, want ik ben Uw gunstgenoot, o Gij, mijn God! verlos Uw knecht, die op U betrouwt. | |
Psal | DutSVVA | 86:5 | Want Gij, Heere! zijt goed, en gaarne vergevende, en van grote goedertierenheid allen, die U aanroepen. | |
Psal | DutSVVA | 86:9 | Al de heidenen, Heere! die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen, en Uw Naam eren. | |
Psal | DutSVVA | 86:11 | Leer mij, Heere! Uw weg; ik zal in Uw waarheid wandelen; verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams. | |
Psal | DutSVVA | 86:12 | Heere, mijn God! ik zal U met mijn ganse hart loven, en ik zal Uw Naam eren in eeuwigheid; | |
Psal | DutSVVA | 86:13 | Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. | |
Psal | DutSVVA | 86:14 | O God! de hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor hun ogen. | |
Psal | DutSVVA | 86:15 | Maar Gij, Heere! zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig, en groot van goedertierenheid en waarheid. | |
Psal | DutSVVA | 86:16 | Wend U tot mij, en zijt mij genadig, geef Uw knecht Uw sterkte, en verlos den zoon Uwer dienstmaagd. | |
Chapter 87
Psal | DutSVVA | 87:1 | Een psalm, een lied voor de kinderen van Korach. Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid. | |
Psal | DutSVVA | 87:4 | Ik zal Rahab en Babel vermelden, onder degenen, die Mij kennen; ziet, de Filistijn, en de Tyriër, met den Moor, deze is aldaar geboren. | |
Psal | DutSVVA | 87:5 | En van Sion zal gezegd worden: Die en die is daarin geboren; en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen. | |
Psal | DutSVVA | 87:6 | De Heere zal hen rekenen in het opschrijven der volken, zeggende: Deze is aldaar geboren. Sela. | |
Chapter 88
Psal | DutSVVA | 88:1 | Een lied, een psalm voor de kinderen van Korach, voor den opperzangmeester, op Machalath Leannoth; een onderwijzing van Heman, den Ezrahiet. [088:2] O Heere, God mijns heils! bij dag, bij nacht roep ik voor U. | |
Psal | DutSVVA | 88:3 | [088:4] Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. | |
Psal | DutSVVA | 88:4 | [088:5] Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is; | |
Psal | DutSVVA | 88:5 | [088:6] Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand. | |
Psal | DutSVVA | 88:7 | [088:8] Uw grimmigheid ligt op mij; Gij hebt mij nedergedrukt met al Uw baren. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 88:8 | [088:9] Mijn bekenden hebt Gij verre van mij gedaan, Gij hebt mij hun tot een groten gruwel gesteld; ik ben besloten, en kan niet uitkomen. | |
Psal | DutSVVA | 88:9 | [088:10] Mijn oog treurt vanwege verdrukking; Heere! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U. | |
Psal | DutSVVA | 88:10 | [088:11] Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven? Sela. | |
Psal | DutSVVA | 88:11 | [088:12] Zal Uw goedertierenheid in het graf verteld worden, Uw getrouwheid in het verderf? | |
Psal | DutSVVA | 88:12 | [088:13] Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid? | |
Psal | DutSVVA | 88:13 | [088:14] Maar ik, Heere! roep tot U, en mijn gebed komt U voor in den morgenstond. | |
Psal | DutSVVA | 88:14 | [088:15] Heere! waarom verstoot Gij mijn ziel, en verbergt Uw aanschijn voor mij? | |
Psal | DutSVVA | 88:15 | [088:16] Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende; ik draag Uw vervaarnissen, ik ben twijfelmoedig. | |
Psal | DutSVVA | 88:16 | [088:17] Uw hittige toornigheden gaan over mij; Uw verschrikkingen doen mij vergaan. | |
Chapter 89
Psal | DutSVVA | 89:1 | Een onderwijzing van Ethan, den Ezrahiet. [089:2] Ik zal de goedertierenheid des Heeren eeuwiglijk zingen; ik zal Uw waarheid met mijn mond bekend maken, van geslacht tot geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 89:2 | [089:3] Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden; in de hemelen zelve hebt Gij Uw waarheid bevestigd, zeggende: | |
Psal | DutSVVA | 89:3 | [089:4] Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen: | |
Psal | DutSVVA | 89:4 | [089:5] Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 89:5 | [089:6] Dies loven de hemelen Uw wonderen, o Heere! ook is Uw getrouwheid in de gemeente der heiligen. | |
Psal | DutSVVA | 89:6 | [089:7] Want wie mag in den hemel tegen den Heere geschat worden? Wie is den Heere gelijk, onder de kinderen der sterken? | |
Psal | DutSVVA | 89:7 | [089:8] God is grotelijks geducht in den raad der heiligen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn. | |
Psal | DutSVVA | 89:8 | [089:9] O Heere, God der heirscharen! wie is als Gij, grootmachtig, o Heere! en Uw getrouwheid is rondom U. | |
Psal | DutSVVA | 89:9 | [089:10] Gij heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt Gij ze. | |
Psal | DutSVVA | 89:10 | [089:11] Gij hebt Rahab verbrijzeld als een verslagene; Gij hebt Uw vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte. | |
Psal | DutSVVA | 89:11 | [089:12] De hemel is Uwe, ook is de aarde Uwe; de wereld en haar volheid, die hebt Gij gegrond. | |
Psal | DutSVVA | 89:12 | [089:13] Het noorden en het zuiden, die hebt Gij geschapen; Thabor en Hermon juichen in Uw Naam. | |
Psal | DutSVVA | 89:14 | [089:15] Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Uws troons; goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen. | |
Psal | DutSVVA | 89:15 | [089:16] Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent; o Heere! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. | |
Psal | DutSVVA | 89:16 | [089:17] Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden. | |
Psal | DutSVVA | 89:17 | [089:18] Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden . | |
Psal | DutSVVA | 89:18 | [089:19] Want ons schild is van den Heere, en onze koning is van den Heilige Israëls. | |
Psal | DutSVVA | 89:19 | [089:20] Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd. | |
Psal | DutSVVA | 89:20 | [089:21] Ik heb David, Mijn knecht, gevonden; met Mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd; | |
Psal | DutSVVA | 89:22 | [089:23] De vijand zal hem niet dringen, en de zoon der ongerechtigheid zal hem niet onderdrukken. | |
Psal | DutSVVA | 89:23 | [089:24] Maar Ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen. | |
Psal | DutSVVA | 89:24 | [089:25] En Mijn getrouwheid en Mijn goedertierenheid zullen met hem zijn; en zijn hoorn zal in Mijn Naam verhoogd worden. | |
Psal | DutSVVA | 89:25 | [089:26] En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand in de rivieren. | |
Psal | DutSVVA | 89:26 | [089:27] Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils! | |
Psal | DutSVVA | 89:27 | [089:28] Ook zal Ik hem ten eerstgeborenen zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 89:28 | [089:29] Ik zal hem Mijn goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond zal hem vast blijven. | |
Psal | DutSVVA | 89:29 | [089:30] En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen. | |
Psal | DutSVVA | 89:30 | [089:31] Indiën zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in Mijn rechten niet wandelen; | |
Psal | DutSVVA | 89:32 | [089:33] Zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen. | |
Psal | DutSVVA | 89:33 | [089:34] Maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen, en in Mijn getrouwheid niet feilen. | |
Psal | DutSVVA | 89:34 | [089:35] Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen. | |
Psal | DutSVVA | 89:36 | [089:37] Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon. | |
Psal | DutSVVA | 89:37 | [089:38] Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 89:38 | [089:39] Maar Gij hebt hem verstoten en verworpen; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde. | |
Psal | DutSVVA | 89:39 | [089:40] Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan; Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde. | |
Psal | DutSVVA | 89:40 | [089:41] Gij hebt al zijn muren doorgebroken; Gij hebt zijn vestingen nedergeworpen. | |
Psal | DutSVVA | 89:41 | [089:42] Allen, die den weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is hij tot een smaad geweest. | |
Psal | DutSVVA | 89:42 | [089:43] Gij hebt de rechterhand zijner wederpartijders verhoogd; Gij hebt al zijn vijanden verblijd. | |
Psal | DutSVVA | 89:43 | [089:44] Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd. | |
Psal | DutSVVA | 89:44 | [089:45] Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten. | |
Psal | DutSVVA | 89:45 | [089:46] Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 89:46 | [089:47] Hoe lang, o Heere! zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur? | |
Psal | DutSVVA | 89:47 | [089:48] Gedenk van hoedanige eeuw ik ben; waarom zoudt Gij aller mensenkinderen tevergeefs geschapen hebben? | |
Psal | DutSVVA | 89:48 | [089:49] Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Sela. | |
Psal | DutSVVA | 89:49 | [089:50] Heere! waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt bij Uw trouw? | |
Psal | DutSVVA | 89:50 | [089:51] Gedenk, Heere! aan den smaad Uwer knechten, dien ik in mijn boezem draag, van alle grote volken. | |
