Site uses cookies to provide basic functionality.

OK
Toggle notes
Chapter 1
Psal DutSVVA 1:1  Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters;
Psal DutSVVA 1:2  Maar zijn lust is in des Heeren wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.
Psal DutSVVA 1:3  Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.
Psal DutSVVA 1:4  Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind henendrijft.
Psal DutSVVA 1:5  Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen.
Psal DutSVVA 1:6  Want de Heere kent den weg der rechtvaardigen; maar de weg der goddelozen zal vergaan.
Chapter 2
Psal DutSVVA 2:1  Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
Psal DutSVVA 2:2  De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende:
Psal DutSVVA 2:3  Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen.
Psal DutSVVA 2:4  Die in den hemel woont, zal lachen; de Heere zal hen bespotten.
Psal DutSVVA 2:5  Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.
Psal DutSVVA 2:6  Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.
Psal DutSVVA 2:7  Ik zal van het besluit verhalen: de Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
Psal DutSVVA 2:8  Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.
Psal DutSVVA 2:9  Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.
Psal DutSVVA 2:10  Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde!
Psal DutSVVA 2:11  Dient den Heere met vreze, en verheugt u met beving.
Psal DutSVVA 2:12  Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.
Chapter 3
Psal DutSVVA 3:1  Een psalm van David, als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. [03:2] O Heere! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op.
Psal DutSVVA 3:2  [03:3] Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela.
Psal DutSVVA 3:3  [03:4] Doch Gij, Heere! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.
Psal DutSVVA 3:4  [03:5] Ik riep met mijn stem tot den Heere, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. Sela.
Psal DutSVVA 3:5  [03:6] Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte, want de Heere ondersteunde mij.
Psal DutSVVA 3:6  [03:7] Ik zal niet vrezen voor tienduizenden des volks, die zich rondom tegen mij zetten.
Psal DutSVVA 3:7  [03:8] Sta op, Heere, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken.
Psal DutSVVA 3:8  [03:9] Het heil is des Heeren; Uw zegen is over Uw volk. Sela.
Chapter 4
Psal DutSVVA 4:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [04:2] Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees mij genadig, en hoor mijn gebed.
Psal DutSVVA 4:2  [04:3] Gij, mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn? Hoe lang zult gij de ijdelheid beminnen, de leugen zoeken? Sela.
Psal DutSVVA 4:3  [04:4] Weet toch, dat de Heere Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd; de Heere zal horen, als ik tot Hem roep.
Psal DutSVVA 4:4  [04:5] Zijt beroerd, en zondigt niet; spreekt in ulieder hart op uw leger, en zijt stil. Sela.
Psal DutSVVA 4:5  [04:6] Offert offeranden der gerechtigheid, en vertrouwt op den Heere.
Psal DutSVVA 4:6  [04:7] Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Heere!
Psal DutSVVA 4:7  [04:8] Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.
Psal DutSVVA 4:8  [04:9] Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen; want Gij, o Heere! alleen zult mij doen zeker wonen.
Chapter 5
Psal DutSVVA 5:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Nechiloth. [05:2] O Heere, neem mijn redenen ter ore; versta mijn overdenking.
Psal DutSVVA 5:2  [05:3] Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U zal ik bidden.
Psal DutSVVA 5:3  [05:4] Des morgens, Heere, zult Gij mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken, en wacht houden.
Psal DutSVVA 5:4  [05:5] Want Gij zijt geen God, Die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren.
Psal DutSVVA 5:5  [05:6] De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid.
Psal DutSVVA 5:6  [05:7] Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des bedrogs heeft de Heere een gruwel.
Psal DutSVVA 5:7  [05:8] Maar ik zal door de grootheid Uwer goedertierenheid in Uw huis ingaan; ik zal mij buigen naar het paleis Uwer heiligheid, in Uw vreze.
Psal DutSVVA 5:8  [05:9] Heere! Leid mij in Uw gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn aangezicht.
Psal DutSVVA 5:9  [05:10] Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij.
Psal DutSVVA 5:10  [05:11] Verklaar hen schuldig, o God; laat hen vervallen van hun raadslagen; drijf hen henen om de veelheid hunner overtredingen, want zij zijn wederspannig tegen U.
Psal DutSVVA 5:11  [05:12] Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid; laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat in U van vreugde opspringen, die Uw Naam liefhebben.
Psal DutSVVA 5:12  [05:13] Want Gij, Heere, zult den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid kronen, als met een rondas.
Chapter 6
Psal DutSVVA 6:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth, op de Scheminith. [06:2] O Heere, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!
Psal DutSVVA 6:2  [06:3] Wees mij genadig, Heere, want ik ben verzwakt; genees mij, Heere, want mijn beenderen zijn verschrikt.
Psal DutSVVA 6:3  [06:4] Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, Heere, hoe lange?
Psal DutSVVA 6:4  [06:5] Keer weder, Heere, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.
Psal DutSVVA 6:5  [06:6] Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf?
Psal DutSVVA 6:6  [06:7] Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen.
Psal DutSVVA 6:7  [06:8] Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders.
Psal DutSVVA 6:8  [06:9] Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de Heere heeft de stem mijns geweens gehoord.
Psal DutSVVA 6:9  [06:10] De Heere heeft mijn smeking gehoord; de Heere zal mijn gebed aannemen.
Psal DutSVVA 6:10  [06:11] Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden; zij zullen terugkeren, zij zullen in een ogenblik beschaamd worden.
Chapter 7
Psal DutSVVA 7:1  Davids Schiggajon, dat hij den Heere gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. [07:2] Heere, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij.
Psal DutSVVA 7:2  [07:3] Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw, verscheurende, terwijl er geen verlosser is.
Psal DutSVVA 7:3  [07:4] Heere, mijn God, indien ik dat gedaan heb, indien er onrecht in mijn handen is;
Psal DutSVVA 7:4  [07:5] Indiën ik kwaad vergolden heb dien, die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered, die mij zonder oorzaak benauwde!)
Psal DutSVVA 7:5  [07:6] Zo vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! Sela.
Psal DutSVVA 7:6  [07:7] Sta op, Heere, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden mijner benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen.
Psal DutSVVA 7:7  [07:8] Zo zal de vergadering der volken U omsingelen; keer dan boven haar weder in de hoogte.
Psal DutSVVA 7:8  [07:9] De Heere zal den volken recht doen; richt mij, Heere, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is.
Psal DutSVVA 7:9  [07:10] Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God!
Psal DutSVVA 7:10  [07:11] Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart behoudt.
Psal DutSVVA 7:11  [07:12] God is een rechtvaardige Rechter, en een God, Die te allen dage toornt.
Psal DutSVVA 7:12  [07:13] Indiën hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog gespannen, en dien bereid.
Psal DutSVVA 7:13  [07:14] En heeft dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen.
Psal DutSVVA 7:14  [07:15] Ziet, hij is in arbeid van ongerechtigheid, en is zwanger van moeite, hij zal leugen baren.
Psal DutSVVA 7:15  [07:16] Hij heeft een kuil gedolven, en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve, die hij gemaakt heeft.
Psal DutSVVA 7:16  [07:17] Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en zijn geweld op zijn schedel nederdalen.
Psal DutSVVA 7:17  [07:18] Ik zal den Heere loven naar Zijn gerechtigheid, en den Naam des Heeren, des Allerhoogsten, psalmzingen.
Chapter 8
Psal DutSVVA 8:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. [08:2] O Heere, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen.
Psal DutSVVA 8:2  [08:3] Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden.
Psal DutSVVA 8:3  [08:4] Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt;
Psal DutSVVA 8:4  [08:5] Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?
Psal DutSVVA 8:5  [08:6] En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond?
Psal DutSVVA 8:6  [08:7] Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet;
Psal DutSVVA 8:7  [08:8] Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds.
Psal DutSVVA 8:8  [08:9] Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeën doorwandelt.
Psal DutSVVA 8:9  [08:10] O Heere, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!
Chapter 9
Psal DutSVVA 9:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Muth-labben. [09:2] Ik zal den Heere loven met mijn ganse hart; ik zal al Uw wonderen vertellen.
Psal DutSVVA 9:2  [09:3] In U zal ik mij verblijden, en van vreugde opspringen; ik zal Uw Naam psalmzingen, o Allerhoogste!
Psal DutSVVA 9:3  [09:4] Omdat mijn vijanden achterwaarts gekeerd, gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht.
Psal DutSVVA 9:4  [09:5] Want Gij hebt mijn recht en mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid.
Psal DutSVVA 9:5  [09:6] Gij hebt de heidenen gescholden, den goddeloze verdaan, hun naam uitgedelgd, tot in eeuwigheid en altoos.
Psal DutSVVA 9:6  [09:7] O vijand! zijn de verwoestingen voleind in eeuwigheid, en hebt gij de steden uitgeroeid? Hunlieder gedachtenis is met hen vergaan.
Psal DutSVVA 9:7  [09:8] Maar de Heere zal in eeuwigheid zitten; Hij heeft Zijn troon bereid ten gerichte.
Psal DutSVVA 9:8  [09:9] En Hij Zelf zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken oordelen in rechtmatigheden.
Psal DutSVVA 9:9  [09:10] En de Heere zal een Hoog Vertrek zijn voor den verdrukte, een Hoog Vertrek in tijden van benauwdheid.
Psal DutSVVA 9:10  [09:11] En die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij, Heere, niet hebt verlaten degenen, die U zoeken.
Psal DutSVVA 9:11  [09:12] Psalmzingt den Heere, Die te Sion woont; verkondigt onder de volken Zijn daden.
Psal DutSVVA 9:12  [09:13] Want Hij zoekt de bloedstortingen, Hij gedenkt derzelve; Hij vergeet het geroep der ellendigen niet.
Psal DutSVVA 9:13  [09:14] Wees mij genadig, Heere, zie mijn ellende aan, van mijne haters mij aangedaan, Gij, Die mij verhoogt uit de poorten des doods;
Psal DutSVVA 9:14  [09:15] Opdat ik Uw gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik mij verheuge in Uw heil.
Psal DutSVVA 9:15  [09:16] De heidenen zijn gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden.
Psal DutSVVA 9:16  [09:17] De Heere is bekend geworden; Hij heeft recht gedaan; de goddeloze is verstrikt in het werk zijner handen! Higgajon, Sela.
Psal DutSVVA 9:17  [09:18] De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen.
Psal DutSVVA 9:18  [09:19] Want de nooddruftige zal niet voor altoos vergeten worden, noch de verwachting der ellendigen in eeuwigheid verloren zijn.
Psal DutSVVA 9:19  [09:20] Sta op, Heere, laat de mens zich niet versterken; laat de heidenen voor Uw aangezicht geoordeeld worden.
Psal DutSVVA 9:20  [09:21] O Heere! jaag hun vreze aan; laat de heidenen weten, dat zij mensen zijn. Sela.
Chapter 10
Psal DutSVVA 10:1  O Heere! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid?
Psal DutSVVA 10:2  De goddeloze vervolgt hittiglijk in hoogmoed den ellendige; laat hen gegrepen worden in de aanslagen, die zij bedacht hebben.
Psal DutSVVA 10:3  Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den Heere.
Psal DutSVVA 10:4  De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn, dat er geen God is.
Psal DutSVVA 10:5  Zijn wegen maken ten allen tijde smarte; Uw oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders, die blaast hij aan.
Psal DutSVVA 10:6  Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen; want ik zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn.
Psal DutSVVA 10:7  Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
Psal DutSVVA 10:8  Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme.
Psal DutSVVA 10:9  Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net.
Psal DutSVVA 10:10  Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in zijn sterke poten.
Psal DutSVVA 10:11  Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 10:12  Sta op, Heere God! hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet.
Psal DutSVVA 10:13  Waarom lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken?
Psal DutSVVA 10:14  Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees.
Psal DutSVVA 10:15  Breek den arm des goddelozen en bozen; zoek zijn goddeloosheid, totdat Gij haar niet vindt.
Psal DutSVVA 10:16  De Heere is Koning eeuwiglijk en altoos; de heidenen zijn vergaan uit Zijn land.
Psal DutSVVA 10:17  Heere! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken;
Psal DutSVVA 10:18  Om den wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven.
Chapter 11
Psal DutSVVA 11:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Ik betrouw op den Heere; hoe zegt gijlieden tot mijn ziel: Zwerft henen naar ulieder gebergte, als een vogel?
Psal DutSVVA 11:2  Want ziet, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de pees, om in het donkere te schieten naar de oprechten van harte.
Psal DutSVVA 11:3  Zekerlijk, de fondamenten worden omgestoten; wat heeft de rechtvaardige bedreven?
Psal DutSVVA 11:4  De Heere is in het paleis Zijner heiligheid, des Heeren troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen.
Psal DutSVVA 11:5  De Heere proeft den rechtvaardige; maar den goddeloze, en dien, die geweld liefheeft, haat Zijn ziel.
Psal DutSVVA 11:6  Hij zal op de goddelozen regenen strikken, vuur en zwavel; en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn.
Psal DutSVVA 11:7  Want de Heere is rechtvaardig, Hij heeft gerechtigheden lief; Zijn aangezicht aanschouwt den oprechte.
Chapter 12
Psal DutSVVA 12:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Scheminith. [012:2] Behoud, o Heere; want de goedertierene ontbreekt, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen.
Psal DutSVVA 12:2  [012:3] Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.
Psal DutSVVA 12:3  [012:4] De Heere snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong;
Psal DutSVVA 12:4  [012:5] Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?
Psal DutSVVA 12:5  [012:6] Om de verwoesting der ellendigen, om het kermen der nooddruftigen, zal Ik nu opstaan, zegt de Heere; Ik zal in behoudenis zetten, dien hij aanblaast.
Psal DutSVVA 12:6  [012:7] De redenen des Heeren zijn reine redenen, zilver, gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal.
Psal DutSVVA 12:7  [012:8] Gij, Heere, zult hen bewaren; Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 12:8  [012:9] De goddelozen draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd worden.
Chapter 13
Psal DutSVVA 13:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [013:2] Hoe lang, Heere, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen?
Psal DutSVVA 13:2  [013:3] Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn?
Psal DutSVVA 13:3  [013:4] Aanschouw, verhoor mij, Heere, mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik in den dood niet ontslape;
Psal DutSVVA 13:4  [013:5] Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen.
Psal DutSVVA 13:5  [013:6] Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil;
Psal DutSVVA 13:6  ik zal den Heere zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft.
Chapter 14
Psal DutSVVA 14:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet.
Psal DutSVVA 14:2  De Heere heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.
Psal DutSVVA 14:3  Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet een.
Psal DutSVVA 14:4  Hebben dan alle werkers der ongerechtigheid geen kennis, die mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den Heere niet aan.
Psal DutSVVA 14:5  Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard; want God is bij het geslacht des rechtvaardigen.
Psal DutSVVA 14:6  Gijlieden beschaamt den raad des ellendigen, omdat de Heere zijn Toevlucht is.
Psal DutSVVA 14:7  Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwame! Als de Heere de gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israël zal verblijd zijn.
Chapter 15
Psal DutSVVA 15:1  Een psalm van David. Heere, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid?
Psal DutSVVA 15:2  Die oprecht wandelt, en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt;
Psal DutSVVA 15:3  Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;
Psal DutSVVA 15:4  In wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert degenen, die den Heere vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet;
Psal DutSVVA 15:5  Die zijn geld niet geeft op woeker, en geen geschenk neemt tegen den onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid.
Chapter 16
Psal DutSVVA 16:1  Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God! want ik betrouw op U.
Psal DutSVVA 16:2  O mijn ziel! gij hebt tot den Heere gezegd: Gij zijt de Heere, mijn goedheid raakt niet tot U;
Psal DutSVVA 16:3  Maar tot de heiligen, die op de aarde zijn, en de heerlijken, in dewelke al mijn lust is.
Psal DutSVVA 16:4  De smarten dergenen, die een anderen God begiftigen, zullen vermenigvuldigd worden; ik zal hun drankofferen van bloed niet offeren, en hun namen op mijn lippen niet nemen.
Psal DutSVVA 16:5  De Heere is het deel mijner erve, en mijns bekers; Gij onderhoudt mijn lot.
Psal DutSVVA 16:6  De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij geworden.
Psal DutSVVA 16:7  Ik zal den Heere loven, Die mij raad heeft gegeven; zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren.
Psal DutSVVA 16:8  Ik stel den Heere geduriglijk voor mij, omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen.
Psal DutSVVA 16:9  Daarom is mijn hart verblijd, en mijn eer verheugt zich; ook zal mijn vlees zeker wonen.
Psal DutSVVA 16:10  Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie.
Psal DutSVVA 16:11  Gij zult mij het pad des levens bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht; liefelijkheden zijn in Uw rechterhand, eeuwiglijk.
Chapter 17
Psal DutSVVA 17:1  Een gebed van David. Heere! hoor de gerechtigheid, merk op mijn geschrei, neem ter ore mijn gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken.
Psal DutSVVA 17:2  Laat mijn recht van voor Uw aangezicht uitgaan, laat Uw ogen de billijkheden aanschouwen.
Psal DutSVVA 17:3  Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet.
Psal DutSVVA 17:4  Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers;
Psal DutSVVA 17:5  Houdende mijn gangen in Uw sporen, opdat mijn voetstappen niet zouden wankelen.
Psal DutSVVA 17:6  Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij; hoor mijn rede.
Psal DutSVVA 17:7  Maak Uw weldadigheden wonderbaar, Gij, die verlost degenen, die op U betrouwen, van degenen, die tegen Uw rechterhand opstaan!
Psal DutSVVA 17:8  Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen,
Psal DutSVVA 17:9  Voor het aangezicht der goddelozen, die mij verwoesten, mijner doodsvijanden, die mij omringen.
Psal DutSVVA 17:10  Met hun vet besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk.
Psal DutSVVA 17:11  In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende.
Psal DutSVVA 17:12  Hij is gelijk als een leeuw, die begeert te roven, en als een jonge leeuw, zittende in verborgen plaatsen.
Psal DutSVVA 17:13  Sta op, Heere, kom zijn aangezicht voor, vel hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze;
Psal DutSVVA 17:14  Met Uw hand van de lieden, o Heere! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter.
Psal DutSVVA 17:15  Maar ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken.
Chapter 18
Psal DutSVVA 18:1  Voor den opperzangmeester, een psalm van David, den knecht des Heeren, die de woorden dezes lieds tot den Heere gesproken heeft, ten dage, als hem de Heere gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. [018:2] Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, Heere, mijn Sterkte!
Psal DutSVVA 18:2  [018:3] De Heere is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek.
Psal DutSVVA 18:3  [018:4] Ik riep den Heere aan, die te prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden.
Psal DutSVVA 18:4  [018:5] Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials verschrikten mij.
Psal DutSVVA 18:5  [018:6] Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij.
Psal DutSVVA 18:6  [018:7] Als mij bange was, riep ik den Heere aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
Psal DutSVVA 18:7  [018:8] Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was.
Psal DutSVVA 18:8  [018:9] Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken.
Psal DutSVVA 18:9  [018:10] En Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten.
Psal DutSVVA 18:10  [018:11] En Hij voer op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds.
Psal DutSVVA 18:11  [018:12] Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels.
Psal DutSVVA 18:12  [018:13] Van den glans, die voor Hem was, dreven Zijn wolken daarhenen, hagel en vurige kolen.
Psal DutSVVA 18:13  [018:14] En de Heere donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige kolen.
Psal DutSVVA 18:14  [018:15] En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.
Psal DutSVVA 18:15  [018:16] En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o Heere! van het geblaas des winds van Uw neus.
Psal DutSVVA 18:16  [018:17] Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren.
Psal DutSVVA 18:17  [018:18] Hij verloste mij van mijn sterken vijand, en van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik.
Psal DutSVVA 18:18  [018:19] Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de Heere was mij tot een Steunsel.
Psal DutSVVA 18:19  [018:20] En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.
Psal DutSVVA 18:20  [018:21] De Heere vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.
Psal DutSVVA 18:21  [018:22] Want ik heb des Heeren wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.
Psal DutSVVA 18:22  [018:23] Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen deed ik niet van mij weg.
Psal DutSVVA 18:23  [018:24] Maar ik was oprecht bij Hem, en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid.
Psal DutSVVA 18:24  [018:25] Zo gaf mij de Heere weder naar mijn gerechtigheid, naar de reinigheid mijner handen, voor Zijn ogen.
Psal DutSVVA 18:25  [018:26] Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren, bij den oprechten man houdt Gij U oprecht.
Psal DutSVVA 18:26  [018:27] Bij den reine houdt Gij U rein, maar bij den verkeerde bewijst Gij U een Worstelaar.
Psal DutSVVA 18:27  [018:28] Want Gij verlost het bedrukte volk, maar de hoge ogen vernedert Gij.
Psal DutSVVA 18:28  [018:29] Want Gij doet mijn lamp lichten; de Heere, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.
Psal DutSVVA 18:29  [018:30] Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur.
Psal DutSVVA 18:30  [018:31] Gods weg is volmaakt; de rede des Heeren is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen.
Psal DutSVVA 18:31  [018:32] Want wie is God, behalve de Heere? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God?
Psal DutSVVA 18:32  [018:33] Het is God, die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.
Psal DutSVVA 18:33  [018:34] Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten.
Psal DutSVVA 18:34  [018:35] Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.
Psal DutSVVA 18:35  [018:36] Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.
Psal DutSVVA 18:36  [018:37] Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben niet gewankeld.
Psal DutSVVA 18:37  [018:38] Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.
Psal DutSVVA 18:38  [018:39] Ik doorstak hen, dat zij niet weder konden opstaan; zij vielen onder mijn voeten.
Psal DutSVVA 18:39  [018:40] Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.
Psal DutSVVA 18:40  [018:41] En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik.
Psal DutSVVA 18:41  [018:42] Zij riepen, maar er was geen verlosser; tot den Heere, maar Hij antwoordde hun niet.
Psal DutSVVA 18:42  [018:43] Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten.
Psal DutSVVA 18:43  [018:44] Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend.
Psal DutSVVA 18:44  [018:45] Zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen.
Psal DutSVVA 18:45  [018:46] Vreemden zijn vervallen, en hebben gesidderd uit hun sloten.
Psal DutSVVA 18:46  [018:47] De Heere leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils!
Psal DutSVVA 18:47  [018:48] De God, Die mij volkomen wraak geeft, en de volken onder mij brengt;
Psal DutSVVA 18:48  [018:49] Die mij uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds.
Psal DutSVVA 18:49  [018:50] Daarom zal ik U, o Heere! loven onder de heidenen; en Uw Naam zal ik psalmzingen;
Psal DutSVVA 18:50  [018:51] Die de verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad tot in eeuwigheid.
Chapter 19
Psal DutSVVA 19:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [019:2] De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk.
Psal DutSVVA 19:2  [019:3] De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.
Psal DutSVVA 19:3  [019:4] Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord.
Psal DutSVVA 19:4  [019:5] Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon.
Psal DutSVVA 19:5  [019:6] En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen.
Psal DutSVVA 19:6  [019:7] Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.
Psal DutSVVA 19:7  [019:8] De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des Heeren is gewis, den slechten wijsheid gevende.
Psal DutSVVA 19:8  [019:9] De bevelen des Heeren zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des Heeren is zuiver, verlichtende de ogen.
Psal DutSVVA 19:9  [019:10] De vreze des Heeren is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des Heeren zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig.
Psal DutSVVA 19:10  [019:11] Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem.
Psal DutSVVA 19:11  [019:12] Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon.
Psal DutSVVA 19:12  [019:13] Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen.
Psal DutSVVA 19:13  [019:14] Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding.
Psal DutSVVA 19:14  [019:15] Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o Heere, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!
Chapter 20
Psal DutSVVA 20:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [020:2] De Heere verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in een hoog vertrek.
Psal DutSVVA 20:2  [020:3] Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Sion.
Psal DutSVVA 20:3  [020:4] Hij gedenke al uwer spijsofferen, en make uw brandoffer tot as. Sela.
Psal DutSVVA 20:4  [020:5] Hij geve u naar uw hart, en vervulle al uw raad.
Psal DutSVVA 20:5  [020:6] Wij zullen juichen over Uw heil, en de vaandelen opsteken in den Naam onzes Gods. De Heere vervulle al uw begeerten.
Psal DutSVVA 20:6  [020:7] Alsnu weet ik, dat de Heere Zijn Gezalfde behoudt; Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn met mogendheden.
Psal DutSVVA 20:7  [020:8] Dezen vermelden van wagens, en die van paarden; maar wij zullen vermelden van den Naam des Heeren, onzes Gods.
Psal DutSVVA 20:8  [020:9] Zij hebben zich gekromd, en zijn gevallen; maar wij zijn gerezen en staande gebleven.
Psal DutSVVA 20:9  [020:10] O Heere! behoud; die koning verhore ons ten dage van ons roepen.
Chapter 21
Psal DutSVVA 21:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [021:2] O Heere! de koning is verblijd over Uw sterkte; en hoezeer is hij verheugd over Uw heil!
Psal DutSVVA 21:2  [021:3] Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. Sela.
Psal DutSVVA 21:3  [021:4] Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud.
Psal DutSVVA 21:4  [021:5] Het leven heeft hij van U begeerd. Gij hebt het hem gegeven; lengte van dagen, eeuwiglijk en altoos.
Psal DutSVVA 21:5  [021:6] Groot is zijn eer door Uw heil; majesteit en heerlijkheid hebt Gij hem toegevoegd.
Psal DutSVVA 21:6  [021:7] Want Gij zet hem tot zegeningen in eeuwigheid; Gij vervrolijkt hem door vreugde met Uw aangezicht.
Psal DutSVVA 21:7  [021:8] Want de koning vertrouwt op den Heere, en door de goedertierenheid des Allerhoogsten zal hij niet wankelen.
Psal DutSVVA 21:8  [021:9] Uw hand zal alle vijanden vinden; uw rechterhand zal uw haters vinden.
Psal DutSVVA 21:9  [021:10] Gij zult hen zetten als een vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts; de Heere zal hen in Zijn toorn verslinden, en het vuur zal hen verteren.
Psal DutSVVA 21:10  [021:11] Gij zult hun vrucht van de aarde verdoen, en hun zaad van de kinderen der mensen.
Psal DutSVVA 21:11  [021:12] Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd; zij hebben een schandelijke daad bedacht, doch zullen niets vermogen.
Psal DutSVVA 21:12  [021:13] Want Gij zult hen zetten tot een wit; met Uw pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen.
Psal DutSVVA 21:13  [021:14] Verhoog U, Heere! in Uw sterkte; zo zullen wij zingen, en Uw macht met psalmen loven.
Chapter 22
Psal DutSVVA 22:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar. [022:2] Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens?
Psal DutSVVA 22:2  [022:3] Mijn God! Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte.
Psal DutSVVA 22:3  [022:4] Doch Gij zijt heilig, wonende onder de lofzangen Israëls.
Psal DutSVVA 22:4  [022:5] Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd, en Gij hebt hen uitgeholpen.
Psal DutSVVA 22:5  [022:6] Tot U hebben zij geroepen, en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd, en zijn niet beschaamd geworden.
Psal DutSVVA 22:6  [022:7] Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.
Psal DutSVVA 22:7  [022:8] Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende:
Psal DutSVVA 22:8  [022:9] Hij heeft het op den Heere gewenteld, dat Hij hem nu uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft!
Psal DutSVVA 22:9  [022:10] Gij zijt het immers, die mij uit den buik hebt uitgetogen; die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan mijner moeders borsten.
Psal DutSVVA 22:10  [022:11] Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God.
Psal DutSVVA 22:11  [022:12] Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid is nabij; want er is geen helper.
Psal DutSVVA 22:12  [022:13] Vele varren hebben mij omsingeld, sterke stieren van Basan hebben mij omringd.
Psal DutSVVA 22:13  [022:14] Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als een verscheurende en brullende leeuw.
Psal DutSVVA 22:14  [022:15] Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.
Psal DutSVVA 22:15  [022:16] Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods.
Psal DutSVVA 22:16  [022:17] Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven .
Psal DutSVVA 22:17  [022:18] Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.
Psal DutSVVA 22:18  [022:19] Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.
Psal DutSVVA 22:19  [022:20] Maar Gij, Heere! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp.
Psal DutSVVA 22:20  [022:21] Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds.
Psal DutSVVA 22:21  [022:22] Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen.
Psal DutSVVA 22:22  [022:23] Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.
Psal DutSVVA 22:23  [022:24] Gij, die den Heere vreest! prijst Hem; al gij zaad van Jakob! vereert Hem; en ontziet u voor Hem, al gij zaad van Israël!
Psal DutSVVA 22:24  [022:25] Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking des verdrukten, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep.
Psal DutSVVA 22:25  [022:26] Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen.
Psal DutSVVA 22:26  [022:27] De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen den Heere prijzen, die Hem zoeken; ulieder hart zal in eeuwigheid leven.
Psal DutSVVA 22:27  [022:28] Alle einden der aarde zullen het gedenken, en zich tot den Heere bekeren; en alle geslachten der heidenen zullen voor Uw aangezicht aanbidden.
Psal DutSVVA 22:28  [022:29] Want het koninkrijk is des Heeren, en Hij heerst onder de heidenen.
