PSALMS
Up
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
Chapter 1
Psal | NlCanisi | 1:1 | Gelukkig de man, Die de raad der goddelozen niet volgt, Niet de weg der zondaars betreedt, Niet neerzit in de kring van de spotters; | |
Psal | NlCanisi | 1:3 | Hij is als een boom, aan stromend water geplant, Die zijn vrucht geeft op tijd, Waarvan het blad niet verwelkt: Al wat hij doet zal gedijen. | |
Psal | NlCanisi | 1:5 | Daarom houden de bozen het bij het oordeel niet uit, De zondaars niet in de gemeenschap der vromen. | |
Chapter 2
Psal | NlCanisi | 2:2 | Komen de koningen der aarde bijeen, Spannen de vorsten samen tegen Jahweh en zijn Gezalfde: | |
Psal | NlCanisi | 2:7 | Nu wil Ik Jahweh’s beslissing verkonden; Hij heeft Mij gezegd: Gij zijt mijn Zoon; Ik heb U heden verwekt. | |
Psal | NlCanisi | 2:8 | Vraag Mij: dan geef Ik U de volkeren tot erfdeel, En de grenzen der aarde tot uw bezit; | |
Chapter 3
Psal | NlCanisi | 3:8 | Sta op dan, Jahweh; Red mij, mijn God! Want Gij slaat al mijn vijanden in het gezicht, Stoot de bozen hun tanden stuk. | |
Chapter 4
Psal | NlCanisi | 4:2 | Verhoor mij, als ik roep, Mijn rechtvaardige God! Breng mij verlichting in mijn benauwdheid; Ontferm U mijner, en hoor mijn gebed. | |
Psal | NlCanisi | 4:3 | Kinderen, hoe lang nog zwaarmoedig; Waarom ijdele verwachting, bedriegelijke hoop nagejaagd? | |
Psal | NlCanisi | 4:4 | Beseft toch, dat Jahweh wonderen doet voor die Hem bemint, Dat Jahweh luistert, als ik Hem roep. | |
Psal | NlCanisi | 4:5 | Moogt gij al uit het veld zijn geslagen, zondigt niet; Op uw sponde pruilen, blijft zwijgen. | |
Psal | NlCanisi | 4:7 | Velen zeggen: "Wie verleent ons geluk; Laat het licht van uw aanschijn over ons opgaan!" | |
Psal | NlCanisi | 4:8 | Jahweh, Gij bereidt mijn hart groter vreugd, Dan hùn door overvloed van koren en most. | |
Chapter 5
Psal | NlCanisi | 5:4 | Want tot U richt ik mijn bede, o Jahweh, Reeds in de vroegte hoort Gij mijn smeken; ‘s Morgens leg ik het voor U neer, En zie vertrouwend naar U op. | |
Psal | NlCanisi | 5:6 | Geen goddeloze mag Voor uw ogen verschijnen! Gij haat al wie ongerechtigheid pleegt, | |
Psal | NlCanisi | 5:7 | En leugenaars richt Gij te gronde; De man van bloed en bedrog Is een afschuw voor Jahweh. | |
Psal | NlCanisi | 5:8 | Maar door uw grote genade Mag ìk uw huis binnengaan, En naar uw heilige tempel gericht, U vol eerbied aanbidden. | |
Psal | NlCanisi | 5:9 | Geleid mij, o Jahweh, Naar uw gerechtigheid; En om wille van die mij belagen, Baan mij de weg voor uw aanschijn. | |
Psal | NlCanisi | 5:10 | Neen, in hun mond is geen waarheid, En hun hart is bedorven; Een open graf is hun keel, Ze huichelen met hun tong. | |
Psal | NlCanisi | 5:11 | Laat ze boeten, o God, Aan eigen sluwheid te gronde gaan; Stoot ze weg om hun talrijke zonden, Want ze zijn weerbarstig tegen U. | |
Psal | NlCanisi | 5:12 | Dan verheugen zich allen, Die tot U vluchten; Jubelen eeuwig, Daar Gij ze beschermt; En juichen in U, Die uw Naam beminnen. | |
Chapter 6
Psal | NlCanisi | 6:3 | Ontferm U, Jahweh, want ik verkwijn; Schenk mij genezing, o Jahweh. Want mijn beenderen rillen, | |
Psal | NlCanisi | 6:7 | Ik ben afgetobd Door mijn kreunen; Nacht aan nacht besproei ik mijn sponde, Bevochtig mijn kussen met tranen; | |
Chapter 7
Psal | NlCanisi | 7:1 | Een klaaglied van David, dat hij Jahweh toezong naar aanleiding van Koesj, den Benjamiet. | |
Psal | NlCanisi | 7:2 | Jahweh, mijn God, tot U neem ik mijn toevlucht; Help mij, en verlos mij van al mijn vervolgers, | |
Psal | NlCanisi | 7:4 | Jahweh, mijn God, als ik dat zelf heb gedaan, Als er onrecht kleeft aan mijn handen, | |
Psal | NlCanisi | 7:5 | Als ik kwaad heb vergolden hem, die het mij aandeed, Heb uitgeplunderd, die mij zonder reden bestreed: | |
Psal | NlCanisi | 7:6 | Laat dan de vijand mij achtervolgen, Totdat hij me grijpt; Mijn leven op de grond vertrappen, Mijn eer vergooien in het slijk. | |
Psal | NlCanisi | 7:7 | Maar nu, o Jahweh, sta op in uw toorn, Verhef U tegen mijn grimmigen vijand; Waak op tot het oordeel, dat Gij zelf hebt gewild, | |
Psal | NlCanisi | 7:9 | Als rechter der volken, o Jahweh; Doe mij recht, Jahweh, naar mijn gerechtigheid En naar de onschuld mijns harten. | |
Psal | NlCanisi | 7:10 | Maak een einde aan de boosheid der zondaars, Maar laat de rechtvaardige blijven bestaan! Gij zijt het, die harten en nieren doorgrondt, Rechtvaardige God! | |
Psal | NlCanisi | 7:12 | Maar ook een rechtvaardig rechter is God, Een God, wiens gramschap voortdurend blijft dreigen. | |
Psal | NlCanisi | 7:13 | Bekeert men zich niet, dan scherpt Hij zijn zwaard, Dan spant en richt Hij zijn boog, | |
Psal | NlCanisi | 7:15 | Ziet, die met valsheid bevrucht is en zwanger van onheil, Baart enkel ontgoocheling; | |
Psal | NlCanisi | 7:17 | Zo keert zijn onrecht op zijn eigen hoofd terug, Valt op eigen schedel zijn misdaad! | |
Chapter 8
Psal | NlCanisi | 8:2 | Jahweh, onze Heer, Hoe heerlijk is uw Naam over heel de aarde! Laat mij uw glorie bezingen hoog aan de hemel: | |
Psal | NlCanisi | 8:3 | Uit de mond van kind en zuigeling stemt Gij U een loflied aan, Om uw vijand te verstommen, Uw tegenstanders en haters. | |
Psal | NlCanisi | 8:4 | Als ik de hemelen zie, het werk uwer vingers, De maan en de sterren, die Gij een plaats hebt bereid: | |
Psal | NlCanisi | 8:5 | Wat is dan een mens, dat Gij hem zoudt gedenken, Een mensenkind, dat Gij acht op hem slaat? | |
Psal | NlCanisi | 8:6 | Toch hebt Gij hem haast tot een godheid gemaakt, Hem met glorie en luister gekroond. | |
Chapter 9
Psal | NlCanisi | 9:4 | Want mijn vijanden hebben de vlucht moeten nemen, Ze zijn gestruikeld en kwamen om voor uw blik; | |
Psal | NlCanisi | 9:5 | Want Gij hebt mijn pleit en belangen behartigd, Als rechtvaardig Rechter uw troon bestegen. | |
Psal | NlCanisi | 9:6 | De heidenen hebt Gij bestraft, De goddelozen vernietigd, Zelfs hun naam uitgewist Voor altijd en immer. | |
Psal | NlCanisi | 9:7 | De vijanden werden tot zwijgen gebracht, Voor goed hun zwaarden gebroken; Hun steden hebt Gij verwoest, Zelfs de herinnering er aan ging verloren. | |
Psal | NlCanisi | 9:8 | Ziet, Jahweh troont in eeuwigheid, Houdt zijn rechterstoel voor het oordeel gereed; | |
Psal | NlCanisi | 9:10 | Zo bleef Jahweh een toevlucht voor de verdrukten, Een wijkplaats in tijden van nood; | |
Psal | NlCanisi | 9:11 | Die uw Naam kennen, mochten steeds op U hopen, Want nooit verliet Gij, die U zochten, o Jahweh! | |
Psal | NlCanisi | 9:14 | Jahweh, wees mij genadig; zie mijn ellende, door mijn haters berokkend, Trek mij omhoog uit de poorten des doods, | |
Psal | NlCanisi | 9:15 | Opdat ik overal uw lof mag verkonden, Om uw redding juichen in de poorten der dochter van Sion. | |
Psal | NlCanisi | 9:16 | De heidenen zinken weg in de kuil, die ze groeven, Hun voet is gevangen in het net, dat ze spanden; | |