Psal | DutSVVA | 89:51 | [089:52] Waarmede, o Heere! Uw vijanden smaden, waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden smaden. | |
Chapter 90
Psal | DutSVVA | 90:1 | Een gebed van Mozes, den man Gods. Heere! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 90:2 | Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. | |
Psal | DutSVVA | 90:3 | Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen! | |
Psal | DutSVVA | 90:4 | Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak. | |
Psal | DutSVVA | 90:5 | Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert; | |
Psal | DutSVVA | 90:6 | In den morgenstond bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort. | |
Psal | DutSVVA | 90:8 | Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns. | |
Psal | DutSVVA | 90:9 | Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte. | |
Psal | DutSVVA | 90:10 | Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen. | |
Psal | DutSVVA | 90:14 | Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen. | |
Psal | DutSVVA | 90:15 | Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. | |
Psal | DutSVVA | 90:16 | Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen. | |
Chapter 91
Psal | DutSVVA | 91:1 | Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. | |
Psal | DutSVVA | 91:2 | Ik zal tot den Heere zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw! | |
Psal | DutSVVA | 91:3 | Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie. | |
Psal | DutSVVA | 91:4 | Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar. | |
Psal | DutSVVA | 91:5 | Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt; | |
Psal | DutSVVA | 91:6 | Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag verwoest. | |
Psal | DutSVVA | 91:7 | Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken. | |
Psal | DutSVVA | 91:8 | Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien. | |
Psal | DutSVVA | 91:9 | Want Gij, Heere! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek; | |
Psal | DutSVVA | 91:13 | Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden. | |
Psal | DutSVVA | 91:14 | Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam. | |
Psal | DutSVVA | 91:15 | Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken. | |
Chapter 92
Psal | DutSVVA | 92:1 | Een psalm, een lied, op den sabbatdag. [092:2] Het is goed, dat men den Heere love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste! | |
Psal | DutSVVA | 92:2 | [092:3] Dat men in den morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid in de nachten; | |
Psal | DutSVVA | 92:3 | [092:4] Op het tiensnarig instrument en op de luit, met een voorbedacht lied op de harp. | |
Psal | DutSVVA | 92:4 | [092:5] Want Gij hebt mij verblijd, Heere! met Uw daden, ik zal juichen over de werken Uwer handen. | |
Psal | DutSVVA | 92:6 | [092:7] Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet; | |
Psal | DutSVVA | 92:7 | [092:8] Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden. | |
Psal | DutSVVA | 92:9 | [092:10] Want zie, Uw vijanden, o Heere! want zie, Uw vijanden zullen vergaan; al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden. | |
Psal | DutSVVA | 92:10 | [092:11] Maar Gij zult mijn hoorn verhogen, gelijk eens eenhoorns; ik ben met verse olie overgoten. | |
Psal | DutSVVA | 92:11 | [092:12] En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan. | |
Psal | DutSVVA | 92:12 | [092:13] De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon. | |
Psal | DutSVVA | 92:13 | [092:14] Die in het huis des Heeren geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods. | |
Psal | DutSVVA | 92:14 | [092:15] In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn, | |
Chapter 93
Psal | DutSVVA | 93:1 | De Heere regeert, Hij is met hoogheid bekleed; de Heere is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. | |
Psal | DutSVVA | 93:3 | De rivieren verheffen, o Heere! de rivieren verheffen haar bruisen; de rivieren verheffen haar aanstoting. | |
Psal | DutSVVA | 93:4 | Doch de Heere in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee. | |
Chapter 94
Psal | DutSVVA | 94:3 | Hoe lang zullen de goddelozen, o Heere! hoe lang zullen de goddelozen van vreugde opspringen? | |
Psal | DutSVVA | 94:8 | Aanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen! wanneer zult gij verstandig worden? | |
Psal | DutSVVA | 94:9 | Zou Hij, Die het oor plant, niet horen? zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen? | |
Psal | DutSVVA | 94:10 | Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen, Hij, Die den mens wetenschap leert? | |
Psal | DutSVVA | 94:12 | Welgelukzalig is de man, o Heere! dien Gij tuchtigt, en dien Gij leert uit Uw wet, | |
Psal | DutSVVA | 94:13 | Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt. | |
Psal | DutSVVA | 94:15 | Want het oordeel zal wederkeren tot de gerechtigheid; en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen. | |
Psal | DutSVVA | 94:16 | Wie zal voor mij staan tegen de boosdoeners? Wie zal zich voor mij stellen tegen de werkers der ongerechtigheid? | |
Psal | DutSVVA | 94:17 | Ten ware dat de Heere mij een Hulp geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond. | |
Psal | DutSVVA | 94:19 | Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt. | |
Psal | DutSVVA | 94:20 | Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting? | |
Psal | DutSVVA | 94:21 | Zij rotten zich samen tegen de ziel des rechtvaardigen, en zij verdoemen onschuldig bloed. | |
Psal | DutSVVA | 94:22 | Doch de Heere is mij geweest tot een Hoog Vertrek, en mijn God tot een Steenrots mijner toevlucht. | |
Chapter 95
Psal | DutSVVA | 95:1 | Komt, laat ons den Heere vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils. | |
Psal | DutSVVA | 95:4 | In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne; | |
Psal | DutSVVA | 95:5 | Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd. | |
Psal | DutSVVA | 95:6 | Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den Heere, Die ons gemaakt heeft. | |
Psal | DutSVVA | 95:7 | Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort, | |
Psal | DutSVVA | 95:8 | Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn; | |
Psal | DutSVVA | 95:10 | Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet. | |
Chapter 96
Psal | DutSVVA | 96:6 | Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom. | |
Psal | DutSVVA | 96:9 | Aanbidt den Heere in de heerlijkheid des heiligdoms; schrikt voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde. | |
Psal | DutSVVA | 96:10 | Zegt onder de heidenen: De Heere regeert; ook zal de wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle rechtmatigheid. | |
Psal | DutSVVA | 96:11 | Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise met haar volheid. | |
Psal | DutSVVA | 96:12 | Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen. | |
Chapter 97
Psal | DutSVVA | 97:2 | Rondom Hem zijn wolken en donkerheid, gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons. | |
Psal | DutSVVA | 97:3 | Een vuur gaat voor Zijn aangezicht heen, en het steekt Zijn wederpartijen rondom aan brand. | |
Psal | DutSVVA | 97:5 | De bergen smelten als was voor het aanschijn des Heeren, voor het aanschijn des Heeren der ganse aarde. | |
Psal | DutSVVA | 97:7 | Beschaamd moeten wezen allen, die de beelden dienen, die zich op afgoden beroemen; buigt u neder voor Hem, alle gij goden! | |
Psal | DutSVVA | 97:8 | Sion heeft gehoord, en het heeft zich verblijd, en de dochteren van Juda hebben zich verheugd vanwege Uw oordelen, o Heere! | |
Psal | DutSVVA | 97:9 | Want Gij, Heere! zijt de Allerhoogste over de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle goden. | |
Psal | DutSVVA | 97:10 | Gij liefhebbers des Heeren! haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand. | |
Psal | DutSVVA | 97:11 | Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vrolijkheid voor de oprechten van hart. | |
Chapter 98
Psal | DutSVVA | 98:1 | Een psalm. Zingt den Heere een nieuw lied; want Hij heeft wonderen gedaan; Zijn rechterhand, en de arm Zijner heiligheid, heeft Hem heil gegeven. | |
Psal | DutSVVA | 98:2 | De Heere heeft Zijn heil bekend gemaakt; Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der heidenen. | |
Psal | DutSVVA | 98:3 | Hij is gedachtig geweest Zijner goedertierenheid, en Zijner waarheid aan het huis Israëls; en al de einden der aarde hebben gezien het heil onzes Gods. | |
Psal | DutSVVA | 98:4 | Juicht den Heere, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt. | |
Psal | DutSVVA | 98:6 | Met trompetten en bazuinengeklank; juicht voor het aangezicht des Konings, des Heeren. | |
Psal | DutSVVA | 98:8 | Dat de rivieren met de handen klappen, dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven, | |
Chapter 99
Psal | DutSVVA | 99:1 | De Heere regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubim; de aarde bewege zich. | |
Psal | DutSVVA | 99:4 | En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob. | |