Psal DutSVVA 22:29  [022:30] Alle vetten op aarde zullen eten, en aanbidden; allen, die in het stof nederdalen, zullen voor Zijn aangezicht nederbukken; en die zijn ziel bij het leven niet kan houden.
Psal DutSVVA 22:30  [022:31] Het zaad zal Hem dienen; het zal den Heere aangeschreven worden tot in geslachten.
Psal DutSVVA 22:31  [022:32] Zij zullen aankomen, en Zijn gerechtigheid verkondigen den volke, dat geboren wordt, omdat Hij het gedaan heeft.
Chapter 23
Psal DutSVVA 23:1  Een psalm van David. De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.
Psal DutSVVA 23:2  Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.
Psal DutSVVA 23:3  Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil.
Psal DutSVVA 23:4  Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
Psal DutSVVA 23:5  Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.
Psal DutSVVA 23:6  Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des Heeren blijven in lengte van dagen.
Chapter 24
Psal DutSVVA 24:1  Een psalm van David. De aarde is des Heeren, mitsgaders haar volheid, de wereld, en die daarin wonen.
Psal DutSVVA 24:2  Want Hij heeft ze gegrond op de zeeën, en heeft ze gevestigd op de rivieren.
Psal DutSVVA 24:3  Wie zal klimmen op den berg des Heeren, en wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid?
Psal DutSVVA 24:4  Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert;
Psal DutSVVA 24:5  Die zal den zegen ontvangen van den Heere, en gerechtigheid van den God zijns heils.
Psal DutSVVA 24:6  Dat is het geslacht dergenen, die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken, dat is Jakob! Sela.
Psal DutSVVA 24:7  Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!
Psal DutSVVA 24:8  Wie is de Koning der ere? De Heere, sterk en geweldig, de Heere, geweldig in den strijd.
Psal DutSVVA 24:9  Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga!
Psal DutSVVA 24:10  Wie is Hij, deze Koning der ere? De Heere der heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela.
Chapter 25
Psal DutSVVA 25:1  Een psalm van David. . Tot U, o Heere! hef ik mijn ziel op.
Psal DutSVVA 25:2  . Mijn God! op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden; laat mijn vijanden niet van vreugde opspringen over mij.
Psal DutSVVA 25:3  . Ja, allen, die U verwachten, zullen niet beschaamd worden; zij zullen beschaamd worden, die trouwelooslijk handelen zonder oorzaak.
Psal DutSVVA 25:4  . Heere! maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden.
Psal DutSVVA 25:5  . Leid mij in Uw waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den gansen dag.
Psal DutSVVA 25:6  . Gedenk, Heere! Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden, want die zijn van eeuwigheid.
Psal DutSVVA 25:7  . Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o Heere!
Psal DutSVVA 25:8  . De Heere is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg.
Psal DutSVVA 25:9  . Hij zal de zachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijn weg leren.
Psal DutSVVA 25:10  . Alle paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid, dengenen, die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren.
Psal DutSVVA 25:11  . Om Uws Naams wil, Heere! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.
Psal DutSVVA 25:12  . Wie is de man, die den Heere vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen.
Psal DutSVVA 25:13  . Zijn ziel zal vernachten in het goede, en zijn zaad zal de aarde beërven.
Psal DutSVVA 25:14  . De verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken.
Psal DutSVVA 25:15  . Mijn ogen zijn geduriglijk op den Heere, want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren.
Psal DutSVVA 25:16  . Wend U tot mij, en wees mij genadig, want ik ben eenzaam en ellendig.
Psal DutSVVA 25:17  . De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden.
Psal DutSVVA 25:18  . Aanzie mijn ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden.
Psal DutSVVA 25:19  . Aanzie mijn vijanden, want zij vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wreveligen haat.
Psal DutSVVA 25:20  . Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U.
Psal DutSVVA 25:21  . Laat oprechtigheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U.
Chapter 26
Psal DutSVVA 26:1  Een psalm van David! Doe mij recht, Heere! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den Heere, ik zal niet wankelen.
Psal DutSVVA 26:2  Proef mij, Heere, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart.
Psal DutSVVA 26:3  Want Uw goedertierenheid is voor mijn ogen, en ik wandel in Uw waarheid.
Psal DutSVVA 26:4  Ik zit niet bij ijdele lieden, en met bedekte lieden ga ik niet om.
Psal DutSVVA 26:5  Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet.
Psal DutSVVA 26:6  Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o Heere!
Psal DutSVVA 26:7  Om te doen horen de stem des lofs, en om te vertellen al Uw wonderen.
Psal DutSVVA 26:8  Heere! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats des tabernakels Uwer eer.
Psal DutSVVA 26:9  Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;
Psal DutSVVA 26:10  In welker handen schandelijk bedrijf is, en welker rechterhand vol geschenken is.
Psal DutSVVA 26:11  Maar ik wandel in mijn oprechtigheid, verlos mij dan en wees mij genadig.
Psal DutSVVA 26:12  Mijn voet staat op effen baan; ik zal den Heere loven in de vergaderingen.
Chapter 27
Psal DutSVVA 27:1  Een psalm van David. De Heere is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De Heere is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn?
Psal DutSVVA 27:2  Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen.
Psal DutSVVA 27:3  Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop.
Psal DutSVVA 27:4  Een ding heb ik van den Heere begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.
Psal DutSVVA 27:5  Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.
Psal DutSVVA 27:6  Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den Heere.
Psal DutSVVA 27:7  Hoor, Heere! mijn stem, als ik roep; en wees mij genadig, en antwoord mij.
Psal DutSVVA 27:8  Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek Mijn aangezicht; ik zoek Uw aangezicht, o Heere!
Psal DutSVVA 27:9  Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils!
Psal DutSVVA 27:10  Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de Heere zal mij aannemen.
Psal DutSVVA 27:11  Heere! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.
Psal DutSVVA 27:12  Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.
Psal DutSVVA 27:13  Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des Heeren zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan.
Psal DutSVVA 27:14  Wacht op den Heere, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den Heere.
Chapter 28
Psal DutSVVA 28:1  Een psalm van David. Tot U roep ik, Heere! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, zo Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den kuil nederdalen.
Psal DutSVVA 28:2  Hoor de stem mijner smekingen, als ik tot U roep, als ik mijn handen ophef naar de aanspraakplaats Uwer heiligheid.
Psal DutSVVA 28:3  Trek mij niet weg met de goddelozen, en met de werkers der ongerechtigheid, die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart.
Psal DutSVVA 28:4  Geef hun naar hun doen, en naar de boosheid hunner handelingen; geef hun naar hunner handen werk; doe hun vergelding tot hen wederkeren.
Psal DutSVVA 28:5  Omdat zij niet letten op de daden des Heeren, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken en zal hen niet bouwen.
Psal DutSVVA 28:6  Geloofd zij de Heere, want Hij heeft de stem mijner smekingen gehoord.
Psal DutSVVA 28:7  De Heere is mijn Sterkte en mijn Schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd, en ik ben geholpen; dies springt mijn hart van vreugde, en ik zal Hem met mijn gezang loven.
Psal DutSVVA 28:8  De Heere is hunlieder Sterkte, en Hij is de Sterkheid der verlossingen Zijns Gezalfden.
Psal DutSVVA 28:9  Verlos Uw volk, en zegen Uw erve, en weid hen, en verhef hen tot in eeuwigheid.
Chapter 29
Psal DutSVVA 29:1  Een psalm van David. Geeft den Heere, gij kinderen der machtigen! geeft den Heere eer en sterkte.
Psal DutSVVA 29:2  Geeft den Heere de eer Zijns Naams, aanbidt den Heere in de heerlijkheid des heiligdoms.
Psal DutSVVA 29:3  De stem des Heeren is op de wateren, de God der ere dondert; de Heere is op de grote wateren.
Psal DutSVVA 29:4  De stem des Heeren is met kracht, de stem des Heeren is met heerlijkheid.
Psal DutSVVA 29:5  De stem des Heeren breekt de cederen; ja, de Heere verbreekt de cederen van Libanon.
Psal DutSVVA 29:6  En Hij doet ze huppelen als een kalf, den Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn.
Psal DutSVVA 29:8  De stem des Heeren doet de woestijn beven; de Heere doet de woestijn Kades beven.
Psal DutSVVA 29:9  De stem des Heeren doet de hinden jongen werpen, en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt Hem een iegelijk eer.
Psal DutSVVA 29:10  De Heere heeft gezeten over den watervloed; ja, de Heere zit, Koning in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 29:11  De Heere zal Zijn volk sterkte geven; de Heere zal Zijn volk zegenen met vrede.
Chapter 30
Psal DutSVVA 30:1  Een psalm, een lied der inwijding van Davids huis. [030:2] Ik zal U verhogen, Heere, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden over mij niet verblijd.
Psal DutSVVA 30:2  [030:3] Heere, mijn God! ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen.
Psal DutSVVA 30:3  [030:4] Heere! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald .
Psal DutSVVA 30:4  [030:5] Psalmzingt den Heere, gij Zijn gunstgenoten! en zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.
Psal DutSVVA 30:5  [030:6] Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.
Psal DutSVVA 30:6  [030:7] Ik zeide wel in mijn voorspoed: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 30:7  [030:8] Want, Heere! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt.
Psal DutSVVA 30:8  [030:9] Tot U, Heere! riep ik, en ik smeekte tot den Heere:
Psal DutSVVA 30:9  [030:10] Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?
Psal DutSVVA 30:10  [030:11] Hoor, Heere! en wees mij genadig; Heere! wees mij een Helper.
Psal DutSVVA 30:11  [030:12] Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord;
Psal DutSVVA 30:12  [030:13] Opdat mijn eer U psalmzinge, en niet zwijge. Heere, mijn God! in eeuwigheid zal ik U loven.
Chapter 31
Psal DutSVVA 31:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [031:2] Op U, o Heere! betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid.
Psal DutSVVA 31:2  [031:3] Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk; wees mij tot een sterke Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden.
Psal DutSVVA 31:3  [031:4] Want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil.
Psal DutSVVA 31:4  [031:5] Doe mij uitgaan uit het net, dat zij voor mij verborgen hebben, want Gij zijt mijn Sterkte.
Psal DutSVVA 31:5  [031:6] In Uw hand beveel ik mijn geest; Gij hebt mij verlost, Heere, Gij, God der waarheid!
Psal DutSVVA 31:6  [031:7] Ik haat degenen, die op valse ijdelheden acht nemen, en ik betrouw op den Heere.
Psal DutSVVA 31:7  [031:8] Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheden gekend;
Psal DutSVVA 31:8  [031:9] En mij niet hebt overgeleverd in de hand des vijands; Gij hebt mijn voeten doen staan in de ruimte.
Psal DutSVVA 31:9  [031:10] Wees mij genadig, Heere! want mij is bange; van verdriet is doorknaagd mijn oog, mijn ziel en mijn buik.
Psal DutSVVA 31:10  [031:11] Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd.
Psal DutSVVA 31:11  [031:12] Vanwege al mijn wederpartijders ben ik, ook mijn naburen, grotelijks tot een smaad geworden, en mijn bekenden tot een schrik; die mij op de straten zien, vlieden van mij weg.
Psal DutSVVA 31:12  [031:13] Ik ben uit het hart vergeten als een dode; ik ben geworden als een bedorven vat.
Psal DutSVVA 31:13  [031:14] Want ik hoorde de naspraak van velen; vreze is van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan; zij denken mijn ziel te nemen.
Psal DutSVVA 31:14  [031:15] Maar ik vertrouw op U, o Heere! Ik zeg: Gij zijt mijn God.
Psal DutSVVA 31:15  [031:16] Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij van de hand mijner vijanden, en van mijn vervolgers.
Psal DutSVVA 31:16  [031:17] Laat Uw aangezicht over Uw knecht lichten; verlos mij door Uw goedertierenheid.
Psal DutSVVA 31:17  [031:18] Heere! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf.
Psal DutSVVA 31:18  [031:19] Laat de valse lippen stom worden, die hard spreken tegen den rechtvaardige, in hoogmoed en verachting.
Psal DutSVVA 31:19  [031:20] O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor degenen, die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen!
Psal DutSVVA 31:20  [031:21] Gij verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden des mans; Gij versteekt hen in een hut voor den twist der tongen.
Psal DutSVVA 31:21  [031:22] Geloofd zij de Heere, want Hij heeft Zijn goedertierenheid aan mij wonderlijk gemaakt, mij voerende als in een vaste stad.
Psal DutSVVA 31:22  [031:23] Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen; dan nog hoordet Gij de stem mijner smekingen, als ik tot U riep.
Psal DutSVVA 31:23  [031:24] Hebt den Heere lief, gij, al Zijn gunstgenoten! want de Heere behoedt de gelovigen, en vergeldt overvloediglijk dengene, die hoogmoed bedrijft.
Psal DutSVVA 31:24  [031:25] Zijt sterk, en Hij zal ulieder hart versterken, allen gij, die op den Heere hoopt!
Chapter 32
Psal DutSVVA 32:1  Een onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is.
Psal DutSVVA 32:2  Welgelukzalig is de mens, dien de Heere de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.
Psal DutSVVA 32:3  Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.
Psal DutSVVA 32:4  Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Sela.
Psal DutSVVA 32:5  Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den Heere; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela.
Psal DutSVVA 32:6  Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote wateren zullen zij hem niet aanraken.
Psal DutSVVA 32:7  Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela.
Psal DutSVVA 32:8  Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.
Psal DutSVVA 32:9  Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.
Psal DutSVVA 32:10  De goddeloze heeft veel smarten, maar die op den Heere vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen.
Psal DutSVVA 32:11  Verblijdt u in den Heere, en verheugt u, gij rechtvaardigen! en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!
Chapter 33
Psal DutSVVA 33:1  Gij rechtvaardigen! zingt vrolijk in den Heere; lof betaamt den oprechten.
Psal DutSVVA 33:2  Looft den Heere met de harp; psalmzingt Hem met de luit, en het tiensnarig instrument.
Psal DutSVVA 33:3  Zingt Hem een nieuw lied; speelt wel met vrolijk geschal.
Psal DutSVVA 33:4  Want des Heeren woord is recht, en al Zijn werk getrouw.
Psal DutSVVA 33:5  Hij heeft gerechtigheid en gericht lief; de aarde is vol van de goedertierenheid des Heeren.
Psal DutSVVA 33:6  Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir.
Psal DutSVVA 33:7  Hij vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt den afgronden schatkameren.
Psal DutSVVA 33:8  Laat de ganse aarde voor den Heere vrezen; laat alle inwoners van de wereld voor Hem schrikken.
Psal DutSVVA 33:9  Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er.
Psal DutSVVA 33:10  De Heere vernietigt den raad der heidenen; Hij breekt de gedachten der volken.
Psal DutSVVA 33:11  Maar de raad des Heeren bestaat in eeuwigheid, de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht.
Psal DutSVVA 33:12  Welgelukzalig is het volk, welks God de Heere is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft.
Psal DutSVVA 33:13  De Heere schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen.
Psal DutSVVA 33:14  Hij ziet uit van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde.
Psal DutSVVA 33:15  Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken.
Psal DutSVVA 33:16  Een koning wordt niet behouden door een groot heir; een held wordt niet gered door grote kracht;
Psal DutSVVA 33:17  Het paard feilt ter overwinning, en bevrijdt niet door zijn grote sterkte.
Psal DutSVVA 33:18  Ziet, des Heeren oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen.
Psal DutSVVA 33:19  Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij het leven te houden in den honger.
Psal DutSVVA 33:20  Onze ziel verbeidt den Heere: Hij is onze Hulp en ons Schild.
Psal DutSVVA 33:21  Want ons hart is in Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid vertrouwen.
Psal DutSVVA 33:22  Uw goedertierenheid, Heere! zij over ons; gelijk als wij op U hopen.
Chapter 34
Psal DutSVVA 34:1  Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech, die hem wegjoeg, dat hij doorging. [034:2] . Ik zal den Heere loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn.
Psal DutSVVA 34:2  [034:3] . Mijn ziel zal zich beroemen in den Heere; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn.
Psal DutSVVA 34:3  [034:4] . Maakt den Heere met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen.
Psal DutSVVA 34:4  [034:5] . Ik heb den Heere gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered.
Psal DutSVVA 34:5  [034:6] . Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden.
Psal DutSVVA 34:6  [034:7] . Deze ellendige riep, en de Heere hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden.
Psal DutSVVA 34:7  [034:8] . De Engel des Heeren legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit.
Psal DutSVVA 34:8  [034:9] . Smaakt en ziet, dat de Heere goed is; welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt.
Psal DutSVVA 34:9  [034:10] . Vreest den Heere, gij Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek.
Psal DutSVVA 34:10  [034:11] . De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den Heere zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.
Psal DutSVVA 34:11  [034:12] . Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des Heeren vreze leren.
Psal DutSVVA 34:12  [034:13] . Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien?
Psal DutSVVA 34:13  [034:14] . Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken.
Psal DutSVVA 34:14  [034:15] . Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.
Psal DutSVVA 34:15  [034:16] . De ogen des Heeren zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep.
Psal DutSVVA 34:16  [034:17] . Het aangezicht des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.
Psal DutSVVA 34:17  [034:18] . Zij roepen, en de Heere hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden.
Psal DutSVVA 34:18  [034:19] . De Heere is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest.
Psal DutSVVA 34:19  [034:20] . Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen; maar uit alle die redt hem de Heere.
Psal DutSVVA 34:20  [034:21] . Hij bewaart al zijn beenderen; niet een van die wordt gebroken.
Psal DutSVVA 34:21  [034:22] . De boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden.
Psal DutSVVA 34:22  [034:23] De Heere verlost de ziel Zijner knechten; en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden.
Chapter 35
Psal DutSVVA 35:1  Een psalm van David. Twist, Heere! met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders.
Psal DutSVVA 35:2  Grijp het schild en de rondas, en sta op tot mijn hulp.
Psal DutSVVA 35:3  En breng de spies voort, en sluit den weg toe, mijn vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil.
Psal DutSVVA 35:4  Laat hen beschaamd en te schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken.
Psal DutSVVA 35:5  Laat hen worden als kaf voor den wind, en de Engel des Heeren drijve hen weg.
Psal DutSVVA 35:6  Hun weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des Heeren vervolge hen.
Psal DutSVVA 35:7  Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel.
Psal DutSVVA 35:8  De verwoesting overkome hem, dat hij het niet wete, en zijn net, dat hij verborgen heeft, vange hemzelven; hij valle daarin met verwoesting.
Psal DutSVVA 35:9  Zo zal mijn ziel zich verheugen in den Heere; zij zal vrolijk zijn in Zijn heil.
Psal DutSVVA 35:10  Al mijn beenderen zullen zeggen: Heere, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover.
Psal DutSVVA 35:11  Wrevelige getuigen staan er op; hetgeen ik niet weet, eisen zij van mij.
Psal DutSVVA 35:12  Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving mijner ziel.
Psal DutSVVA 35:13  Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem.
Psal DutSVVA 35:14  Ik ging steeds, alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt in het zwart, als een, die over zijn moeder treurt.
Psal DutSVVA 35:15  Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen, en zwegen niet stil.
Psal DutSVVA 35:16  Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden.
Psal DutSVVA 35:17  Heere! hoe lang zult Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder verwoestingen, mijn eenzame van de jonge leeuwen.
Psal DutSVVA 35:18  Zo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volks zal ik U prijzen.
Psal DutSVVA 35:19  Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten.
Psal DutSVVA 35:20  Want zij spreken niet van vrede, maar zij bedenken bedriegelijke zaken tegen de stillen in het land.
Psal DutSVVA 35:21  En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien!
Psal DutSVVA 35:22  Heere! Gij hebt het gezien, zwijg niet; Heere! wees niet verre van mij.
Psal DutSVVA 35:23  Ontwaak en word wakker tot mijn recht; mijn God en Heere! tot mijn twistzaak.
Psal DutSVVA 35:24  Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, Heere, mijn God! en laat hen zich over mij niet verblijden.
Psal DutSVVA 35:25  Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden!
Psal DutSVVA 35:26  Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken.
Psal DutSVVA 35:27  Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid; en laat hen geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de Heere, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts!
Psal DutSVVA 35:28  Zo zal mijn tong vermelden Uw gerechtigheid, en Uw lof den gansen dag.
Chapter 36
Psal DutSVVA 36:1  Een psalm van David, den knecht des Heeren, voor den opperzangmeester. [036:2] De overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor zijn ogen.
Psal DutSVVA 36:2  [036:3] Want hij vleit zichzelven in zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid bevindt, die te haten is.
Psal DutSVVA 36:3  [036:4] De woorden zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan tot weldoen.
Psal DutSVVA 36:4  [036:5] Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet.
Psal DutSVVA 36:5  [036:6] O Heere! Uw goedertierenheid is tot in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe.
Psal DutSVVA 36:6  [036:7] Uw gerechtigheid is als de bergen Gods, Uw oordelen zijn een grote afgrond; Heere! Gij behoudt mensen en beesten.
Psal DutSVVA 36:7  [036:8] Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen.
Psal DutSVVA 36:8  [036:9] Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten.
Psal DutSVVA 36:9  [036:10] Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht.
Psal DutSVVA 36:10  [036:11] Strek Uw goedertierenheid uit over degenen, die U kennen, en Uw gerechtigheid over de oprechten van hart.
Psal DutSVVA 36:11  [036:12] De voet der hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven.
Psal DutSVVA 36:12  [036:13] Aldaar zijn de werkers der ongerechtigheid gevallen; zij zijn nedergestoten, en kunnen niet weder opstaan.
Chapter 37
Psal DutSVVA 37:1  Een psalm van David. . Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.
Psal DutSVVA 37:2  Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen.
Psal DutSVVA 37:3  . Vertrouw op den Heere, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u met getrouwigheid.
Psal DutSVVA 37:4  En verlustig u in den Heere, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten.
Psal DutSVVA 37:5  . Wentel uw weg op den Heere, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken;
Psal DutSVVA 37:6  En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als den middag.
Psal DutSVVA 37:7  . Zwijg den Heere, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
Psal DutSVVA 37:8  . Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.
Psal DutSVVA 37:9  Want de boosdoeners zullen uitgeroeid worden, maar die den Heere verwachten, die zullen de aarde erfelijk bezitten.
Psal DutSVVA 37:10  . En nog een weinig, en de goddeloze zal er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar hij zal er niet wezen.
Psal DutSVVA 37:11  De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde erfelijk bezitten, en zich verlustigen over groten vrede.
Psal DutSVVA 37:12  . De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden.
Psal DutSVVA 37:13  De Heere belacht hem, want Hij ziet, dat zijn dag komt.
Psal DutSVVA 37:14  . De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn.
Psal DutSVVA 37:15  Maar hun zwaard zal in hunlieder hart gaan; en hun bogen zullen verbroken worden.
Psal DutSVVA 37:16  . Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen.
Psal DutSVVA 37:17  Want de armen der goddelozen zullen verbroken worden; maar de Heere ondersteunt de rechtvaardigen.
Psal DutSVVA 37:18  . De Heere kent de dagen der oprechten; en hun erfenis zal in eeuwigheid blijven.
Psal DutSVVA 37:19  Zij zullen niet beschaamd worden in den kwaden tijd, en in de dagen des hongers zullen zij verzadigd worden.
Psal DutSVVA 37:20  . Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des Heeren zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen.
Psal DutSVVA 37:21  . De goddeloze ontleent en geeft niet weder; maar de rechtvaardige ontfermt zich, en geeft.
Psal DutSVVA 37:22  Want zijn gezegenden zullen de aarde erfelijk bezitten; maar zijn vervloekten zullen uitgeroeid worden.
Psal DutSVVA 37:23  . De gangen deszelven mans worden van den Heere bevestigd; en Hij heeft lust aan zijn weg.
Psal DutSVVA 37:24  Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de Heere ondersteunt zijn hand.
Psal DutSVVA 37:25  . Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.
Psal DutSVVA 37:26  Den gansen dag ontfermt hij zich, en leent; en zijn zaad is tot zegening.
Psal DutSVVA 37:27  . Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 37:28  Want de Heere heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid.
Psal DutSVVA 37:29  De rechtvaardigen zullen de aarde erfelijk bezitten, en in eeuwigheid daarop wonen.
Psal DutSVVA 37:30  . De mond des rechtvaardigen vermeldt wijsheid, en zijn tong spreekt het recht.
Psal DutSVVA 37:31  De wet zijns Gods is in zijn hart; zijn gangen zullen niet slibberen.
Psal DutSVVA 37:32  . De goddeloze loert op den rechtvaardige, en zoekt hem te doden.
Psal DutSVVA 37:33  Maar de Heere laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet, als hij geoordeeld wordt.
Psal DutSVVA 37:34  . Wacht op den Heere, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid.
Psal DutSVVA 37:35  . Ik heb gezien een gewelddrijvenden goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse boom.
Psal DutSVVA 37:36  Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden.
Psal DutSVVA 37:37  . Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn.
Psal DutSVVA 37:38  Maar de overtreders worden te zamen verdelgd; het einde der goddelozen wordt uitgeroeid.
Psal DutSVVA 37:39  . Doch het heil der rechtvaardigen is van den Heere; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid.
Psal DutSVVA 37:40  En de Heere zal hen helpen, en zal hen bevrijden; Hij zal ze bevrijden van de goddelozen, en zal ze behouden; want zij betrouwen op Hem.
Chapter 38
Psal DutSVVA 38:1  Een psalm van David, om te doen gedenken. [038:2] O Heere! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.
Psal DutSVVA 38:2  [038:3] Want Uw pijlen zijn in mij gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald.
Psal DutSVVA 38:3  [038:4] Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen, vanwege mijn zonde.
Psal DutSVVA 38:4  [038:5] Want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden.
Psal DutSVVA 38:5  [038:6] Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.
Psal DutSVVA 38:6  [038:7] Ik ben krom geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den gansen dag in het zwart.
Psal DutSVVA 38:7  [038:8] Want mijn darmen zijn vol van een verachtelijke plage, en er is niets geheels in mijn vlees.
Psal DutSVVA 38:8  [038:9] Ik ben verzwakt, en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van het geruis mijns harten.
Psal DutSVVA 38:9  [038:10] Heere! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen.
Psal DutSVVA 38:10  [038:11] Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij.
Psal DutSVVA 38:11  [038:12] Mijn liefhebbers en mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden staan van verre.
Psal DutSVVA 38:12  [038:13] En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken den gansen dag listen.
Psal DutSVVA 38:13  [038:14] Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, die zijn mond niet opendoet.
Psal DutSVVA 38:14  [038:15] Ja, ik ben als een man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn.
Psal DutSVVA 38:15  [038:16] Want op U, Heere! hoop ik; Gij zult verhoren, Heere, mijn God!
Psal DutSVVA 38:16  [038:17] Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
Psal DutSVVA 38:17  [038:18] Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij.
Psal DutSVVA 38:18  [038:19] Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.
Psal DutSVVA 38:19  [038:20] Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot.
Psal DutSVVA 38:20  [038:21] En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag.
Psal DutSVVA 38:21  [038:22] Verlaat mij niet, o Heere, mijn God! wees niet verre van mij.
Psal DutSVVA 38:22  [038:23] Haast U tot mijn hulp, Heere, mijn Heil!
Chapter 39
Psal DutSVVA 39:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun. [039:2] Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is.
Psal DutSVVA 39:2  [039:3] Ik was verstomd door stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard.
Psal DutSVVA 39:3  [039:4] Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong:
Psal DutSVVA 39:4  [039:5] Heere! maak mij bekend mijn einde, en welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk ik zij.
Psal DutSVVA 39:5  [039:6] Zie, Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid. Sela.
Psal DutSVVA 39:6  [039:7] Immers wandelt de mens als in een beeld, immers woelen zij ijdellijk; men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal.
Psal DutSVVA 39:7  [039:8] En nu, wat verwacht ik, o Heere! Mijn hoop, die is op U.
Psal DutSVVA 39:8  [039:9] Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen.
Psal DutSVVA 39:9  [039:10] Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan.
Psal DutSVVA 39:10  [039:11] Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van de bestrijding Uwer hand.
Psal DutSVVA 39:11  [039:12] Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela.
Psal DutSVVA 39:12  [039:13] Hoor, Heere! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders.
Psal DutSVVA 39:13  [039:14] Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga, en ik niet meer zij.
Chapter 40
Psal DutSVVA 40:1  Davids psalm, voor den opperzangmeester. [040:2] Ik heb den Heere lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn geroep gehoord.
Psal DutSVVA 40:2  [040:3] En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt.
Psal DutSVVA 40:3  [040:4] En Hij heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien, en vrezen, en op den Heere vertrouwen.
Psal DutSVVA 40:4  [040:5] Welgelukzalig is de man, die den Heere tot zijn vertrouwen stelt, en niet omziet naar de hovaardigen, en die tot leugen afwijken.
Psal DutSVVA 40:5  [040:6] Gij, o Heere, mijn God! hebt Uw wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt, men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen.
Psal DutSVVA 40:6  [040:7] Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer; Gij hebt mij de oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist.