Psal | NlCanisi | 9:17 | Jahweh heeft Zich doen kennen, en vonnis gewezen: De goddeloze ligt in zijn eigen daden verstrikt. | |
Psal | NlCanisi | 9:18 | Zó mogen ook de zondaars naar het dodenrijk varen, Alle heidenen, die God niet gedenken; | |
Psal | NlCanisi | 9:19 | Maar de arme worde niet eeuwig vergeten, De hoop der verdrukten niet altijd beschaamd. | |
Psal | NlCanisi | 9:20 | Sta op dan, Jahweh! Laat zich de mens niet vermeten, Maar laat de heidenen worden gericht voor uw aanschijn. | |
Psal | NlCanisi | 9:23 | Waarom zou de arme zich ergeren aan de trots van den boze, In de listen worden verstrikt, die hij spon? | |
Psal | NlCanisi | 9:25 | De zondaar trekt honend zijn neus op voor Jahweh, En denkt maar: "Hij straft niet; er is geen God!" | |
Psal | NlCanisi | 9:26 | Zijn wandel is altijd krom uw wetten gooit hij ver van zich af, En wie hem weerstaat, fluit hij uit; | |
Psal | NlCanisi | 9:27 | Hij zegt bij zich zelf: "Nooit zal ik wankelen; Van geslacht tot geslacht treft mij ongeluk noch vloek!" | |
Psal | NlCanisi | 9:29 | Hij legt zich in hinderlaag achter de heggen, Om heimelijk de onschuld te moorden. Zijn ogen begluren den zwakke, | |
Psal | NlCanisi | 9:30 | Hij ligt op de loer als een leeuw in zijn hol; Hij besluipt den ongelukkige, om hem te bespringen, Grijpt hem vast, en sleept hem weg in zijn net. | |
Psal | NlCanisi | 9:31 | Dan slaat hij hem neer, kromt zich over hem heen, En de ongelukkige valt in zijn klauwen. | |
Psal | NlCanisi | 9:32 | En hij zegt bij zich zelf: "God vergeet het! Hij verbergt zijn gelaat; Hij ziet het niet eens!" | |
Psal | NlCanisi | 9:34 | Waarom zou de booswicht God blijven honen, Bij zichzelf blijven zeggen: "Toch vergeldt Gij het niet!" | |
Psal | NlCanisi | 9:35 | Gij ziet toch het leed en de ellende; Gij blikt er op neer, om ze te wreken! De zwakke verlaat zich op U, En een wees hebt Gij altijd geholpen! | |
Psal | NlCanisi | 9:36 | Verbrijzel de arm van zondaar en boze; Vergeld hem zijn misdaad, laat ze niet ongestraft. | |
Psal | NlCanisi | 9:37 | Jahweh, wees Koning voor eeuwig en immer; Weg met de heidenen, weg uit zijn land! | |
Psal | NlCanisi | 9:38 | Hoor het smachtend verlangen der armen, o Jahweh; Luister naar de roep van hun hart: | |
Chapter 10
Psal | NlCanisi | 10:2 | Tot Jahweh neem ik mijn toevlucht! Hoe durft gij dan tot mij zeggen: Vogels, gauw de bergen in; | |
Psal | NlCanisi | 10:3 | Want de bozen houden hun boog al gespannen, En zetten pijlen op de pees, Om geniepig onschuldige harten te treffen! | |
Psal | NlCanisi | 10:4 | Al storten zelfs de pijlers der aarde ineen, En zou de rechtvaardige radeloos staan: | |
Psal | NlCanisi | 10:5 | Jahweh blijft in zijn heilige tempel, Jahweh houdt in de hemel zijn troon; Zijn ogen zijn op de wereld gericht, Zijn wimpers doorvorsen de kinderen der mensen. | |
Psal | NlCanisi | 10:6 | Jahweh stelt den gerechte wel op de proef, Maar Hij haat den boze en die onrecht bemint; | |
Psal | NlCanisi | 10:7 | Op de zondaars regent Hij vurige kolen en solfer, En een verschroeiende wind is het deel van hun beker. | |
Chapter 11
Psal | NlCanisi | 11:2 | Help toch Jahweh; want de trouw is verdwenen, De waarheid is zoek onder de kinderen der mensen. | |
Psal | NlCanisi | 11:4 | Jahweh snijde al die vleiende lippen af, De verwaande tongen van allen die zeggen: | |
Psal | NlCanisi | 11:6 | Om de nood der verdrukten En het kermen der armen Ga Ik opstaan, zegt Jahweh, Om redding te brengen aan wie er naar smacht! | |
Psal | NlCanisi | 11:7 | Het woord van Jahweh Is zuiver als zilver, In een aarden smeltkroes gelouterd, Gereinigd tot zevenmaal toe. | |
Chapter 12
Psal | NlCanisi | 12:1 | Voor muziekbegeleiding. Een psalm van David. Hoe lang nog, Jahweh, zult Gij me blijven vergeten, Hoe lang nog voor mij uw aanschijn verbergen? | |
Psal | NlCanisi | 12:4 | Zie op mij neer; verhoor mij, Jahweh, mijn God! Straal glans in mijn ogen, opdat ik niet wegslaap in de dood, | |
Psal | NlCanisi | 12:5 | En mijn vijand niet zegt: "Ik heb hem er onder", Mijn tegenstanders niet juichen over mijn wankelen. | |
Chapter 13
Psal | NlCanisi | 13:1 | Voor muziekbegeleiding. Van David. De dwaas zegt bij zichzelf: "Er is geen God!" Slecht en schandelijk is zijn gedrag; Er is niemand, die het goede behartigt. | |
Psal | NlCanisi | 13:2 | Jahweh blikt uit de hemelen neer Op de kinderen der mensen: Om te zien, of er niet één verstandige is, Niet één, die God zoekt. | |
Psal | NlCanisi | 13:3 | Maar àllen zijn ze afgedwaald, Allen even bedorven; Er is niemand, die het goede behartigt, Geen enkele zelfs! | |
Psal | NlCanisi | 13:4 | Worden al die zondaars dan nimmer verstandig: Ze blijven mijn volk maar verslinden, En het brood van Jahweh wel eten, Maar ze vereren Hem niet. | |
Psal | NlCanisi | 13:5 | Maar, dan zullen ze beven van angst, Als Jahweh het opneemt voor het vrome geslacht; | |
Psal | NlCanisi | 13:6 | De wijsheid van den eenvoudige zal hem beschamen, Omdat deze op Jahweh zijn hoop heeft gesteld. | |
Chapter 14
Psal | NlCanisi | 14:1 | Een psalm van David. Jahweh, wie mag uw gast zijn in uw tent, Wie wonen op uw heilige berg? | |
Psal | NlCanisi | 14:2 | Die onberispelijk is van wandel, En van rechtschapen gedrag; Die in zijn hart de waarheid spreekt, | |
Psal | NlCanisi | 14:3 | En met zijn tong niet lastert. Die zijn naaste geen kwaad doet, Geen smaad op zijn evenmens werpt; | |
Psal | NlCanisi | 14:4 | In wiens oog een vervloekte verachtelijk is, Maar die eert, wie Jahweh vreest. Die zijn naaste een eed heeft gezworen, En hem niet breekt; | |
Chapter 15
Psal | NlCanisi | 15:4 | Zìj hopen zich ellende op, Die achter vreemde goden lopen. Neen, ik pleng hun bloedige offers niet mee, Zelfs hun naam komt mij niet op de lippen! | |
Psal | NlCanisi | 15:5 | Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh, en het deel van mijn beker, Gij zijt het, die het lot voor mij wierpt: | |
Psal | NlCanisi | 15:7 | Ik zegen Jahweh, want Hij is mijn raadsman: Zelfs ‘s nachts word ik door mijn nieren vermaand. | |
Psal | NlCanisi | 15:10 | Want Gij geeft mij niet prijs aan het dodenrijk. Gij laat uw vrome het graf niet aanschouwen, | |
Chapter 16
Psal | NlCanisi | 16:1 | Gebed van David. Jahweh, hoor naar de stem van het recht, Luister naar mijn smeken; Verhoor mijn gebed, Van eerlijke lippen gevloeid. | |
Psal | NlCanisi | 16:3 | Gij peilt mijn hart, doorzoekt het des nachts, Beproeft mij: maar iets verkeerds vindt Gij niet. | |
Psal | NlCanisi | 16:4 | Ik overtrad uw gebod niet, zoals de mensen dat doen, Maar volbracht het bevel uwer lippen; | |
Psal | NlCanisi | 16:5 | Op het pad uwer wetten heb ik mijn schreden gezet, Mijn voet heeft nooit op uw wegen gewankeld. | |
Psal | NlCanisi | 16:6 | Nu roep ik tot U; want Gij zult mij verhoren, o God; Luister naar mij, en hoor naar mijn smeken! | |