Psal | DutSVVA | 99:5 | Verheft den Heere, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig! | |
Psal | DutSVVA | 99:6 | Mozes en Aäron waren onder Zijn priesters, en Samuël onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den Heere, en Hij verhoorde hen. | |
Psal | DutSVVA | 99:7 | Hij sprak tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, die Hij hun gegeven had. | |
Psal | DutSVVA | 99:8 | O Heere, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden. | |
Chapter 100
Psal | DutSVVA | 100:3 | Weet, dat de Heere is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide. | |
Psal | DutSVVA | 100:4 | Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam. | |
Chapter 101
Psal | DutSVVA | 101:1 | Een psalm van David. Ik zal van goedertierenheid en recht zingen; U zal ik psalmzingen, o Heere! | |
Psal | DutSVVA | 101:2 | Ik zal verstandelijk handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid mijns harten. | |
Psal | DutSVVA | 101:3 | Ik zal geen Belialsstuk voor mijn ogen stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal mij niet aankleven. | |
Psal | DutSVVA | 101:5 | Die zijn naaste in het heimelijke achterklapt ; dien zal ik verdelgen; die hoog van ogen is, en trots van hart, die zal ik niet vermogen. | |
Psal | DutSVVA | 101:6 | Mijn ogen zullen zijn op de getrouwen in het land, dat zij bij mij zitten; die in den oprechten weg wandelt, die zal mij dienen. | |
Psal | DutSVVA | 101:7 | Wie bedrog pleegt, zal binnen mijn huis niet blijven; die leugenen spreekt, zal voor mijn ogen niet bevestigd worden. | |
Chapter 102
Psal | DutSVVA | 102:1 | Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des Heeren. [102:2] O Heere! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen. | |
Psal | DutSVVA | 102:2 | [0102:3] Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk. | |
Psal | DutSVVA | 102:3 | [0102:4] Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard. | |
Psal | DutSVVA | 102:4 | [0102:5] Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten. | |
Psal | DutSVVA | 102:6 | [0102:7] Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen. | |
Psal | DutSVVA | 102:8 | [0102:9] Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij. | |
Psal | DutSVVA | 102:10 | [0102:11] Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen. | |
Psal | DutSVVA | 102:12 | [0102:13] Maar Gij, Heere! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 102:13 | [0102:14] Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. | |
Psal | DutSVVA | 102:14 | [0102:15] Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis. | |
Psal | DutSVVA | 102:15 | [0102:16] Dan zullen de heidenen den Naam des Heeren vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid. | |
Psal | DutSVVA | 102:16 | [0102:17] Als de Heere Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn, | |
Psal | DutSVVA | 102:17 | [0102:18] Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed; | |
Psal | DutSVVA | 102:18 | [0102:19] Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den Heere loven; | |
Psal | DutSVVA | 102:19 | [0102:20] Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de Heere uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben; | |
Psal | DutSVVA | 102:20 | [0102:21] Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods; | |
Psal | DutSVVA | 102:21 | [0102:22] Opdat men den Naam des Heeren vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem; | |
Psal | DutSVVA | 102:22 | [0102:23] Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den Heere te dienen. | |
Psal | DutSVVA | 102:23 | [0102:24] Hij heeft mijn kracht op den weg ter neder gedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort. | |
Psal | DutSVVA | 102:24 | [0102:25] Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 102:25 | [0102:26] Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen; | |
Psal | DutSVVA | 102:26 | [0102:27] Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. | |
Chapter 103
Psal | DutSVVA | 103:1 | Een psalm van David. Loof den Heere, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam. | |
Psal | DutSVVA | 103:4 | Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden; | |
Psal | DutSVVA | 103:10 | Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. | |
Psal | DutSVVA | 103:11 | Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen. | |
Psal | DutSVVA | 103:12 | Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons. | |
Psal | DutSVVA | 103:13 | Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de Heere over degenen, die Hem vrezen. | |
Psal | DutSVVA | 103:15 | De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij. | |
Psal | DutSVVA | 103:16 | Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer. | |
Psal | DutSVVA | 103:17 | Maar de goedertierenheid des Heeren is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid aan kindskinderen; | |
Psal | DutSVVA | 103:18 | Aan degenen, die Zijn verbond houden, en die aan Zijn bevelen denken, om die te doen. | |
Psal | DutSVVA | 103:19 | De Heere heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles. | |
Psal | DutSVVA | 103:20 | Looft den Heere, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords. | |
Psal | DutSVVA | 103:21 | Looft den Heere, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet! | |
Chapter 104
Psal | DutSVVA | 104:1 | Loof den Heere, mijn ziel! O Heere, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed met majesteit en heerlijkheid. | |
Psal | DutSVVA | 104:2 | Hij bedekt Zich met het licht, als met een kleed; Hij rekt den hemel uit als een gordijn. | |
Psal | DutSVVA | 104:3 | Die Zijn opperzalen zoldert in de wateren, Die van de wolken Zijn wagen maakt, Die op de vleugelen des winds wandelt. | |
Psal | DutSVVA | 104:5 | Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen. | |
Psal | DutSVVA | 104:6 | Gij hadt ze met den afgrond als een kleed overdekt; de wateren stonden boven de bergen. | |
Psal | DutSVVA | 104:8 | De bergen rezen op, de dalen daalden, ter plaatse, die Gij voor hen gegrond hadt. | |
Psal | DutSVVA | 104:9 | Gij hebt een paal gesteld, dien zij niet overgaan zullen; zij zullen de aarde niet weder bedekken. | |
Psal | DutSVVA | 104:10 | Die de fonteinen uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten henen wandelen. | |
Psal | DutSVVA | 104:12 | Bij dezelve woont het gevogelte des hemels, een stem gevende van tussen de takken. | |
Psal | DutSVVA | 104:13 | Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken. | |
Psal | DutSVVA | 104:14 | Hij doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen. | |
Psal | DutSVVA | 104:15 | En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie; en het brood, dat het hart des mensen sterkt. | |
Psal | DutSVVA | 104:16 | De bomen des Heeren worden verzadigd, de cederbomen van Libanon, die Hij geplant heeft; | |
Psal | DutSVVA | 104:18 | De hoge bergen zijn voor de steenbokken; de steenrotsen zijn een vertrek voor de konijnen. | |
Psal | DutSVVA | 104:20 | Gij beschikt de duisternis, en het wordt nacht, in denwelken al het gedierte des wouds uittreedt: | |
Psal | DutSVVA | 104:24 | Hoe groot zijn Uw werken, o Heere! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen. | |
Psal | DutSVVA | 104:25 | Deze zee, die groot en wijd van ruimte is, daarin is het wriemelende gedierte, en dat zonder getal, kleine gedierten met grote. | |
Psal | DutSVVA | 104:26 | Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen. | |
Psal | DutSVVA | 104:28 | Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd. | |
Psal | DutSVVA | 104:29 | Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof. | |
Psal | DutSVVA | 104:30 | Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks. | |
Psal | DutSVVA | 104:31 | De heerlijkheid des Heeren zij tot in der eeuwigheid; de Heere verblijde Zich in Zijn werken. | |
Psal | DutSVVA | 104:32 | Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij. | |
Psal | DutSVVA | 104:33 | Ik zal den Heere zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben. | |
Chapter 105
Psal | DutSVVA | 105:3 | Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den Heere zoeken, verblijde zich. | |
Psal | DutSVVA | 105:5 | Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds. | |
Psal | DutSVVA | 105:8 | Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten; | |
Psal | DutSVVA | 105:10 | Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israël tot een eeuwig verbond, | |
Psal | DutSVVA | 105:14 | Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: | |
Psal | DutSVVA | 105:19 | Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des Heeren doorlouterd. | |
Psal | DutSVVA | 105:21 | Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; | |
Psal | DutSVVA | 105:23 | Daarna kwam Israël in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham. | |
Psal | DutSVVA | 105:24 | En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders. | |
Psal | DutSVVA | 105:25 | Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. | |
Psal | DutSVVA | 105:27 | Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. | |