Psal DutSVVA 40:7  [040:8] Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven.
Psal DutSVVA 40:8  [040:9] Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands.
Psal DutSVVA 40:9  [040:10] Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet; Heere! Gij weet het.
Psal DutSVVA 40:10  [040:11] Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente.
Psal DutSVVA 40:11  [040:12] Gij, o Heere! zult Uw barmhartigheden van mij niet onthouden; laat Uw weldadigheid en Uw trouw mij geduriglijk behoeden.
Psal DutSVVA 40:12  [040:13] Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten.
Psal DutSVVA 40:13  [040:14] Het behage U, Heere! mij te verlossen; Heere! haast U tot mijn hulp.
Psal DutSVVA 40:14  [040:15] Laat hen te zamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken, om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden, en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad.
Psal DutSVVA 40:15  [040:16] Laat hen verwoest worden tot loon hunner beschaming, die van mij zeggen: Ha, ha!
Psal DutSVVA 40:16  [040:17] Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De Heere zij groot gemaakt!
Psal DutSVVA 40:17  [040:18] Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet.
Chapter 41
Psal DutSVVA 41:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [041:2] Welgelukzalig is hij, die zich verstandiglijk gedraagt jegens een ellendige; de Heere zal hem bevrijden ten dage des kwaads.
Psal DutSVVA 41:2  [041:3] De Heere zal hem bewaren, en zal hem bij het leven behouden; hij zal op aarde gelukzalig gemaakt worden. Geef hem ook niet over in zijner vijanden begeerte.
Psal DutSVVA 41:3  [041:4] De Heere zal hem ondersteunen op het ziekbed; in zijn krankheid verandert Gij zijn ganse leger.
Psal DutSVVA 41:4  [041:5] Ik zeide: O Heere! wees mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd.
Psal DutSVVA 41:5  [041:6] Mijn vijanden spreken kwaad van mij, zeggende: Wanneer zal hij sterven, en zijn naam vergaan?
Psal DutSVVA 41:6  [041:7] En zo iemand van hen komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van.
Psal DutSVVA 41:7  [041:8] Al mijn haters mompelen te zamen tegen mij; ze bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, zeggende:
Psal DutSVVA 41:8  [041:9] Een Belialsstuk kleeft hem aan; en hij, die nederligt, zal niet weder opstaan.
Psal DutSVVA 41:9  [041:10] Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven.
Psal DutSVVA 41:10  [041:11] Maar Gij, o Heere! wees mij genadig, en richt mij op; en ik zal het hun vergelden.
Psal DutSVVA 41:11  [041:12] Hierbij weet ik, dat Gij lust aan mij hebt, dat mijn vijand over mij niet zal juichen.
Psal DutSVVA 41:12  [041:13] Want mij aangaande, Gij onderhoudt mij in mijn oprechtigheid, en Gij stelt mij voor Uw aangezicht in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 41:13  [041:14] Geloofd zij de Heere, de God Israëls, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid! Amen, ja, amen.
Chapter 42
Psal DutSVVA 42:1  Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [042:2] Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
Psal DutSVVA 42:2  [042:3] Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen?
Psal DutSVVA 42:3  [042:4] Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht; omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
Psal DutSVVA 42:4  [042:5] Ik gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.
Psal DutSVVA 42:5  [042:6] Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.
Psal DutSVVA 42:6  [042:7] O mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan, en Hermon, uit het klein gebergte.
Psal DutSVVA 42:7  [042:8] De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan.
Psal DutSVVA 42:8  [042:9] Maar de Heere zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens.
Psal DutSVVA 42:9  [042:10] Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots! waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking?
Psal DutSVVA 42:10  [042:11] Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
Psal DutSVVA 42:11  [042:12] Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.
Chapter 43
Psal DutSVVA 43:1  Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts.
Psal DutSVVA 43:2  Want Gij zijt de God mijner sterkte; waarom verstoot Gij mij dan? Waarom ga ik steeds in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking?
Psal DutSVVA 43:3  Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg Uwer heiligheid, en tot Uw woningen;
Psal DutSVVA 43:4  En dat ik inga tot Gods altaar, tot den God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God!
Psal DutSVVA 43:5  Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.
Chapter 44
Psal DutSVVA 44:1  Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [044:2] O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds.
Psal DutSVVA 44:2  [044:3] Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten.
Psal DutSVVA 44:3  [044:4] Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt.
Psal DutSVVA 44:4  [044:5] Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs.
Psal DutSVVA 44:5  [044:6] Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.
Psal DutSVVA 44:6  [044:7] Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen.
Psal DutSVVA 44:7  [044:8] Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd.
Psal DutSVVA 44:8  [044:9] In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela.
Psal DutSVVA 44:9  [044:10] Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
Psal DutSVVA 44:10  [044:11] Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
Psal DutSVVA 44:11  [044:12] Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.
Psal DutSVVA 44:12  [044:13] Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet.
Psal DutSVVA 44:13  [044:14] Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
Psal DutSVVA 44:14  [044:15] Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.
Psal DutSVVA 44:15  [044:16] Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij;
Psal DutSVVA 44:16  [044:17] Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.
Psal DutSVVA 44:17  [044:18] Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
Psal DutSVVA 44:18  [044:19] Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
Psal DutSVVA 44:19  [044:20] Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
Psal DutSVVA 44:20  [044:21] Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid,
Psal DutSVVA 44:21  [044:22] Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.
Psal DutSVVA 44:22  [044:23] Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.
Psal DutSVVA 44:23  [044:24] Waak op, waarom zoudt Gij slapen, Heere! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 44:24  [044:25] Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
Psal DutSVVA 44:25  [044:26] Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.
Psal DutSVVA 44:26  [044:27] Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil.
Chapter 45
Psal DutSVVA 45:1  Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. [045:2] Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.
Psal DutSVVA 45:2  [045:3] Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 45:3  [045:4] Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid.
Psal DutSVVA 45:4  [045:5] En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid; en Uw rechterhand zal U vreselijke dingen leren.
Psal DutSVVA 45:5  [045:6] Uw pijlen zijn scherp; volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden.
Psal DutSVVA 45:6  [045:7] Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid.
Psal DutSVVA 45:7  [045:8] Gij hebt gerechtigheid lief, en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uw medegenoten.
Psal DutSVVA 45:8  [045:9] Al Uw klederen zijn mirre, en aloë, en kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden.
Psal DutSVVA 45:9  [045:10] Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.
Psal DutSVVA 45:10  [045:11] Hoor, o Dochter! en zie, en neig uw oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis.
Psal DutSVVA 45:11  [045:12] Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder.
Psal DutSVVA 45:12  [045:13] En de dochter van Tyrus, de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met geschenk smeken.
Psal DutSVVA 45:13  [045:14] Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel.
Psal DutSVVA 45:14  [045:15] In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden; de jonge dochteren, die achter haar zijn, haar medegezellinnen, zullen tot u gebracht worden.
Psal DutSVVA 45:15  [045:16] Zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging; zij zullen ingaan in des Konings paleis.
Psal DutSVVA 45:16  [045:17] In plaats van Uw vaderen zullen Uw zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde.
Psal DutSVVA 45:17  [045:18] Ik zal Uws Naams doen gedenken van elk geslacht tot geslacht; daarom zullen U de volken loven eeuwiglijk en altoos.
Chapter 46
Psal DutSVVA 46:1  Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [046:2] God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.
Psal DutSVVA 46:2  [046:3] Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde haar plaats, en al werden de bergen verzet in het hart der zeeën;
Psal DutSVVA 46:3  [046:4] Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! Sela.
Psal DutSVVA 46:4  [046:5] De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten.
Psal DutSVVA 46:5  [046:6] God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond.
Psal DutSVVA 46:6  [046:7] De heidenen raasden, de koninkrijken bewogen zich; Hij verhief Zijn stem, de aarde versmolt.
Psal DutSVVA 46:7  [046:8] De Heere der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela.
Psal DutSVVA 46:8  [046:9] Komt, aanschouwt de daden des Heeren, Die verwoestingen op aarde aanricht.
Psal DutSVVA 46:9  [046:10] Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, den boog verbreekt, en de spies aan twee slaat, de wagenen met vuur verbrandt.
Psal DutSVVA 46:10  [046:11] Laat af, en weet, dat Ik God ben; Ik zal verhoogd worden onder de heidenen, Ik zal verhoogd worden op de aarde.
Psal DutSVVA 46:11  [046:12] De Heere der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela.
Chapter 47
Psal DutSVVA 47:1  Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [047:2] Al gij volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang.
Psal DutSVVA 47:2  [047:3] Want de Heere, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.
Psal DutSVVA 47:3  [047:4] Hij brengt de volken onder ons, en de natiën onder onze voeten.
Psal DutSVVA 47:4  [047:5] Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad. Sela.
Psal DutSVVA 47:5  [047:6] God vaart op met gejuich, de Heere met geklank der bazuin.
Psal DutSVVA 47:6  [047:7] Psalmzingt Gode, psalmzingt! Psalmzingt onzen Koning, psalmzingt!
Psal DutSVVA 47:7  [047:8] Want God is een Koning der ganse aarde; psalmzingt met een onderwijzing!
Psal DutSVVA 47:8  [047:9] God regeert over de heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid.
Psal DutSVVA 47:9  [047:10] De edelen der volken zijn verzameld tot het volk van den God van Abraham; want de schilden der aarde zijn Godes. Hij is zeer verheven!
Chapter 48
Psal DutSVVA 48:1  Een lied, een psalm, voor de kinderen van Korach. [048:2] De Heere is groot en zeer te prijzen, in de stad onzes Gods, op den berg Zijner heiligheid.
Psal DutSVVA 48:2  [048:3] Schoon van gelegenheid, een vreugde der ganse aarde is de berg Sion, aan de zijden van het noorden; de stad des groten Konings.
Psal DutSVVA 48:3  [048:4] God is in haar paleizen; Hij is er bekend voor een Hoog Vertrek.
Psal DutSVVA 48:4  [048:5] Want ziet, de koningen waren vergaderd; zij waren te zamen doorgetogen.
Psal DutSVVA 48:5  [048:6] Gelijk zij het zagen, alzo waren zij verwonderd; zij werden verschrikt, zij haastten weg.
Psal DutSVVA 48:6  [048:7] Beving greep hen aldaar aan, smart als van een barende vrouw.
Psal DutSVVA 48:7  [048:8] Met een oostenwind verbreekt Gij de schepen van Tharsis.
Psal DutSVVA 48:8  [048:9] Gelijk wij gehoord hadden, alzo hebben wij gezien in de stad des Heeren der heirscharen, in de stad onzes Gods; God zal haar bevestigen tot in eeuwigheid. Sela.
Psal DutSVVA 48:9  [048:10] O God! wij gedenken Uwer weldadigheid, in het midden Uws tempels.
Psal DutSVVA 48:10  [048:11] Gelijk Uw Naam is, o God! alzo is Uw roem tot aan de einden der aarde; Uw rechterhand is vol van gerechtigheid.
Psal DutSVVA 48:11  [048:12] Laat de berg Sion blijde zijn; laat de dochteren van Juda zich verheugen, om Uwer oordelen wil.
Psal DutSVVA 48:12  [048:13] Gaat rondom Sion, en omringt haar; telt haar torens;
Psal DutSVVA 48:13  [048:14] Zet uw hart op haar vesting; beschouwt onderscheidenlijk haar paleizen, opdat gij het aan het navolgende geslacht vertelt.
Psal DutSVVA 48:14  [048:15] Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot den dood toe.
Chapter 49
Psal DutSVVA 49:1  Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [049:2] Hoort dit, alle gij volken! neemt ter ore, alle inwoners der wereld,
Psal DutSVVA 49:2  [049:3] Zowel slechten als aanzienlijken, te zamen rijk en arm!
Psal DutSVVA 49:3  [049:4] Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn.
Psal DutSVVA 49:4  [049:5] Ik zal mijn oor neigen tot een spreuk; ik zal mijn verborgene rede openen op de harp.
Psal DutSVVA 49:5  [049:6] Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen?
Psal DutSVVA 49:6  [049:7] Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen; en op de veelheid huns rijkdoms roemen;
Psal DutSVVA 49:7  [049:8] Niemand van hen zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven;
Psal DutSVVA 49:8  [049:9] (Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden);
Psal DutSVVA 49:9  [049:10] Dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, en de verderving niet zien.
Psal DutSVVA 49:10  [049:11] Want hij ziet, dat de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen nalaten.
Psal DutSVVA 49:11  [049:12] Hun binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen.
Psal DutSVVA 49:12  [049:13] De mens nochtans, die in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan.
Psal DutSVVA 49:13  [049:14] Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela.
Psal DutSVVA 49:14  [049:15] Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning.
Psal DutSVVA 49:15  [049:16] Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. Sela.
Psal DutSVVA 49:16  [049:17] Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt;
Psal DutSVVA 49:17  [049:18] Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen, zijn eer zal hem niet nadalen.
Psal DutSVVA 49:18  [049:19] Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet;
Psal DutSVVA 49:19  [049:20] Zo zal zij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien.
Psal DutSVVA 49:20  [049:21] De mens, die in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten, die vergaan.
Chapter 50
Psal DutSVVA 50:1  Een psalm van Asaf. De God der goden, de Heere spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang.
Psal DutSVVA 50:2  Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende.
Psal DutSVVA 50:3  Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.
Psal DutSVVA 50:4  Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten.
Psal DutSVVA 50:5  Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande!
Psal DutSVVA 50:6  En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela.
Psal DutSVVA 50:7  Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israël! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God.
Psal DutSVVA 50:8  Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij.
Psal DutSVVA 50:9  Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien;
Psal DutSVVA 50:10  Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen.
Psal DutSVVA 50:11  Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij.
Psal DutSVVA 50:12  Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
Psal DutSVVA 50:13  Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?
Psal DutSVVA 50:14  Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.
Psal DutSVVA 50:15  En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.
Psal DutSVVA 50:16  Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?
Psal DutSVVA 50:17  Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.
Psal DutSVVA 50:18  Indiën gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.
Psal DutSVVA 50:19  Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.
Psal DutSVVA 50:20  Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.
Psal DutSVVA 50:21  Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
Psal DutSVVA 50:22  Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
Psal DutSVVA 50:23  Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
Chapter 51
Psal DutSVVA 51:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [051:2] Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. [051:3] Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
Psal DutSVVA 51:2  [051:4] Was mij wel van mijn ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde.
Psal DutSVVA 51:3  [051:5] Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.
Psal DutSVVA 51:4  [051:6] Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.
Psal DutSVVA 51:5  [051:7] Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.
Psal DutSVVA 51:6  [051:8] Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste, en in het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend.
Psal DutSVVA 51:7  [051:9] Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.
Psal DutSVVA 51:8  [051:10] Doe mij vreugde en blijdschap horen; dat de beenderen zich verheugen, die Gij verbrijzeld hebt.
Psal DutSVVA 51:9  [051:11] Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.
Psal DutSVVA 51:10  [051:12] Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest.
Psal DutSVVA 51:11  [051:13] Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.
Psal DutSVVA 51:12  [051:14] Geef mij weder de vreugde Uws heils; en de vrijmoedige geest ondersteune mij.
Psal DutSVVA 51:13  [051:15] Zo zal ik den overtreders Uw wegen leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren.
Psal DutSVVA 51:14  [051:16] Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen.
Psal DutSVVA 51:15  [051:17] Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.
Psal DutSVVA 51:16  [051:18] Want Gij hebt geen lust tot offerande, anders zou ik ze geven; in brandofferen hebt Gij geen behagen.
Psal DutSVVA 51:17  [051:19] De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten.
Psal DutSVVA 51:18  [051:20] Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op.
Psal DutSVVA 51:19  [051:21] Dan zult Gij lust hebben aan de offeranden der gerechtigheid, aan brandoffer en een offer, dat gans verteerd wordt; dan zullen zij varren offeren op Uw altaar.
Chapter 52
Psal DutSVVA 52:1  Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester. [052:2] Als Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimelech. [052:3] Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag.
Psal DutSVVA 52:2  [052:4] Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog.
Psal DutSVVA 52:3  [052:5] Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela.
Psal DutSVVA 52:4  [052:6] Gij hebt lief alle woorden van verslinding, en een tong des bedrogs.
Psal DutSVVA 52:5  [052:7] God zal u ook afbreken in eeuwigheid; Hij zal u wegrapen en u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het land der levenden. Sela.
Psal DutSVVA 52:6  [052:8] En de rechtvaardigen zullen het zien, en vrezen; en zij zullen over hem lachen, zeggende:
Psal DutSVVA 52:7  [052:9] Ziet den man, die God niet stelde tot Zijn Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn beschadigen.
Psal DutSVVA 52:8  [052:10] Maar ik zal zijn als een groene olijfboom in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid eeuwiglijk en altoos.
Psal DutSVVA 52:9  [052:11] Ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt; en ik zal Uw Naam verwachten; want hij is goed voor Uw gunstgenoten.
Chapter 53
Psal DutSVVA 53:1  Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op Machalath. [053:2] De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God; zij verderven het, en zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand, die goed doet.
Psal DutSVVA 53:2  [053:3] God heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.
Psal DutSVVA 53:3  [053:4] Een ieder van hen is teruggekeerd, te zamen zijn zij stinkende geworden, er is niemand, die goed doet, ook niet een.
Psal DutSVVA 53:4  [053:5] Hebben dan de werkers der ongerechtigheid geen kennis, die Mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen God niet aan.
Psal DutSVVA 53:5  [053:6] Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard geworden, waar geen vervaardheid was; want God heeft de beenderen desgenen, die u belegerde, verstrooid; gij hebt hen beschaamd gemaakt, want God heeft hen verworpen.
Psal DutSVVA 53:6  [053:7] Och, dat Israëls verlossingen uit Sion kwamen! Als God de gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israël zal verblijd zijn.
Chapter 54
Psal DutSVVA 54:1  Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth; [054:2] Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons? [054:3] O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht.
Psal DutSVVA 54:2  [054:4] O God! hoor mijn gebed; neig de oren tot de redenen mijns monds.
Psal DutSVVA 54:3  [054:5] Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun ogen. Sela.
Psal DutSVVA 54:4  [054:6] Ziet, God is mij een Helper; de Heere is onder degenen, die mijn ziel ondersteunen.
Psal DutSVVA 54:5  [054:7] Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden ; roei hen uit door Uw waarheid.
Psal DutSVVA 54:6  [054:8] Ik zal U met vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o Heere! loven, want Hij is goed.
Psal DutSVVA 54:7  [054:9] Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid; en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden.
Chapter 55
Psal DutSVVA 55:1  Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [055:2] O God! neem mijn gebed ter oren, en verberg U niet voor mijn smeking.
Psal DutSVVA 55:2  [055:3] Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier;
Psal DutSVVA 55:3  [055:4] Om den roep des vijands, vanwege de beangstiging des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij.
Psal DutSVVA 55:4  [055:5] Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen.
Psal DutSVVA 55:5  [055:6] Vrees en beving komt mij aan, en gruwen overdekt mij;
Psal DutSVVA 55:6  [055:7] Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht.
Psal DutSVVA 55:7  [055:8] Ziet, ik zou ver wegzwerven, ik zou vernachten in de woestijn. Sela.
Psal DutSVVA 55:8  [055:9] Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm.
Psal DutSVVA 55:9  [055:10] Verslind hen, Heere! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad.
Psal DutSVVA 55:10  [055:11] Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar.
Psal DutSVVA 55:11  [055:12] Enkel verderving is binnen in haar; en list en bedrog wijkt niet van haar straat.
Psal DutSVVA 55:12  [055:13] Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben.
Psal DutSVVA 55:13  [055:14] Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende!
Psal DutSVVA 55:14  [055:15] Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden; wij wandelden in gezelschap ten huize Gods.
Psal DutSVVA 55:15  [055:16] Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle , dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen.
Psal DutSVVA 55:16  [055:17] Mij aangaande, ik zal tot God roepen, en de Heere zal mij verlossen.
Psal DutSVVA 55:17  [055:18] Des avonds, en des morgens, en des middags zal ik klagen en getier maken; en Hij zal mijn stem horen.
Psal DutSVVA 55:18  [055:19] Hij heeft mijn ziel in vrede verlost van den strijd tegen mij; want met menigte zijn zij tegen mij geweest.
Psal DutSVVA 55:19  [055:20] God zal horen, en zal hen plagen, als die van ouds zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering is, en zij God niet vrezen.
Psal DutSVVA 55:20  [055:21] Hij slaat zijn handen aan degenen, die vrede met Hem hadden; hij ontheiligt Zijn verbond.
Psal DutSVVA 55:21  [055:22] Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden.
Psal DutSVVA 55:22  [055:23] Werp uw zorg op den Heere, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele.
Psal DutSVVA 55:23  [055:24] Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen; ik, daarentegen, zal op U vertrouwen.
Chapter 56
Psal DutSVVA 56:1  Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath. [056:2] Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.
Psal DutSVVA 56:2  [056:3] Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!
Psal DutSVVA 56:3  [056:4] Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen.
Psal DutSVVA 56:4  [056:5] In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen?
Psal DutSVVA 56:5  [056:6] Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.
Psal DutSVVA 56:6  [056:7] Zij rotten samen, zij versteken zich , zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.
Psal DutSVVA 56:7  [056:8] Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God!
Psal DutSVVA 56:8  [056:9] Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijn tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register?
Psal DutSVVA 56:9  [056:10] Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is.
Psal DutSVVA 56:10  [056:11] In God zal ik het woord prijzen; in den Heere zal ik het woord prijzen.
Psal DutSVVA 56:11  [056:12] Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?
Psal DutSVVA 56:12  [056:13] O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal U dankzeggingen vergelden;
Psal DutSVVA 56:13  [056:14] Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden?
Chapter 57
Psal DutSVVA 57:1  Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. [057:2] Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan.
Psal DutSVVA 57:2  [057:3] Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste, tot God, Die het aan mij voleinden zal.
Psal DutSVVA 57:3  [057:4] Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheid zenden.
Psal DutSVVA 57:4  [057:5] Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard.
Psal DutSVVA 57:5  [057:6] Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde.
Psal DutSVVA 57:6  [057:7] Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden ingevallen. Sela.
Psal DutSVVA 57:7  [057:8] Mijn hart is bereid, o God! mijn hart is bereid; ik zal zingen, en psalmzingen.
Psal DutSVVA 57:8  [057:9] Waak op, mijn eer! waak op, gij, luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken.
Psal DutSVVA 57:9  [057:10] Ik zal U loven onder de volken, o Heere! ik zal U psalmzingen onder de natiën.
Psal DutSVVA 57:10  [057:11] Want Uw goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken.
Psal DutSVVA 57:11  [057:12] Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde.
Chapter 58
Psal DutSVVA 58:1  Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth. [058:2] Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij, mensenkinderen?
Psal DutSVVA 58:2  [058:3] Ja, gij werkt ongerechtigheden in het hart; gij weegt het geweld uwer handen op de aarde.
Psal DutSVVA 58:3  [058:4] De goddelozen zijn vervreemd van de baarmoeder aan; de leugensprekers dolen van moeders buik aan.
Psal DutSVVA 58:4  [058:5] Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, die haar oren toestopt;
Psal DutSVVA 58:5  [058:6] Opdat zij niet hore naar de stem der belezers, desgenen, die ervaren is met bezweringen om te gaan.
Psal DutSVVA 58:6  [058:7] O God! verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o Heere!
Psal DutSVVA 58:7  [058:8] Laat hen smelten als water, laat hen daarhenen drijven; legt hij zijn pijlen aan, laat hen zijn, alsof zij afgesneden waren.
Psal DutSVVA 58:8  [058:9] Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, als ener vrouwe misdracht, de zon niet aanschouwen.
Psal DutSVVA 58:9  [058:10] Eer dan uw potten den doornstruik gewaar worden, zal Hij hem als levend, als in heten toorn wegstormen.
Psal DutSVVA 58:10  [058:11] De rechtvaardige zal zich verblijden, als hij de wraak aanschouwt; hij zal zijn voeten wassen in het bloed des goddelozen.
Psal DutSVVA 58:11  [058:12] En de mens zal zeggen: Immers is er vrucht voor den rechtvaardige; immers is er een God, Die op de aarde richt.
Chapter 59
Psal DutSVVA 59:1  Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden, om hem te doden. [059:2] Red mij van mijn vijanden, o mijn God! stel mij in een hoog vertrek voor degenen, die tegen mij opstaan.
Psal DutSVVA 59:2  [059:3] Red mij van de werkers der ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds.
Psal DutSVVA 59:3  [059:4] Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding, en zonder mijn zonde, o Heere!
Psal DutSVVA 59:4  [059:5] Zij lopen en bereiden zich zonder mijn misdaad; waak op mij tegemoet, en zie.
Psal DutSVVA 59:5  [059:6] Ja, Gij Heere, God der heirscharen, God Israëls! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela.
Psal DutSVVA 59:6  [059:7] Tegen den avond keren zij weder, zij tieren als een hond, en zij gaan rondom de stad.
Psal DutSVVA 59:7  [059:8] Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het?
Psal DutSVVA 59:8  [059:9] Maar Gij, Heere! zult hen belachen; Gij zult alle heidenen bespotten.
Psal DutSVVA 59:9  [059:10] Tegen zijn sterkte zal ik op U wachten; want God is mijn Hoog Vertrek.
Psal DutSVVA 59:10  [059:11] De God mijner goedertierenheid zal mij voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen zien.
Psal DutSVVA 59:11  [059:12] Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild!
Psal DutSVVA 59:12  [059:13] Om de zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij vertellen.
Psal DutSVVA 59:13  [059:14] Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hen weten, dat God Heerser is in Jakob, ja, tot aan de einden der aarde. Sela.
Psal DutSVVA 59:14  [059:15] Laat hen dan tegen den avond wederkeren, laat hen tieren als een hond, en rondom de stad gaan;
Psal DutSVVA 59:15  [059:16] Laat hen zelfs omzwerven om spijs; en laat hen vernachten, al zijn zij niet verzadigd.
Psal DutSVVA 59:16  [059:17] Maar ik zal Uw sterkte zingen, en des morgens Uw goedertierenheid vrolijk roemen, omdat Gij mij een Hoog Vertrek zijt geweest, en een Toevlucht ten dage, als mij bange was.
Psal DutSVVA 59:17  [059:18] Van U, o mijn Sterkte! zal ik psalmzingen; want God is mijn Hoog Vertrek, de God mijner goedertierenheid.
Chapter 60
Psal DutSVVA 60:1  Een gouden kleinood van David tot lering, voor den opperzangmeester, op Schusan E'duth; [060:2] Als hij gevochten had met de Syriërs van Mesopotamië, en met de Syriërs van Zoba; en Joab wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend. [060:3] O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons.
Psal DutSVVA 60:2  [060:4] Gij hebt het land geschud, Gij hebt het gespleten; genees zijn breuken, want het wankelt.
Psal DutSVVA 60:3  [060:5] Gij hebt Uw volk een harde zaak doen zien; Gij hebt ons gedrenkt met zwijmelwijn.
Psal DutSVVA 60:4  [060:6] Maar nu hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid. Sela.
Psal DutSVVA 60:5  [060:7] Opdat Uw beminden zouden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
Psal DutSVVA 60:6  [060:8] God heeft gesproken in Zijn heiligdom; dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten.
Psal DutSVVA 60:7  [060:9] Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.
Psal DutSVVA 60:8  [060:10] Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen! juich over mij, o gij Palestina!
Psal DutSVVA 60:9  [060:11] Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom?
Psal DutSVVA 60:10  [060:12] Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?
Psal DutSVVA 60:11  [060:13] Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid, want 's mensen heil is ijdelheid.
Psal DutSVVA 60:12  [060:14] In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden.
Chapter 61
Psal DutSVVA 61:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [061:2] O God! hoor mijn geschrei, merk op mijn gebed.
Psal DutSVVA 61:2  [061:3] Van het einde des lands roep ik tot U als mijn hart overstelpt is; leid mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn.
Psal DutSVVA 61:3  [061:4] Want Gij zijt mij een Toevlucht geweest, een sterke Toren voor den vijand.
Psal DutSVVA 61:4  [061:5] Ik zal in Uw hut verkeren in eeuwigheden; ik zal mijn toevlucht nemen in het verborgene Uwer vleugelen. Sela.
Psal DutSVVA 61:5  [061:6] Want Gij, o God! hebt gehoord naar mijn geloften; Gij hebt mij gegeven de erfenis dergenen, die Uw Naam vrezen.
Psal DutSVVA 61:6  [061:7] Gij zult dagen tot des konings dagen toedoen; zijn jaren zullen zijn als van geslacht tot geslacht;
Psal DutSVVA 61:7  [061:8] Hij zal eeuwiglijk voor Gods aangezicht zitten; bereid goedertierenheid en waarheid, dat zij hem behoeden.
Psal DutSVVA 61:8  [061:9] Zo zal ik Uw Naam psalmzingen in eeuwigheid; opdat ik mijn geloften betale, dag bij dag.
Chapter 62
Psal DutSVVA 62:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, over Jeduthun. [062:2] Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil.
Psal DutSVVA 62:2  [062:3] Immers is Hij mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek, ik zal niet grotelijks wankelen.
Psal DutSVVA 62:3  [062:4] Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur.