Psal | NlCanisi | 16:7 | Doe wonderen van goedheid, o Redder van die op U hopen, En die op uw rechterhand steunen. | |
Psal | NlCanisi | 16:12 | Ze zijn als een leeuw, die hunkert naar buit, Als een leeuwenwelp, dat in hinderlaag ligt. | |
Psal | NlCanisi | 16:14 | Uw zwaard moge ze doden, Jahweh, uw hand ze van de aarde verdelgen! Dit zij hun deel in het leven; En hebt Gij nog meer, vul er hun buik mee; Laat hun zonen er zich aan vergasten, En de rest aan hun kinderen vermaken. | |
Chapter 17
Psal | NlCanisi | 17:1 | Voor muziekbegeleiding. Van den Dienaar van Jahweh; van David, die tot Jahweh de woorden van dit lied heeft gericht, toen Jahweh hem had verlost uit de hand van al zijn vijanden en ook uit de hand van Saul. En hij sprak: | |
Psal | NlCanisi | 17:3 | Jahweh, mijn toevlucht, mijn burcht en mijn veste; Mijn God, mijn rots, waarop ik kan schuilen, Mijn schild, de hoorn van mijn heil, en mijn schutse. | |
Psal | NlCanisi | 17:5 | De branding van de dood had mij al gegrepen, De golven der onderwereld sloegen over mij heen; | |
Psal | NlCanisi | 17:6 | De strikken van het dodenrijk hielden mij vast, De klemmen van de dood lagen voor mij gereed: | |
Psal | NlCanisi | 17:7 | Maar ik riep tot Jahweh in mijn nood, En schreide om hulp tot mijn God. En Hij hoorde mijn stem in zijn vorstelijke woning, Mijn hulpgeroep drong door tot zijn oren: | |
Psal | NlCanisi | 17:8 | Daar schudde en beefde de aarde, Rilden en dreunden de fundamenten der bergen; Want Hij was in woede ontstoken, | |
Psal | NlCanisi | 17:9 | Rook steeg op uit zijn neus, Verslindend vuur spoot uit zijn mond, En gloeiende kolen spatten er uit. | |
Psal | NlCanisi | 17:12 | Hij sloeg de duisternis als een dek om Zich heen, Donkere nevels, dreigende wolken waren zijn tent; | |
Psal | NlCanisi | 17:13 | En door de gloed, die voor Hem uitging, Braakten zijn wolken hagel en vurige kolen. | |
Psal | NlCanisi | 17:15 | Hij schoot zijn pijlen en strooide ze rond, Slingerde zijn bliksems, en joeg ze uiteen. | |
Psal | NlCanisi | 17:16 | Open lag de bedding der zee, Het fundament van de aarde kwam bloot: Door uw dreigen, o Jahweh, Door het snuivend gebries van uw neus. | |
Psal | NlCanisi | 17:17 | Van boven boog Hij Zich neer, greep mij vast, En trok mij weg uit de onstuimige wateren; | |
Psal | NlCanisi | 17:18 | Hij verloste mij van mijn grimmigen vijand En van mijn haters, want ze waren te machtig. | |
Psal | NlCanisi | 17:19 | Ze waren uitgetrokken op de dag van mijn rampspoed, Maar Jahweh was mijn beschermer; | |
Psal | NlCanisi | 17:21 | Toen werd mijn gerechtigheid door Jahweh beloond, Mijn reinheid van handen vergolden: | |
Psal | NlCanisi | 17:25 | Daarom werd mijn gerechtigheid door Jahweh beloond, En mijn reinheid van handen in zijn ogen. | |
Psal | NlCanisi | 17:31 | God! Volmaakt zijn zijn wegen, Jahweh’s woord is gelouterd. Hij is voor allen een schild, Die vluchten tot Hem. | |
Psal | NlCanisi | 17:35 | Hij oefent mijn handen ten strijde, Mijn armen tot het spannen van de koperen boog. | |
Psal | NlCanisi | 17:36 | Zo hebt Gij mij het schild van uw heil gereikt; Uw rechterhand heeft mij gestut, uw goedheid maakte mij groot. | |
Psal | NlCanisi | 17:38 | Ik vervolgde mijn vijanden, haalde ze in, En keerde niet terug, eer ik ze had verslagen; | |
Psal | NlCanisi | 17:39 | Ik heb ze verpletterd, zodat ze niet opstaan, Maar onder mijn voet blijven liggen. | |
Psal | NlCanisi | 17:40 | Gij hebt mij met kracht omgord tot de strijd, Mijn tegenstanders voor mij doen bukken; | |
Psal | NlCanisi | 17:42 | Nu huilen ze, maar niemand helpt: Tot Jahweh zelfs, maar Hij antwoordt hun niet; | |
Psal | NlCanisi | 17:44 | Gij hebt mij gered uit de strijd met de volkeren, En mij aan het hoofd van de naties gesteld: | |
Psal | NlCanisi | 17:45 | Volkeren, die ik niet kende, werden mij dienstbaar, Vreemden brachten mij hulde; Nauwelijks hadden ze van mij gehoord, Of ze gehoorzaamden mij; | |
Psal | NlCanisi | 17:49 | Mij van mijn grimmigen vijand verlost, Zege over mijn bestrijders verleend, mij van geweldenaars bevrijd! | |
Chapter 18
Psal | NlCanisi | 18:2 | De hemelen verhalen de glorie van God, Het firmament verkondigt het werk zijner handen; | |
Psal | NlCanisi | 18:5 | Toch galmen over heel de aarde hun klanken, Tot aan de grenzen der wereld hun tonen. | |
Psal | NlCanisi | 18:6 | Hij heeft voor de zon een tent opgeslagen In het midden der zee; Ze is als een bruidegom, die uit de bruidskamer treedt, Stralend van vreugd als een held, die zijn loopbaan begint. | |
Psal | NlCanisi | 18:7 | Haar opgang is aan het eind van de hemel, Haar kringloop tot aan het andere eind; Niets blijft verborgen Voor haar gloed. | |
Psal | NlCanisi | 18:8 | Jahweh’s wet is volmaakt: een verkwikking der ziel; Jahweh’s gebod betrouwbaar: een wijsheid voor eenvoudigen; | |
Psal | NlCanisi | 18:9 | Jahweh’s bevelen rechtvaardig: een vreugd voor het hart; Jahweh’s voorschrift onberispelijk: een licht voor de ogen; | |
Psal | NlCanisi | 18:10 | Jahweh’s woord zonder smet: voor eeuwig bestendig; Jahweh’s oordelen waarheid: alle rechtvaardig! | |
Psal | NlCanisi | 18:11 | Kostbaarder zijn ze dan goud en edel metaal; Zoeter dan honing en zeem uit de raten. | |
Psal | NlCanisi | 18:12 | Ook uw dienaar weet ze naar waarde te schatten: Wie ze trouw onderhoudt, wordt rijk beloond. | |
Psal | NlCanisi | 18:14 | Maar behoed ook uw dienaar voor zelfoverschatting; Laat die niet over mij heersen! Dan zal ik altijd smetteloos blijven, En rein van grote zonden; | |
Chapter 19
Psal | NlCanisi | 19:6 | Dan zullen wij om uw zegepraal juichen, In de Naam van onzen God de feestbanier heffen! | |
Psal | NlCanisi | 19:7 | Nu reeds ben ik er zeker van, Dat Jahweh zijn Gezalfde de zegepraal schenkt, En Hem uit zijn heilige hemel verhoort Door de reddende kracht van zijn rechterhand. | |
Chapter 20
Psal | NlCanisi | 20:4 | Neen, Gij tradt hem tegen met rijke zegen, En zette hem een gouden kroon op het hoofd. | |
Psal | NlCanisi | 20:5 | Léven vroeg hij U: Gij hebt het hem geschonken, Lengte van dagen: voor eeuwig en immer. | |
Psal | NlCanisi | 20:6 | Groot is zijn majesteit door uw hulp, Gij hebt hem met glorie en luister getooid; | |
Psal | NlCanisi | 20:7 | Want Gij hebt hem overstelpt met zegen voor immer, Hem met vreugde overstroomd voor uw aanschijn. | |
Psal | NlCanisi | 20:8 | Ja, de koning blijft op Jahweh vertrouwen, Op de gunst van den Allerhoogste, zonder te wankelen! | |
Psal | NlCanisi | 20:10 | Gij zult ze doen blozen als een gloeiende oven, Wanneer gij maar een blik op hen werpt. Jahweh zal in zijn toorn ze verslinden, En het vuur ze verteren. | |
Psal | NlCanisi | 20:11 | Hun vrucht zult gij van de aarde verdelgen, Hun kroost onder de kinderen der mensen. | |
Chapter 21