Psal | DutSVVA | 105:28 | Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. | |
Psal | DutSVVA | 105:30 | Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen. | |
Psal | DutSVVA | 105:31 | Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. | |
Psal | DutSVVA | 105:33 | En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen. | |
Psal | DutSVVA | 105:36 | Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten. | |
Psal | DutSVVA | 105:37 | En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. | |
Psal | DutSVVA | 105:38 | Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. | |
Psal | DutSVVA | 105:41 | Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. | |
Psal | DutSVVA | 105:44 | En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; | |
Chapter 106
Psal | DutSVVA | 106:1 | Hallelujah! Looft den Heere, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 106:3 | Welgelukzalig zijn zij, die het recht onderhouden, die te aller tijd gerechtigheid doet. | |
Psal | DutSVVA | 106:5 | Opdat ik aanschouwe het goede Uwer uitverkorenen; opdat ik mij verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme met Uw erfdeel. | |
Psal | DutSVVA | 106:6 | Wij hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk gedaan; wij hebben goddelooslijk gehandeld. | |
Psal | DutSVVA | 106:7 | Onze vaders in Egypte hebben niet gelet op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet gedachtig geweest; maar zij waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee. | |
Psal | DutSVVA | 106:8 | Doch Hij verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid bekend maakte. | |
Psal | DutSVVA | 106:9 | En Hij schold de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als door een woestijn. | |
Psal | DutSVVA | 106:10 | En Hij verloste hen uit de hand des haters, en Hij bevrijdde hen van de hand des vijands. | |
Psal | DutSVVA | 106:14 | Maar zij werden belust met lust in de woestijn, en zij verzochten God in de wildernis. | |
Psal | DutSVVA | 106:17 | De aarde deed zich open, en verslond Dathan, en overdekte de vergadering van Abiram. | |
Psal | DutSVVA | 106:18 | En een vuur brandde onder hun vergadering, een vlam stak de goddelozen aan brand. | |
Psal | DutSVVA | 106:23 | Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf. | |
Psal | DutSVVA | 106:26 | Dies hief Hij tegen hen Zijn hand op, zwerende, dat Hij hen nedervellen zou in de woestijn; | |
Psal | DutSVVA | 106:27 | En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder de heidenen, en hen verstrooien zou door de landen. | |
Psal | DutSVVA | 106:28 | Ook hebben zij zich gekoppeld aan Baäl-peor, en zij hebben de offeranden der doden gegeten. | |
Psal | DutSVVA | 106:29 | En zij hebben den Heere tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een inbreuk onder hen deed. | |
Psal | DutSVVA | 106:31 | En het is hem gerekend tot gerechtigheid, van geslacht tot geslacht tot in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 106:32 | Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het twistwater, en het ging Mozes kwalijk om hunnentwil. | |
Psal | DutSVVA | 106:33 | Want zij verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen. | |
Psal | DutSVVA | 106:38 | En zij hebben onschuldig bloed vergoten, het bloed hunner zonen en hunner dochteren, die zij den afgoden van Kanaän hebben opgeofferd; zodat het land door deze bloedschulden is ontheiligd geworden. | |
Psal | DutSVVA | 106:39 | En zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd door hun daden. | |
Psal | DutSVVA | 106:40 | Dies is de toorn des Heeren ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft een gruwel gehad aan Zijn erfdeel. | |
Psal | DutSVVA | 106:42 | En hun vijanden hebben hen verdrukt, en zij zijn vernederd geworden onder hun hand. | |
Psal | DutSVVA | 106:43 | Hij heeft hen menigmaal gered; maar zij verbitterden Hem door hun raad, en werden uitgeteerd door hun ongerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 106:45 | En Hij dacht tot hun beste aan Zijn verbond, en het berouwde Hem naar de veelheid Zijner goedertierenheden. | |
Psal | DutSVVA | 106:46 | Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden. | |
Psal | DutSVVA | 106:47 | Verlos ons, Heere, onze God! en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende in Uw lof. | |
Chapter 107
Psal | DutSVVA | 107:1 | Looft den Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 107:2 | Dat zulks de bevrijden des Heeren zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft. | |
Psal | DutSVVA | 107:3 | En Hij die uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee. | |
Psal | DutSVVA | 107:4 | Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden; | |
Psal | DutSVVA | 107:6 | Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten; | |
Psal | DutSVVA | 107:8 | Laat hen voor den Heere Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; | |
Psal | DutSVVA | 107:9 | Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; | |
Psal | DutSVVA | 107:10 | Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; | |
Psal | DutSVVA | 107:11 | Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden. | |
Psal | DutSVVA | 107:12 | Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. | |
Psal | DutSVVA | 107:13 | Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. | |
Psal | DutSVVA | 107:14 | Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. | |
Psal | DutSVVA | 107:15 | Laat hen voor den Heere Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; | |
Psal | DutSVVA | 107:16 | Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. | |
Psal | DutSVVA | 107:17 | De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; | |
Psal | DutSVVA | 107:18 | Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. | |
Psal | DutSVVA | 107:19 | Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. | |
Psal | DutSVVA | 107:21 | Laat hen voor den Heere Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. | |
Psal | DutSVVA | 107:25 | Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. | |
Psal | DutSVVA | 107:26 | Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. | |
Psal | DutSVVA | 107:27 | Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. | |
Psal | DutSVVA | 107:28 | Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. | |
Psal | DutSVVA | 107:30 | Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. | |
Psal | DutSVVA | 107:31 | Laat hen voor den Heere Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; | |
Psal | DutSVVA | 107:32 | En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. | |
Psal | DutSVVA | 107:34 | Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen. | |
Psal | DutSVVA | 107:38 | En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. | |
Psal | DutSVVA | 107:39 | Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. | |
Psal | DutSVVA | 107:40 | Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. | |
Psal | DutSVVA | 107:41 | Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden. | |
Psal | DutSVVA | 107:42 | De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond. | |
Chapter 108
Psal | DutSVVA | 108:1 | Een lied, een psalm van David. [108:2] O God! mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen, ook mijn eer. | |
Psal | DutSVVA | 108:3 | [0108:4] Ik zal U loven onder de volken, o Heere! en ik zal U psalmzingen onder de natiën. | |
Psal | DutSVVA | 108:4 | [0108:5] Want Uw goedertierenheid is groot tot boven de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken. | |
Psal | DutSVVA | 108:6 | [0108:7] Opdat Uw beminden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons. | |
Psal | DutSVVA | 108:7 | [0108:8] God heeft gesproken in Zijn heiligdom, dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten. | |
Psal | DutSVVA | 108:8 | [0108:9] Gilead is mijn, Manasse is mijn, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. | |
Psal | DutSVVA | 108:9 | [0108:10] Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen; over Palestina zal ik juichen. | |
Psal | DutSVVA | 108:11 | [0108:12] Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? | |
Psal | DutSVVA | 108:12 | [0108:13] Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen heil is ijdelheid. | |
Chapter 109
Psal | DutSVVA | 109:2 | Want de mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; zij hebben met mij gesproken met een valse tong. | |
Psal | DutSVVA | 109:3 | En met hatelijke woorden hebben zij mij omsingeld; ja, zij hebben mij bestreden zonder oorzaak. | |
Psal | DutSVVA | 109:10 | En dat zijn kinderen hier en daar omzwerven, en bedelen, en de nooddruft uit hun verwoeste plaatsen zoeken. | |
Psal | DutSVVA | 109:11 | Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven. | |
Psal | DutSVVA | 109:12 | Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid over hem uitstrekke, en dat er niemand zij, die zijn wezen genadig zij. | |