Psal DutSVVA 62:4  [062:5] Zij raadslagen slechts, om hem van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela.
Psal DutSVVA 62:5  [062:6] Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want van Hem is mijn verwachting.
Psal DutSVVA 62:6  [062:7] Hij is immers mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek; ik zal niet wankelen.
Psal DutSVVA 62:7  [062:8] In God is mijn Heil en mijn Eer; de Rotssteen mijner sterkte, mijn Toevlucht is in God.
Psal DutSVVA 62:8  [062:9] Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht. Sela.
Psal DutSVVA 62:9  [062:10] Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij samen lichter zijn dan de ijdelheid.
Psal DutSVVA 62:10  [062:11] Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op.
Psal DutSVVA 62:11  [062:12] God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is.
Psal DutSVVA 62:12  [062:13] En de goedertierenheid, o Heere! is Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk.
Chapter 63
Psal DutSVVA 63:1  Een psalm van David, als hij was in de woestijn van Juda. [063:2] O God! Gij zijt mijn God! ik zoek U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water.
Psal DutSVVA 63:2  [063:3] Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer;
Psal DutSVVA 63:3  [063:4] Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zouden U prijzen.
Psal DutSVVA 63:4  [063:5] Alzo zou ik U loven in mijn leven; in Uw Naam zou ik mijn handen opheffen.
Psal DutSVVA 63:5  [063:6] Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende lippen.
Psal DutSVVA 63:6  [063:7] Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.
Psal DutSVVA 63:7  [063:8] Want Gij zijt mij een hulp geweest; en in de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen.
Psal DutSVVA 63:8  [063:9] Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand ondersteunt mij.
Psal DutSVVA 63:9  [063:10] Maar dezen, die mijn ziel zoeken tot verwoesting, zullen komen in de onderste plaatsen der aarde.
Psal DutSVVA 63:10  [063:11] Men zal hen storten door het geweld des zwaards; zij zullen de vossen ten deel worden.
Psal DutSVVA 63:11  [063:12] Maar de koning zal zich in God verblijden; een iegelijk, die bij Hem zweert, zal zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt worden.
Chapter 64
Psal DutSVVA 64:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [064:2] Hoor, o God! mijn stem in mijn geklag; behoed mijn leven voor des vijands schrik.
Psal DutSVVA 64:2  [064:3] Verberg mij voor den heimelijken raad der boosdoeners, voor de oproerigheid van de werkers der ongerechtigheid.
Psal DutSVVA 64:3  [064:4] Die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen als hun pijl;
Psal DutSVVA 64:4  [064:5] Om in verborgen plaatsen den oprechte te schieten; haastig schieten zij naar hem, en vrezen niet.
Psal DutSVVA 64:5  [064:6] Zij sterken zichzelven in een boze zaak; zij houden spraak van strikken te verbergen; zij zeggen: Wie zal ze zien?
Psal DutSVVA 64:6  [064:7] Zij doorzoeken allerlei schalkheid; ten uiterste doorzoeken zij, wat te doorzoeken is; zelfs het binnenste eens mans, en het diepe hart.
Psal DutSVVA 64:7  [064:8] Maar God zal hen haastig met een pijl schieten; hun plagen zijn er.
Psal DutSVVA 64:8  [064:9] En hun tong zal hen doen aanstoten tegen zichzelven; een ieder, die hen ziet, zal zich wegpakken.
Psal DutSVVA 64:9  [064:10] En alle mensen zullen vrezen, en Gods werk verkondigen, en Zijn doen verstandelijk aanmerken.
Psal DutSVVA 64:10  [064:11] De rechtvaardige zal zich verblijden in den Heere, en op Hem betrouwen; en alle oprechten van hart zullen zich beroemen.
Chapter 65
Psal DutSVVA 65:1  Een psalm van David, een lied, voor den opperzangmeester. [065:2] De lofzang is in stilheid tot U, o God! in Sion; en U zal de gelofte betaald worden.
Psal DutSVVA 65:2  [065:3] Gij hoort het gebed; tot U zal alle vlees komen.
Psal DutSVVA 65:3  [065:4] Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij; maar onze overtredingen, die verzoent Gij.
Psal DutSVVA 65:4  [065:5] Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest, en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goed van Uw huis, met het heilige van Uw paleis.
Psal DutSVVA 65:5  [065:6] Vreselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen aller einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee!
Psal DutSVVA 65:6  [065:7] Die de bergen vastzet door Zijn kracht, omgord zijnde met macht.
Psal DutSVVA 65:7  [065:8] Die het bruisen der zeeën stilt, het bruisen harer golven, en het rumoer der volken.
Psal DutSVVA 65:8  [065:9] En die op de einden wonen, vrezen voor Uw tekenen; Gij doet de uitgangen des morgens en des avonds juichen.
Psal DutSVVA 65:9  [065:10] Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig gemaakt, verrijkt Gij het grotelijks; de rivier Gods is vol waters; wanneer Gij het alzo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed.
Psal DutSVVA 65:10  [065:11] Gij maakt zijn opgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen in zijn voren; Gij maakt het week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel.
Psal DutSVVA 65:11  [065:12] Gij kroont het jaar Uwer goedheid; en Uw voetstappen druipen van vettigheid.
Psal DutSVVA 65:12  [065:13] Zij bedruipen de weiden der woestijn; en de heuvelen zijn aangegord met verheuging.
Psal DutSVVA 65:13  [065:14] De velden zijn bekleed met kudden, en de dalen zijn bedekt met koren; zij juichen, ook zingen zij.
Chapter 66
Psal DutSVVA 66:1  Een lied, een psalm, voor den opperzangmeester. Juicht Gode, gij ganse aarde!
Psal DutSVVA 66:2  Psalmzingt de eer Zijns Naams; geeft eer Zijn lof.
Psal DutSVVA 66:3  Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij in Uw werken! Om de grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden geveinsdelijk aan U onderwerpen.
Psal DutSVVA 66:4  De ganse aarde aanbidde U, en psalmzinge U; zij psalmzinge Uw Naam. Sela.
Psal DutSVVA 66:5  Komt en ziet Gods daden; Hij is vreselijk van werking aan de mensenkinderen.
Psal DutSVVA 66:6  Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd.
Psal DutSVVA 66:7  Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden . Sela.
Psal DutSVVA 66:8  Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns roems.
Psal DutSVVA 66:9  Die onze zielen in het leven stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele.
Psal DutSVVA 66:10  Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;
Psal DutSVVA 66:11  Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
Psal DutSVVA 66:12  Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.
Psal DutSVVA 66:13  Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U mijn geloften betalen,
Psal DutSVVA 66:14  Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.
Psal DutSVVA 66:15  Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela.
Psal DutSVVA 66:16  Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.
Psal DutSVVA 66:17  Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder mijn tong.
Psal DutSVVA 66:18  Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet gehoord hebben.
Psal DutSVVA 66:19  Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft gemerkt op de stem mijns gebeds.
Psal DutSVVA 66:20  Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft afgewend, noch Zijn goedertierenheid van mij.
Chapter 67
Psal DutSVVA 67:1  Een psalm, een lied, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [067:2] God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela.
Psal DutSVVA 67:2  [067:3] Opdat men op de aarde Uw weg kenne, onder alle heidenen Uw heil.
Psal DutSVVA 67:3  [067:4] De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal, zullen U loven.
Psal DutSVVA 67:4  [067:5] De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij de volken zult richten in rechtmatigheid; en de natiën op de aarde die zult Gij leiden. Sela.
Psal DutSVVA 67:5  [067:6] De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal, zullen U loven.
Psal DutSVVA 67:6  [067:7] De aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen.
Psal DutSVVA 67:7  [067:8] God zal ons zegenen; en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.
Chapter 68
Psal DutSVVA 68:1  Een psalm, een lied van David, voor den opperzangmeester. [068:2] God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden.
Psal DutSVVA 68:2  [068:3] Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht.
Psal DutSVVA 68:3  [068:4] Maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden; zij zullen van vreugde opspringen voor Gods aangezicht, en van blijdschap vrolijk zijn.
Psal DutSVVA 68:4  [068:5] Zingt Gode, psalmzingt Zijn Naam; hoogt de wegen voor Dien, Die in de vlakke velden rijdt, omdat Zijn Naam is Heere; en springt op van vreugde voor Zijn aangezicht.
Psal DutSVVA 68:5  [068:6] Hij is een Vader der wezen, en een Rechter der weduwen; God, in de woonstede Zijner heiligheid.
Psal DutSVVA 68:6  [068:7] Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert, die in boeien gevangen zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre.
Psal DutSVVA 68:7  [068:8] O God! toen Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de woestijn; Sela.
Psal DutSVVA 68:8  [068:9] Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinaï, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israël.
Psal DutSVVA 68:9  [068:10] Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden.
Psal DutSVVA 68:10  [068:11] Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!
Psal DutSVVA 68:11  [068:12] De Heere gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar.
Psal DutSVVA 68:12  [068:13] De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit.
Psal DutSVVA 68:13  [068:14] Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.
Psal DutSVVA 68:14  [068:15] Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon.
Psal DutSVVA 68:15  [068:16] De berg Basan is een berg Gods; de berg Basan is een bultige berg.
Psal DutSVVA 68:16  [068:17] Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Dezen berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de Heere wonen in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 68:17  [068:18] Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid!
Psal DutSVVA 68:18  [068:19] Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o Heere God!
Psal DutSVVA 68:19  [068:20] Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela.
Psal DutSVVA 68:20  [068:21] Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den Heere, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood.
Psal DutSVVA 68:21  [068:22] Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt.
Psal DutSVVA 68:22  [068:23] De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee;
Psal DutSVVA 68:23  [068:24] Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen.
Psal DutSVVA 68:24  [068:25] O God! zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom.
Psal DutSVVA 68:25  [068:26] De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden.
Psal DutSVVA 68:26  [068:27] Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israël!
Psal DutSVVA 68:27  [068:28] Daar is Benjamin de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda, met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali.
Psal DutSVVA 68:28  [068:29] Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt!
Psal DutSVVA 68:29  [068:30] Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk toebrengen.
Psal DutSVVA 68:30  [068:31] Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken; en dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers; Hij heeft de volken verstrooid, die lust hebben in oorlogen.
Psal DutSVVA 68:31  [068:32] Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken.
Psal DutSVVA 68:32  [068:33] Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt den Heere! Sela.
Psal DutSVVA 68:33  [068:34] Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is; ziet, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte.
Psal DutSVVA 68:34  [068:35] Geeft Gode sterkte! Zijn hoogheid is over Israël, en Zijn sterkte in de bovenste wolken.
Psal DutSVVA 68:35  [068:36] O God! Gij zijt vreselijk uit Uw heiligdommen; de God Israëls, Die geeft den volke sterkte en krachten. Geloofd zij God!
Chapter 69
Psal DutSVVA 69:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Schoschannim. [069:2] Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel.
Psal DutSVVA 69:2  [069:3] Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij.
Psal DutSVVA 69:3  [069:4] Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijn God.
Psal DutSVVA 69:4  [069:5] Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
Psal DutSVVA 69:5  [069:6] O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.
Psal DutSVVA 69:6  [069:7] Laat hen door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, Heere der heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israëls!
Psal DutSVVA 69:7  [069:8] Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande heeft mijn aangezicht bedekt.
Psal DutSVVA 69:8  [069:9] Ik ben mijn broederen vreemd geworden, en onbekend aan mijner moeders kinderen.
Psal DutSVVA 69:9  [069:10] Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen.
Psal DutSVVA 69:10  [069:11] En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.
Psal DutSVVA 69:11  [069:12] En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden.
Psal DutSVVA 69:12  [069:13] Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel dergenen, die sterken drank drinken.
Psal DutSVVA 69:13  [069:14] Maar mij aangaande, mijn gebed is tot U, o Heere; er is een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer goedertierenheid; verhoor mij door de getrouwheid Uws heils.
Psal DutSVVA 69:14  [069:15] Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren.
Psal DutSVVA 69:15  [069:16] Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten.
Psal DutSVVA 69:16  [069:17] Verhoor mij, o Heere, want Uw goedertierenheid is goed; zie mij aan naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
Psal DutSVVA 69:17  [069:18] En verberg Uw aangezicht niet van Uw knecht, want mij is bange; haast U, verhoor mij.
Psal DutSVVA 69:18  [069:19] Nader tot mijn ziel, bevrijd ze; verlos mij om mijner vijanden wil.
Psal DutSVVA 69:19  [069:20] Gij weet mijn versmaadheid, en mijn schaamte, en mijn schande; al mijn benauwers zijn voor U.
Psal DutSVVA 69:20  [069:21] De versmaadheid heeft mijn hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht naar medelijden, maar er is geen; en naar vertroosters, maar heb ze niet gevonden.
Psal DutSVVA 69:21  [069:22] Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven; en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven.
Psal DutSVVA 69:22  [069:23] Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik.
Psal DutSVVA 69:23  [069:24] Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen.
Psal DutSVVA 69:24  [069:25] Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan.
Psal DutSVVA 69:25  [069:26] Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.
Psal DutSVVA 69:26  [069:27] Want zij vervolgen, dien Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden.
Psal DutSVVA 69:27  [069:28] Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid.
Psal DutSVVA 69:28  [069:29] Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden.
Psal DutSVVA 69:29  [069:30] Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek.
Psal DutSVVA 69:30  [069:31] Ik zal Gods Naam prijzen met gezang, en Hem met dankzegging grootmaken.
Psal DutSVVA 69:31  [069:32] En het zal den Heere aangenamer zijn dan een os, of een gehoornde var, die de klauwen verdeelt.
Psal DutSVVA 69:32  [069:33] De zachtmoedigen, dit gezien hebbende, zullen zich verblijden; en gij, die God zoekt, ulieder hart zal leven.
Psal DutSVVA 69:33  [069:34] Want de Heere hoort de nooddruftigen, en Hij veracht Zijn gevangenen niet.
Psal DutSVVA 69:34  [069:35] Dat Hem prijzen de hemel en de aarde, de zeeën, en al wat daarin wriemelt.
Psal DutSVVA 69:35  [069:36] Want God zal Sion verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar erfelijk bezitten;
Psal DutSVVA 69:36  [069:37] En het zaad Zijner knechten zal haar beërven; en de liefhebbers Zijns Naams zullen daarin wonen.
Chapter 70
Psal DutSVVA 70:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, om te doen gedenken. [070:2] Haast U, o God, om mij te verlossen, o Heere, tot mijn hulp.
Psal DutSVVA 70:2  [070:3] Laat hen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad.
Psal DutSVVA 70:3  [070:4] Laat hen terugkeren tot loon hunner beschaming, die daar zeggen: Ha, ha!
Psal DutSVVA 70:4  [070:5] Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt!
Psal DutSVVA 70:5  [070:6] Doch ik ben ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; Heere, vertoef niet!
Chapter 71
Psal DutSVVA 71:1  Op U, o Heere! betrouw ik; laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 71:2  Red mij door Uw gerechtigheid, en bevrijd mij; neig Uw oor tot mij, en verlos mij.
Psal DutSVVA 71:3  Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg.
Psal DutSVVA 71:4  Mijn God, bevrijd mij van de hand des goddelozen, van de hand desgenen, die verkeerdelijk handelt, en des opgeblazenen.
Psal DutSVVA 71:5  Want Gij zijt mijn Verwachting, Heere, Heere! mijn Vertrouwen van mijn jeugd aan.
Psal DutSVVA 71:6  Op U heb ik gesteund van den buik aan; van mijner moeders ingewand aan zijt Gij mijn Uithelper; mijn lof is geduriglijk van U.
Psal DutSVVA 71:7  Ik ben velen als een wonder geweest; doch Gij zijt mijn sterke Toevlucht.
Psal DutSVVA 71:8  Laat mijn mond vervuld worden met Uw lof, den gansen dag met Uw heerlijkheid.
Psal DutSVVA 71:9  Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms; verlaat mij niet, terwijl mijn kracht vergaat.
Psal DutSVVA 71:10  Want mijn vijanden spreken van mij, en die op mijn ziel loeren, beraadslagen te zamen,
Psal DutSVVA 71:11  Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt na, en grijpt hem, want er is geen verlosser.
Psal DutSVVA 71:12  O God, wees niet verre van mij; mijn God! haast U tot mijn hulp.
Psal DutSVVA 71:13  Laat hen beschaamd worden, laat hen verteerd worden, die mijn ziel tegen zijn; laat hen met smaad en schande overdekt worden, die mijn kwaad zoeken.
Psal DutSVVA 71:14  Doch ik zal geduriglijk hopen, en zal al Uw lof nog groter maken.
Psal DutSVVA 71:15  Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen, den gansen dag Uw heil; hoewel ik de getallen niet weet.
Psal DutSVVA 71:16  Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren Heeren; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen.
Psal DutSVVA 71:17  O God! Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik Uw wonderen.
Psal DutSVVA 71:18  Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte verkondige Uw arm, allen nakomelingen Uw macht.
Psal DutSVVA 71:19  Ook is Uw gerechtigheid, o God, tot in de hoogte; Gij, Die grote dingen gedaan hebt; o God! wie is U gelijk?
Psal DutSVVA 71:20  Gij, Die mij veel benauwdheden en kwaden hebt doen zien, zult mij weder levend maken, en zult mij weder ophalen uit de afgronden der aarde.
Psal DutSVVA 71:21  Gij zult mijn grootheid vermeerderen, en mij rondom vertroosten.
Psal DutSVVA 71:22  Ook zal ik U loven met het instrument der luit, Uw trouw, mijn God; ik zal U psalmzingen met de harp, o Heilige Israëls!
Psal DutSVVA 71:23  Mijn lippen zullen juichen, wanneer ik U zal psalmzingen, en mijn ziel, die Gij verlost hebt.
Psal DutSVVA 71:24  Ook zal mijn tong Uw gerechtigheid den gansen dag uitspreken, want zij zijn beschaamd, want zij zijn schaamrood geworden, die mijn kwaad zoeken.
Chapter 72
Psal DutSVVA 72:1  Voor Salomo. O God! geef den koning Uw rechten, en Uw gerechtigheid den zoon des konings.
Psal DutSVVA 72:2  Zo zal hij Uw volk richten met gerechtigheid, en Uw ellendigen met recht.
Psal DutSVVA 72:3  De bergen zullen den volke vrede dragen, ook de heuvelen, met gerechtigheid.
Psal DutSVVA 72:4  Hij zal de ellendigen des volks richten; hij zal de kinderen des nooddruftigen verlossen, en den verdrukker verbrijzelen.
Psal DutSVVA 72:5  Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht.
Psal DutSVVA 72:6  Hij zal nederdalen als een regen op het nagras, als de druppelen, die de aarde bevochtigen.
Psal DutSVVA 72:7  In zijn dagen zal de rechtvaardige bloeien, en de veelheid van vrede, totdat de maan niet meer zij.
Psal DutSVVA 72:8  En hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.
Psal DutSVVA 72:9  De ingezetenen van dorre plaatsen zullen voor zijn aangezicht knielen, en zijn vijanden zullen het stof lekken.
Psal DutSVVA 72:10  De koningen van Tharsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen; de koningen van Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren.
Psal DutSVVA 72:11  Ja, alle koningen zullen zich voor hem nederbuigen, alle heidenen zullen hem dienen.
Psal DutSVVA 72:12  Want hij zal den nooddruftige redden, die daar roept, mitsgaders den ellendige, en die geen helper heeft.
Psal DutSVVA 72:13  Hij zal den arme en nooddruftige verschonen, en de zielen der nooddruftigen verlossen.
Psal DutSVVA 72:14  Hij zal hun zielen van list en geweld bevrijden, en hun bloed zal dierbaar zijn in zijn ogen.
Psal DutSVVA 72:15  En hij zal leven; en men zal hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor hem bidden; den gansen dag zal men hem zegenen.
Psal DutSVVA 72:16  Is er een hand vol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde.
Psal DutSVVA 72:17  Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden ; en zij zullen in hem gezegend worden; alle heidenen zullen hem welgelukzalig roemen.
Psal DutSVVA 72:18  Geloofd zij de Heere God, de God Israëls, Die alleen wonderen doet.
Psal DutSVVA 72:19  En geloofd zij de Naam Zijner heerlijkheid tot in eeuwigheid; en de ganse aarde worde met Zijn heerlijkheid vervuld. Amen, ja, amen.
Psal DutSVVA 72:20  De gebeden van David, den zoon van Isaï, hebben een einde.
Chapter 73
Psal DutSVVA 73:1  Een psalm van Asaf. Immers is God Israël goed, dengenen, die rein van harte zijn.
Psal DutSVVA 73:2  Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken ; mijn treden waren bijkans uitgeschoten.
Psal DutSVVA 73:3  Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede.
Psal DutSVVA 73:4  Want er zijn geen banden tot hun dood toe, en hun kracht is fris.
Psal DutSVVA 73:5  Zij zijn niet in de moeite als andere mensen, en worden met andere mensen niet geplaagd.
Psal DutSVVA 73:6  Daarom omringt hen de hovaardij als een keten; het geweld bedekt hen als een gewaad.
Psal DutSVVA 73:7  Hun ogen puilen uit van vet; zij gaan de inbeeldingen des harten te boven.
Psal DutSVVA 73:8  Zij mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte.
Psal DutSVVA 73:9  Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op de aarde.
Psal DutSVVA 73:10  Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun wateren eens vollen bekers worden uitgedrukt,
Psal DutSVVA 73:11  Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?
Psal DutSVVA 73:12  Ziet, dezen zijn goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen het vermogen.
Psal DutSVVA 73:13  Immers heb ik te vergeefs mijn hart gezuiverd, en mijn handen in onschuld gewassen.
Psal DutSVVA 73:14  Dewijl ik den gansen dag geplaagd ben, en mijn straffing is er alle morgens.
Psal DutSVVA 73:15  Indiën ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen.
Psal DutSVVA 73:16  Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen;
Psal DutSVVA 73:17  Totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde merkte.
Psal DutSVVA 73:18  Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen.
Psal DutSVVA 73:19  Hoe worden zij als in een ogenblik tot verwoesting, nemen een einde, worden te niet van verschrikkingen!
Psal DutSVVA 73:20  Als een droom na het ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere, dan zult Gij hun beeld verachten.
Psal DutSVVA 73:21  Als mijn hart opgezwollen was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd,
Psal DutSVVA 73:22  Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U.
Psal DutSVVA 73:23  Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat;
Psal DutSVVA 73:24  Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.
Psal DutSVVA 73:25  Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Psal DutSVVA 73:26  Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 73:27  Want ziet, die verre van U zijn, zullen vergaan; Gij roeit uit, al wie van U afhoereert;
Psal DutSVVA 73:28  Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere Heere, om al Uw werken te vertellen.
Chapter 74
Psal DutSVVA 74:1  Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide?
Psal DutSVVA 74:2  Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt.
Psal DutSVVA 74:3  Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom verdorven.
Psal DutSVVA 74:4  Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld.
Psal DutSVVA 74:5  Een ieder werd er bekend als een, die de bijlen omhoog aanbrengt in de dichtigheid van een geboomte.
Psal DutSVVA 74:6  Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen.
Psal DutSVVA 74:7  Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd.
Psal DutSVVA 74:8  Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand.
Psal DutSVVA 74:9  Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang.
Psal DutSVVA 74:10  Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren?
Psal DutSVVA 74:11  Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde.
Psal DutSVVA 74:12  Evenwel is God mijn Koning van ouds af, Die verlossingen werkt in het midden der aarde.
Psal DutSVVA 74:13  Gij hebt door Uw sterkte de zee gespleten; Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken.
Psal DutSVVA 74:14  Gij hebt de koppen des Leviathans verpletterd; Gij hebt hem tot spijs gegeven aan het volk in dorre plaatsen.
Psal DutSVVA 74:15  Gij hebt een fontein en beek gekliefd; Gij hebt sterke rivieren uitgedroogd.
Psal DutSVVA 74:16  De dag is Uwe, ook is de nacht Uwe; Gij hebt het licht en de zon bereid.
Psal DutSVVA 74:17  Gij hebt al de palen der aarde gesteld; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd.
Psal DutSVVA 74:18  Gedenk hieraan; de vijand heeft den Heere gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd.
Psal DutSVVA 74:19  Geef aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over; vergeet den hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 74:20  Aanschouw het verbond; want de duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld.
Psal DutSVVA 74:21  Laat den verdrukte niet beschaamd wederkeren; laat den ellendige en nooddruftige Uw Naam prijzen.
Psal DutSVVA 74:22  Sta op, o God! twist Uw twistzaak; gedenk der smaadheid, die U van den dwaze wedervaart den ganse dag.
Psal DutSVVA 74:23  Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders; het getier dergenen, die tegen U opstaan, klimt geduriglijk op.
Chapter 75
Psal DutSVVA 75:1  Voor den opperzangmeester, Altascheth; een psalm, een lied, voor Asaf. [075:2] Wij loven U, o God! wij loven, dat Uw Naam nabij is; men vertelt Uw wonderen.
Psal DutSVVA 75:2  [075:3] Als ik het bestemde ambt zal ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten.
Psal DutSVVA 75:3  [075:4] Het land en al zijn inwoners waren versmolten; maar ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela.
Psal DutSVVA 75:4  [075:5] Ik heb gezegd tot de onzinnigen: Weest niet onzinnig; en tot de goddelozen: Verhoogt den hoorn niet.
Psal DutSVVA 75:5  [075:6] Verhoogt uw hoorn niet omhoog; spreekt niet met stijven hals.
Psal DutSVVA 75:6  [075:7] Want het verhogen komt niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn;
Psal DutSVVA 75:7  [075:8] Maar God is Rechter; Hij vernedert dezen, en verhoogt genen.
Psal DutSVVA 75:8  [075:9] Want in des Heeren hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesemen uitzuigende drinken.
Psal DutSVVA 75:9  [075:10] En ik zal het in eeuwigheid verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen.
Psal DutSVVA 75:10  [075:11] En ik zal alle hoornen der goddelozen afhouwen; de hoornen des rechtvaardigen zullen verhoogd worden.
Chapter 76
Psal DutSVVA 76:1  Een psalm, een lied van Asaf, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. [076:2] God is bekend in Juda; Zijn Naam is groot in Israël.
Psal DutSVVA 76:2  [076:3] En in Salem is Zijn hut, en Zijn woning in Sion.
Psal DutSVVA 76:3  [076:4] Aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van den boog, het schild, en het zwaard, en den krijg. Sela.
Psal DutSVVA 76:4  [076:5] Gij zijt doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen.
Psal DutSVVA 76:5  [076:6] De stouthartigen zijn beroofd geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd; en geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden.
Psal DutSVVA 76:6  [076:7] Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen wagen en paard in slaap gezonken.
Psal DutSVVA 76:7  [076:8] Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af?
Psal DutSVVA 76:8  [076:9] Gij deedt een oordeel horen uit den hemel; de aarde vreesde en werd stil,
Psal DutSVVA 76:9  [076:10] Als God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela.
Psal DutSVVA 76:10  [076:11] Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden.
Psal DutSVVA 76:11  [076:12] Doet geloften en betaalt ze den Heere, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen;
Psal DutSVVA 76:12  [076:13] Die den geest der vorsten als druiven afsnijdt; Die den koningen der aarde vreselijk is.
Chapter 77
Psal DutSVVA 77:1  Een psalm van Asaf, voor den opperzangmeester, over Jeduthun. [077:2] Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot mij neigen.
Psal DutSVVA 77:2  [077:3] Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den Heere; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden.
Psal DutSVVA 77:3  [077:4] Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela.
Psal DutSVVA 77:4  [077:5] Gij hieldt mijn ogen wakende; ik was verslagen, en sprak niet.
Psal DutSVVA 77:5  [077:6] Ik overdacht de dagen van ouds, de jaren der eeuwen.
Psal DutSVVA 77:6  [077:7] Ik dacht aan mijn snarenspel; in den nacht overleide ik in mijn hart, en mijn geest onderzocht:
Psal DutSVVA 77:7  [077:8] Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn?
Psal DutSVVA 77:8  [077:9] Houdt Zijn goedertierenheid in eeuwigheid op? Heeft de toezegging een einde, van geslacht tot geslacht?
Psal DutSVVA 77:9  [077:10] Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Sela.
Psal DutSVVA 77:10  [077:11] Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand des Allerhoogsten verandert.
Psal DutSVVA 77:11  [077:12] Ik zal de daden des Heeren gedenken ; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her;
Psal DutSVVA 77:12  [077:13] En zal al Uw werken betrachten, en van Uw daden spreken.
Psal DutSVVA 77:13  [077:14] O God! Uw weg is in het heiligdom; wie is een groot God, gelijk God?
Psal DutSVVA 77:14  [077:15] Gij zijt die God, Die wonder doet; Gij hebt Uw sterkte bekend gemaakt onder de volken.
Psal DutSVVA 77:15  [077:16] Gij hebt Uw volk door Uw arm verlost; de kinderen van Jakob en van Jozef. Sela.
Psal DutSVVA 77:16  [077:17] De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, zij beefden; ook waren de afgronden beroerd.
Psal DutSVVA 77:17  [077:18] De dikke wolken goten water uit; de bovenste wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen daarhenen.