Psal | NlCanisi | 21:2 | Mijn God, mijn God, zie op mij neer; Waarom hebt Gij mij verlaten? Waarom houdt Gij U ver van mijn hulp, Ver van mijn jammerklachten, mijn God? | |
Psal | NlCanisi | 21:7 | Doch ik ben maar een worm en geen mens, Door de wereld bespot, veracht door het volk; | |
Psal | NlCanisi | 21:9 | "Hij heeft op Jahweh vertrouwd. Laat Die hem nu helpen, En hem verlossen, wanneer Hij hem liefheeft!" | |
Psal | NlCanisi | 21:10 | Ja, Gij zijt het, die mij uit de schoot hebt genomen, Die mij veilig deedt rusten aan de borst mijner moeder; | |
Psal | NlCanisi | 21:11 | Bij mijn geboorte werd ik op uw knieën gelegd, Gij zijt mijn God van de moederschoot af. | |
Psal | NlCanisi | 21:12 | Blijf dus niet verre van mij, Want de nood is nabij, en er is niemand die helpt! | |
Psal | NlCanisi | 21:15 | Als water ben ik uitgegoten, Al mijn beenderen zijn ontwricht; Mijn hart is als was, Smelt weg in mijn borst. | |
Psal | NlCanisi | 21:16 | Mijn keel is droog als een scherf, Mijn tong kleeft aan mijn gehemelte vast; En in het stof van de dood Strekt Gij mij neer. | |
Psal | NlCanisi | 21:17 | Dan komen honden om mij heen, Een bende boosdoeners houdt mij omlegerd; Ze doorboren mijn handen en voeten, | |
Psal | NlCanisi | 21:21 | Bescherm mijn leven tegen het zwaard, Het enige, dat mij nog rest, tegen de honden; | |
Psal | NlCanisi | 21:23 | Dan zal ik uw Naam aan mijn broeders verkonden, In de kring der gemeente U prijzen: | |
Psal | NlCanisi | 21:24 | "Looft Jahweh, gij die Hem vreest, Heel Jakobs geslacht; Brengt Hem ere en siddert voor Hem, Alle kinderen van Israël!" | |
Psal | NlCanisi | 21:25 | "Want nimmer heeft Hij versmaad of veracht De ellende van den verdrukte; Zijn aanschijn voor hem niet verborgen, Maar hem verhoord, als hij Hem riep!" | |
Psal | NlCanisi | 21:26 | Dit zal mijn danklied voor U zijn In de grote gemeente! Dan zal ik ook mijn belofte vervullen Aan hen, die Hem vrezen: | |
Psal | NlCanisi | 21:27 | De armen zullen eten, En worden verzadigd; Die Jahweh zoeken, zullen Hem loven. En hun hart zal eeuwig worden verkwikt. | |
Psal | NlCanisi | 21:28 | Alle grenzen der aarde zullen het gedenken, En zich tot Jahweh bekeren, Alle stammen der heidenen Hem aanbidden! | |
Psal | NlCanisi | 21:30 | Hem alleen moeten huldigen alle machten der aarde! Dan buigen zich ook voor Hem neer, die in het stof zijn gezonken, En geen leven meer hebben. | |
Psal | NlCanisi | 21:31 | Dan zal ook mijn zaad Hem dienen, En van den Heer gaan vertellen aan het volgend geslacht, | |
Chapter 22
Psal | NlCanisi | 22:3 | Hij voert mij naar vredige wateren, verkwikt mijn ziel, En leidt mij in het rechte spoor, om wille van zijn Naam. | |
Psal | NlCanisi | 22:4 | Al moet ik door donkere krochten heen, Ik ben voor geen onheil bevreesd: Want Gij staat me bij, Uw staf en stok zijn mijn stut! | |
Psal | NlCanisi | 22:5 | Gij bereidt mij een dis Voor het oog van mijn vijand; Met olie zalft Gij mijn hoofd, En mijn beker vloeit over. | |
Chapter 23
Psal | NlCanisi | 23:1 | Een psalm van David. Aan Jahweh behoort de aarde, met wat ze bevat, De wereld en die er op wonen; | |
Psal | NlCanisi | 23:4 | Die rein is van handen, en zuiver van hart; In wiens ziel geen bedrog is, en die geen valse eden zweert. | |
Psal | NlCanisi | 23:6 | Die behoort tot hen, die Jahweh vereren, En het aangezicht zoeken van Jakobs God. | |
Psal | NlCanisi | 23:7 | Poorten, heft uw kroonlijsten op; Eeuwige posten, rekt u omhoog: De Koning der glorie gaat binnen! | |
Psal | NlCanisi | 23:8 | Wie is de Koning der glorie? Jahweh, krachtig en sterk, Jahweh, de held in de strijd! | |
Psal | NlCanisi | 23:9 | Poorten, heft uw kroonlijsten op; Eeuwige posten, rekt u omhoog: De Koning der glorie gaat binnen! | |
Chapter 24
Psal | NlCanisi | 24:2 | Op U blijf ik hopen; laat mij niet worden beschaamd, En den vijand niet de spot met mij drijven. | |
Psal | NlCanisi | 24:3 | Neen, niemand die op U vertrouwt, wordt beschaamd; Alleen de afvalligen worden te schande. | |
Psal | NlCanisi | 24:5 | Laat mij wandelen in uw waarheid, Onderricht mij, want Gij zijt de God van mijn heil. Op U blijf ik altijd vertrouwen, Om uw goedheid, o Jahweh! | |
Psal | NlCanisi | 24:7 | Wees niet de zonden mijner jeugd en mijn fouten indachtig, Maar blijf mij gedenken naar uw genade. | |
Psal | NlCanisi | 24:10 | Alle wegen van Jahweh zijn goedheid en trouw, Voor wie zijn Verbond en zijn Wet onderhoudt. | |
Psal | NlCanisi | 24:14 | Jahweh’s vriendschap geldt hun, die Hem vrezen, Hij maakt hen deelachtig aan zijn Verbond. | |
Psal | NlCanisi | 24:15 | Mijn ogen zijn altijd op Jahweh gericht; Want Hij trekt mijn voet uit de strikken. | |
Psal | NlCanisi | 24:21 | Maar mogen onschuld en deugd mij beschermen; Want op U blijf ik hopen, o Jahweh! | |
Chapter 25
Psal | NlCanisi | 25:1 | Van David. Wees mijn Rechter, o Jahweh! Want mijn wandel is rein; Altijd heb ik op Jahweh vertrouwd, Nooit gewankeld! | |
Chapter 26
Psal | NlCanisi | 26:1 | Van David. Jahweh is mijn licht en mijn heil: Wien zou ik vrezen? Jahweh is de schuts van mijn leven: Wien zou ik duchten? | |
Psal | NlCanisi | 26:2 | Al rukken de bozen tegen mij op, Om mijn vlees te verslinden Het zijn mijn verdrukkers en haters, Die struikelen en vallen! | |
Psal | NlCanisi | 26:3 | Al stelt zich een krijgsmacht tegen mij op: Mijn hart kent geen vrees; Al ontbrandt ook de strijd tegen mij: Toch blijf ik gerust! | |
Psal | NlCanisi | 26:4 | Eén ding heb ik Jahweh gevraagd, dit slechts begeerd: In het huis van Jahweh te wonen al de dagen mijns levens, Jahweh’s zoetheid te smaken, En in zijn tempel te overwegen! | |
Psal | NlCanisi | 26:5 | Want in zijn tabernakel laat Hij mij schuilen In tijden van nood; Hij beschut mij onder het dek van zijn tent, En plaatst mij veilig op de Rots. | |
Psal | NlCanisi | 26:6 | Zo hef ik fier mijn hoofd omhoog Boven mijn vijanden rondom mij heen, Breng in zijn tent de offers van jubel, Wil zingen en spelen voor Jahweh! | |
Psal | NlCanisi | 26:9 | Nu zoek ik uw aanschijn, o Jahweh; Verberg het mij niet. Wijs uw dienaar niet af in uw gramschap: Gij zijt toch mijn hulp! Verstoot mij niet, verlaat mij niet, O God van mijn heil! | |
Psal | NlCanisi | 26:11 | Wijs mij, o Jahweh, uw weg, Geleid mij op het pad der deugd; En om wille van mijn verdrukkers, o Jahweh, | |
Psal | NlCanisi | 26:12 | Geef mij niet prijs aan de haat van mijn vijand! Want valse getuigen staan tegen mij op, En brengen leugens tegen mij in. | |
Psal | NlCanisi | 26:13 | O, als ik er eens niet zeker van was, Nog in het land der levenden Jahweh’s goedheid te zien! | |
Chapter 27
Psal | NlCanisi | 27:1 | Van David. Tot U roep ik, Jahweh, mijn Rots! Ach, houd U voor mij niet doof: Opdat ik, als Gij blijft zwijgen, Niet gelijk word aan hen, die in het graf zijn gedaald. | |
Psal | NlCanisi | 27:2 | Hoor, Jahweh, mijn zuchten, Nu ik tot U smeek, En mijn handen hef Naar uw heilige woning. | |