Psal | DutSVVA | 109:13 | Dat zijn nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in het andere geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 109:14 | De ongerechtigheid zijner vaderen worde gedacht bij den Heere, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd. | |
Psal | DutSVVA | 109:15 | Dat zij gedurig voor den Heere zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde. | |
Psal | DutSVVA | 109:16 | Omdat hij niet gedacht heeft weldadigheid te doen, maar heeft den ellendigen en den nooddruftigen man vervolgd, en den verslagene van hart, om hem te doden. | |
Psal | DutSVVA | 109:17 | Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, dat die hem overkome, en geen lust gehad heeft tot den zegen, zo zij die verre van hem. | |
Psal | DutSVVA | 109:18 | En hij zij bekleed met den vloek, als met zijn kleed, en dat die ga tot in het binnenste van hem als het water, en als de olie in zijn beenderen. | |
Psal | DutSVVA | 109:19 | Die zij hem als een kleed, waarmede hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt. | |
Psal | DutSVVA | 109:20 | Dit zij het werkloon mijner tegenstanders van den Heere, en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel. | |
Psal | DutSVVA | 109:21 | Maar Gij, o Heere Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed is, verlos mij. | |
Psal | DutSVVA | 109:22 | Want ik ben ellendig en nooddruftig, en mijn hart is in het binnenste van mij doorwond. | |
Psal | DutSVVA | 109:23 | Ik ga heen gelijk een schaduw, wanneer zij zich neigt; ik worde omgedreven als een sprinkhaan. | |
Psal | DutSVVA | 109:24 | Mijn knieën struikelen van vasten, en mijn vlees is vermagerd, zodat er geen vet aan is. | |
Psal | DutSVVA | 109:28 | Laat hen vloeken, maar zegen Gij; laat hen zich opmaken, maar dat zij beschaamd worden; doch dat zich Uw knecht verblijde. | |
Psal | DutSVVA | 109:29 | Laat mijn tegenstanders met schande bekleed worden, en dat zij met hun beschaamdheid zich bedekken, als met een mantel. | |
Psal | DutSVVA | 109:30 | Ik zal den Heere met mijn mond zeer loven, en in het midden van velen zal ik Hem prijzen. | |
Chapter 110
Psal | DutSVVA | 110:1 | Een psalm van David. De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten. | |
Psal | DutSVVA | 110:2 | De Heere zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden. | |
Psal | DutSVVA | 110:3 | Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn. | |
Psal | DutSVVA | 110:4 | De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. | |
Psal | DutSVVA | 110:6 | Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land. | |
Chapter 111
Psal | DutSVVA | 111:1 | Hallelujah! . Ik zal den Heere loven van ganser harte; . In den raad en vergadering der oprechten. | |
Psal | DutSVVA | 111:2 | . De werken des Heeren zijn groot; . zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben. | |
Psal | DutSVVA | 111:3 | . Zijn doen is majesteit en heerlijkheid; . en Zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 111:4 | . Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; . de Heere is genadig en barmhartig. | |
Psal | DutSVVA | 111:5 | . Hij heeft dengenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; . Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond. | |
Psal | DutSVVA | 111:6 | . Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; . hun gevende de erve der heidenen. | |
Psal | DutSVVA | 111:7 | . De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; . al Zijn bevelen zijn getrouw. | |
Psal | DutSVVA | 111:8 | . Zij zijn ondersteund voor altoos en in eeuwigheid; . zijnde gedaan in waarheid en oprechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 111:9 | . Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; . Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden; . Zijn Naam is heilig en vreselijk. | |
Chapter 112
Psal | DutSVVA | 112:1 | Hallelujah! . Welgelukzalig is de man, die den Heere vreest; . die groten lust heeft in Zijn geboden. | |
Psal | DutSVVA | 112:2 | . Zijn zaad zal geweldig zijn op aarde; . het geslacht der oprechten zal gezegend worden. | |
Psal | DutSVVA | 112:3 | . In zijn huis zal have en rijkdom wezen; . en zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 112:4 | . Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; . Hij is genadig, en barmhartig, en rechtvaardig. | |
Psal | DutSVVA | 112:5 | . Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; . hij beschikt zijn zaken met recht. | |
Psal | DutSVVA | 112:6 | . Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen; . de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn. | |
Psal | DutSVVA | 112:7 | . Hij zal voor geen kwaad gerucht vrezen; . zijn hart is vast, betrouwende op den Heere. | |
Psal | DutSVVA | 112:8 | . Zijn hart, wel ondersteund zijnde, zal niet vrezen; . totdat hij op zijn wederpartijen zie. | |
Psal | DutSVVA | 112:9 | . Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftige; . zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; . zijn hoorn zal verhoogd worden in eer. | |
Chapter 113
Chapter 114
Psal | DutSVVA | 114:1 | Toen Israël uit Egypte toog, het huis Jakobs van een volk, dat een vreemde taal had; | |
Psal | DutSVVA | 114:7 | Beef, gij aarde! voor het aangezicht des Heeren, voor het aangezicht van den God Jakobs; | |
Chapter 115
Psal | DutSVVA | 115:1 | Niet ons, o Heere! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil. | |
Psal | DutSVVA | 115:7 | Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel. | |
Psal | DutSVVA | 115:11 | Gijlieden, die den Heere vreest! vertrouwt op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild. | |
Psal | DutSVVA | 115:12 | De Heere is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israël zegenen, Hij zal het huis van Aäron zegenen. | |
Psal | DutSVVA | 115:14 | De Heere zal den zegen over ulieden vermeerderen, over ulieden en over uw kinderen. | |
Psal | DutSVVA | 115:16 | Aangaande den hemel, de hemel is des Heeren; maar de aarde heeft Hij den mensenkinderen gegeven. | |
Psal | DutSVVA | 115:17 | De doden zullen den Heere niet prijzen, noch die in de stilte nedergedaald zijn. | |
Chapter 116
Psal | DutSVVA | 116:3 | De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. | |
Psal | DutSVVA | 116:8 | Want Gij, Heere! hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot. | |
Psal | DutSVVA | 116:14 | Mijn geloften zal ik den Heere betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk. | |
Psal | DutSVVA | 116:16 | Och, Heere! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt. | |
Psal | DutSVVA | 116:17 | Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en den Naam des Heeren aanroepen. | |
Psal | DutSVVA | 116:18 | Ik zal mijn gelofte den Heere betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk. | |
Chapter 117
Chapter 118
Psal | DutSVVA | 118:1 | Looft den Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 118:4 | Dat degenen, die den Heere vrezen, nu zeggen, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is. | |
Psal | DutSVVA | 118:5 | Uit de benauwdheid heb ik den Heere aangeroepen; de Heere heeft mij verhoord, stellende mij in de ruimte. | |
Psal | DutSVVA | 118:7 | De Heere is bij mij onder degenen, die mij helpen; daarom zal ik mijn lust zien aan degenen, die mij haten. | |
Psal | DutSVVA | 118:10 | Alle heidenen hadden mij omringd; het is in den Naam des Heeren, dat ik ze verhouwen heb. | |
Psal | DutSVVA | 118:11 | Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd; het is in den Naam des Heeren, dat ik ze verhouwen heb. | |
Psal | DutSVVA | 118:12 | Zij hadden mij omringd als bijen; zij zijn uitgeblust als een doornenvuur; het is in den Naam des Heeren, dat ik ze verhouwen heb. | |
Psal | DutSVVA | 118:13 | Gij hadt mij zeer hard gestoten, tot vallens toe, maar de Heere heeft mij geholpen. | |
Psal | DutSVVA | 118:15 | In de tenten der rechtvaardigen is een stem des gejuichs en des heils; de rechterhand des Heeren doet krachtige daden. | |
Psal | DutSVVA | 118:16 | De rechterhand des Heeren is verhoogd; de rechterhand des Heeren doet krachtige daden. | |
Psal | DutSVVA | 118:18 | De Heere heeft mij wel hard gekastijd; maar Hij heeft mij ter dood niet overgegeven. | |
Psal | DutSVVA | 118:19 | Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal daardoor ingaan, ik zal den Heere loven. | |
Psal | DutSVVA | 118:22 | De steen, dien de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden. | |
Psal | DutSVVA | 118:24 | Dit is de dag, dien de Heere gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn. | |
Psal | DutSVVA | 118:26 | Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des Heeren! Wij zegenen ulieden uit het huis des Heeren. | |
Psal | DutSVVA | 118:27 | De Heere is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest offer met touwen tot aan de hoornen van het altaar. | |
Chapter 119
Psal | DutSVVA | 119:1 | Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des Heeren gaan. | |
Psal | DutSVVA | 119:2 | Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken; | |
Psal | DutSVVA | 119:7 | Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben. | |