Psal DutSVVA 77:18  [077:19] Het geluid Uws donders was in het ronde; de bliksemen verlichtten de wereld; de aarde werd beroerd en daverde.
Psal DutSVVA 77:19  [077:20] Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend.
Psal DutSVVA 77:20  [077:21] Gij leiddet Uw volk, als een kudde door de hand van Mozes en Aäron.
Chapter 78
Psal DutSVVA 78:1  Een onderwijzing van Asaf. O mijn volk! neem mijn leer ter oren; neigt ulieder oor tot de redenen mijns monds.
Psal DutSVVA 78:2  Ik zal mijn mond opendoen met spreuken; ik zal verborgenheden overvloediglijk uitstorten, van ouds her;
Psal DutSVVA 78:3  Die wij gehoord hebben en weten ze, en onze vaders ons verteld hebben.
Psal DutSVVA 78:4  Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des Heeren, en Zijn sterkheid, en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.
Psal DutSVVA 78:5  Want Hij heeft een getuigenis opgericht in Jakob, en een wet gesteld in Israël; die Hij onzen vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekend maken;
Psal DutSVVA 78:6  Opdat het navolgende geslacht die weten zou, de kinderen, die geboren zouden worden; en zouden opstaan, en vertellen ze hun kinderen;
Psal DutSVVA 78:7  En dat zij hun hoop op God zouden stellen, en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren;
Psal DutSVVA 78:8  En dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig en wederspannig geslacht; een geslacht, dat zijn hart niet richtte, en welks geest niet getrouw was met God.
Psal DutSVVA 78:9  (De kinderen van Efraïm, gewapende boogschutters, keerden om ten dage des strijds.)
Psal DutSVVA 78:10  Zij hielden Gods verbond niet, en weigerden te wandelen in Zijn wet.
Psal DutSVVA 78:11  En zij vergaten Zijn daden, en Zijn wonderen, die Hij hun had doen zien.
Psal DutSVVA 78:12  Voor hun vaderen had Hij wonder gedaan, in Egypteland, in het veld van Zoan.
Psal DutSVVA 78:13  Hij kliefde de zee, en deed er hen doorgaan; en de wateren deed Hij staan als een hoop.
Psal DutSVVA 78:14  En Hij leidde hen des daags met een wolk, en den gansen nacht met een licht des vuurs.
Psal DutSVVA 78:15  Hij kliefde de rotsstenen in de woestijn, en drenkte hen overvloedig, als uit afgronden.
Psal DutSVVA 78:16  Want Hij bracht stromen voort uit de steenrots, en deed de wateren afdalen als rivieren.
Psal DutSVVA 78:17  Nog voeren zij wijders voort tegen Hem te zondigen, verbitterende den Allerhoogste in de dorre wildernis.
Psal DutSVVA 78:18  En zij verzochten God in hun hart, begerende spijs naar hun lust.
Psal DutSVVA 78:19  En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou God een tafel kunnen toerichten in de woestijn?
Psal DutSVVA 78:20  Ziet, Hij heeft den rotssteen geslagen, dat er wateren uitvloeiden, en beken overvloediglijk uitbraken, zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn volke vlees toebereiden?
Psal DutSVVA 78:21  Daarom hoorde de Heere, en werd verbolgen; en een vuur werd ontstoken tegen Jakob, en toorn ging ook op tegen Israël;
Psal DutSVVA 78:22  Omdat zij in God niet geloofden, en op Zijn heil niet vertrouwden.
Psal DutSVVA 78:23  Daar Hij den wolken van boven gebood, en de deuren des hemels opende;
Psal DutSVVA 78:24  En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren.
Psal DutSVVA 78:25  Een iegelijk at het brood der Machtigen; Hij zond hun teerkost tot verzadiging.
Psal DutSVVA 78:26  Hij dreef den oostenwind voort in den hemel, en voerde den zuidenwind aan door Zijn sterkte;
Psal DutSVVA 78:27  En regende op hen vlees als stof, en gevleugeld gevogelte als zand der zeeën;
Psal DutSVVA 78:28  En deed het vallen in het midden zijns legers, rondom zijn woningen.
Psal DutSVVA 78:29  Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust toebracht.
Psal DutSVVA 78:30  Zij waren nog niet vervreemd van hun lust; hun spijs was nog in hun mond,
Psal DutSVVA 78:31  Als Gods toorn tegen hen opging, dat Hij van hun vetsten doodde, en de uitgelezenen van Israël nedervelde.
Psal DutSVVA 78:32  Boven dit alles zondigden zij nog, en geloofden niet, door Zijn wonderen.
Psal DutSVVA 78:33  Dies deed Hij hun dagen vergaan in ijdelheid, en hun jaren in verschrikking.
Psal DutSVVA 78:34  Als Hij hen doodde, zo vraagden zij naar Hem, en keerden weder, en zochten God vroeg;
Psal DutSVVA 78:35  En gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser.
Psal DutSVVA 78:36  En zij vleiden Hem met hun mond, en logen Hem met hun tong.
Psal DutSVVA 78:37  Want hun hart was niet recht met Hem, en zij waren niet getrouw in Zijn verbond.
Psal DutSVVA 78:38  Doch Hij, barmhartig zijnde, verzoende de ongerechtigheid, en verdierf hen niet; maar wendde dikwijls Zijn toorn af, en wekte Zijn ganse grimmigheid niet op.
Psal DutSVVA 78:39  En Hij dacht, dat zij vlees waren, een wind, die henengaat en niet wederkeert.
Psal DutSVVA 78:40  Hoe dikwijls verbitterden zij Hem in de woestijn, deden Hem smart aan in de wildernis!
Psal DutSVVA 78:41  Want zij kwamen alweder, en verzochten God, en stelden den Heilige Israëls een perk.
Psal DutSVVA 78:42  Zij dachten niet aan Zijn hand, aan den dag, toen Hij hen van den wederpartijder verloste;
Psal DutSVVA 78:43  Hoe Hij Zijn tekenen stelde in Egypte, en Zijn wonderheden in het veld van Zoan;
Psal DutSVVA 78:44  En hun vloeden in bloed veranderde, en hun stromen, opdat zij niet zouden drinken.
Psal DutSVVA 78:45  Hij zond een vermenging van ongedierte onder hen, dat hen verteerde, en vorsen, die hen verdierven.
Psal DutSVVA 78:46  En Hij gaf hun gewas den kruidworm, en hun arbeid den sprinkhaan.
Psal DutSVVA 78:47  Hij doodde hun wijnstok door den hagel, en hun wilde vijgebomen door vurigen hagelsteen.
Psal DutSVVA 78:48  Ook gaf Hij hun vee den hagel over, en hun beesten aan de vurige kolen.
Psal DutSVVA 78:49  Hij zond onder hen de hittigheid Zijns toorns, verbolgenheid, en verstoordheid, en benauwdheid, met uitzending der boden van veel kwaads.
Psal DutSVVA 78:50  Hij woog een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte gaf Hij aan de pestilentie over.
Psal DutSVVA 78:51  En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in de tenten van Cham.
Psal DutSVVA 78:52  En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een kudde, in de woestijn.
Psal DutSVVA 78:53  Ja, Hij leidde hen zeker, zodat zij niet vreesden; want de zee had hun vijanden overdekt.
Psal DutSVVA 78:54  En Hij bracht hen tot de landpale Zijner heiligheid, tot dezen berg, dien Zijn rechterhand verkregen heeft.
Psal DutSVVA 78:55  En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer hunner erfenis, en deed de stammen Israëls in hun tenten wonen.
Psal DutSVVA 78:56  Maar zij verzochten en verbitterden God, den Allerhoogste, en onderhielden Zijn getuigenissen niet.
Psal DutSVVA 78:57  En zij weken terug, en handelden trouwelooslijk, gelijk hun vaders; zij zijn omgekeerd, als een bedriegelijke boog.
Psal DutSVVA 78:58  En zij verwekten Hem tot toorn door hun hoogten, en verwekten Hem tot ijver door hun gesneden beelden.
Psal DutSVVA 78:59  God hoorde het en werd verbolgen, en versmaadde Israël zeer.
Psal DutSVVA 78:60  Dies verliet Hij den tabernakel te Silo, de tent, die Hij tot een woning gesteld had onder de mensen.
Psal DutSVVA 78:61  En Hij gaf Zijn sterkte in de gevangenis, en Zijn heerlijkheid in de hand des wederpartijders.
Psal DutSVVA 78:62  En Hij leverde Zijn volk over ten zwaarde, en werd verbolgen tegen Zijn erfenis.
Psal DutSVVA 78:63  Het vuur verteerde hun jongelingen, en hun jonge dochters werden niet geprezen.
Psal DutSVVA 78:64  Hun priesters vielen door het zwaard, en hun weduwen weenden niet.
Psal DutSVVA 78:65  Toen ontwaakte de Heere, als een slapende, als een held, die juicht van den wijn.
Psal DutSVVA 78:66  En Hij sloeg Zijn wederpartijders aan het achterste; Hij deed hun eeuwige smaadheid aan.
Psal DutSVVA 78:67  Doch Hij verwierp de tent van Jozef, en den stam van Efraïm verkoos Hij niet.
Psal DutSVVA 78:68  Maar Hij verkoos den stam van Juda, den berg Sion, dien Hij liefhad.
Psal DutSVVA 78:69  En Hij bouwde Zijn heiligdom als hoogten, als de aarde, die Hij gegrond heeft in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 78:70  En Hij verkoos Zijn knecht David, en nam hem van de schaapskooien;
Psal DutSVVA 78:71  Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israël, Zijn erfenis.
Psal DutSVVA 78:72  Ook heeft hij hen geweid naar de oprechtheid zijns harten, en heeft hen geleid met een zeer verstandig beleid zijner handen.
Chapter 79
Psal DutSVVA 79:1  Een psalm van Asaf. O God! Heidenen zijn gekomen in Uw erfenis; zij hebben den tempel Uwer heiligheid verontreinigd; zij hebben Jeruzalem tot steenhopen gesteld.
Psal DutSVVA 79:2  Zij hebben de dode lichamen Uwer knechten aan het gevogelte des hemels tot spijs gegeven; het vlees Uwer gunstgenoten aan het gedierte des lands.
Psal DutSVVA 79:3  Zij hebben hun bloed rondom Jeruzalem als water vergoten; en er was niemand, die hen begroef.
Psal DutSVVA 79:4  Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien, die rondom ons zijn.
Psal DutSVVA 79:5  Hoe lang, Heere? Zult Gij eeuwiglijk toornen? Zal Uw ijver als vuur branden?
Psal DutSVVA 79:6  Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de koninkrijken, die Uw Naam niet aanroepen.
Psal DutSVVA 79:7  Want men heeft Jakob opgegeten, en zij hebben zijn liefelijke woning verwoest.
Psal DutSVVA 79:8  Gedenk ons de vorige misdaden niet; haast U, laat Uw barmhartigheden ons voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden.
Psal DutSVVA 79:9  Help ons, o God onzes heils! ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil.
Psal DutSVVA 79:10  Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten bloeds Uwer knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden.
Psal DutSVVA 79:11  Laat het gekerm der gevangenen voor Uw aanschijn komen; behoud overig de kinderen des doods, naar de grootheid Uws arms.
Psal DutSVVA 79:12  En geef onze naburen zevenvoudig weder in hun schoot hun smaad, waarmede zij U, o Heere! gesmaad hebben.
Psal DutSVVA 79:13  Zo zullen wij, Uw volk en de schapen Uwer weide, U loven in eeuwigheid, van geslacht tot geslacht; wij zullen Uw roem vertellen.
Chapter 80
Psal DutSVVA 80:1  Voor den opperzangmeester, op Schoschannim; een getuigenis, een psalm van Asaf. [080:2] O Herder Israëls! neem ter ore, Die Jozef als schapen leiddet; Die tussen de cherubim zit, verschijn blinkende.
Psal DutSVVA 80:2  [080:3] Wek Uw macht op voor het aangezicht van Efraïm, en Benjamin, en Manasse, en kom tot onze verlossing.
Psal DutSVVA 80:3  [080:4] O God! breng ons weder, en laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.
Psal DutSVVA 80:4  [080:5] O Heere, God der heirscharen! hoe lang zult Gij roken tegen het gebed Uws volks?
Psal DutSVVA 80:5  [080:6] Gij spijst hen met tranenbrood, en drenkt hen met tranen uit een drieling.
Psal DutSVVA 80:6  [080:7] Gij hebt ons onzen naburen tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder zich.
Psal DutSVVA 80:7  [080:8] O God der heirscharen! breng ons weder, en laat Uw aangezicht lichten; zo zullen wij verlost worden.
Psal DutSVVA 80:8  [080:9] Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven, en hebt denzelven geplant;
Psal DutSVVA 80:9  [080:10] Gij hebt de plaats voor hem bereid, en zijn wortelen doen inwortelen, zodat hij het land vervuld heeft.
Psal DutSVVA 80:10  [080:11] De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest, en zijn ranken waren als cederbomen Gods.
Psal DutSVVA 80:11  [080:12] Hij schoot zijn ranken uit tot aan de zee, en zijn scheuten tot aan de rivier.
Psal DutSVVA 80:12  [080:13] Waarom hebt Gij zijn muren doorgebroken, zodat allen, die den weg voorbijgaan, hem plukken?
Psal DutSVVA 80:13  [080:14] Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en het wild des velds heeft hem afgeweid.
Psal DutSVVA 80:14  [080:15] O God der heirscharen! keer toch weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en bezoek dezen wijnstok,
Psal DutSVVA 80:15  [080:16] En den stam, dien Uw rechterhand geplant heeft, en dat om den zoon, dien Gij U gesterkt hebt!
Psal DutSVVA 80:16  [080:17] Hij is met vuur verbrand; hij is afgehouwen; zij komen om van het schelden Uws aangezichts.
Psal DutSVVA 80:17  [080:18] Uw hand zij over den man Uwer rechterhand, over des mensen zoon, dien Gij U gesterkt hebt.
Psal DutSVVA 80:18  [080:19] Zo zullen wij van U niet terugkeren; behoud ons in het leven, zo zullen wij Uw Naam aanroepen.
Psal DutSVVA 80:19  [080:20] O Heere, God der heirscharen! breng ons weder; laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.
Chapter 81
Psal DutSVVA 81:1  Voor den opperzangmeester, op de Gittith, een psalm van Asaf. [081:2] Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob.
Psal DutSVVA 81:2  [081:3] Heft een psalm op, en geeft de trommel; de liefelijke harp met de luit.
Psal DutSVVA 81:3  [081:4] Blaast de bazuin in de nieuwe maan, ter bestemder tijd, op onzen feestdag.
Psal DutSVVA 81:4  [081:5] Want dat is een inzetting in Israël, een recht van den God Jakobs.
Psal DutSVVA 81:5  [081:6] Hij heeft het gezet tot een getuigenis in Jozef, als Hij uitgetogen was tegen Egypteland; alwaar ik gehoord heb een spraak, die ik niet verstond;
Psal DutSVVA 81:6  [081:7] Ik heb zijn schouder van den last onttrokken; zijn handen zijn van de potten ontslagen.
Psal DutSVVA 81:7  [081:8] In de benauwdheid riept gij, en Ik hielp u uit; Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders; Ik beproefde u aan de wateren van Meriba. Sela.
Psal DutSVVA 81:8  [081:9] Mijn volk, zeide Ik hoor toe, en Ik zal onder u betuigen, Israël, of gij naar Mij hoordet!
Psal DutSVVA 81:9  [081:10] Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemden god nederbuigen.
Psal DutSVVA 81:10  [081:11] Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.
Psal DutSVVA 81:11  [081:12] Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israël heeft Mijner niet gewild.
Psal DutSVVA 81:12  [081:13] Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
Psal DutSVVA 81:13  [081:14] Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!
Psal DutSVVA 81:14  [081:15] In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben, en Mijn hand gewend hebben tegen hun wederpartijders.
Psal DutSVVA 81:15  [081:16] Die den Heere haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn.
Psal DutSVVA 81:16  [081:17] En Hij zou het gespijsd hebben met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rotsstenen.
Chapter 82
Psal DutSVVA 82:1  Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der goden;
Psal DutSVVA 82:2  Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela.
Psal DutSVVA 82:3  Doet recht den arme en den wees; rechtvaardigt den verdrukte en den arme.
Psal DutSVVA 82:4  Verlost den arme en den behoeftige, rukt hem uit der goddelozen hand.
Psal DutSVVA 82:5  Zij weten niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis; dies wankelen alle fondamenten der aarde.
Psal DutSVVA 82:6  Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten;
Psal DutSVVA 82:7  Nochtans zult gij sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen.
Psal DutSVVA 82:8  Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want Gij bezit alle natiën.
Chapter 83
Psal DutSVVA 83:1  Een lied, een psalm van Asaf. [083:2] O God! zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God!
Psal DutSVVA 83:2  [083:3] Want zie, Uw vijanden maken getier, en Uw haters steken het hoofd op.
Psal DutSVVA 83:3  [083:4] Zij maken listiglijk een heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uw verborgenen.
Psal DutSVVA 83:4  [083:5] Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam Israëls niet meer gedacht worde.
Psal DutSVVA 83:5  [083:6] Want zij hebben in het hart te zamen beraadslaagd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt;
Psal DutSVVA 83:6  [083:7] De tenten van Edom en der Ismaëlieten, Moab en de Hagarenen;
Psal DutSVVA 83:7  [083:8] Gebal, en Ammon, en Amalek, Palestina met de inwoners van Tyrus.
Psal DutSVVA 83:8  [083:9] Ook heeft zich Assur bij hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot tot een arm geweest. Sela.
Psal DutSVVA 83:9  [083:10] Doe hun als Midian, als Sisera, als Jabin aan de beek Kison;
Psal DutSVVA 83:10  [083:11] Die verdelgd zijn te Endor; zij zijn geworden tot drek der aarde.
Psal DutSVVA 83:11  [083:12] Maak hen en hun prinsen als Oreb en als Zeëb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna;
Psal DutSVVA 83:12  [083:13] Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen.
Psal DutSVVA 83:13  [083:14] Mijn God! maak hen als een wervel, als stoppelen voor den wind.
Psal DutSVVA 83:14  [083:15] Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt;
Psal DutSVVA 83:15  [083:16] Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uw draaiwind.
Psal DutSVVA 83:16  [083:17] Maak hun aangezicht vol schande, opdat zij, o Heere! Uw Naam zoeken.
Psal DutSVVA 83:17  [083:18] Laat hen beschaamd en verschrikt wezen tot in eeuwigheid, en laat hen schaamrood worden, en omkomen;
Psal DutSVVA 83:18  [083:19] Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam zijt de Heere, de Allerhoogste over de ganse aarde.
Chapter 84
Psal DutSVVA 84:1  Voor den opperzangmeester, op de Gittith; een psalm, voor de kinderen van Korach. [084:2] Hoe liefelijk zijn Uw woningen, o Heere der heirscharen!
Psal DutSVVA 84:2  [084:3] Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des Heeren; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.
Psal DutSVVA 84:3  [084:4] Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij Uw altaren, Heere der heirscharen, mijn Koning, en mijn God!
Psal DutSVVA 84:4  [084:5] Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela.
Psal DutSVVA 84:5  [084:6] Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn.
Psal DutSVVA 84:6  [086:7] Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.
Psal DutSVVA 84:7  [084:8] Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion.
Psal DutSVVA 84:8  [084:9] Heere, God der heirscharen! hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela.
Psal DutSVVA 84:9  [084:10] O God, ons Schild! zie, en aanschouw het aangezicht Uws gezalfden.
Psal DutSVVA 84:10  [084:11] Want een dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid.
Psal DutSVVA 84:11  [084:12] Want God, de Heere, is een Zon en Schild; de Heere zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen.
Psal DutSVVA 84:12  [084:13] Heere der heirscharen! welgelukzalig is de mens, die op U vertrouwt.
Chapter 85
Psal DutSVVA 85:1  Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [085:2] Gij zijt Uw lande gunstig geweest, Heere! de gevangenis van Jakob hebt Gij gewend.
Psal DutSVVA 85:2  [085:3] De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela.
Psal DutSVVA 85:3  [085:4] Gij hebt weggenomen al Uw verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns.
Psal DutSVVA 85:4  [085:5] Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons.
Psal DutSVVA 85:5  [085:6] Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?
Psal DutSVVA 85:6  [085:7] Zult Gij ons niet weder levend maken, opdat Uw volk zich in U verblijde?
Psal DutSVVA 85:7  [085:8] Toon ons Uw goedertierenheid, o Heere, en geef ons Uw heil.
Psal DutSVVA 85:8  [085:9] Ik zal horen, wat God, de Heere, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.
Psal DutSVVA 85:9  [085:10] Zekerlijk, Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone.
Psal DutSVVA 85:10  [085:11] De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten; de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen.
Psal DutSVVA 85:11  [085:12] De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel nederzien.
Psal DutSVVA 85:12  [085:13] Ook zal de Heere het goede geven; en ons land zal zijn vrucht geven.
Psal DutSVVA 85:13  [085:14] De gerechtigheid zal voor Zijn aangezicht henengaan, en Hij zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen.
Chapter 86
Psal DutSVVA 86:1  Een gebed van David. Heere! neig Uw oor, verhoor mij; want ik ben ellendig en nooddruftig.
Psal DutSVVA 86:2  Bewaar mijn ziel, want ik ben Uw gunstgenoot, o Gij, mijn God! verlos Uw knecht, die op U betrouwt.
Psal DutSVVA 86:3  Zijt mij genadig, Heere! want ik roep tot U den gansen dag.
Psal DutSVVA 86:4  Verheug de ziel Uws knechts; want tot U, Heere! verhef ik mijn ziel.
Psal DutSVVA 86:5  Want Gij, Heere! zijt goed, en gaarne vergevende, en van grote goedertierenheid allen, die U aanroepen.
Psal DutSVVA 86:6  Heere! neem mijn gebed ter ore, en merk op de stem mijner smekingen.
Psal DutSVVA 86:7  In den dag mijner benauwdheid roep ik U aan, want Gij verhoort mij.
Psal DutSVVA 86:8  Onder de goden is niemand U gelijk, Heere! en er zijn geen gelijk Uw werken.
Psal DutSVVA 86:9  Al de heidenen, Heere! die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen, en Uw Naam eren.
Psal DutSVVA 86:10  Want Gij zijt groot, en doet wonderwerken; Gij alleen zijt God.
Psal DutSVVA 86:11  Leer mij, Heere! Uw weg; ik zal in Uw waarheid wandelen; verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams.
Psal DutSVVA 86:12  Heere, mijn God! ik zal U met mijn ganse hart loven, en ik zal Uw Naam eren in eeuwigheid;
Psal DutSVVA 86:13  Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt.
Psal DutSVVA 86:14  O God! de hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor hun ogen.
Psal DutSVVA 86:15  Maar Gij, Heere! zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig, en groot van goedertierenheid en waarheid.
Psal DutSVVA 86:16  Wend U tot mij, en zijt mij genadig, geef Uw knecht Uw sterkte, en verlos den zoon Uwer dienstmaagd.
Psal DutSVVA 86:17  Doe aan mij een teken ten goede, opdat het mijn haters zien, en beschaamd worden, als Gij, Heere! mij geholpen, en mij getroost zult hebben.
Chapter 87
Psal DutSVVA 87:1  Een psalm, een lied voor de kinderen van Korach. Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid.
Psal DutSVVA 87:2  De Heere bemint de poorten van Sion boven alle woningen van Jakob.
Psal DutSVVA 87:3  Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! Sela.
Psal DutSVVA 87:4  Ik zal Rahab en Babel vermelden, onder degenen, die Mij kennen; ziet, de Filistijn, en de Tyriër, met den Moor, deze is aldaar geboren.
Psal DutSVVA 87:5  En van Sion zal gezegd worden: Die en die is daarin geboren; en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen.
Psal DutSVVA 87:6  De Heere zal hen rekenen in het opschrijven der volken, zeggende: Deze is aldaar geboren. Sela.
Psal DutSVVA 87:7  En de zangers, gelijk de speellieden, mitsgaders al mijn fonteinen, zullen binnen u zijn.
Chapter 88
Psal DutSVVA 88:1  Een lied, een psalm voor de kinderen van Korach, voor den opperzangmeester, op Machalath Leannoth; een onderwijzing van Heman, den Ezrahiet. [088:2] O Heere, God mijns heils! bij dag, bij nacht roep ik voor U.
Psal DutSVVA 88:2  [088:3] Laat mijn gebed voor Uw aanschijn komen; neig Uw oor tot mijn geschrei.
Psal DutSVVA 88:3  [088:4] Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf.
Psal DutSVVA 88:4  [088:5] Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is;
Psal DutSVVA 88:5  [088:6] Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand.
Psal DutSVVA 88:6  [088:7] Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten.
Psal DutSVVA 88:7  [088:8] Uw grimmigheid ligt op mij; Gij hebt mij nedergedrukt met al Uw baren. Sela.
Psal DutSVVA 88:8  [088:9] Mijn bekenden hebt Gij verre van mij gedaan, Gij hebt mij hun tot een groten gruwel gesteld; ik ben besloten, en kan niet uitkomen.
Psal DutSVVA 88:9  [088:10] Mijn oog treurt vanwege verdrukking; Heere! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U.
Psal DutSVVA 88:10  [088:11] Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven? Sela.
Psal DutSVVA 88:11  [088:12] Zal Uw goedertierenheid in het graf verteld worden, Uw getrouwheid in het verderf?
Psal DutSVVA 88:12  [088:13] Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid?
Psal DutSVVA 88:13  [088:14] Maar ik, Heere! roep tot U, en mijn gebed komt U voor in den morgenstond.
Psal DutSVVA 88:14  [088:15] Heere! waarom verstoot Gij mijn ziel, en verbergt Uw aanschijn voor mij?
Psal DutSVVA 88:15  [088:16] Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende; ik draag Uw vervaarnissen, ik ben twijfelmoedig.
Psal DutSVVA 88:16  [088:17] Uw hittige toornigheden gaan over mij; Uw verschrikkingen doen mij vergaan.
Psal DutSVVA 88:17  [088:18] Den gansen dag omringen zij mij als water; te zamen omgeven zij mij.
Psal DutSVVA 88:18  [088:19] Gij hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan; mijn bekenden zijn in duisternis.
Chapter 89
Psal DutSVVA 89:1  Een onderwijzing van Ethan, den Ezrahiet. [089:2] Ik zal de goedertierenheid des Heeren eeuwiglijk zingen; ik zal Uw waarheid met mijn mond bekend maken, van geslacht tot geslacht.
Psal DutSVVA 89:2  [089:3] Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden; in de hemelen zelve hebt Gij Uw waarheid bevestigd, zeggende:
Psal DutSVVA 89:3  [089:4] Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen:
Psal DutSVVA 89:4  [089:5] Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela.
Psal DutSVVA 89:5  [089:6] Dies loven de hemelen Uw wonderen, o Heere! ook is Uw getrouwheid in de gemeente der heiligen.
Psal DutSVVA 89:6  [089:7] Want wie mag in den hemel tegen den Heere geschat worden? Wie is den Heere gelijk, onder de kinderen der sterken?
Psal DutSVVA 89:7  [089:8] God is grotelijks geducht in den raad der heiligen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn.
Psal DutSVVA 89:8  [089:9] O Heere, God der heirscharen! wie is als Gij, grootmachtig, o Heere! en Uw getrouwheid is rondom U.
Psal DutSVVA 89:9  [089:10] Gij heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt Gij ze.
Psal DutSVVA 89:10  [089:11] Gij hebt Rahab verbrijzeld als een verslagene; Gij hebt Uw vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte.
Psal DutSVVA 89:11  [089:12] De hemel is Uwe, ook is de aarde Uwe; de wereld en haar volheid, die hebt Gij gegrond.
Psal DutSVVA 89:12  [089:13] Het noorden en het zuiden, die hebt Gij geschapen; Thabor en Hermon juichen in Uw Naam.
Psal DutSVVA 89:13  [089:14] Gij hebt een arm met macht; Uw hand is sterk, Uw rechterhand is hoog.
Psal DutSVVA 89:14  [089:15] Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Uws troons; goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen.
Psal DutSVVA 89:15  [089:16] Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent; o Heere! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen.
Psal DutSVVA 89:16  [089:17] Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden.
Psal DutSVVA 89:17  [089:18] Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden .
Psal DutSVVA 89:18  [089:19] Want ons schild is van den Heere, en onze koning is van den Heilige Israëls.
Psal DutSVVA 89:19  [089:20] Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd.
Psal DutSVVA 89:20  [089:21] Ik heb David, Mijn knecht, gevonden; met Mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd;
Psal DutSVVA 89:21  [089:22] Met welken Mijn hand vast blijven zal; ook zal hem Mijn arm versterken.
Psal DutSVVA 89:22  [089:23] De vijand zal hem niet dringen, en de zoon der ongerechtigheid zal hem niet onderdrukken.
Psal DutSVVA 89:23  [089:24] Maar Ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen.
Psal DutSVVA 89:24  [089:25] En Mijn getrouwheid en Mijn goedertierenheid zullen met hem zijn; en zijn hoorn zal in Mijn Naam verhoogd worden.