Psal | NlCanisi | 27:3 | Werp mij niet weg met de bozen, Niet weg met de zondaars, Die lief doen tegen hun naaste, Maar met venijn in het hart. | |
Psal | NlCanisi | 27:4 | Zet ze hun werken betaald, En hun schandelijk gedrag; Vergeld ze het werk hunner handen, En geef hun wat ze verdienen. | |
Psal | NlCanisi | 27:5 | Want ze begrijpen niets van Jahweh’s daden, Niets van wat door zijn hand werd verricht; Daarom breekt Hij ze af, En bouwt ze niet op! | |
Psal | NlCanisi | 27:7 | Jahweh is mijn schuts en mijn schild. Als mijn hart op Hem hoopt, word ik zeker geholpen; Daarom jubelt mijn hart, en zegen ik Hem met mijn lied! | |
Chapter 28
Psal | NlCanisi | 28:3 | De stem van Jahweh over de wateren! De God van majesteit, Jahweh, dondert over de onmetelijke plassen! | |
Psal | NlCanisi | 28:5 | De stem van Jahweh verbrijzelt de ceders, Jahweh slaat de ceders van de Libanon te pletter. | |
Psal | NlCanisi | 28:6 | Als een kalf laat Hij de Libanon huppelen, De Sjirjon als het jong van een buffel. | |
Psal | NlCanisi | 28:7 | De stem van Jahweh braakt vurige flitsen; En in zijn paleis roept iedereen: Glorie! | |
Chapter 29
Psal | NlCanisi | 29:2 | Ik wil U prijzen, o Jahweh; want Gij trokt mij omhoog, Opdat mijn vijanden niet over mij juichen. | |
Psal | NlCanisi | 29:4 | Gij trokt mij uit het dodenrijk op, Ten leven uit het midden van die in het graf zijn gezonken. | |
Psal | NlCanisi | 29:6 | Want zijn toorn duurt maar een ogenblik, Zijn goedheid levenslang; ‘s Avonds komt er geween, Maar ‘s morgens is er weer vreugd. | |
Psal | NlCanisi | 29:8 | Neen, Jahweh, door uw goedheid alleen Hadt Gij kracht verleend aan mijn geest; Maar nauwelijks hadt Gij uw aanschijn verborgen, Of plotseling zonk ik ineen! | |
Psal | NlCanisi | 29:10 | "Wat kan mijn verstomming U baten, En dat ik zink in het graf; Kan het stof U soms loven, En uw trouw nog verkonden?" | |
Psal | NlCanisi | 29:11 | En Jahweh heeft het gehoord, en Zich mijner ontfermd; Jahweh heeft mij geholpen. | |
Psal | NlCanisi | 29:12 | Gij hebt mijn gejammer in een reidans veranderd, Mijn rouwkleed verscheurd, met vreugd mij omgord: | |
Chapter 30
Psal | NlCanisi | 30:1 | Voor muziekbegeleiding. Een psalm van David. Tot U neem ik mijn toevlucht, o Jahweh, | |
Psal | NlCanisi | 30:3 | Hoor mij aan, en red mij snel! Wees mij een veilige rots, Een veste, om mij te redden; | |
Psal | NlCanisi | 30:4 | Want Gij zijt mijn steun en mijn sterkte, Om wille van uw Naam. Gij zijt mijn gids en mijn leider, | |
Psal | NlCanisi | 30:5 | En bevrijdt mij uit het net, dat men mij had gespannen; Want Gij zijt mijn toevlucht, | |
Psal | NlCanisi | 30:7 | Maar Gij haat, die op nietige afgoden hopen. Neen, ik blijf op Jahweh vertrouwen, | |
Psal | NlCanisi | 30:8 | Wil juichen en jubelen in uw genade. Want Gij ziet mijn ellende, En kent de angst van mijn ziel. | |
Psal | NlCanisi | 30:9 | Neen, Gij geeft mij niet prijs aan de macht van den vijand, Maar zet mijn voeten op veilige grond. | |
Psal | NlCanisi | 30:10 | Ach Jahweh, ontferm U over mij, Want het is mij zo bang om het hart; Van verdriet kwijnt mijn oog, Mijn ziel en mijn lichaam. | |
Psal | NlCanisi | 30:11 | Mijn leven vliedt in jammer heen, In kermen mijn jaren; Mijn kracht is gebroken door mijn ellende, Mijn gebeente verdord. | |
Psal | NlCanisi | 30:12 | Voor al mijn vijanden Ben ik een spot; Voor mijn buren een afschuw, Voor bekenden een schrik. Die mij op straat ziet, Vlucht voor mij weg; | |
Psal | NlCanisi | 30:14 | Ik hoor ze met elkander al fluisteren; Overal schrik om mij heen! Ze steken de hoofden bijeen, En smeden plannen, om mij te doden. | |
Psal | NlCanisi | 30:18 | Jahweh, laat mij toch niet beschaamd komen staan: Want U roep ik aan. Neen, laat de bozen worden beschaamd en in het dodenrijk varen; | |
Psal | NlCanisi | 30:19 | Laat de leugenlippen verstommen, Die den gerechte durven tergen Met trots en verachting. | |
Psal | NlCanisi | 30:20 | Hoe groot is uw goedheid, o Jahweh, Die Gij hebt weggelegd voor hen, die U vrezen, Die Gij bewijst aan wie tot U vluchten, Voor het oog aller mensen. | |
Psal | NlCanisi | 30:21 | Gij beschermt ze in de schuts van uw aanschijn Voor het sarren der mensen; Gij stelt ze veilig in uw tent Voor het kijven der tongen. | |
Psal | NlCanisi | 30:22 | Gezegend zij Jahweh! Want Hij heeft wonderen verricht Van zijn goedheid voor mij Ten tijde van nood. | |
Psal | NlCanisi | 30:23 | Ik had in mijn angst al gezegd: "Ik ben uit uw ogen verstoten!" Maar Gij hebt mijn smeken verhoord, Toen ik om hulp tot U riep. | |
Psal | NlCanisi | 30:24 | Hebt Jahweh dus lief Gij allen, zijn vromen; Want Jahweh behoedt de getrouwen, Maar met woeker vergeldt Hij de trotsen. | |
Chapter 31
Psal | NlCanisi | 31:1 | Van David; een leerdicht. Gelukkig hij, wiens schuld is vergeven, Wiens zonde is bedekt; | |
Psal | NlCanisi | 31:2 | Gelukkig de mens, wiens misdaad Jahweh niet langer gedenkt, In wiens geest geen onoprechtheid meer woont. | |
Psal | NlCanisi | 31:3 | Zolang ik bleef zwijgen, werd mijn gebeente verteerd Door mijn kreunen heel de dag; | |
Psal | NlCanisi | 31:4 | Want uw hand drukte dag en nacht op mij neer, En mijn merg droogde weg in verschroeiende gloed. | |
Psal | NlCanisi | 31:5 | Maar toen ik U mijn zonde beleed, Mijn schuld niet verheelde, En sprak: "Ik wil Jahweh mijn misdaad bekennen"; Toen hebt Gij de schuld mijner zonde vergeven. | |
Psal | NlCanisi | 31:6 | Daarom moeten alle vromen U om vergiffenis smeken, Zolang Gij U nog vinden laat; Dan zullen bij de stortvloed de onstuimige wateren Hèn niet bereiken. | |
Psal | NlCanisi | 31:7 | Gij zijt mijn schutse, en behoedt mij voor rampspoed, Gij omringt mij met jubel van heil! | |
Psal | NlCanisi | 31:8 | Nu wil ik u onderricht geven, De weg wijzen, die ge moet gaan; Ik wil u raden, En mijn oog op u richten. | |
Psal | NlCanisi | 31:9 | Wees niet als paarden Of muilezels zonder verstand, Die men moet mennen met toom en gebit, Of ze gehoorzamen niet. | |
Psal | NlCanisi | 31:10 | Veel kommer valt den boze ten deel, Maar de genade omringt wie op Jahweh vertrouwt. | |
Chapter 32
Psal | NlCanisi | 32:1 | Gij rechtvaardigen, heft Jahweh een jubelzang aan; De psalm is een lust voor de vromen! | |
Psal | NlCanisi | 32:6 | Door het woord van Jahweh zijn de hemelen gemaakt, Door de adem van zijn mond heel hun heir; | |
Psal | NlCanisi | 32:10 | De raadslagen der volken gooit Jahweh omver, Hij verijdelt de plannen der naties; | |
Psal | NlCanisi | 32:11 | Maar Jahweh’s raadsbesluit staat in eeuwigheid vast: Wat zijn hart heeft bedacht, van geslacht tot geslacht. | |
Psal | NlCanisi | 32:12 | Gelukkig de natie, die Jahweh tot God heeft, Het volk, dat Hij Zich tot erfdeel verkoos! | |
Psal | NlCanisi | 32:16 | Geen koning overwint door de macht van zijn heir, Geen held wordt gered door geweldige kracht; | |