Psal | DutSVVA | 119:9 | Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord. | |
Psal | DutSVVA | 119:22 | Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden. | |
Psal | DutSVVA | 119:23 | Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht. | |
Psal | DutSVVA | 119:33 | He. Heere! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe. | |
Psal | DutSVVA | 119:34 | Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte. | |
Psal | DutSVVA | 119:41 | Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o Heere! Uw heil, naar Uw toezegging; | |
Psal | DutSVVA | 119:43 | En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten. | |
Psal | DutSVVA | 119:48 | En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten. | |
Psal | DutSVVA | 119:49 | Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen. | |
Psal | DutSVVA | 119:50 | Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt. | |
Psal | DutSVVA | 119:51 | De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken. | |
Psal | DutSVVA | 119:54 | Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen. | |
Psal | DutSVVA | 119:58 | Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging. | |
Psal | DutSVVA | 119:63 | Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden. | |
Psal | DutSVVA | 119:69 | De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte. | |
Psal | DutSVVA | 119:73 | Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere. | |
Psal | DutSVVA | 119:74 | Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb. | |
Psal | DutSVVA | 119:75 | Ik weet, Heere! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt. | |
Psal | DutSVVA | 119:76 | Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht. | |
Psal | DutSVVA | 119:77 | Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking. | |
Psal | DutSVVA | 119:78 | Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden. | |
Psal | DutSVVA | 119:81 | Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt. | |
Psal | DutSVVA | 119:82 | Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten? | |
Psal | DutSVVA | 119:83 | Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten. | |
Psal | DutSVVA | 119:84 | Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers? | |
Psal | DutSVVA | 119:87 | Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten. | |
Psal | DutSVVA | 119:88 | Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden. | |
Psal | DutSVVA | 119:90 | Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan; | |
Psal | DutSVVA | 119:91 | Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten. | |
Psal | DutSVVA | 119:92 | Indiën Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan. | |
Psal | DutSVVA | 119:93 | Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt. | |
Psal | DutSVVA | 119:95 | De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen. | |
Psal | DutSVVA | 119:98 | Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij. | |
Psal | DutSVVA | 119:99 | Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn. | |
Psal | DutSVVA | 119:101 | Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden. | |
Psal | DutSVVA | 119:106 | Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 119:108 | Laat U toch, o Heere! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten. | |
Psal | DutSVVA | 119:110 | De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen. | |
Psal | DutSVVA | 119:111 | Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid. | |
Psal | DutSVVA | 119:116 | Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope. | |
Psal | DutSVVA | 119:117 | Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken. | |
Psal | DutSVVA | 119:118 | Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen. | |
Psal | DutSVVA | 119:119 | Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief. | |
Psal | DutSVVA | 119:120 | Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen. | |
Psal | DutSVVA | 119:121 | Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers. | |
Psal | DutSVVA | 119:123 | Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid. | |
Psal | DutSVVA | 119:128 | Daarom heb ik al Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat. | |
Psal | DutSVVA | 119:131 | Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden. | |
Psal | DutSVVA | 119:132 | Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen. | |
Psal | DutSVVA | 119:133 | Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen. | |
Psal | DutSVVA | 119:139 | Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben. | |
Psal | DutSVVA | 119:143 | Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen. | |
Psal | DutSVVA | 119:144 | De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven. | |
Psal | DutSVVA | 119:145 | Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o Heere! ik zal Uw inzettingen bewaren. | |
Psal | DutSVVA | 119:147 | Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt. | |
Psal | DutSVVA | 119:149 | Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o Heere! maak mij levend naar Uw recht. | |
Psal | DutSVVA | 119:152 | Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt. | |
Psal | DutSVVA | 119:153 | Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten. | |
Psal | DutSVVA | 119:157 | Mijn vervolgers en mijn wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet. | |
Psal | DutSVVA | 119:158 | Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden. | |
Psal | DutSVVA | 119:159 | Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o Heere! maak mij levend naar Uw goedertierenheid. | |
Psal | DutSVVA | 119:160 | Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 119:161 | Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord. | |
Psal | DutSVVA | 119:169 | Thau. O Heere! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord. | |
Psal | DutSVVA | 119:171 | Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben. | |
Psal | DutSVVA | 119:172 | Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid. | |
Chapter 120
Psal | DutSVVA | 120:1 | Een lied op Hammaaloth. Ik heb tot den Heere geroepen in mijn benauwdheid, en Hij heeft mij verhoord. | |
Psal | DutSVVA | 120:5 | O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone. | |
Chapter 121
Psal | DutSVVA | 121:1 | Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. | |
Chapter 122
Psal | DutSVVA | 122:1 | Een lied Hammaaloth, van David. Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des Heeren gaan. | |
Psal | DutSVVA | 122:4 | Waarheen de stammen opgaan, de stammen des Heeren, tot de getuigenis Israëls, om den Naam des Heeren te danken. | |
Chapter 123
Psal | DutSVVA | 123:2 | Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den Heere, onze God, totdat Hij ons genadig zij. | |
Psal | DutSVVA | 123:3 | Zijt ons genadig, o Heere! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat. | |
Chapter 124
Psal | DutSVVA | 124:1 | Een lied Hammaaloth, van David. Ten ware de Heere, Die bij ons geweest is, zegge nu Israël, | |
Psal | DutSVVA | 124:4 | Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn. | |
Psal | DutSVVA | 124:7 | Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen. | |
Chapter 125
Psal | DutSVVA | 125:1 | Een lied Hammaaloth. Die op den Heere vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 125:2 | Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de Heere rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 125:3 | Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht. | |
Chapter 126
Psal | DutSVVA | 126:1 | Een lied Hammaaloth. Als de Heere de gevangenen Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen. | |
Psal | DutSVVA | 126:2 | Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De Heere heeft grote dingen aan dezen gedaan. | |
Chapter 127
Psal | DutSVVA | 127:1 | Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de Heere het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de Heere de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter. | |
Psal | DutSVVA | 127:2 | Het is te vergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft. | |
Chapter 128
Psal | DutSVVA | 128:1 | Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den Heere vreest, die in Zijn wegen wandelt. | |
Psal | DutSVVA | 128:2 | Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan. | |
Psal | DutSVVA | 128:3 | Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel. | |
Psal | DutSVVA | 128:5 | De Heere zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen uws levens; | |
Chapter 129
Psal | DutSVVA | 129:1 | Een lied Hammaaloth. Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu Israël; | |
Psal | DutSVVA | 129:2 | Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht. | |
Chapter 130
Psal | DutSVVA | 130:2 | Heere! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen. | |
Psal | DutSVVA | 130:6 | Mijn ziel wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen. | |
Psal | DutSVVA | 130:7 | Israël hope op den Heere; want bij den Heere is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing. | |
Chapter 131