Psal DutSVVA 89:25  [089:26] En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand in de rivieren.
Psal DutSVVA 89:26  [089:27] Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils!
Psal DutSVVA 89:27  [089:28] Ook zal Ik hem ten eerstgeborenen zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde.
Psal DutSVVA 89:28  [089:29] Ik zal hem Mijn goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond zal hem vast blijven.
Psal DutSVVA 89:29  [089:30] En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen.
Psal DutSVVA 89:30  [089:31] Indiën zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in Mijn rechten niet wandelen;
Psal DutSVVA 89:31  [089:32] Indiën zij Mijn inzettingen ontheiligen, en Mijn geboden niet houden;
Psal DutSVVA 89:32  [089:33] Zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen.
Psal DutSVVA 89:33  [089:34] Maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen, en in Mijn getrouwheid niet feilen.
Psal DutSVVA 89:34  [089:35] Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen.
Psal DutSVVA 89:35  [089:36] Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege!
Psal DutSVVA 89:36  [089:37] Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon.
Psal DutSVVA 89:37  [089:38] Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela.
Psal DutSVVA 89:38  [089:39] Maar Gij hebt hem verstoten en verworpen; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde.
Psal DutSVVA 89:39  [089:40] Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan; Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde.
Psal DutSVVA 89:40  [089:41] Gij hebt al zijn muren doorgebroken; Gij hebt zijn vestingen nedergeworpen.
Psal DutSVVA 89:41  [089:42] Allen, die den weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is hij tot een smaad geweest.
Psal DutSVVA 89:42  [089:43] Gij hebt de rechterhand zijner wederpartijders verhoogd; Gij hebt al zijn vijanden verblijd.
Psal DutSVVA 89:43  [089:44] Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd.
Psal DutSVVA 89:44  [089:45] Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten.
Psal DutSVVA 89:45  [089:46] Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela.
Psal DutSVVA 89:46  [089:47] Hoe lang, o Heere! zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur?
Psal DutSVVA 89:47  [089:48] Gedenk van hoedanige eeuw ik ben; waarom zoudt Gij aller mensenkinderen tevergeefs geschapen hebben?
Psal DutSVVA 89:48  [089:49] Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Sela.
Psal DutSVVA 89:49  [089:50] Heere! waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt bij Uw trouw?
Psal DutSVVA 89:50  [089:51] Gedenk, Heere! aan den smaad Uwer knechten, dien ik in mijn boezem draag, van alle grote volken.
Psal DutSVVA 89:51  [089:52] Waarmede, o Heere! Uw vijanden smaden, waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden smaden.
Psal DutSVVA 89:52  [089:53] Geloofd zij de Heere in eeuwigheid! Amen, ja, amen.
Chapter 90
Psal DutSVVA 90:1  Een gebed van Mozes, den man Gods. Heere! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht.
Psal DutSVVA 90:2  Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.
Psal DutSVVA 90:3  Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen!
Psal DutSVVA 90:4  Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak.
Psal DutSVVA 90:5  Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert;
Psal DutSVVA 90:6  In den morgenstond bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort.
Psal DutSVVA 90:7  Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt.
Psal DutSVVA 90:8  Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.
Psal DutSVVA 90:9  Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte.
Psal DutSVVA 90:10  Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.
Psal DutSVVA 90:11  Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt?
Psal DutSVVA 90:12  Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.
Psal DutSVVA 90:13  Keer weder, Heere! tot hoe lange? en het berouwe U over Uw knechten.
Psal DutSVVA 90:14  Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.
Psal DutSVVA 90:15  Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben.
Psal DutSVVA 90:16  Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen.
Psal DutSVVA 90:17  En de liefelijkheid des Heeren, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.
Chapter 91
Psal DutSVVA 91:1  Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.
Psal DutSVVA 91:2  Ik zal tot den Heere zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!
Psal DutSVVA 91:3  Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie.
Psal DutSVVA 91:4  Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.
Psal DutSVVA 91:5  Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt;
Psal DutSVVA 91:6  Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag verwoest.
Psal DutSVVA 91:7  Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken.
Psal DutSVVA 91:8  Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien.
Psal DutSVVA 91:9  Want Gij, Heere! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek;
Psal DutSVVA 91:10  U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.
Psal DutSVVA 91:11  Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.
Psal DutSVVA 91:12  Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
Psal DutSVVA 91:13  Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden.
Psal DutSVVA 91:14  Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.
Psal DutSVVA 91:15  Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.
Psal DutSVVA 91:16  Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien.
Chapter 92
Psal DutSVVA 92:1  Een psalm, een lied, op den sabbatdag. [092:2] Het is goed, dat men den Heere love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste!
Psal DutSVVA 92:2  [092:3] Dat men in den morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid in de nachten;
Psal DutSVVA 92:3  [092:4] Op het tiensnarig instrument en op de luit, met een voorbedacht lied op de harp.
Psal DutSVVA 92:4  [092:5] Want Gij hebt mij verblijd, Heere! met Uw daden, ik zal juichen over de werken Uwer handen.
Psal DutSVVA 92:5  [092:6] O Heere! hoe groot zijn Uw werken! zeer diep zijn Uw gedachten.
Psal DutSVVA 92:6  [092:7] Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;
Psal DutSVVA 92:7  [092:8] Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden.
Psal DutSVVA 92:8  [092:9] Maar Gij zijt de Allerhoogste in eeuwigheid de Heere!
Psal DutSVVA 92:9  [092:10] Want zie, Uw vijanden, o Heere! want zie, Uw vijanden zullen vergaan; al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden.
Psal DutSVVA 92:10  [092:11] Maar Gij zult mijn hoorn verhogen, gelijk eens eenhoorns; ik ben met verse olie overgoten.
Psal DutSVVA 92:11  [092:12] En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan.
Psal DutSVVA 92:12  [092:13] De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon.
Psal DutSVVA 92:13  [092:14] Die in het huis des Heeren geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods.
Psal DutSVVA 92:14  [092:15] In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn,
Psal DutSVVA 92:15  [092:16] Om te verkondigen, dat de Heere recht is; Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht.
Chapter 93
Psal DutSVVA 93:1  De Heere regeert, Hij is met hoogheid bekleed; de Heere is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen.
Psal DutSVVA 93:2  Van toen af is Uw troon bevestigd, Gij zijt van eeuwigheid af.
Psal DutSVVA 93:3  De rivieren verheffen, o Heere! de rivieren verheffen haar bruisen; de rivieren verheffen haar aanstoting.
Psal DutSVVA 93:4  Doch de Heere in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee.
Psal DutSVVA 93:5  Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is Uw huize sierlijk, Heere! tot lange dagen.
Chapter 94
Psal DutSVVA 94:1  O God der wraken! o Heere, God der wraken! verschijn blinkende.
Psal DutSVVA 94:2  Gij, Rechter der aarde! verhef U; breng vergelding weder over de hovaardigen.
Psal DutSVVA 94:3  Hoe lang zullen de goddelozen, o Heere! hoe lang zullen de goddelozen van vreugde opspringen?
Psal DutSVVA 94:4  Uitgieten? hard spreken? alle werkers der ongerechtigheid zich beroemen?
Psal DutSVVA 94:5  O Heere! zij verbrijzelen Uw volk, en zij verdrukken Uw erfdeel.
Psal DutSVVA 94:6  De weduwe en den vreemdeling doden zij, en zij vermoorden de wezen.
Psal DutSVVA 94:7  En zeggen: De Heere ziet het niet, en de God van Jakob merkt het niet.
Psal DutSVVA 94:8  Aanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen! wanneer zult gij verstandig worden?
Psal DutSVVA 94:9  Zou Hij, Die het oor plant, niet horen? zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen?
Psal DutSVVA 94:10  Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen, Hij, Die den mens wetenschap leert?
Psal DutSVVA 94:11  De Heere weet de gedachten des mensen, dat zij ijdelheid zijn.
Psal DutSVVA 94:12  Welgelukzalig is de man, o Heere! dien Gij tuchtigt, en dien Gij leert uit Uw wet,
Psal DutSVVA 94:13  Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt.
Psal DutSVVA 94:14  Want de Heere zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijn erve niet verlaten.
Psal DutSVVA 94:15  Want het oordeel zal wederkeren tot de gerechtigheid; en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen.
Psal DutSVVA 94:16  Wie zal voor mij staan tegen de boosdoeners? Wie zal zich voor mij stellen tegen de werkers der ongerechtigheid?
Psal DutSVVA 94:17  Ten ware dat de Heere mij een Hulp geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond.
Psal DutSVVA 94:18  Als ik zeide: Mijn voet wankelt; Uw goedertierenheid, o Heere! ondersteunde mij.
Psal DutSVVA 94:19  Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt.
Psal DutSVVA 94:20  Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting?
Psal DutSVVA 94:21  Zij rotten zich samen tegen de ziel des rechtvaardigen, en zij verdoemen onschuldig bloed.
Psal DutSVVA 94:22  Doch de Heere is mij geweest tot een Hoog Vertrek, en mijn God tot een Steenrots mijner toevlucht.
Psal DutSVVA 94:23  En Hij zal hun ongerechtigheid op hen doen wederkeren, en Hij zal hen in hun boosheid verdelgen; de Heere, onze God, zal hen verdelgen.
Chapter 95
Psal DutSVVA 95:1  Komt, laat ons den Heere vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.
Psal DutSVVA 95:2  Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen.
Psal DutSVVA 95:3  Want de Heere is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden;
Psal DutSVVA 95:4  In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;
Psal DutSVVA 95:5  Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.
Psal DutSVVA 95:6  Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den Heere, Die ons gemaakt heeft.
Psal DutSVVA 95:7  Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,
Psal DutSVVA 95:8  Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;
Psal DutSVVA 95:9  Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.
Psal DutSVVA 95:10  Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.
Psal DutSVVA 95:11  Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!
Chapter 96
Psal DutSVVA 96:1  Zingt den Heere een nieuw lied; zingt den Heere, gij ganse aarde!
Psal DutSVVA 96:2  Zingt den Heere, looft Zijn Naam; boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
Psal DutSVVA 96:3  Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen.
Psal DutSVVA 96:4  Want de Heere is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk boven alle goden.
Psal DutSVVA 96:5  Want al de goden der volken zijn afgoden; maar de Heere heeft de hemelen gemaakt.
Psal DutSVVA 96:6  Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom.
Psal DutSVVA 96:7  Geeft den Heere, gij geslachten der volken! geeft den Heere eer en sterkte.
Psal DutSVVA 96:8  Geeft den Heere de eer Zijns Naams; brengt offer, en komt in Zijn voorhoven.
Psal DutSVVA 96:9  Aanbidt den Heere in de heerlijkheid des heiligdoms; schrikt voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde.
Psal DutSVVA 96:10  Zegt onder de heidenen: De Heere regeert; ook zal de wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle rechtmatigheid.
Psal DutSVVA 96:11  Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise met haar volheid.
Psal DutSVVA 96:12  Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen.
Psal DutSVVA 96:13  Voor het aangezicht des Heeren; want Hij komt, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met Zijn waarheid.
Chapter 97
Psal DutSVVA 97:1  De Heere regeert, de aarde verheuge zich; dat veel eilanden zich verblijden.
Psal DutSVVA 97:2  Rondom Hem zijn wolken en donkerheid, gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons.
Psal DutSVVA 97:3  Een vuur gaat voor Zijn aangezicht heen, en het steekt Zijn wederpartijen rondom aan brand.
Psal DutSVVA 97:4  Zijn bliksemen verlichten de wereld; het aardrijk ziet ze en het beeft.
Psal DutSVVA 97:5  De bergen smelten als was voor het aanschijn des Heeren, voor het aanschijn des Heeren der ganse aarde.
Psal DutSVVA 97:6  De hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid, en alle volken zien Zijn eer.
Psal DutSVVA 97:7  Beschaamd moeten wezen allen, die de beelden dienen, die zich op afgoden beroemen; buigt u neder voor Hem, alle gij goden!
Psal DutSVVA 97:8  Sion heeft gehoord, en het heeft zich verblijd, en de dochteren van Juda hebben zich verheugd vanwege Uw oordelen, o Heere!
Psal DutSVVA 97:9  Want Gij, Heere! zijt de Allerhoogste over de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle goden.
Psal DutSVVA 97:10  Gij liefhebbers des Heeren! haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand.
Psal DutSVVA 97:11  Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vrolijkheid voor de oprechten van hart.
Psal DutSVVA 97:12  Gij rechtvaardigen! verblijdt u in den Heere, en spreekt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.
Chapter 98
Psal DutSVVA 98:1  Een psalm. Zingt den Heere een nieuw lied; want Hij heeft wonderen gedaan; Zijn rechterhand, en de arm Zijner heiligheid, heeft Hem heil gegeven.
Psal DutSVVA 98:2  De Heere heeft Zijn heil bekend gemaakt; Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der heidenen.
Psal DutSVVA 98:3  Hij is gedachtig geweest Zijner goedertierenheid, en Zijner waarheid aan het huis Israëls; en al de einden der aarde hebben gezien het heil onzes Gods.
Psal DutSVVA 98:4  Juicht den Heere, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt.
Psal DutSVVA 98:5  Psalmzingt den Heere met de harp, met de harp en met de stem des gezangs,
Psal DutSVVA 98:6  Met trompetten en bazuinengeklank; juicht voor het aangezicht des Konings, des Heeren.
Psal DutSVVA 98:7  De zee bruise met haar volheid, de wereld met degenen, die daarin wonen.
Psal DutSVVA 98:8  Dat de rivieren met de handen klappen, dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven,
Psal DutSVVA 98:9  Voor het aangezicht des Heeren, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken in alle rechtmatigheid.
Chapter 99
Psal DutSVVA 99:1  De Heere regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubim; de aarde bewege zich.
Psal DutSVVA 99:2  De Heere is groot in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.
Psal DutSVVA 99:3  Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven, die heilig is;
Psal DutSVVA 99:4  En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.
Psal DutSVVA 99:5  Verheft den Heere, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!
Psal DutSVVA 99:6  Mozes en Aäron waren onder Zijn priesters, en Samuël onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den Heere, en Hij verhoorde hen.
Psal DutSVVA 99:7  Hij sprak tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, die Hij hun gegeven had.
Psal DutSVVA 99:8  O Heere, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden.
Psal DutSVVA 99:9  Verheft den Heere, onzen God, en buigt u voor den berg Zijner heiligheid; want de Heere, onze God, is heilig.
Chapter 100
Psal DutSVVA 100:2  Dient den Heere met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.
Psal DutSVVA 100:3  Weet, dat de Heere is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
Psal DutSVVA 100:4  Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam.
Psal DutSVVA 100:5  Want de Heere is goed; Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.
Chapter 101
Psal DutSVVA 101:1  Een psalm van David. Ik zal van goedertierenheid en recht zingen; U zal ik psalmzingen, o Heere!
Psal DutSVVA 101:2  Ik zal verstandelijk handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid mijns harten.
Psal DutSVVA 101:3  Ik zal geen Belialsstuk voor mijn ogen stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal mij niet aankleven.
Psal DutSVVA 101:4  Het verkeerde hart zal van mij wijken; den boze zal ik niet kennen.
Psal DutSVVA 101:5  Die zijn naaste in het heimelijke achterklapt ; dien zal ik verdelgen; die hoog van ogen is, en trots van hart, die zal ik niet vermogen.
Psal DutSVVA 101:6  Mijn ogen zullen zijn op de getrouwen in het land, dat zij bij mij zitten; die in den oprechten weg wandelt, die zal mij dienen.
Psal DutSVVA 101:7  Wie bedrog pleegt, zal binnen mijn huis niet blijven; die leugenen spreekt, zal voor mijn ogen niet bevestigd worden.
Psal DutSVVA 101:8  Allen morgen zal ik alle goddelozen des lands verdelgen, om uit de stad des Heeren alle werkers der ongerechtigheid uit te roeien.
Chapter 102
Psal DutSVVA 102:1  Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des Heeren. [102:2] O Heere! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.
Psal DutSVVA 102:2  [0102:3] Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk.
Psal DutSVVA 102:3  [0102:4] Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.
Psal DutSVVA 102:4  [0102:5] Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.
Psal DutSVVA 102:5  [0102:6] Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens.
Psal DutSVVA 102:6  [0102:7] Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.
Psal DutSVVA 102:7  [0102:8] Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.
Psal DutSVVA 102:8  [0102:9] Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.
Psal DutSVVA 102:9  [0102:10] Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.
Psal DutSVVA 102:10  [0102:11] Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.
Psal DutSVVA 102:11  [0102:12] Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.
Psal DutSVVA 102:12  [0102:13] Maar Gij, Heere! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.
Psal DutSVVA 102:13  [0102:14] Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.
Psal DutSVVA 102:14  [0102:15] Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.
Psal DutSVVA 102:15  [0102:16] Dan zullen de heidenen den Naam des Heeren vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.
Psal DutSVVA 102:16  [0102:17] Als de Heere Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,
Psal DutSVVA 102:17  [0102:18] Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed;
Psal DutSVVA 102:18  [0102:19] Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den Heere loven;
Psal DutSVVA 102:19  [0102:20] Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de Heere uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;
Psal DutSVVA 102:20  [0102:21] Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods;
Psal DutSVVA 102:21  [0102:22] Opdat men den Naam des Heeren vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem;
Psal DutSVVA 102:22  [0102:23] Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den Heere te dienen.
Psal DutSVVA 102:23  [0102:24] Hij heeft mijn kracht op den weg ter neder gedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.
Psal DutSVVA 102:24  [0102:25] Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.
Psal DutSVVA 102:25  [0102:26] Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen;
Psal DutSVVA 102:26  [0102:27] Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.
Psal DutSVVA 102:27  [0102:28] Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden.
Psal DutSVVA 102:28  [0102:29] De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.
Chapter 103
Psal DutSVVA 103:1  Een psalm van David. Loof den Heere, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam.
Psal DutSVVA 103:2  Loof den Heere, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden;
Psal DutSVVA 103:3  Die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest;
Psal DutSVVA 103:4  Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden;
Psal DutSVVA 103:5  Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als eens arends.
Psal DutSVVA 103:6  De Heere doet gerechtigheid en gerichten al dengenen, die onderdrukt worden.
Psal DutSVVA 103:7  Hij heeft Mozes Zijn wegen bekend gemaakt, den kinderen Israëls Zijn daden.
Psal DutSVVA 103:8  Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid.
Psal DutSVVA 103:9  Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk den toorn behouden.
Psal DutSVVA 103:10  Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
Psal DutSVVA 103:11  Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen.
Psal DutSVVA 103:12  Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
Psal DutSVVA 103:13  Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de Heere over degenen, die Hem vrezen.
Psal DutSVVA 103:14  Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn.
Psal DutSVVA 103:15  De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij.
Psal DutSVVA 103:16  Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer.
Psal DutSVVA 103:17  Maar de goedertierenheid des Heeren is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid aan kindskinderen;
Psal DutSVVA 103:18  Aan degenen, die Zijn verbond houden, en die aan Zijn bevelen denken, om die te doen.
Psal DutSVVA 103:19  De Heere heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles.
Psal DutSVVA 103:20  Looft den Heere, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords.
Psal DutSVVA 103:21  Looft den Heere, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet!
Psal DutSVVA 103:22  Looft den Heere, al Zijn werken! aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Loof den Heere, mijn ziel!
Chapter 104
Psal DutSVVA 104:1  Loof den Heere, mijn ziel! O Heere, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed met majesteit en heerlijkheid.
Psal DutSVVA 104:2  Hij bedekt Zich met het licht, als met een kleed; Hij rekt den hemel uit als een gordijn.
Psal DutSVVA 104:3  Die Zijn opperzalen zoldert in de wateren, Die van de wolken Zijn wagen maakt, Die op de vleugelen des winds wandelt.
Psal DutSVVA 104:4  Hij maakt Zijn engelen geesten, Zijn dienaars tot een vlammend vuur.
Psal DutSVVA 104:5  Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen.
Psal DutSVVA 104:6  Gij hadt ze met den afgrond als een kleed overdekt; de wateren stonden boven de bergen.
Psal DutSVVA 104:7  Van Uw schelden vloden zij, zij haastten zich weg voor de stem Uws donders.
Psal DutSVVA 104:8  De bergen rezen op, de dalen daalden, ter plaatse, die Gij voor hen gegrond hadt.
Psal DutSVVA 104:9  Gij hebt een paal gesteld, dien zij niet overgaan zullen; zij zullen de aarde niet weder bedekken.
Psal DutSVVA 104:10  Die de fonteinen uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten henen wandelen.
Psal DutSVVA 104:11  Zij drenken al het gedierte des velds; de woudezels breken er hun dorst mede.
Psal DutSVVA 104:12  Bij dezelve woont het gevogelte des hemels, een stem gevende van tussen de takken.
Psal DutSVVA 104:13  Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken.
Psal DutSVVA 104:14  Hij doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen.
Psal DutSVVA 104:15  En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie; en het brood, dat het hart des mensen sterkt.
Psal DutSVVA 104:16  De bomen des Heeren worden verzadigd, de cederbomen van Libanon, die Hij geplant heeft;
Psal DutSVVA 104:17  Alwaar de vogeltjes nestelen; des ooievaars huis zijn de dennebomen.
Psal DutSVVA 104:18  De hoge bergen zijn voor de steenbokken; de steenrotsen zijn een vertrek voor de konijnen.
Psal DutSVVA 104:19  Hij heeft de maan gemaakt tot de gezette tijden, de zon weet haar ondergang.
Psal DutSVVA 104:20  Gij beschikt de duisternis, en het wordt nacht, in denwelken al het gedierte des wouds uittreedt:
Psal DutSVVA 104:21  De jonge leeuwen, briesende om een roof, en om hun spijs van God te zoeken.
Psal DutSVVA 104:22  De zon opgaande, maken zij zich weg, en liggen neder in hun holen.
Psal DutSVVA 104:23  De mens gaat dan uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot den avond toe.
Psal DutSVVA 104:24  Hoe groot zijn Uw werken, o Heere! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen.
Psal DutSVVA 104:25  Deze zee, die groot en wijd van ruimte is, daarin is het wriemelende gedierte, en dat zonder getal, kleine gedierten met grote.
Psal DutSVVA 104:26  Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen.
Psal DutSVVA 104:27  Zij allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd.
Psal DutSVVA 104:28  Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd.
Psal DutSVVA 104:29  Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof.
Psal DutSVVA 104:30  Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks.
Psal DutSVVA 104:31  De heerlijkheid des Heeren zij tot in der eeuwigheid; de Heere verblijde Zich in Zijn werken.
Psal DutSVVA 104:32  Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij.
Psal DutSVVA 104:33  Ik zal den Heere zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.
Psal DutSVVA 104:34  Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in den Heere verblijden.
Psal DutSVVA 104:35  De zondaars zullen van de aarde verdaan worden, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof den Heere, mijn ziel! Hallelujah!
Chapter 105
Psal DutSVVA 105:1  Looft den Heere, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.
Psal DutSVVA 105:2  Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderen.
Psal DutSVVA 105:3  Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den Heere zoeken, verblijde zich.
Psal DutSVVA 105:4  Vraagt naar den Heere en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.
Psal DutSVVA 105:5  Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds.
Psal DutSVVA 105:6  Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene!
Psal DutSVVA 105:7  Hij is de Heere, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde.
Psal DutSVVA 105:8  Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten;
Psal DutSVVA 105:9  Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak;
Psal DutSVVA 105:10  Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israël tot een eeuwig verbond,
Psal DutSVVA 105:11  Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaän, het snoer van ulieder erfdeel.
Psal DutSVVA 105:12  Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin;
Psal DutSVVA 105:13  En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk;
Psal DutSVVA 105:14  Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende:
Psal DutSVVA 105:15  Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.
Psal DutSVVA 105:16  Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods.
Psal DutSVVA 105:17  Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf.
Psal DutSVVA 105:18  Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers.
Psal DutSVVA 105:19  Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des Heeren doorlouterd.
Psal DutSVVA 105:20  De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los.
Psal DutSVVA 105:21  Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed;
Psal DutSVVA 105:22  Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen.
Psal DutSVVA 105:23  Daarna kwam Israël in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.
Psal DutSVVA 105:24  En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders.
Psal DutSVVA 105:25  Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.
Psal DutSVVA 105:26  Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aäron, dien Hij verkoren had.
Psal DutSVVA 105:27  Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham.
Psal DutSVVA 105:28  Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig.
Psal DutSVVA 105:29  Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen.
Psal DutSVVA 105:30  Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen.
Psal DutSVVA 105:31  Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale.
Psal DutSVVA 105:32  Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land.
Psal DutSVVA 105:33  En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen.
Psal DutSVVA 105:34  Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal;
Psal DutSVVA 105:35  Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landouwe op.
Psal DutSVVA 105:36  Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten.
Psal DutSVVA 105:37  En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde.
Psal DutSVVA 105:38  Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen.
Psal DutSVVA 105:39  Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten.
Psal DutSVVA 105:40  Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood.
Psal DutSVVA 105:41  Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier.
Psal DutSVVA 105:42  Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht.
Psal DutSVVA 105:43  Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich.
Psal DutSVVA 105:44  En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken;
Psal DutSVVA 105:45  Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah!
Chapter 106
Psal DutSVVA 106:1  Hallelujah! Looft den Heere, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 106:2  Wie zal de mogendheden des Heeren uitspreken, al Zijn lof verkondigen?
Psal DutSVVA 106:3  Welgelukzalig zijn zij, die het recht onderhouden, die te aller tijd gerechtigheid doet.
Psal DutSVVA 106:4  Gedenk mijner, o Heere! naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil;
Psal DutSVVA 106:5  Opdat ik aanschouwe het goede Uwer uitverkorenen; opdat ik mij verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme met Uw erfdeel.
Psal DutSVVA 106:6  Wij hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk gedaan; wij hebben goddelooslijk gehandeld.
Psal DutSVVA 106:7  Onze vaders in Egypte hebben niet gelet op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet gedachtig geweest; maar zij waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee.
Psal DutSVVA 106:8  Doch Hij verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid bekend maakte.
Psal DutSVVA 106:9  En Hij schold de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als door een woestijn.
Psal DutSVVA 106:10  En Hij verloste hen uit de hand des haters, en Hij bevrijdde hen van de hand des vijands.
Psal DutSVVA 106:11  En de wateren overdekten hun wederpartijders; niet een van hen bleef over.
Psal DutSVVA 106:12  Toen geloofden zij aan Zijn woorden; zij zongen Zijn lof.
Psal DutSVVA 106:13  Doch zij vergaten haast Zijn werken, zij verbeidden naar Zijn raad niet.
Psal DutSVVA 106:14  Maar zij werden belust met lust in de woestijn, en zij verzochten God in de wildernis.
Psal DutSVVA 106:15  Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond aan hun zielen een magerheid.
Psal DutSVVA 106:16  En zij benijdden Mozes in het leger, en Aäron, den heilige des Heeren.
Psal DutSVVA 106:17  De aarde deed zich open, en verslond Dathan, en overdekte de vergadering van Abiram.
Psal DutSVVA 106:18  En een vuur brandde onder hun vergadering, een vlam stak de goddelozen aan brand.
Psal DutSVVA 106:19  Zij maakten een kalf bij Horeb, en zij bogen zich voor een gegoten beeld.
Psal DutSVVA 106:20  En zij veranderden hun Eer in de gedaante van een os, die gras eet.
Psal DutSVVA 106:21  Zij vergaten God, hun Heiland, Die grote dingen gedaan had in Egypte;
Psal DutSVVA 106:22  Wonderdaden in het land van Cham; vreselijke dingen aan de Schelfzee.
Psal DutSVVA 106:23  Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.
Psal DutSVVA 106:24  Zij versmaadden ook het gewenste land; zij geloofden Zijn woord niet.
Psal DutSVVA 106:25  Maar zij murmureerden in hun tenten; naar de stem des Heeren hoorden zij niet.
Psal DutSVVA 106:26  Dies hief Hij tegen hen Zijn hand op, zwerende, dat Hij hen nedervellen zou in de woestijn;
Psal DutSVVA 106:27  En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder de heidenen, en hen verstrooien zou door de landen.
Psal DutSVVA 106:28  Ook hebben zij zich gekoppeld aan Baäl-peor, en zij hebben de offeranden der doden gegeten.
Psal DutSVVA 106:29  En zij hebben den Heere tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een inbreuk onder hen deed.
Psal DutSVVA 106:30  Toen stond Pinehas op, en hij oefende gericht, en de plaag werd opgehouden.
Psal DutSVVA 106:31  En het is hem gerekend tot gerechtigheid, van geslacht tot geslacht tot in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 106:32  Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het twistwater, en het ging Mozes kwalijk om hunnentwil.
Psal DutSVVA 106:33  Want zij verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen.
Psal DutSVVA 106:34  Zij hebben die volken niet verdelgd, die de Heere hun gezegd had;
Psal DutSVVA 106:35  Maar zij vermengden zich met de heidenen, en leerden derzelver werken.
Psal DutSVVA 106:36  En zij dienden hun afgoden, en zij werden hun tot een strik.
Psal DutSVVA 106:37  Daarenboven hebben zij hun zonen en hun dochteren den duivelen geofferd.