Psal | NlCanisi | 32:18 | Maar het oog van Jahweh rust op hen, die Hem vrezen, En die op zijn goedheid vertrouwen: | |
Chapter 33
Psal | NlCanisi | 33:1 | Van David, toen hij zich voor Abimé als een krankzinnige had aangesteld, door hem was weggejaagd, en was heengegaan. | |
Psal | NlCanisi | 33:5 | Ik heb Jahweh gesmeekt; Hij heeft mij verhoord, En mij van al mijn angsten bevrijd. | |
Psal | NlCanisi | 33:6 | Ziet naar Hem op, dan straalt gij van vreugde, En uw gelaat zal niet blozen van schaamte. | |
Psal | NlCanisi | 33:7 | Hier is een rampzalige, die om hulp heeft geroepen: Jahweh heeft hem gehoord, en van al zijn ellende verlost. | |
Psal | NlCanisi | 33:8 | De engel van Jahweh slaat zijn legerplaats op Rond die Hem vrezen, om ze te redden! | |
Psal | NlCanisi | 33:9 | Smaakt en beseft dan de goedheid van Jahweh; Gelukkig de man, die zijn hoop op Hem stelt. | |
Psal | NlCanisi | 33:13 | En wie het is, die van het leven geniet, Lengte van dagen zich wenst, om het goede te zien: | |
Psal | NlCanisi | 33:16 | De ogen van Jahweh zijn op de vromen gericht, Zijn oren naar hun smeken gekeerd; | |
Psal | NlCanisi | 33:17 | Maar Jahweh’s aanschijn blikt grimmig tegen de bozen, Om hun gedachtenis van de aarde te delgen. | |
Psal | NlCanisi | 33:22 | De zonde brengt den boze de dood, En wie den rechtvaardige haat, moet het boeten. | |
Chapter 34
Psal | NlCanisi | 34:1 | Van David. Bestrijd, o Jahweh, die mij bestrijden, Kamp tegen hen, die mij bekampen! | |
Psal | NlCanisi | 34:3 | Trek speer en strijdbijl tegen mijn vervolgers, Zeg tot mijn ziel: "Uw redding ben Ik!" | |
Psal | NlCanisi | 34:4 | Laat smaad en schande hen treffen, die mijn leven belagen, Vol schaamte vluchten, die boze plannen tegen mij smeden. | |
Psal | NlCanisi | 34:7 | Want zonder reden hebben ze mij hun netten gespannen, Zonder aanleiding een kuil mij gegraven. | |
Psal | NlCanisi | 34:8 | Moge hem de ondergang treffen, Eer hij het weet; Laat het net, dat hij spande, hem vangen, Laat hem vallen in zijn eigen kuil! | |
Psal | NlCanisi | 34:10 | En heel mijn gebeente zal zeggen: "Jahweh, wie is U gelijk? Gij beschermt den zwakke tegen den sterke, Den zwakke en arme tegen zijn berovers!" | |
Psal | NlCanisi | 34:11 | Ze staan tegen mij op Als valse getuigen; En wat ik mij niet ben bewust, Brengen ze tegen mij in. | |
Psal | NlCanisi | 34:13 | En toch, toen zìj ziek lagen, Trok ik het boetekleed aan, Putte mij door vasten uit, En het gebed was niet weg uit mijn hart; | |
Psal | NlCanisi | 34:14 | Ik liep rond, als gold het mijn broer of mijn vriend, Onder droefheid gebukt, als in rouw voor mijn moeder. | |
Psal | NlCanisi | 34:15 | Maar nu ik zelf dreig te vallen, worden ze vrolijk, Lopen te hoop en scholen tegen mij samen; Als vreemden, die ik niet ken, Gaan ze tegen mij schelden, | |
Psal | NlCanisi | 34:17 | Hoe lang nog, o Heer, Zult Gij dit aanzien? Verlos mij toch van hun brullen, Het enige, dat mij nog rest, uit de macht van de leeuwen! | |
Psal | NlCanisi | 34:19 | Laat toch mijn valse vijand niet om mij lachen, Geen knipoogjes geven, die mij onverdiend haten. | |
Psal | NlCanisi | 34:20 | Want nooit spreken ze woorden van vrede, Doch verzinnen maar leugens tegen het vreedzame volk; | |
Psal | NlCanisi | 34:21 | Ze zetten een grote mond tegen mij op, En zeggen: Ha, ha! We hebben het met eigen ogen gezien! | |
Psal | NlCanisi | 34:22 | Jahweh! Gìj hebt het gezien; blijf niet zwijgen! Heer; houd U niet verre van mij! | |
Psal | NlCanisi | 34:23 | Ontwaak en sta op, om mij recht te verschaffen, Om mij te verdedigen, mijn God en mijn Heer. | |
Psal | NlCanisi | 34:24 | Schaf mij recht naar uw gerechtigheid, Jahweh, mijn God; Laat ze niet over mij juichen. | |
Psal | NlCanisi | 34:25 | Laat ze niet denken: "Ha, nu zijn wij tevreden!" Niet zeggen: "We hebben hem onder de voet!" | |
Psal | NlCanisi | 34:26 | Neen, laat ze allen blozen van schaamte, Die zich vrolijk maken over mijn ongeluk; Met smaad en schande worden bedekt, Die een hoge toon tegen mij aanslaan. | |
Psal | NlCanisi | 34:27 | Maar mogen juichen en jubelen Die van mijn goed recht zijn doordrongen; Zonder ophouden zeggen: "Jahweh is groot, Die enkel het heil van zijn dienaar beoogt!" | |
Chapter 35
Psal | NlCanisi | 35:2 | De zonde fluistert den boze haar inblazingen toe. In het diepst van zijn hart; Geen vreze Gods Staat hem voor ogen. | |
Psal | NlCanisi | 35:4 | Het woord van zijn mond Is leugen en bedrog. Hij weigert, zich verstandig en goed te gedragen; | |
Psal | NlCanisi | 35:5 | Zelfs op zijn sponde bedenkt hij nog slechtheid. Het verkeerde pad gaat hij op, En wendt zich niet af van het kwaad. | |
Psal | NlCanisi | 35:7 | Uw gerechtigheid is als de bergen Gods, Als de onmetelijke oceaan uw gericht. Mensen en dieren helpt Gij, o Jahweh; | |
Psal | NlCanisi | 35:8 | Hoe heerlijk is uw genade, o God! Daarom zoeken de kinderen der mensen Hun toevlucht in de schaduw uwer vleugelen; | |
Psal | NlCanisi | 35:9 | Zij verzadigen zich met het vet van uw woning, Gij laaft ze aan uw stroom van geneugten. | |
Psal | NlCanisi | 35:11 | Blijf uw goedertierenheid tonen aan hen, die U vrezen, Uw gerechtigheid aan de oprechten van hart; | |
Chapter 36
Psal | NlCanisi | 36:4 | Dan zult gij uw vreugde in Jahweh vinden, En Hij schenkt u wat uw hart maar begeert. | |
Psal | NlCanisi | 36:7 | Berust in Jahweh, En blijf op Hem hopen. Benijd niet den man, wien het goed gaat, Ofschoon hij bedriegt. | |
Psal | NlCanisi | 36:9 | Want de zondaars worden vernietigd, Maar die op Jahweh vertrouwen, bezitten het Land! | |
Psal | NlCanisi | 36:10 | Een ogenblik maar: en de zondaar is er niet meer; Gij zoekt naar zijn plaats: hij is weg. | |
Psal | NlCanisi | 36:14 | De bozen trekken hun zwaard en spannen hun boog, Om ongelukkigen en armen te doden, en vromen te slachten; | |
Psal | NlCanisi | 36:16 | Beter het weinige, dat de rechtvaardige heeft, Dan de geweldige rijkdom der bozen; | |
Psal | NlCanisi | 36:17 | Want de arm der bozen wordt gebroken, Maar voor de rechtvaardigen is Jahweh een stut. | |
Psal | NlCanisi | 36:19 | Ze staan niet verlegen in tijden van rampspoed, Maar worden verzadigd bij hongersnood. | |
Psal | NlCanisi | 36:20 | Maar de goddelozen gaan zeker te gronde, En hun kinderen bedelen om brood; Jahweh’s vijanden vergaan als de glorie der velden, En verdwijnen als rook. | |
Psal | NlCanisi | 36:22 | Want wien Hij zegent, bezit het Land, Maar wien Hij vervloekt, wordt vernietigd. | |
Psal | NlCanisi | 36:23 | Jahweh leidt de schreden der mensen, Hij richt overeind, wiens gedrag Hem behaagt; | |
Psal | NlCanisi | 36:24 | En mocht hij al wankelen, toch zal hij niet vallen, Want Jahweh houdt hem bij de hand. | |
Psal | NlCanisi | 36:26 | Steeds kan hij nog mild zijn en aan anderen lenen, Zijn nageslacht tot zegen zijn. | |