Psal | DutSVVA | 131:1 | Een lied Hammaaloth, van David. O Heere! mijn hart is niet verheven, en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk. | |
Psal | DutSVVA | 131:2 | Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij. | |
Chapter 132
Psal | DutSVVA | 132:2 | Dat hij den Heere gezworen heeft, den Machtige Jakobs gelofte gedaan heeft, zeggende: | |
Psal | DutSVVA | 132:5 | Totdat ik voor den Heere een plaats gevonden zal hebben, woningen voor den Machtige Jakobs! | |
Psal | DutSVVA | 132:6 | Ziet, wij hebben van haar gehoord in Efratha; wij hebben haar gevonden in de velden van Jaar. | |
Psal | DutSVVA | 132:7 | Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten. | |
Psal | DutSVVA | 132:9 | Dat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid, en dat Uw gunstgenoten juichen. | |
Psal | DutSVVA | 132:11 | De Heere heeft David de waarheid gezworen, waarvan Hij niet wijken zal, zeggende: Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten. | |
Psal | DutSVVA | 132:12 | Indiën uw zonen Mijn verbond zullen houden, en Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal; zo zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid op uw troon zitten. | |
Psal | DutSVVA | 132:13 | Want de Heere heeft Sion verkoren, Hij heeft het begeerd tot Zijn woonplaats, zeggende: | |
Psal | DutSVVA | 132:15 | Ik zal haar kost rijkelijk zegenen, haar nooddruftigen zal Ik met brood verzadigen. | |
Psal | DutSVVA | 132:16 | En haar priesters zal Ik met heil bekleden, en haar gunstgenoten zullen zeer juichen. | |
Psal | DutSVVA | 132:17 | Daar zal Ik David een hoorn doen uitspruiten; Ik heb voor Mijn Gezalfde een lamp toegericht. | |
Chapter 133
Psal | DutSVVA | 133:1 | Een lied Hammaaloth, van David. Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen! | |
Psal | DutSVVA | 133:2 | Het is, gelijk de kostelijke olie op het hoofd, nederdalende op den baard, den baard van Aäron, die nederdaalt tot op den zoom zijner klederen. | |
Chapter 134
Psal | DutSVVA | 134:1 | Een lied Hammaaloth. Ziet, looft den Heere, alle gij knechten des Heeren! gij, die allen nacht in het huis des Heeren staat. | |
Chapter 135
Psal | DutSVVA | 135:3 | Looft den Heere, want de Heere is goed; psalmzingt Zijn Naam, want Hij is liefelijk. | |
Psal | DutSVVA | 135:6 | Al wat den Heere behaagt, doet Hij, in de hemelen, en op de aarde, in de zeeën en alle afgronden. | |
Psal | DutSVVA | 135:7 | Hij doet dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen; Hij brengt den wind uit Zijn schatkameren voort. | |
Psal | DutSVVA | 135:9 | Hij zond tekenen en wonderen in het midden van u, o Egypte! tegen Farao en tegen al zijn knechten. | |
Psal | DutSVVA | 135:11 | Sihon, den koning der Amorieten, en Og, den koning van Basan, en al de koninkrijken van Kanaän, | |
Psal | DutSVVA | 135:13 | O Heere! Uw Naam is in eeuwigheid; Heere! Uw gedachtenis is van geslacht tot geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 135:14 | Want de Heere zal Zijn volk richten, en het zal Hem berouwen over Zijn knechten. | |
Chapter 136
Psal | DutSVVA | 136:1 | Looft den Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid; | |
Psal | DutSVVA | 136:4 | Dien, Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:5 | Dien, die de hemelen met verstand gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:6 | Dien, Die de aarde op het water uitgespannen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:7 | Dien, Die de grote lichten heeft gemaakt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:8 | De zon tot heerschappij op den dag; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:9 | De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:10 | Dien, Die de Egyptenaren geslagen heeft in hun eerstgeborenen; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:11 | En heeft Israël uit het midden van hen uitgebracht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:12 | Met een sterke hand, en met een uitgestrekte arm; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:13 | Dien, Die de Schelfzee in delen deelde; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:14 | En voerde Israël door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:15 | Hij heeft Farao met zijn heir gestort in de Schelfzee; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:16 | Die Zijn volk door de woestijn geleid heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:17 | Die grote koningen geslagen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:18 | En heeft heerlijke koningen gedood; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:19 | Sihon, den Amorietischen koning; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:21 | En heeft hun land ten erve gegeven; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:22 | Ten erve aan Zijn knecht Israël; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:23 | Die aan ons gedacht heeft in onze nederigheid; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 136:24 | En Hij heeft ons onzen tegenpartijders ontrukt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. | |
Chapter 137
Psal | DutSVVA | 137:1 | Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion. | |
Psal | DutSVVA | 137:3 | Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Sions; | |
Psal | DutSVVA | 137:6 | Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap! | |
Psal | DutSVVA | 137:7 | Heere! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fondament toe! | |
Psal | DutSVVA | 137:8 | O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt. | |
Chapter 138
Psal | DutSVVA | 138:1 | Een psalm van David. Ik zal U loven met mijn gehele hart; in de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen. | |
Psal | DutSVVA | 138:2 | Ik zal mij nederbuigen naar het paleis Uwer heiligheid, en ik zal Uw Naam loven, om Uw goedertierenheid en om Uw waarheid; want Gij hebt vanwege Uw gansen Naam Uw woord groot gemaakt. | |
Psal | DutSVVA | 138:3 | Ten dage, als ik riep, zo hebt Gij mij verhoord; Gij hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel. | |
Psal | DutSVVA | 138:4 | Alle koningen der aarde zullen U, o Heere! loven, wanneer zij gehoord zullen hebben de redenen Uws monds. | |
Psal | DutSVVA | 138:5 | En zij zullen zingen van de wegen des Heeren, want de heerlijkheid des Heeren is groot. | |
Psal | DutSVVA | 138:6 | Want de Heere is hoog, nochtans ziet Hij den nederige aan, en den verhevene kent Hij van verre. | |
Psal | DutSVVA | 138:7 | Als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij levend; Uw hand strekt Gij uit tegen den toorn mijner vijanden, en Uw rechterhand behoudt mij. | |
Chapter 139
Psal | DutSVVA | 139:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Heere! Gij doorgrondt en kent mij. | |
Psal | DutSVVA | 139:7 | Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? | |
Psal | DutSVVA | 139:8 | Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. | |
Psal | DutSVVA | 139:11 | Indiën ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. | |
Psal | DutSVVA | 139:12 | Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht. | |
Psal | DutSVVA | 139:14 | Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. | |
Psal | DutSVVA | 139:15 | Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde. | |
Psal | DutSVVA | 139:16 | Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. | |
Psal | DutSVVA | 139:17 | Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen! | |
Psal | DutSVVA | 139:18 | Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U. | |
Psal | DutSVVA | 139:19 | O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij! | |
Psal | DutSVVA | 139:21 | Zou ik niet haten, Heere! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan? | |
Chapter 140
Psal | DutSVVA | 140:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [140:2] Red mij, Heere! van den kwaden mens; behoed mij voor den man alles gewelds; | |
Psal | DutSVVA | 140:3 | [140:4] Zij scherpen hun tong, als een slang; heet addervergift is onder hun lippen. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 140:4 | [140:5] Bewaar mij, Heere! van de handen des goddelozen; behoed mij van den man alles gewelds; van hen, die mijn voeten denken weg te stoten. | |
Psal | DutSVVA | 140:5 | [140:6] De hovaardigen hebben mij een strik verborgen, en koorden; zij hebben een net uitgespreid aan de zijde des wegs; valstrikken hebben zij mij gezet. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 140:6 | [140:7] Ik heb tot den Heere gezegd: Gij zijt mijn God; neem ter ore, o Heere! de stem mijner smekingen. | |
Psal | DutSVVA | 140:7 | [140:8] Heere, Heere, Sterkte mijns heils! Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dage der wapening. | |
Psal | DutSVVA | 140:8 | [140:9] Geef, Heere! de begeerten des goddelozen niet; bevorder zijn kwaad voornemen niet; zij zouden zich verheffen. Sela. | |
Psal | DutSVVA | 140:9 | [140:10] Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, de overlast hunner lippen overdekke hen. | |