Psal DutSVVA 106:38  En zij hebben onschuldig bloed vergoten, het bloed hunner zonen en hunner dochteren, die zij den afgoden van Kanaän hebben opgeofferd; zodat het land door deze bloedschulden is ontheiligd geworden.
Psal DutSVVA 106:39  En zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd door hun daden.
Psal DutSVVA 106:40  Dies is de toorn des Heeren ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft een gruwel gehad aan Zijn erfdeel.
Psal DutSVVA 106:41  En Hij gaf hen in de hand der heidenen, en hun haters heersten over hen.
Psal DutSVVA 106:42  En hun vijanden hebben hen verdrukt, en zij zijn vernederd geworden onder hun hand.
Psal DutSVVA 106:43  Hij heeft hen menigmaal gered; maar zij verbitterden Hem door hun raad, en werden uitgeteerd door hun ongerechtigheid.
Psal DutSVVA 106:44  Nochtans zag Hij hun benauwdheid aan, als Hij hun geschrei hoorde.
Psal DutSVVA 106:45  En Hij dacht tot hun beste aan Zijn verbond, en het berouwde Hem naar de veelheid Zijner goedertierenheden.
Psal DutSVVA 106:46  Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden.
Psal DutSVVA 106:47  Verlos ons, Heere, onze God! en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende in Uw lof.
Psal DutSVVA 106:48  Geloofd zij de Heere, de God Israëls, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid; en al het volk zegge: Amen, Hallelujah!
Chapter 107
Psal DutSVVA 107:1  Looft den Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 107:2  Dat zulks de bevrijden des Heeren zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.
Psal DutSVVA 107:3  En Hij die uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.
Psal DutSVVA 107:4  Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden;
Psal DutSVVA 107:5  Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt.
Psal DutSVVA 107:6  Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten;
Psal DutSVVA 107:7  En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning.
Psal DutSVVA 107:8  Laat hen voor den Heere Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;
Psal DutSVVA 107:9  Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld;
Psal DutSVVA 107:10  Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer;
Psal DutSVVA 107:11  Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden.
Psal DutSVVA 107:12  Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper.
Psal DutSVVA 107:13  Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.
Psal DutSVVA 107:14  Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden.
Psal DutSVVA 107:15  Laat hen voor den Heere Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;
Psal DutSVVA 107:16  Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen.
Psal DutSVVA 107:17  De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;
Psal DutSVVA 107:18  Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen.
Psal DutSVVA 107:19  Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.
Psal DutSVVA 107:20  Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen.
Psal DutSVVA 107:21  Laat hen voor den Heere Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.
Psal DutSVVA 107:22  En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen.
Psal DutSVVA 107:23  Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren;
Psal DutSVVA 107:24  Die zien de werken des Heeren, en Zijn wonderwerken in de diepte.
Psal DutSVVA 107:25  Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft.
Psal DutSVVA 107:26  Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst.
Psal DutSVVA 107:27  Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden.
Psal DutSVVA 107:28  Doch roepende tot den Heere in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten.
Psal DutSVVA 107:29  Hij doet den storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen.
Psal DutSVVA 107:30  Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft.
Psal DutSVVA 107:31  Laat hen voor den Heere Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;
Psal DutSVVA 107:32  En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen.
Psal DutSVVA 107:33  Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land.
Psal DutSVVA 107:34  Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen.
Psal DutSVVA 107:35  Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten.
Psal DutSVVA 107:36  En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;
Psal DutSVVA 107:37  En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.
Psal DutSVVA 107:38  En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet.
Psal DutSVVA 107:39  Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.
Psal DutSVVA 107:40  Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.
Psal DutSVVA 107:41  Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden.
Psal DutSVVA 107:42  De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond.
Psal DutSVVA 107:43  Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des Heeren.
Chapter 108
Psal DutSVVA 108:1  Een lied, een psalm van David. [108:2] O God! mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen, ook mijn eer.
Psal DutSVVA 108:2  [0108:3] Waak op, gij luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken.
Psal DutSVVA 108:3  [0108:4] Ik zal U loven onder de volken, o Heere! en ik zal U psalmzingen onder de natiën.
Psal DutSVVA 108:4  [0108:5] Want Uw goedertierenheid is groot tot boven de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken.
Psal DutSVVA 108:5  [0108:6] Verhef U, o God! boven de hemelen, en Uw eer over de ganse aarde.
Psal DutSVVA 108:6  [0108:7] Opdat Uw beminden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
Psal DutSVVA 108:7  [0108:8] God heeft gesproken in Zijn heiligdom, dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten.
Psal DutSVVA 108:8  [0108:9] Gilead is mijn, Manasse is mijn, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.
Psal DutSVVA 108:9  [0108:10] Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen; over Palestina zal ik juichen.
Psal DutSVVA 108:10  [0108:11] Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom?
Psal DutSVVA 108:11  [0108:12] Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?
Psal DutSVVA 108:12  [0108:13] Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen heil is ijdelheid.
Psal DutSVVA 108:13  [0108:14] In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden.
Chapter 109
Psal DutSVVA 109:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet.
Psal DutSVVA 109:2  Want de mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; zij hebben met mij gesproken met een valse tong.
Psal DutSVVA 109:3  En met hatelijke woorden hebben zij mij omsingeld; ja, zij hebben mij bestreden zonder oorzaak.
Psal DutSVVA 109:4  Voor mijn liefde, staan zij mij tegen; maar ik was steeds in het gebed.
Psal DutSVVA 109:5  En zij hebben mij kwaad voor goed opgelegd, en haat voor mijn liefde.
Psal DutSVVA 109:6  Stel een goddeloze over hem, en de satan sta aan zijn rechterhand.
Psal DutSVVA 109:7  Als hij gericht wordt, zo ga hij schuldig uit, en zijn gebed zij tot zonde.
Psal DutSVVA 109:8  Dat zijn dagen weinig zijn; een ander neme zijn ambt;
Psal DutSVVA 109:9  Dat zijn kinderen wezen worden, en zijn vrouw weduwe.
Psal DutSVVA 109:10  En dat zijn kinderen hier en daar omzwerven, en bedelen, en de nooddruft uit hun verwoeste plaatsen zoeken.
Psal DutSVVA 109:11  Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven.
Psal DutSVVA 109:12  Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid over hem uitstrekke, en dat er niemand zij, die zijn wezen genadig zij.
Psal DutSVVA 109:13  Dat zijn nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in het andere geslacht.
Psal DutSVVA 109:14  De ongerechtigheid zijner vaderen worde gedacht bij den Heere, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd.
Psal DutSVVA 109:15  Dat zij gedurig voor den Heere zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde.
Psal DutSVVA 109:16  Omdat hij niet gedacht heeft weldadigheid te doen, maar heeft den ellendigen en den nooddruftigen man vervolgd, en den verslagene van hart, om hem te doden.
Psal DutSVVA 109:17  Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, dat die hem overkome, en geen lust gehad heeft tot den zegen, zo zij die verre van hem.
Psal DutSVVA 109:18  En hij zij bekleed met den vloek, als met zijn kleed, en dat die ga tot in het binnenste van hem als het water, en als de olie in zijn beenderen.
Psal DutSVVA 109:19  Die zij hem als een kleed, waarmede hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt.
Psal DutSVVA 109:20  Dit zij het werkloon mijner tegenstanders van den Heere, en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel.
Psal DutSVVA 109:21  Maar Gij, o Heere Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed is, verlos mij.
Psal DutSVVA 109:22  Want ik ben ellendig en nooddruftig, en mijn hart is in het binnenste van mij doorwond.
Psal DutSVVA 109:23  Ik ga heen gelijk een schaduw, wanneer zij zich neigt; ik worde omgedreven als een sprinkhaan.
Psal DutSVVA 109:24  Mijn knieën struikelen van vasten, en mijn vlees is vermagerd, zodat er geen vet aan is.
Psal DutSVVA 109:25  Nog ben ik hun een smaad; als zij mij zien, zo schudden zij hun hoofd.
Psal DutSVVA 109:26  Help mij, Heere, mijn God! verlos mij naar Uw goedertierenheid.
Psal DutSVVA 109:27  Opdat zij weten, dat dit Uw hand is, dat Gij het, Heere! gedaan hebt.
Psal DutSVVA 109:28  Laat hen vloeken, maar zegen Gij; laat hen zich opmaken, maar dat zij beschaamd worden; doch dat zich Uw knecht verblijde.
Psal DutSVVA 109:29  Laat mijn tegenstanders met schande bekleed worden, en dat zij met hun beschaamdheid zich bedekken, als met een mantel.
Psal DutSVVA 109:30  Ik zal den Heere met mijn mond zeer loven, en in het midden van velen zal ik Hem prijzen.
Psal DutSVVA 109:31  Want Hij zal den nooddruftige ter rechterhand staan, om hem te verlossen van degenen, die zijn ziel veroordelen.
Chapter 110
Psal DutSVVA 110:1  Een psalm van David. De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.
Psal DutSVVA 110:2  De Heere zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden.
Psal DutSVVA 110:3  Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.
Psal DutSVVA 110:4  De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
Psal DutSVVA 110:5  De Heere is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.
Psal DutSVVA 110:6  Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.
Psal DutSVVA 110:7  Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.
Chapter 111
Psal DutSVVA 111:1  Hallelujah! . Ik zal den Heere loven van ganser harte; . In den raad en vergadering der oprechten.
Psal DutSVVA 111:2  . De werken des Heeren zijn groot; . zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben.
Psal DutSVVA 111:3  . Zijn doen is majesteit en heerlijkheid; . en Zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 111:4  . Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; . de Heere is genadig en barmhartig.
Psal DutSVVA 111:5  . Hij heeft dengenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; . Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond.
Psal DutSVVA 111:6  . Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; . hun gevende de erve der heidenen.
Psal DutSVVA 111:7  . De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; . al Zijn bevelen zijn getrouw.
Psal DutSVVA 111:8  . Zij zijn ondersteund voor altoos en in eeuwigheid; . zijnde gedaan in waarheid en oprechtigheid.
Psal DutSVVA 111:9  . Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; . Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden; . Zijn Naam is heilig en vreselijk.
Psal DutSVVA 111:10  . De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid; . allen, die ze doen, hebben goed verstand; . Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid.
Chapter 112
Psal DutSVVA 112:1  Hallelujah! . Welgelukzalig is de man, die den Heere vreest; . die groten lust heeft in Zijn geboden.
Psal DutSVVA 112:2  . Zijn zaad zal geweldig zijn op aarde; . het geslacht der oprechten zal gezegend worden.
Psal DutSVVA 112:3  . In zijn huis zal have en rijkdom wezen; . en zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 112:4  . Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; . Hij is genadig, en barmhartig, en rechtvaardig.
Psal DutSVVA 112:5  . Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; . hij beschikt zijn zaken met recht.
Psal DutSVVA 112:6  . Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen; . de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn.
Psal DutSVVA 112:7  . Hij zal voor geen kwaad gerucht vrezen; . zijn hart is vast, betrouwende op den Heere.
Psal DutSVVA 112:8  . Zijn hart, wel ondersteund zijnde, zal niet vrezen; . totdat hij op zijn wederpartijen zie.
Psal DutSVVA 112:9  . Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftige; . zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; . zijn hoorn zal verhoogd worden in eer.
Psal DutSVVA 112:10  . De goddeloze zal het zien, en hij zal zich vertoornen; . hij zal met zijn tanden knersen en smelten. . de wens der goddelozen zal vergaan.
Chapter 113
Psal DutSVVA 113:1  Hallelujah! Looft, gij knechten des Heeren! looft den Naam des Heeren.
Psal DutSVVA 113:2  De Naam des Heeren zij geprezen, van nu aan tot in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 113:3  Van den opgang der zon af tot haar nedergang, zij de Naam des Heeren geloofd.
Psal DutSVVA 113:4  De Heere is hoog boven alle heidenen, boven de hemelen is Zijn heerlijkheid.
Psal DutSVVA 113:5  Wie is gelijk de Heere, onze God? Die zeer hoog woont.
Psal DutSVVA 113:7  Die den geringe uit het stof opricht, en den nooddruftige uit den drek verhoogt;
Psal DutSVVA 113:8  Om te doen zitten bij de prinsen, bij de prinsen Zijns volks.
Psal DutSVVA 113:9  Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah!
Chapter 114
Psal DutSVVA 114:1  Toen Israël uit Egypte toog, het huis Jakobs van een volk, dat een vreemde taal had;
Psal DutSVVA 114:2  Zo werd Juda tot Zijn heiligdom, Israël Zijn volkomene heerschappij.
Psal DutSVVA 114:3  De zee zag het, en vlood; de Jordaan keerde achterwaarts.
Psal DutSVVA 114:4  De bergen sprongen als rammen, de heuvelen als lammeren.
Psal DutSVVA 114:5  Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet?
Psal DutSVVA 114:6  Gij bergen, dat gij opsprongt als rammen? gij heuvelen! als lammeren?
Psal DutSVVA 114:7  Beef, gij aarde! voor het aangezicht des Heeren, voor het aangezicht van den God Jakobs;
Psal DutSVVA 114:8  Die den rotssteen veranderde in een watervloed, den keisteen in een waterfontein.
Chapter 115
Psal DutSVVA 115:1  Niet ons, o Heere! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil.
Psal DutSVVA 115:2  Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God?
Psal DutSVVA 115:3  Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.
Psal DutSVVA 115:4  Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen;
Psal DutSVVA 115:5  Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet;
Psal DutSVVA 115:6  Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet;
Psal DutSVVA 115:7  Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel.
Psal DutSVVA 115:8  Dat die hen maken hun gelijk worden, en al wie op hen vertrouwt.
Psal DutSVVA 115:9  Israël! vertrouw gij op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild.
Psal DutSVVA 115:10  Gij huis van Aäron! vertrouw op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild.
Psal DutSVVA 115:11  Gijlieden, die den Heere vreest! vertrouwt op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild.
Psal DutSVVA 115:12  De Heere is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israël zegenen, Hij zal het huis van Aäron zegenen.
Psal DutSVVA 115:13  Hij zal zegenen, die den Heere vrezen, de kleinen met de groten.
Psal DutSVVA 115:14  De Heere zal den zegen over ulieden vermeerderen, over ulieden en over uw kinderen.
Psal DutSVVA 115:15  Gijlieden zijt den Heere gezegend, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft.
Psal DutSVVA 115:16  Aangaande den hemel, de hemel is des Heeren; maar de aarde heeft Hij den mensenkinderen gegeven.
Psal DutSVVA 115:17  De doden zullen den Heere niet prijzen, noch die in de stilte nedergedaald zijn.
Psal DutSVVA 115:18  Maar wij zullen den Heere loven van nu aan tot in der eeuwigheid. Hallelujah!
Chapter 116
Psal DutSVVA 116:1  Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen;
Psal DutSVVA 116:2  Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen.
Psal DutSVVA 116:3  De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis.
Psal DutSVVA 116:4  Maar ik riep den Naam des Heeren aan, zeggende: Och Heere! bevrijd mijn ziel.
Psal DutSVVA 116:5  De Heere is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende.
Psal DutSVVA 116:6  De Heere bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost.
Psal DutSVVA 116:7  Mijn ziel! keer weder tot uw rust, want de Heere heeft aan u welgedaan.
Psal DutSVVA 116:8  Want Gij, Heere! hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot.
Psal DutSVVA 116:9  Ik zal wandelen voor het aangezicht des Heeren, in de landen der levenden.
Psal DutSVVA 116:10  Ik heb geloofd, daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest.
Psal DutSVVA 116:11  Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars.
Psal DutSVVA 116:12  Wat zal ik den Heere vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen?
Psal DutSVVA 116:13  Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en den Naam des Heeren aanroepen.
Psal DutSVVA 116:14  Mijn geloften zal ik den Heere betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.
Psal DutSVVA 116:15  Kostelijk is in de ogen des Heeren de dood Zijner gunstgenoten.
Psal DutSVVA 116:16  Och, Heere! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt.
Psal DutSVVA 116:17  Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en den Naam des Heeren aanroepen.
Psal DutSVVA 116:18  Ik zal mijn gelofte den Heere betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.
Psal DutSVVA 116:19  In de voorhoven van het huis des Heeren, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah!
Chapter 117
Psal DutSVVA 117:1  Looft den Heere, alle heidenen; prijst Hem, alle natiën!
Psal DutSVVA 117:2  Want Zijn goedertierenheid is geweldig over ons, en de waarheid des Heeren is in der eeuwigheid! Hallelujah!
Chapter 118
Psal DutSVVA 118:1  Looft den Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 118:2  Dat Israël nu zegge, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.
Psal DutSVVA 118:3  Het huis van Aäron zegge nu, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.
Psal DutSVVA 118:4  Dat degenen, die den Heere vrezen, nu zeggen, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.
Psal DutSVVA 118:5  Uit de benauwdheid heb ik den Heere aangeroepen; de Heere heeft mij verhoord, stellende mij in de ruimte.
Psal DutSVVA 118:6  De Heere is bij mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen?
Psal DutSVVA 118:7  De Heere is bij mij onder degenen, die mij helpen; daarom zal ik mijn lust zien aan degenen, die mij haten.
Psal DutSVVA 118:8  Het is beter tot den Heere toevlucht te nemen, dan op den mens te vertrouwen.
Psal DutSVVA 118:9  Het is beter tot den Heere toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen.
Psal DutSVVA 118:10  Alle heidenen hadden mij omringd; het is in den Naam des Heeren, dat ik ze verhouwen heb.
Psal DutSVVA 118:11  Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd; het is in den Naam des Heeren, dat ik ze verhouwen heb.
Psal DutSVVA 118:12  Zij hadden mij omringd als bijen; zij zijn uitgeblust als een doornenvuur; het is in den Naam des Heeren, dat ik ze verhouwen heb.
Psal DutSVVA 118:13  Gij hadt mij zeer hard gestoten, tot vallens toe, maar de Heere heeft mij geholpen.
Psal DutSVVA 118:14  De Heere is mijn Sterkte en Psalm, want Hij is mij tot heil geweest.
Psal DutSVVA 118:15  In de tenten der rechtvaardigen is een stem des gejuichs en des heils; de rechterhand des Heeren doet krachtige daden.
Psal DutSVVA 118:16  De rechterhand des Heeren is verhoogd; de rechterhand des Heeren doet krachtige daden.
Psal DutSVVA 118:17  Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des Heeren vertellen.
Psal DutSVVA 118:18  De Heere heeft mij wel hard gekastijd; maar Hij heeft mij ter dood niet overgegeven.
Psal DutSVVA 118:19  Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal daardoor ingaan, ik zal den Heere loven.
Psal DutSVVA 118:20  Dit is de poort des Heeren, door dewelke de rechtvaardigen zullen ingaan.
Psal DutSVVA 118:21  Ik zal U loven, omdat Gij mij verhoord hebt, en mij tot heil geweest zijt.
Psal DutSVVA 118:22  De steen, dien de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden.
Psal DutSVVA 118:23  Dit is van den Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen.
Psal DutSVVA 118:24  Dit is de dag, dien de Heere gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn.
Psal DutSVVA 118:25  Och Heere! geef nu heil; och Heere! geef nu voorspoed.
Psal DutSVVA 118:26  Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des Heeren! Wij zegenen ulieden uit het huis des Heeren.
Psal DutSVVA 118:27  De Heere is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest offer met touwen tot aan de hoornen van het altaar.
Psal DutSVVA 118:28  Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen.
Psal DutSVVA 118:29  Loof den Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Chapter 119
Psal DutSVVA 119:1  Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des Heeren gaan.
Psal DutSVVA 119:2  Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken;
Psal DutSVVA 119:3  Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen.
Psal DutSVVA 119:4  Heere! Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.
Psal DutSVVA 119:5  Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
Psal DutSVVA 119:6  Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden.
Psal DutSVVA 119:7  Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.
Psal DutSVVA 119:8  Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.
Psal DutSVVA 119:9  Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.
Psal DutSVVA 119:10  Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.
Psal DutSVVA 119:11  Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
Psal DutSVVA 119:12  Heere! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.
Psal DutSVVA 119:13  Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
Psal DutSVVA 119:14  Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
Psal DutSVVA 119:15  Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
Psal DutSVVA 119:16  Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
Psal DutSVVA 119:17  Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.
Psal DutSVVA 119:18  Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.
Psal DutSVVA 119:19  Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.
Psal DutSVVA 119:20  Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.
Psal DutSVVA 119:21  Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.
Psal DutSVVA 119:22  Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.
Psal DutSVVA 119:23  Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.
Psal DutSVVA 119:24  Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.
Psal DutSVVA 119:25  Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.
Psal DutSVVA 119:26  Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.
Psal DutSVVA 119:27  Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.
Psal DutSVVA 119:28  Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
Psal DutSVVA 119:29  Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
Psal DutSVVA 119:30  Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
Psal DutSVVA 119:31  Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o Heere! beschaam mij niet.
Psal DutSVVA 119:32  Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.
Psal DutSVVA 119:33  He. Heere! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.
Psal DutSVVA 119:34  Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.
Psal DutSVVA 119:35  Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
Psal DutSVVA 119:36  Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.
Psal DutSVVA 119:37  Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
Psal DutSVVA 119:38  Bevestig Uw toezegging aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.
Psal DutSVVA 119:39  Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.
Psal DutSVVA 119:40  Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
Psal DutSVVA 119:41  Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o Heere! Uw heil, naar Uw toezegging;
Psal DutSVVA 119:42  Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.
Psal DutSVVA 119:43  En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.
Psal DutSVVA 119:44  Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.
Psal DutSVVA 119:45  En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
Psal DutSVVA 119:46  Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen.
Psal DutSVVA 119:47  En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.
Psal DutSVVA 119:48  En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten.
Psal DutSVVA 119:49  Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.
Psal DutSVVA 119:50  Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.
Psal DutSVVA 119:51  De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken.
Psal DutSVVA 119:52  Ik heb gedacht, o Heere! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost.
Psal DutSVVA 119:53  Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.
Psal DutSVVA 119:54  Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen.
Psal DutSVVA 119:55  Heere! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.
Psal DutSVVA 119:56  Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
Psal DutSVVA 119:57  Cheth. De Heere is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren.
Psal DutSVVA 119:58  Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.
Psal DutSVVA 119:59  Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
Psal DutSVVA 119:60  Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden.
Psal DutSVVA 119:61  De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten.
Psal DutSVVA 119:62  Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid.
Psal DutSVVA 119:63  Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden.
Psal DutSVVA 119:64  Heere! de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw inzettingen.
Psal DutSVVA 119:65  Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, Heere, naar Uw woord.
Psal DutSVVA 119:66  Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.
Psal DutSVVA 119:67  Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord.
Psal DutSVVA 119:68  Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen.
Psal DutSVVA 119:69  De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte.
Psal DutSVVA 119:70  Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.
Psal DutSVVA 119:71  Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.
Psal DutSVVA 119:72  De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
Psal DutSVVA 119:73  Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere.
Psal DutSVVA 119:74  Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
Psal DutSVVA 119:75  Ik weet, Heere! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.
Psal DutSVVA 119:76  Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.
Psal DutSVVA 119:77  Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.
Psal DutSVVA 119:78  Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.
Psal DutSVVA 119:79  Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen .
Psal DutSVVA 119:80  Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.
Psal DutSVVA 119:81  Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
Psal DutSVVA 119:82  Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?
Psal DutSVVA 119:83  Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.
Psal DutSVVA 119:84  Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers?
Psal DutSVVA 119:85  De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.
Psal DutSVVA 119:86  Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.
Psal DutSVVA 119:87  Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.
Psal DutSVVA 119:88  Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden.
Psal DutSVVA 119:89  Lamed. O Heere! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.
Psal DutSVVA 119:90  Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan;
Psal DutSVVA 119:91  Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten.
Psal DutSVVA 119:92  Indiën Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.
Psal DutSVVA 119:93  Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.
Psal DutSVVA 119:94  Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.
Psal DutSVVA 119:95  De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.
Psal DutSVVA 119:96  In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
Psal DutSVVA 119:97  Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
Psal DutSVVA 119:98  Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij.
Psal DutSVVA 119:99  Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn.
Psal DutSVVA 119:100  Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
Psal DutSVVA 119:101  Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
Psal DutSVVA 119:102  Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd.
Psal DutSVVA 119:103  Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!
Psal DutSVVA 119:104  Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden.
Psal DutSVVA 119:105  Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.
Psal DutSVVA 119:106  Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.
Psal DutSVVA 119:107  Ik ben gans zeer verdrukt, Heere! maak mij levend naar Uw woord.
Psal DutSVVA 119:108  Laat U toch, o Heere! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.
Psal DutSVVA 119:109  Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
Psal DutSVVA 119:110  De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen.
Psal DutSVVA 119:111  Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.
Psal DutSVVA 119:112  Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.
Psal DutSVVA 119:113  Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.
Psal DutSVVA 119:114  Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.
Psal DutSVVA 119:115  Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.
Psal DutSVVA 119:116  Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope.
Psal DutSVVA 119:117  Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken.
Psal DutSVVA 119:118  Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen.
Psal DutSVVA 119:119  Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
Psal DutSVVA 119:120  Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.
Psal DutSVVA 119:121  Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.
Psal DutSVVA 119:122  Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.
Psal DutSVVA 119:123  Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid.
Psal DutSVVA 119:124  Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.
Psal DutSVVA 119:125  Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen.
Psal DutSVVA 119:126  Het is tijd voor den Heere, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.
Psal DutSVVA 119:127  Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
Psal DutSVVA 119:128  Daarom heb ik al Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.
Psal DutSVVA 119:129  Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel.
Psal DutSVVA 119:130  De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
Psal DutSVVA 119:131  Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.
Psal DutSVVA 119:132  Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen.
Psal DutSVVA 119:133  Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen.
Psal DutSVVA 119:134  Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden.
Psal DutSVVA 119:135  Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen.
Psal DutSVVA 119:136  Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.
Psal DutSVVA 119:137  Tsade. Heere! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht.
Psal DutSVVA 119:138  Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden.
Psal DutSVVA 119:139  Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben.
Psal DutSVVA 119:140  Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief.
Psal DutSVVA 119:141  Ik ben klein en veracht, doch Uw bevelen vergeet ik niet.
Psal DutSVVA 119:142  Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid.
Psal DutSVVA 119:143  Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen.
Psal DutSVVA 119:144  De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven.
Psal DutSVVA 119:145  Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o Heere! ik zal Uw inzettingen bewaren.
Psal DutSVVA 119:146  Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden.
Psal DutSVVA 119:147  Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.
Psal DutSVVA 119:148  Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.
Psal DutSVVA 119:149  Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o Heere! maak mij levend naar Uw recht.
Psal DutSVVA 119:150  Die kwade praktijken najagen, genaken mij, zij wijken verre van Uw wet.
Psal DutSVVA 119:151  Maar Gij, Heere! zijt nabij, en al Uw geboden zijn waarheid.
Psal DutSVVA 119:152  Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt.
Psal DutSVVA 119:153  Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten.
Psal DutSVVA 119:154  Twist mijn twistzaak, en verlos mij, maak mij levend, naar Uw toezegging.
Psal DutSVVA 119:155  Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken Uw inzettingen niet.
Psal DutSVVA 119:156  Heere! Uw barmhartigheden zijn vele; maak mij levend naar Uw rechten.
Psal DutSVVA 119:157  Mijn vervolgers en mijn wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet.
Psal DutSVVA 119:158  Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden.
Psal DutSVVA 119:159  Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o Heere! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
Psal DutSVVA 119:160  Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid.
Psal DutSVVA 119:161  Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord.
Psal DutSVVA 119:162  Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.
Psal DutSVVA 119:163  Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
Psal DutSVVA 119:164  Ik loof U zevenmaal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.
Psal DutSVVA 119:165  Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.
Psal DutSVVA 119:167  Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.
Psal DutSVVA 119:168  Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.
Psal DutSVVA 119:169  Thau. O Heere! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.
Psal DutSVVA 119:170  Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.
Psal DutSVVA 119:171  Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.
Psal DutSVVA 119:172  Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.
Psal DutSVVA 119:173  Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.
Psal DutSVVA 119:174  O Heere! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.
Psal DutSVVA 119:175  Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw rechten mij helpen.
Psal DutSVVA 119:176  Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.
Chapter 120
Psal DutSVVA 120:1  Een lied op Hammaaloth. Ik heb tot den Heere geroepen in mijn benauwdheid, en Hij heeft mij verhoord.
Psal DutSVVA 120:2  O Heere! red mijn ziel van de valse lippen, van de bedriegelijke tong.
Psal DutSVVA 120:3  Wat zal U de bedriegelijke tong geven, of wat zal zij U toevoegen?
Psal DutSVVA 120:4  Scherpe pijlen eens machtigen, mitsgaders gloeiende jeneverkolen.
Psal DutSVVA 120:5  O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone.
Psal DutSVVA 120:6  Mijn ziel heeft lang gewoond bij degenen, die den vrede haten.
Psal DutSVVA 120:7  Ik ben vreedzaam; maar als ik spreek, zijn zij aan den oorlog.
Chapter 121
Psal DutSVVA 121:1  Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal.
Psal DutSVVA 121:2  Mijn hulp is van den Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Psal DutSVVA 121:3  Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren.
Psal DutSVVA 121:4  Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren, noch slapen.
Psal DutSVVA 121:5  De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uw Schaduw, aan uw rechterhand.