Psal | NlCanisi | 36:27 | Houd u ver van het kwaad, en doe enkel wat goed is, Dan woont gij veilig voor eeuwig; | |
Psal | NlCanisi | 36:28 | Want Jahweh heeft de gerechtigheid lief, En nimmer verlaat Hij zijn vromen. De bozen worden voor eeuwig vernietigd, En het geslacht van de zondaars vergaat; | |
Psal | NlCanisi | 36:30 | De mond van den rechtvaardige verkondigt de wijsheid, En zijn tong spreekt wat recht is. | |
Psal | NlCanisi | 36:33 | Maar Jahweh laat hem niet in zijn macht, En duldt geen veroordeling, als men hem richt. | |
Psal | NlCanisi | 36:34 | Blijf op Jahweh vertrouwen, En bewandel zijn wegen; Dan stelt Hij u in het bezit van het Land, En zult gij de verdelging der zondaars aanschouwen. | |
Psal | NlCanisi | 36:36 | Ik ging voorbij: zie, hij was er niet meer; Ik zocht hem, hij was niet te vinden. | |
Psal | NlCanisi | 36:37 | Geef acht op den vrome en let op den brave: Het kroost van dien man leeft in vrede; | |
Chapter 37
Psal | NlCanisi | 37:4 | Er is geen gezonde plek aan mijn vlees om uw toorn, Niets gaafs aan mijn gebeente om mijn zonden; | |
Psal | NlCanisi | 37:5 | Want mijn misdaden stapelen zich op mijn hoofd, En drukken mij neer als een loodzware last. | |
Psal | NlCanisi | 37:11 | Wild bonst mijn hart, de kracht ontzinkt mij, Zelfs het licht van mijn ogen is heen. | |
Psal | NlCanisi | 37:12 | Mijn vrienden en makkers keren zich af om mijn plagen, En mijn verwanten staan op een afstand te spotten; | |
Psal | NlCanisi | 37:13 | Die mijn leven belagen en mijn ongeluk zoeken, Bespreken mijn val, en belasteren mij de hele dag. | |
Psal | NlCanisi | 37:14 | Maar ik ben als een dove, die het niet hoort, Als een stomme, die zijn mond niet opent, | |
Psal | NlCanisi | 37:17 | Want ik vrees, dat men zich vrolijk over mij maakt, Een grote mond tegen mij zet, nu mijn voeten wankelen. | |
Psal | NlCanisi | 37:18 | Ja, ieder ogenblik dreig ik te vallen, Mijn ellende staat mij steeds voor de geest; | |
Psal | NlCanisi | 37:20 | En machtig zijn ook, die zonder reden mijn vijanden zijn, Talrijk, die mij onverdiend haten, | |
Chapter 38
Psal | NlCanisi | 38:2 | Ik had wel gezegd: "Goed wil ik op mijn woorden letten, Om niet te zondigen met mijn tong; Mijn mond beteugelen, Als de boze er bij staat." | |
Psal | NlCanisi | 38:4 | Maar nu kookt mijn hart in mijn boezem over, En als ik er aan denk, laait het vuur in mij op. Nu snik ik het uit: | |
Psal | NlCanisi | 38:5 | Jahweh, laat mij mijn einde maar zien; Ik wil weten, hoeveel tijd mij nog rest, En wanneer het met mij is gedaan! | |
Psal | NlCanisi | 38:6 | Zie, Gij hebt mijn dagen een paar handbreedten lengte gegeven, En de duur van mijn leven is voor U als niets; | |
Psal | NlCanisi | 38:7 | Iedere mens is enkel een zucht, En als een schaduwbeeld wandelt hij rond; Voor niets maakt hij zich druk en verzamelt zich schatten, Zonder te weten, wie ze zal krijgen. | |
Psal | NlCanisi | 38:11 | Ach, neem uw plaag van mij weg, Want ik bezwijk onder de druk van uw hand. Alleen om de zonde te straffen, | |
Psal | NlCanisi | 38:12 | Slaat Gij den mens, Verteert Gij als de motten zijn glorie, En is iedere mens maar een zucht. | |
Psal | NlCanisi | 38:13 | Jahweh, hoor mijn gebed en luister naar mijn smeken, Zwijg niet stil bij mijn tranen; Want ik ben toch uw gast, En bij U op bezoek als al mijn vaderen. | |
Chapter 39
Psal | NlCanisi | 39:2 | Vol vertrouwen heb ik op Jahweh gehoopt; Hij boog tot mij neer, en verhoorde mijn smeken. | |
Psal | NlCanisi | 39:3 | Hij trok mij uit de poel van bederf, uit modder en slijk, Zette mijn voeten op een rots, en gaf mij weer een vaste stap: | |
Psal | NlCanisi | 39:4 | Hij legde een nieuw lied in mijn mond, Een jubelzang voor onzen God! Mogen velen het zien vol ontzag, En met vertrouwen op Jahweh worden vervuld! | |
Psal | NlCanisi | 39:5 | Gelukkig de man, die op Jahweh vertrouwt, En zich niet tot monsters wendt en tot valse gedrochten. | |
Psal | NlCanisi | 39:6 | Ontzaglijke wonderen hebt Gij gewrocht, O Jahweh, mijn God; En in uw raadsbesluiten over ons Kan niemand zich met U meten. Ik zou ze willen verhalen en melden, Maar ze zijn niet te tellen. | |
Psal | NlCanisi | 39:7 | Slacht- en spijsoffers wilt Gij niet, Maar Gij hebt mij de oren geopend; Brand- en zoenoffers eist Gij niet, | |
Psal | NlCanisi | 39:9 | Uw wil te volbrengen: Mijn God, dit is mijn hartewens, En in mijn boezem draag ik uw Wet. | |
Psal | NlCanisi | 39:10 | Uw goedertierenheid heb ik verkondigd In de grote gemeente; Ik hield mijn lippen niet gesloten, Jahweh, Gij weet het! | |
Psal | NlCanisi | 39:11 | Uw gerechtigheid verborg ik niet in mijn hart, Uw trouw en hulp sprak ik openlijk uit; Uw liefde en gunst heb ik nimmer verzwegen Voor de talloze schare! | |
Psal | NlCanisi | 39:12 | Jahweh, onthoud mij nu ook uw barmhartigheid niet, Maar laat uw liefde en gunst mij altijd behoeden. | |
Psal | NlCanisi | 39:13 | Want van alle kanten omringen mij rampen: Ik kan ze niet tellen; Mijn zonden hebben mij achterhaald: Ik kan ze niet overzien; Ze zijn talrijker dan het haar op mijn hoofd, Zodat de moed mij ontzinkt. | |
Psal | NlCanisi | 39:15 | Laat smaad en ontering hen treffen, Die mijn leven belagen; Laat ze vluchten met schande, Die zich vrolijk over mijn ongeluk maken, | |
Psal | NlCanisi | 39:17 | Maar in U mogen jubelen en juichen, Al die U zoeken; Zonder ophouden zeggen: "Jahweh is groot!" Die verlangend zijn naar uw heil. | |
Chapter 40
Psal | NlCanisi | 40:2 | Heil, die bezorgd is voor zwakken en armen: Op de dag van rampspoed zal Jahweh hem redden. | |
Psal | NlCanisi | 40:3 | Jahweh behoedt en behoudt hem, maakt hem gelukkig op aarde, En geeft hem niet prijs aan de haat van zijn vijand. | |
Psal | NlCanisi | 40:5 | Ik bid wel: "Jahweh, wees mij genadig; Genees mijn ziel, want ik heb gezondigd tegen U!" | |
Psal | NlCanisi | 40:6 | Maar mijn vijand verwenst mij: "Wanneer gaat hij dood, en verdwijnt ook zijn naam!" | |
Psal | NlCanisi | 40:7 | En komt er een op bezoek, dan huichelt zijn hart, Verzint hij leugens, en gaat ze buiten vertellen. | |
Psal | NlCanisi | 40:10 | Zelfs mijn vriend, op wien ik vertrouwde, En die mijn brood heeft gegeten, heft de hiel tegen mij op. | |
Psal | NlCanisi | 40:11 | Maar wees Gij mij genadig, o Jahweh; Richt mij weer op, om het hun te vergelden. | |
Psal | NlCanisi | 40:13 | Maar als ik gezond word, en Gij mij behoudt, En mij eeuwig voor uw aangezicht plaatst. | |
Chapter 41
Psal | NlCanisi | 41:2 | Zoals een hert smacht naar de stromende wateren. Zo smacht mijn ziel naar U, o God! | |
Psal | NlCanisi | 41:3 | Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God: Wanneer mag ik opgaan, en Gods aanschijn aanschouwen? | |
Psal | NlCanisi | 41:4 | Dag en nacht zijn de tranen mijn brood, Omdat mij almaar gezegd wordt: "Waar blijft toch uw God!" | |