Psal | DutSVVA | 140:10 | [140:11] Vurige kolen moeten op hen geschud worden ; Hij doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, dat zij niet weder opstaan. | |
Psal | DutSVVA | 140:11 | [140:12] Een man van kwade tong zal op de aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men jagen, totdat hij geheel verdreven is. | |
Psal | DutSVVA | 140:12 | [140:13] Ik weet, dat de Heere de rechtzaak des ellendigen, en het recht der nooddruftigen zal uitvoeren. | |
Chapter 141
Psal | DutSVVA | 141:1 | Een psalm van David. Heere! ik roep U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik tot U roep. | |
Psal | DutSVVA | 141:2 | Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen als het avondoffer. | |
Psal | DutSVVA | 141:4 | Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen. | |
Psal | DutSVVA | 141:5 | De rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn; en hij bestraffe mij, het zal olie des hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal ook mijn gebed voor hen zijn in hun tegenspoeden. | |
Psal | DutSVVA | 141:6 | Hun rechters zijn aan de zijde der steenrots vrijgelaten geweest, en hebben gehoord mijn redenen, dat zij aangenaam waren. | |
Psal | DutSVVA | 141:7 | Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had. | |
Psal | DutSVVA | 141:8 | Doch op U zijn mijn ogen, Heere, Heere! op U betrouw ik, ontbloot mijn ziel niet. | |
Psal | DutSVVA | 141:9 | Bewaar mij voor het geweld des striks, dien zij mij gelegd hebben, en voor de valstrikken van de werkers der ongerechtigheid. | |
Chapter 142
Psal | DutSVVA | 142:1 | Een onderwijzing van David, een gebed, als hij in de spelonk was. [142:2] Ik riep met mijn stem tot den Heere; ik smeekte tot den Heere met mijn stem. | |
Psal | DutSVVA | 142:2 | [142:3] Ik stortte mijn klacht uit voor Zijn aangezicht; ik gaf te kennen voor Zijn aangezicht mijn benauwdheid. | |
Psal | DutSVVA | 142:3 | [142:4] Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou. | |
Psal | DutSVVA | 142:4 | [142:5] Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende, er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijn ziel. | |
Psal | DutSVVA | 142:5 | [142:6] Tot U riep ik, o Heere! ik zeide: Gij zijt mijn Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden. | |
Psal | DutSVVA | 142:6 | [142:7] Let op mijn geschrei, want ik ben zeer uitgeteerd; red mij van mijn vervolgers, want zij zijn machtiger dan ik. | |
Chapter 143
Psal | DutSVVA | 143:1 | Een psalm van David. O Heere! hoor mijn gebed, neig de oren tot mijn smekingen; verhoor mij naar Uw waarheid, naar Uw gerechtigheid. | |
Psal | DutSVVA | 143:2 | En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn. | |
Psal | DutSVVA | 143:3 | Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn. | |
Psal | DutSVVA | 143:4 | Daarom wordt mijn geest overstelpt in mij, mijn hart is verbaasd in het midden van mij. | |
Psal | DutSVVA | 143:5 | Ik gedenk aan de dagen van ouds; ik overleg al Uw daden; ik spreek bij mijzelven van de werken Uwer handen. | |
Psal | DutSVVA | 143:7 | Verhoor mij haastelijk, Heere! mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet van mij, want ik zou gelijk worden dengenen, die in den kuil dalen. | |
Psal | DutSVVA | 143:8 | Doe mij Uw goedertierenheid in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; maak mij bekend den weg, dien ik te gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op. | |
Psal | DutSVVA | 143:10 | Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide mij in een effen land. | |
Psal | DutSVVA | 143:11 | O Heere! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid. | |
Chapter 144
Psal | DutSVVA | 144:1 | Een psalm van David. Gezegend zij de Heere, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog; | |
Psal | DutSVVA | 144:2 | Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt! | |
Psal | DutSVVA | 144:3 | O Heere! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht? | |
Psal | DutSVVA | 144:7 | Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden; | |
Psal | DutSVVA | 144:9 | O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen. | |
Psal | DutSVVA | 144:10 | Gij, Die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard; | |
Psal | DutSVVA | 144:11 | Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid; | |
Psal | DutSVVA | 144:12 | Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis. | |
Psal | DutSVVA | 144:13 | Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen. | |
Psal | DutSVVA | 144:14 | Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten. | |
Chapter 145
Psal | DutSVVA | 145:1 | Een lofzang van David. . O mijn God, Gij Koning! ik zal U verhogen, en Uw Naam loven in eeuwigheid en altoos. | |
Psal | DutSVVA | 145:4 | . Geslacht aan geslacht zal Uw werken roemen; en zij zullen Uw mogendheden verkondigen. | |
Psal | DutSVVA | 145:5 | . Ik zal uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw wonderlijke daden. | |
Psal | DutSVVA | 145:6 | . En zij zullen vermelden de kracht Uwer vreselijke daden; en Uw grootheid, die zal ik vertellen. | |
Psal | DutSVVA | 145:7 | . Zij zullen de gedachtenis der grootheid Uwer goedheid overvloediglijk uitstorten, en zij zullen Uw gerechtigheid met gejuich verkondigen. | |
Psal | DutSVVA | 145:11 | . Zij zullen de heerlijkheid Uws Koninkrijks vermelden, en Uw mogendheid zullen zij uitspreken. | |
Psal | DutSVVA | 145:12 | . Om den mensenkinderen bekend te maken Zijn mogendheden, en de eer der heerlijkheid Zijns Koninkrijks. | |
Psal | DutSVVA | 145:13 | . Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, en Uw heerschappij is in alle geslacht en geslacht. | |
Psal | DutSVVA | 145:18 | . De Heere is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid. | |
Psal | DutSVVA | 145:19 | . Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen. | |
Psal | DutSVVA | 145:20 | . De Heere bewaart al degenen, die Hem liefhebben; maar Hij verdelgt alle goddelozen. | |
Chapter 146
Psal | DutSVVA | 146:2 | Ik zal den Heere prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben. | |
Psal | DutSVVA | 146:4 | Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelfden dage vergaan zijn aanslagen. | |
Psal | DutSVVA | 146:5 | Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den Heere, zijn God is; | |
Psal | DutSVVA | 146:6 | Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. | |
Psal | DutSVVA | 146:7 | Die den verdrukte recht doet, Die den hongerige brood geeft; de Heere maakt de gevangenen los. | |
Psal | DutSVVA | 146:8 | De Heere opent de ogen der blinden; de Heere richt de gebogenen op; de Heere heeft de rechtvaardigen lief. | |
Psal | DutSVVA | 146:9 | De Heere bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om. | |
Chapter 147
Psal | DutSVVA | 147:1 | Looft den Heere, want onzen God te psalmzingen is goed, dewijl Hij liefelijk is; de lof is betamelijk. | |
Psal | DutSVVA | 147:6 | De Heere houdt de zachtmoedigen staande; de goddelozen vernedert Hij, tot de aarde toe. | |
Psal | DutSVVA | 147:8 | Die de hemelen met wolken bedekt, Die voor de aarde regen bereidt; Die het gras op de bergen doet uitspruiten; | |
Psal | DutSVVA | 147:10 | Hij heeft geen lust aan de sterkte des paards; Hij heeft geen welgevallen aan de benen des mans. | |
Psal | DutSVVA | 147:11 | De Heere heeft een welgevallen aan hen, die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen. | |
Psal | DutSVVA | 147:13 | Want Hij maakt de grendelen uwer poorten sterk; Hij zegent uw kinderen binnen in u. | |
Psal | DutSVVA | 147:18 | Hij zendt Zijn woord, en doet ze smelten; Hij doet Zijn wind waaien, de wateren vloeien henen. | |
Chapter 148
Psal | DutSVVA | 148:5 | Dat zij den Naam des Heeren loven; want als Hij het beval, zo werden zij geschapen. | |
Psal | DutSVVA | 148:6 | En Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden. | |
Psal | DutSVVA | 148:11 | Gij koningen der aarde, en alle volken, gij vorsten, en alle rechters der aarde! | |
Psal | DutSVVA | 148:13 | Dat zij den Naam des Heeren loven; want Zijn Naam alleen is hoog verheven; Zijn majesteit is over de aarde en den hemel. | |
Chapter 149
Psal | DutSVVA | 149:1 | Hallelujah! Zingt den Heere een nieuw lied; Zijn lof zij in de Gemeente Zijner gunstgenoten. | |
Psal | DutSVVA | 149:2 | Dat Israël zich verblijde in Dengene, Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over hun Koning. | |
Psal | DutSVVA | 149:3 | Dat zij Zijn Naam loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp. | |
Psal | DutSVVA | 149:4 | Want de Heere heeft een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen versieren met heil. | |
Psal | DutSVVA | 149:5 | Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun legers. | |
Psal | DutSVVA | 149:6 | De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand; | |
Chapter 150
Psal | DutSVVA | 150:1 | Hallelujah! Looft God in Zijn heiligdom; looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte! | |
Psal | DutSVVA | 150:2 | Looft Hem vanwege Zijn mogendheden; looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid! | |