Psal DutSVVA 121:6  De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
Psal DutSVVA 121:7  De Heere zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren.
Psal DutSVVA 121:8  De Heere zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.
Chapter 122
Psal DutSVVA 122:1  Een lied Hammaaloth, van David. Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des Heeren gaan.
Psal DutSVVA 122:2  Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem!
Psal DutSVVA 122:3  Jeruzalem is gebouwd, als een stad, die wel samengevoegd is;
Psal DutSVVA 122:4  Waarheen de stammen opgaan, de stammen des Heeren, tot de getuigenis Israëls, om den Naam des Heeren te danken.
Psal DutSVVA 122:5  Want daar zijn de stoelen des gerichts gezet, de stoelen van het huis van David.
Psal DutSVVA 122:6  Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen.
Psal DutSVVA 122:7  Vrede zij in uw vesting, welvaren in uw paleizen.
Psal DutSVVA 122:8  Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede zij in u!
Psal DutSVVA 122:9  Om des huizes des Heeren, onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken.
Chapter 123
Psal DutSVVA 123:1  Een lied op Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op tot U, Die in de hemelen zit.
Psal DutSVVA 123:2  Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den Heere, onze God, totdat Hij ons genadig zij.
Psal DutSVVA 123:3  Zijt ons genadig, o Heere! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat.
Psal DutSVVA 123:4  Onze ziel is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting der hovaardigen .
Chapter 124
Psal DutSVVA 124:1  Een lied Hammaaloth, van David. Ten ware de Heere, Die bij ons geweest is, zegge nu Israël,
Psal DutSVVA 124:2  Ten ware de Heere, Die bij ons geweest is, als de mensen tegen ons opstonden;
Psal DutSVVA 124:3  Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak.
Psal DutSVVA 124:4  Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
Psal DutSVVA 124:5  Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn.
Psal DutSVVA 124:6  De Heere zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof.
Psal DutSVVA 124:7  Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen.
Psal DutSVVA 124:8  Onze hulp is in den Naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Chapter 125
Psal DutSVVA 125:1  Een lied Hammaaloth. Die op den Heere vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid.
Psal DutSVVA 125:2  Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de Heere rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 125:3  Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht.
Psal DutSVVA 125:4  Heere! doe den goeden wel, en dengenen, die oprecht zijn in hun harten.
Psal DutSVVA 125:5  Maar die zich neigen tot hun kromme wegen, die zal de Heere weg doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal over Israël zijn!
Chapter 126
Psal DutSVVA 126:1  Een lied Hammaaloth. Als de Heere de gevangenen Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen.
Psal DutSVVA 126:2  Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De Heere heeft grote dingen aan dezen gedaan.
Psal DutSVVA 126:3  De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd.
Psal DutSVVA 126:4  O Heere! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden.
Psal DutSVVA 126:5  Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.
Psal DutSVVA 126:6  Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.
Chapter 127
Psal DutSVVA 127:1  Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de Heere het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de Heere de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter.
Psal DutSVVA 127:2  Het is te vergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft.
Psal DutSVVA 127:3  Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des Heeren; des buiks vrucht is een beloning.
Psal DutSVVA 127:4  Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.
Psal DutSVVA 127:5  Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden spreken zullen in de poort.
Chapter 128
Psal DutSVVA 128:1  Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den Heere vreest, die in Zijn wegen wandelt.
Psal DutSVVA 128:2  Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan.
Psal DutSVVA 128:3  Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel.
Psal DutSVVA 128:4  Ziet, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den Heere vreest.
Psal DutSVVA 128:5  De Heere zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen uws levens;
Psal DutSVVA 128:6  En gij zult uw kindskinderen zien. Vrede over Israël!
Chapter 129
Psal DutSVVA 129:1  Een lied Hammaaloth. Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu Israël;
Psal DutSVVA 129:2  Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht.
Psal DutSVVA 129:3  Ploegers hebben op mijn rug geploegd; zij hebben hun voren lang getogen.
Psal DutSVVA 129:4  De Heere, Die rechtvaardig is, heeft de touwen der goddelozen afgehouwen.
Psal DutSVVA 129:5  Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten.
Psal DutSVVA 129:6  Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt;
Psal DutSVVA 129:7  Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;
Psal DutSVVA 129:8  En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des Heeren zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des Heeren.
Chapter 130
Psal DutSVVA 130:1  Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o Heere!
Psal DutSVVA 130:2  Heere! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.
Psal DutSVVA 130:3  Zo Gij, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat; Heere! wie zal bestaan?
Psal DutSVVA 130:4  Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.
Psal DutSVVA 130:5  Ik verwacht den Heere; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.
Psal DutSVVA 130:6  Mijn ziel wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen.
Psal DutSVVA 130:7  Israël hope op den Heere; want bij den Heere is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.
Psal DutSVVA 130:8  En Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.
Chapter 131
Psal DutSVVA 131:1  Een lied Hammaaloth, van David. O Heere! mijn hart is niet verheven, en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk.
Psal DutSVVA 131:2  Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij.
Psal DutSVVA 131:3  Israël hope op den Heere van nu aan tot in der eeuwigheid.
Chapter 132
Psal DutSVVA 132:1  Een lied Hammaaloth. O Heere! gedenk aan David, aan al zijn lijden;
Psal DutSVVA 132:2  Dat hij den Heere gezworen heeft, den Machtige Jakobs gelofte gedaan heeft, zeggende:
Psal DutSVVA 132:3  Zo ik in de tent mijns huizes inga, zo ik op de koets van mijn bed klimme!
Psal DutSVVA 132:4  Zo ik mijn ogen slaap geve, mijn oogleden sluimering;
Psal DutSVVA 132:5  Totdat ik voor den Heere een plaats gevonden zal hebben, woningen voor den Machtige Jakobs!
Psal DutSVVA 132:6  Ziet, wij hebben van haar gehoord in Efratha; wij hebben haar gevonden in de velden van Jaar.
Psal DutSVVA 132:7  Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten.
Psal DutSVVA 132:8  Sta op, Heere! tot Uw rust, Gij en de ark Uwer sterkte!
Psal DutSVVA 132:9  Dat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid, en dat Uw gunstgenoten juichen.
Psal DutSVVA 132:10  Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil.
Psal DutSVVA 132:11  De Heere heeft David de waarheid gezworen, waarvan Hij niet wijken zal, zeggende: Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten.
Psal DutSVVA 132:12  Indiën uw zonen Mijn verbond zullen houden, en Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal; zo zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid op uw troon zitten.
Psal DutSVVA 132:13  Want de Heere heeft Sion verkoren, Hij heeft het begeerd tot Zijn woonplaats, zeggende:
Psal DutSVVA 132:14  Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd.
Psal DutSVVA 132:15  Ik zal haar kost rijkelijk zegenen, haar nooddruftigen zal Ik met brood verzadigen.
Psal DutSVVA 132:16  En haar priesters zal Ik met heil bekleden, en haar gunstgenoten zullen zeer juichen.
Psal DutSVVA 132:17  Daar zal Ik David een hoorn doen uitspruiten; Ik heb voor Mijn Gezalfde een lamp toegericht.
Psal DutSVVA 132:18  Ik zal zijn vijanden met schaamte bekleden; maar op hem zal zijn kroon bloeien.
Chapter 133
Psal DutSVVA 133:1  Een lied Hammaaloth, van David. Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen!
Psal DutSVVA 133:2  Het is, gelijk de kostelijke olie op het hoofd, nederdalende op den baard, den baard van Aäron, die nederdaalt tot op den zoom zijner klederen.
Psal DutSVVA 133:3  Het is gelijk de dauw van Hermon, en die nederdaalt op de bergen van Sion, want de Heere gebiedt aldaar den zegen en het leven tot in der eeuwigheid.
Chapter 134
Psal DutSVVA 134:1  Een lied Hammaaloth. Ziet, looft den Heere, alle gij knechten des Heeren! gij, die allen nacht in het huis des Heeren staat.
Psal DutSVVA 134:2  Heft uw handen op naar het heiligdom, en looft den Heere.
Psal DutSVVA 134:3  De Heere zegene u uit Sion, Hij, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft.
Chapter 135
Psal DutSVVA 135:1  Hallelujah! Prijst den Naam des Heeren, prijst Hem, gij knechten des Heeren!
Psal DutSVVA 135:2  Gij, die staat in het huis des Heeren, in de voorhoven van het huis onzes Gods!
Psal DutSVVA 135:3  Looft den Heere, want de Heere is goed; psalmzingt Zijn Naam, want Hij is liefelijk.
Psal DutSVVA 135:4  Want de Heere heeft Zich Jakob verkoren, Israël tot Zijn eigendom.
Psal DutSVVA 135:5  Want ik weet, dat de Heere groot is, en dat onze Heere boven alle goden is.
Psal DutSVVA 135:6  Al wat den Heere behaagt, doet Hij, in de hemelen, en op de aarde, in de zeeën en alle afgronden.
Psal DutSVVA 135:7  Hij doet dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen; Hij brengt den wind uit Zijn schatkameren voort.
Psal DutSVVA 135:8  Die de eerstgeborenen van Egypte sloeg, van den mens af tot het vee toe.
Psal DutSVVA 135:9  Hij zond tekenen en wonderen in het midden van u, o Egypte! tegen Farao en tegen al zijn knechten.
Psal DutSVVA 135:10  Die veel volken sloeg, en machtige koningen doodde;
Psal DutSVVA 135:11  Sihon, den koning der Amorieten, en Og, den koning van Basan, en al de koninkrijken van Kanaän,
Psal DutSVVA 135:12  En Hij gaf hun land ten erve, ten erve aan Zijn volk Israël.
Psal DutSVVA 135:13  O Heere! Uw Naam is in eeuwigheid; Heere! Uw gedachtenis is van geslacht tot geslacht.
Psal DutSVVA 135:14  Want de Heere zal Zijn volk richten, en het zal Hem berouwen over Zijn knechten.
Psal DutSVVA 135:15  De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, een werk van mensenhanden.
Psal DutSVVA 135:16  Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet;
Psal DutSVVA 135:17  Oren hebben zij, maar horen niet; ook is er geen adem in hun mond.
Psal DutSVVA 135:18  Dat die ze maken, hun gelijk worden, en al wie op hen vertrouwt.
Psal DutSVVA 135:19  Gij huis Israëls! looft den Heere; gij huis Aärons! looft den Heere.
Psal DutSVVA 135:20  Gij huis van Levi! looft den Heere; gij die den Heere vreest! looft den Heere.
Psal DutSVVA 135:21  Geloofd zij de Heere uit Sion, Die te Jeruzalem woont. Hallelujah!
Chapter 136
Psal DutSVVA 136:1  Looft den Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid;
Psal DutSVVA 136:2  Looft den God der goden; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:3  Looft den Heere der heren; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:4  Dien, Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:5  Dien, die de hemelen met verstand gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:6  Dien, Die de aarde op het water uitgespannen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:7  Dien, Die de grote lichten heeft gemaakt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:8  De zon tot heerschappij op den dag; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:9  De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:10  Dien, Die de Egyptenaren geslagen heeft in hun eerstgeborenen; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:11  En heeft Israël uit het midden van hen uitgebracht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:12  Met een sterke hand, en met een uitgestrekte arm; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:13  Dien, Die de Schelfzee in delen deelde; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:14  En voerde Israël door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:15  Hij heeft Farao met zijn heir gestort in de Schelfzee; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:16  Die Zijn volk door de woestijn geleid heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:17  Die grote koningen geslagen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:18  En heeft heerlijke koningen gedood; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:19  Sihon, den Amorietischen koning; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:20  En Og, den koning van Basan; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:21  En heeft hun land ten erve gegeven; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:22  Ten erve aan Zijn knecht Israël; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:23  Die aan ons gedacht heeft in onze nederigheid; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:24  En Hij heeft ons onzen tegenpartijders ontrukt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:25  Die allen vlees spijs geeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 136:26  Looft den God des hemels; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Chapter 137
Psal DutSVVA 137:1  Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion.
Psal DutSVVA 137:2  Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn.
Psal DutSVVA 137:3  Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Sions;
Psal DutSVVA 137:4  Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des Heeren zingen in een vreemd land?
Psal DutSVVA 137:5  Indiën ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn rechterhand zichzelve!
Psal DutSVVA 137:6  Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap!
Psal DutSVVA 137:7  Heere! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fondament toe!
Psal DutSVVA 137:8  O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt.
Psal DutSVVA 137:9  Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal.
Chapter 138
Psal DutSVVA 138:1  Een psalm van David. Ik zal U loven met mijn gehele hart; in de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen.
Psal DutSVVA 138:2  Ik zal mij nederbuigen naar het paleis Uwer heiligheid, en ik zal Uw Naam loven, om Uw goedertierenheid en om Uw waarheid; want Gij hebt vanwege Uw gansen Naam Uw woord groot gemaakt.
Psal DutSVVA 138:3  Ten dage, als ik riep, zo hebt Gij mij verhoord; Gij hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel.
Psal DutSVVA 138:4  Alle koningen der aarde zullen U, o Heere! loven, wanneer zij gehoord zullen hebben de redenen Uws monds.
Psal DutSVVA 138:5  En zij zullen zingen van de wegen des Heeren, want de heerlijkheid des Heeren is groot.
Psal DutSVVA 138:6  Want de Heere is hoog, nochtans ziet Hij den nederige aan, en den verhevene kent Hij van verre.
Psal DutSVVA 138:7  Als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij levend; Uw hand strekt Gij uit tegen den toorn mijner vijanden, en Uw rechterhand behoudt mij.
Psal DutSVVA 138:8  De Heere zal het voor mij voleinden; Uw goedertierenheid, Heere! is in eeuwigheid; en laat niet varen de werken Uwer handen.
Chapter 139
Psal DutSVVA 139:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Heere! Gij doorgrondt en kent mij.
Psal DutSVVA 139:2  Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten.
Psal DutSVVA 139:3  Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.
Psal DutSVVA 139:4  Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, Heere! Gij weet het alles.
Psal DutSVVA 139:5  Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij.
Psal DutSVVA 139:6  De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij.
Psal DutSVVA 139:7  Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?
Psal DutSVVA 139:8  Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar.
Psal DutSVVA 139:9  Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee;
Psal DutSVVA 139:10  Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.
Psal DutSVVA 139:11  Indiën ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij.
Psal DutSVVA 139:12  Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.
Psal DutSVVA 139:13  Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt.
Psal DutSVVA 139:14  Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel.
Psal DutSVVA 139:15  Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde.
Psal DutSVVA 139:16  Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was.
Psal DutSVVA 139:17  Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen!
Psal DutSVVA 139:18  Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U.
Psal DutSVVA 139:19  O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij!
Psal DutSVVA 139:20  Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk verheffen.
Psal DutSVVA 139:21  Zou ik niet haten, Heere! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan?
Psal DutSVVA 139:22  Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij.
Psal DutSVVA 139:23  Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten.
Psal DutSVVA 139:24  En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.
Chapter 140
Psal DutSVVA 140:1  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [140:2] Red mij, Heere! van den kwaden mens; behoed mij voor den man alles gewelds;
Psal DutSVVA 140:2  [140:3] Die veel kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen om te oorlogen.
Psal DutSVVA 140:3  [140:4] Zij scherpen hun tong, als een slang; heet addervergift is onder hun lippen. Sela.
Psal DutSVVA 140:4  [140:5] Bewaar mij, Heere! van de handen des goddelozen; behoed mij van den man alles gewelds; van hen, die mijn voeten denken weg te stoten.
Psal DutSVVA 140:5  [140:6] De hovaardigen hebben mij een strik verborgen, en koorden; zij hebben een net uitgespreid aan de zijde des wegs; valstrikken hebben zij mij gezet. Sela.
Psal DutSVVA 140:6  [140:7] Ik heb tot den Heere gezegd: Gij zijt mijn God; neem ter ore, o Heere! de stem mijner smekingen.
Psal DutSVVA 140:7  [140:8] Heere, Heere, Sterkte mijns heils! Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dage der wapening.
Psal DutSVVA 140:8  [140:9] Geef, Heere! de begeerten des goddelozen niet; bevorder zijn kwaad voornemen niet; zij zouden zich verheffen. Sela.
Psal DutSVVA 140:9  [140:10] Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, de overlast hunner lippen overdekke hen.
Psal DutSVVA 140:10  [140:11] Vurige kolen moeten op hen geschud worden ; Hij doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, dat zij niet weder opstaan.
Psal DutSVVA 140:11  [140:12] Een man van kwade tong zal op de aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men jagen, totdat hij geheel verdreven is.
Psal DutSVVA 140:12  [140:13] Ik weet, dat de Heere de rechtzaak des ellendigen, en het recht der nooddruftigen zal uitvoeren.
Psal DutSVVA 140:13  [140:14] Gewisselijk, de rechtvaardigen zullen Uw Naam loven; de oprechten zullen voor Uw aangezicht blijven.
Chapter 141
Psal DutSVVA 141:1  Een psalm van David. Heere! ik roep U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik tot U roep.
Psal DutSVVA 141:2  Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen als het avondoffer.
Psal DutSVVA 141:3  Heere! zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen.
Psal DutSVVA 141:4  Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen.
Psal DutSVVA 141:5  De rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn; en hij bestraffe mij, het zal olie des hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal ook mijn gebed voor hen zijn in hun tegenspoeden.
Psal DutSVVA 141:6  Hun rechters zijn aan de zijde der steenrots vrijgelaten geweest, en hebben gehoord mijn redenen, dat zij aangenaam waren.
Psal DutSVVA 141:7  Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had.
Psal DutSVVA 141:8  Doch op U zijn mijn ogen, Heere, Heere! op U betrouw ik, ontbloot mijn ziel niet.
Psal DutSVVA 141:9  Bewaar mij voor het geweld des striks, dien zij mij gelegd hebben, en voor de valstrikken van de werkers der ongerechtigheid.
Psal DutSVVA 141:10  Dat de goddelozen elk in zijn garen vallen, te zamen, totdat ik zal zijn voorbijgegaan.
Chapter 142
Psal DutSVVA 142:1  Een onderwijzing van David, een gebed, als hij in de spelonk was. [142:2] Ik riep met mijn stem tot den Heere; ik smeekte tot den Heere met mijn stem.
Psal DutSVVA 142:2  [142:3] Ik stortte mijn klacht uit voor Zijn aangezicht; ik gaf te kennen voor Zijn aangezicht mijn benauwdheid.
Psal DutSVVA 142:3  [142:4] Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou.
Psal DutSVVA 142:4  [142:5] Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende, er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijn ziel.
Psal DutSVVA 142:5  [142:6] Tot U riep ik, o Heere! ik zeide: Gij zijt mijn Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden.
Psal DutSVVA 142:6  [142:7] Let op mijn geschrei, want ik ben zeer uitgeteerd; red mij van mijn vervolgers, want zij zijn machtiger dan ik.
Psal DutSVVA 142:7  [142:8] Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw Naam te loven; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben.
Chapter 143
Psal DutSVVA 143:1  Een psalm van David. O Heere! hoor mijn gebed, neig de oren tot mijn smekingen; verhoor mij naar Uw waarheid, naar Uw gerechtigheid.
Psal DutSVVA 143:2  En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.
Psal DutSVVA 143:3  Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn.
Psal DutSVVA 143:4  Daarom wordt mijn geest overstelpt in mij, mijn hart is verbaasd in het midden van mij.
Psal DutSVVA 143:5  Ik gedenk aan de dagen van ouds; ik overleg al Uw daden; ik spreek bij mijzelven van de werken Uwer handen.
Psal DutSVVA 143:6  Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig land. Sela.
Psal DutSVVA 143:7  Verhoor mij haastelijk, Heere! mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet van mij, want ik zou gelijk worden dengenen, die in den kuil dalen.
Psal DutSVVA 143:8  Doe mij Uw goedertierenheid in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; maak mij bekend den weg, dien ik te gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op.
Psal DutSVVA 143:9  Red mij, Heere! van mijn vijanden; bij U schuil ik.
Psal DutSVVA 143:10  Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide mij in een effen land.
Psal DutSVVA 143:11  O Heere! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid.
Psal DutSVVA 143:12  En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht.
Chapter 144
Psal DutSVVA 144:1  Een psalm van David. Gezegend zij de Heere, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog;
Psal DutSVVA 144:2  Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt!
Psal DutSVVA 144:3  O Heere! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht?
Psal DutSVVA 144:4  De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.
Psal DutSVVA 144:5  Neig Uw hemelen, Heere! en daal neder; raak de bergen aan, dat zij roken.
Psal DutSVVA 144:6  Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen.
Psal DutSVVA 144:7  Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden;
Psal DutSVVA 144:8  Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid.
Psal DutSVVA 144:9  O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen.
Psal DutSVVA 144:10  Gij, Die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard;
Psal DutSVVA 144:11  Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid;
Psal DutSVVA 144:12  Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis.
Psal DutSVVA 144:13  Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen.
Psal DutSVVA 144:14  Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten.
Psal DutSVVA 144:15  Welgelukzalig is het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig, is het volk, wiens God de Heere is.
Chapter 145
Psal DutSVVA 145:1  Een lofzang van David. . O mijn God, Gij Koning! ik zal U verhogen, en Uw Naam loven in eeuwigheid en altoos.
Psal DutSVVA 145:2  . Te allen dage zal ik U loven, en Uw Naam prijzen in eeuwigheid en altoos.
Psal DutSVVA 145:3  . De Heere is groot en zeer te prijzen, en Zijn grootheid is ondoorgrondelijk.
Psal DutSVVA 145:4  . Geslacht aan geslacht zal Uw werken roemen; en zij zullen Uw mogendheden verkondigen.
Psal DutSVVA 145:5  . Ik zal uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw wonderlijke daden.
Psal DutSVVA 145:6  . En zij zullen vermelden de kracht Uwer vreselijke daden; en Uw grootheid, die zal ik vertellen.
Psal DutSVVA 145:7  . Zij zullen de gedachtenis der grootheid Uwer goedheid overvloediglijk uitstorten, en zij zullen Uw gerechtigheid met gejuich verkondigen.
Psal DutSVVA 145:8  . Genadig en barmhartig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid.
Psal DutSVVA 145:9  . De Heere is aan allen goed, en Zijn barmhartigheden zijn over al Zijn werken.
Psal DutSVVA 145:10  . Al Uw werken, Heere, zullen U loven, en Uw gunstgenoten zullen U zegenen.
Psal DutSVVA 145:11  . Zij zullen de heerlijkheid Uws Koninkrijks vermelden, en Uw mogendheid zullen zij uitspreken.
Psal DutSVVA 145:12  . Om den mensenkinderen bekend te maken Zijn mogendheden, en de eer der heerlijkheid Zijns Koninkrijks.
Psal DutSVVA 145:13  . Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, en Uw heerschappij is in alle geslacht en geslacht.
Psal DutSVVA 145:14  . De Heere ondersteunt allen, die vallen, en Hij richt op alle gebogenen.
Psal DutSVVA 145:15  . Aller ogen wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd.
Psal DutSVVA 145:16  . Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat er leeft, naar Uw welbehagen.
Psal DutSVVA 145:17  . De Heere is rechtvaardig in al Zijn wegen, en goedertieren in al Zijn werken.
Psal DutSVVA 145:18  . De Heere is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid.
Psal DutSVVA 145:19  . Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen.
Psal DutSVVA 145:20  . De Heere bewaart al degenen, die Hem liefhebben; maar Hij verdelgt alle goddelozen.
Psal DutSVVA 145:21  . Mijn mond zal den prijs des Heeren uitspreken, en alle vlees zal Zijn heiligen Naam loven in der eeuwigheid en altoos.
Chapter 146
Psal DutSVVA 146:2  Ik zal den Heere prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.
Psal DutSVVA 146:3  Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is.
Psal DutSVVA 146:4  Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelfden dage vergaan zijn aanslagen.
Psal DutSVVA 146:5  Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den Heere, zijn God is;
Psal DutSVVA 146:6  Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid.
Psal DutSVVA 146:7  Die den verdrukte recht doet, Die den hongerige brood geeft; de Heere maakt de gevangenen los.
Psal DutSVVA 146:8  De Heere opent de ogen der blinden; de Heere richt de gebogenen op; de Heere heeft de rechtvaardigen lief.
Psal DutSVVA 146:9  De Heere bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.
Psal DutSVVA 146:10  De Heere zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion! is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!
Chapter 147
Psal DutSVVA 147:1  Looft den Heere, want onzen God te psalmzingen is goed, dewijl Hij liefelijk is; de lof is betamelijk.
Psal DutSVVA 147:2  De Heere bouwt Jeruzalem; Hij vergadert Israëls verdrevenen.
Psal DutSVVA 147:3  Hij geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in hun smarten.
Psal DutSVVA 147:4  Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze allen bij namen.
Psal DutSVVA 147:5  Onze Heere is groot en van veel kracht; Zijns verstands is geen getal.
Psal DutSVVA 147:6  De Heere houdt de zachtmoedigen staande; de goddelozen vernedert Hij, tot de aarde toe.
Psal DutSVVA 147:7  Zingt den Heere bij beurte met dankzegging; psalmzingt onzen God op de harp.
Psal DutSVVA 147:8  Die de hemelen met wolken bedekt, Die voor de aarde regen bereidt; Die het gras op de bergen doet uitspruiten;
Psal DutSVVA 147:9  Die het vee zijn voeder geeft; aan de jonge raven, als zij roepen.
Psal DutSVVA 147:10  Hij heeft geen lust aan de sterkte des paards; Hij heeft geen welgevallen aan de benen des mans.
Psal DutSVVA 147:11  De Heere heeft een welgevallen aan hen, die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen.
Psal DutSVVA 147:12  O Jeruzalem! roem den Heere; o Sion! loof uw God.
Psal DutSVVA 147:13  Want Hij maakt de grendelen uwer poorten sterk; Hij zegent uw kinderen binnen in u.
Psal DutSVVA 147:14  Die uw landpalen in vrede stelt; Hij verzadigt u met het vette der tarwe.
Psal DutSVVA 147:15  Hij zendt Zijn bevel op aarde; Zijn woord loopt zeer snel.
Psal DutSVVA 147:16  Hij geeft sneeuw als wol; Hij strooit den rijm als as.
Psal DutSVVA 147:17  Hij werpt Zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan voor Zijn koude?
Psal DutSVVA 147:18  Hij zendt Zijn woord, en doet ze smelten; Hij doet Zijn wind waaien, de wateren vloeien henen.
Psal DutSVVA 147:19  Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten.
Psal DutSVVA 147:20  Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet. Hallelujah!
Chapter 148
Psal DutSVVA 148:1  Hallelujah! Looft den Heere uit de hemelen; looft Hem in de hoogste plaatsen!
Psal DutSVVA 148:2  Looft Hem, al Zijn engelen! Looft Hem, al Zijn heirscharen!
Psal DutSVVA 148:3  Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!
Psal DutSVVA 148:4  Looft Hem, gij hemelen der hemelen! en gij wateren, die boven de hemelen zijt!
Psal DutSVVA 148:5  Dat zij den Naam des Heeren loven; want als Hij het beval, zo werden zij geschapen.
Psal DutSVVA 148:6  En Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.
Psal DutSVVA 148:7  Looft den Heere, van de aarde; gij walvissen en alle afgronden!
Psal DutSVVA 148:8  Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet!
Psal DutSVVA 148:9  Gij bergen en alle heuvelen; vruchtbomen en alle cederbomen!
Psal DutSVVA 148:10  Het wild gedierte en alle vee; kruipend gedierte en gevleugeld gevogelte!
Psal DutSVVA 148:11  Gij koningen der aarde, en alle volken, gij vorsten, en alle rechters der aarde!
Psal DutSVVA 148:12  Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen!
Psal DutSVVA 148:13  Dat zij den Naam des Heeren loven; want Zijn Naam alleen is hoog verheven; Zijn majesteit is over de aarde en den hemel.
Psal DutSVVA 148:14  En Hij heeft den hoorn Zijns volks verhoogd, den roem al Zijner gunstgenoten, der kinderen Israëls, des volks, dat nabij Hem is. Hallelujah!
Chapter 149
Psal DutSVVA 149:1  Hallelujah! Zingt den Heere een nieuw lied; Zijn lof zij in de Gemeente Zijner gunstgenoten.
Psal DutSVVA 149:2  Dat Israël zich verblijde in Dengene, Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over hun Koning.
Psal DutSVVA 149:3  Dat zij Zijn Naam loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp.
Psal DutSVVA 149:4  Want de Heere heeft een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen versieren met heil.
Psal DutSVVA 149:5  Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun legers.
Psal DutSVVA 149:6  De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand;
Psal DutSVVA 149:7  Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken;
Psal DutSVVA 149:8  Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien;
Psal DutSVVA 149:9  Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah!
Chapter 150
Psal DutSVVA 150:1  Hallelujah! Looft God in Zijn heiligdom; looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte!
Psal DutSVVA 150:2  Looft Hem vanwege Zijn mogendheden; looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid!
Psal DutSVVA 150:3  Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp!
Psal DutSVVA 150:4  Looft Hem met de trommel en fluit; looft Hem met snarenspel en orgel!
Psal DutSVVA 150:5  Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid!
Psal DutSVVA 150:6  Alles, wat adem heeft, love den Heere! Hallelujah!