Psal | NlCanisi | 41:5 | Ik denk er met diepe weemoed aan terug, Hoe ik optrok in vorstelijke stoet naar Gods huis, Onder gejuich en gejubel En het gejoel van de schare. | |
Psal | NlCanisi | 41:6 | Mijn ziel, wat zijt gij bedroefd, En wat kreunt gij in mij? Vertrouw toch op God: Dan zal ik Hem eens mogen danken Als mijn Helper en God! | |
Psal | NlCanisi | 41:7 | Mijn ziel is bedroefd, daarom denk ik aan U terug, In het land van Jordaan en Hermon en in het lage gebergte. | |
Psal | NlCanisi | 41:8 | Afgrond dreunt tegen afgrond door het gebruis van uw stromen. Al uw golven en baren slaan over mij heen. | |
Psal | NlCanisi | 41:9 | Overdag blijf ik uitzien naar Jahweh om zijn genade, ‘s Nachts klinkt mijn lied als een gebed tot den levenden God. | |
Psal | NlCanisi | 41:10 | Ik zeg tot mijn God en mijn Rots: "Waarom zijt Gij mij vergeten; Waarom ga ik in rouw door de druk van mijn vijand?" | |
Psal | NlCanisi | 41:11 | De hoon van mijn haters schrijnt als een steek in mijn beenderen, Omdat mij almaar gezegd wordt: "Waar blijft toch uw God!" | |
Chapter 42
Psal | NlCanisi | 42:2 | Verlos mij van den man van leugen en misdaad. Gij zijt toch mijn toevlucht, o God! Waarom verstoot Gij mij dan; Waarom ga ik in rouw door de druk van mijn vijand? | |
Psal | NlCanisi | 42:3 | Zend uw licht en uw trouw: Zij zullen mij leiden, En voeren naar uw heilige berg en uw woning. | |
Psal | NlCanisi | 42:4 | Dan zal ik naar Gods altaar mogen gaan, Naar den God mijner jubelende vreugde; En met de citer U loven, Mijn Heer en mijn God! | |
Chapter 43
Psal | NlCanisi | 43:2 | O God, wij hebben het met eigen oren gehoord, Onze vaderen hebben het ons verteld, Wat Gij gedaan hebt in hun dagen, Met eigen hand in vroeger tijd. | |
Psal | NlCanisi | 43:3 | Naties hebt Gij uitgeroeid om hèn te planten, Volkeren geveld, om hèn te doen groeien. | |
Psal | NlCanisi | 43:4 | Neen, niet met hun zwaard namen zij bezit van het Land, Niet hun arm bracht hun zege: Maar het was uw rechterhand en uw arm En het licht van uw aanschijn, omdat Gij ze lief hadt. | |
Psal | NlCanisi | 43:6 | Met úw hulp sloegen wij onze vijanden neer, Door úw Naam trapten wij onze haters tegen de grond; | |
Psal | NlCanisi | 43:7 | Neen, ik heb niet vertrouwd op mijn boog, En mijn zwaard kon de zege niet schenken. | |
Psal | NlCanisi | 43:8 | Maar Gij hebt ons van onze verdrukkers verlost, En onze haters te schande gemaakt; | |
Psal | NlCanisi | 43:10 | Maar nú hebt Gij ons verstoten, ons te schande gemaakt, En trekt niet meer met onze heirscharen op; | |
Psal | NlCanisi | 43:15 | Gij laat de heidenen over ons schimpen, De volkeren meewarig het hoofd over ons schudden. | |
Psal | NlCanisi | 43:18 | En dit alles trof ons, ofschoon wij U niet hebben vergeten, En uw Verbond niet hebben verbroken. | |
Psal | NlCanisi | 43:20 | Toch hebt Gij ons naar het oord der jakhalzen verwezen, En ons met de schaduw des doods overdekt. | |
Psal | NlCanisi | 43:21 | Of, hadden wij de Naam van onzen God soms vergeten, Onze handen naar vreemde goden geheven: | |
Psal | NlCanisi | 43:22 | Zou God het misschien niet hebben geweten, Hij, die de hartsgeheimen doorgrondt? Neen, om Uwentwil blijft men ons wurgen, En worden wij als slachtvee behandeld! | |
Psal | NlCanisi | 43:23 | Sta op dan; waarom zoudt Gij slapen, o Heer! Ontwaak; blijf ons niet altijd verstoten! | |
Psal | NlCanisi | 43:25 | Want onze ziel ligt gebukt in het stof, En ons lichaam kleeft vast aan de grond. | |
Chapter 44
Psal | NlCanisi | 44:1 | Voor muziekbegeleiding; op de wijze van: "Leliën" Van de zonen van Kore; een minnelied. | |
Psal | NlCanisi | 44:2 | Een heerlijk lied ontwelt aan mijn hart, Ik wil den Koning mijn zang doen horen; Mijn tong is als een vlotte pen: | |
Psal | NlCanisi | 44:3 | Gij zijt de schoonste onder de kinderen der mensen, Aanminnigheid ligt op uw lippen, Zo heeft God U voor eeuwig gezegend. | |
Psal | NlCanisi | 44:5 | Vol moed op uw ros voor waarheid, onschuld en recht! Uw rechterhand lere U machtige daden; | |
Psal | NlCanisi | 44:6 | Scherp zijn uw pijlen: volkeren liggen onder uw voet, ‘s Konings vijanden ontzinkt de moed! | |
Psal | NlCanisi | 44:7 | Uw troon staat vast in de eeuwen der eeuwen, Uw koningsschepter is een schepter van recht; | |
Psal | NlCanisi | 44:8 | Gij hebt de gerechtigheid lief, maar haat de boosheid. Daarom heeft Jahweh, uw God, U gezalfd Met vreugde-olie als geen uwer broeders; | |
Psal | NlCanisi | 44:9 | Al uw kleren geuren van mirre, aloë en laurier. Uit ivoren paleizen juichen de harpen U toe, | |
Psal | NlCanisi | 44:10 | Koningsdochters staan onder uw schonen; Daar treedt de Koningin aan uw rechter in ofir-brocaat! | |
Psal | NlCanisi | 44:13 | Dan komt de dochter van Tyrus tot U met geschenken, En zoeken de rijkste volken uw gunst. | |
Psal | NlCanisi | 44:14 | Enkel lieftalligheid ligt op het gelaat der koninklijke Dochter, Met goud doorweven is haar ornaat; | |
Psal | NlCanisi | 44:15 | Over bonte tapijten wordt zij voor den Koning geleid, Als bruidsmeisjes volgen haar de vriendinnen; | |
Psal | NlCanisi | 44:17 | Dan worden in plaats van uw vaderen U zonen geboren, En Gij stelt ze over heel de aarde tot koningen aan. | |
Chapter 45
Psal | NlCanisi | 45:3 | Dus vrezen wij niets, al wordt de aarde uit haar voegen gerukt, En schudden de bergen in het diepst van de zee; | |
Psal | NlCanisi | 45:4 | Al bruisen en schuimen haar wateren, En rillen de bergen door haar geweld! Jahweh der heirscharen is met ons, Onze burcht is Jakobs God! | |
Psal | NlCanisi | 45:5 | Een vloed met zijn stromen brengt de Godsstad in vreugde, De heilige stede van den Allerhoogste. | |
Psal | NlCanisi | 45:6 | God is daarbinnen, nooit zal zij wankelen; God zal haar helpen, als de dageraad komt: | |
Psal | NlCanisi | 45:7 | Al woeden de volken, al wankelen de staten, Al beeft de aarde door de stem van zijn donder! | |
Psal | NlCanisi | 45:10 | Die de oorlogen bant buiten de grenzen der aarde, De bogen breekt, de lansen vernielt, de wagens verbrandt. | |
Chapter 46
Psal | NlCanisi | 46:3 | Want ontzaglijk is Jahweh, de Allerhoogste, Een machtig Koning over heel de aarde. | |
Psal | NlCanisi | 46:9 | God heeft het koningschap over de volkeren aanvaard, God heeft zijn heilige troon bestegen; | |
Chapter 47
Psal | NlCanisi | 47:3 | Lieflijk verheft zich zijn heilige berg, Voor heel de aarde een vreugde. De Sionsberg is de Spits van het Noorden, De stad van een machtigen Koning; | |
Psal | NlCanisi | 47:5 | Want zie, de koningen hadden zich met elkander verbonden, En rukten gezamenlijk aan; | |
Psal | NlCanisi | 47:6 | Maar toen ze haar zagen, stonden ze stom van ontzetting, En stoven verschrokken uiteen. | |
Psal | NlCanisi | 47:9 | Wat we vroeger hadden gehoord, Hebben we nu ook gezien: Jahweh der heirscharen woont in de stad, Onze God woont in de stad, en laat haar eeuwig bestaan! | |
Psal | NlCanisi | 47:11 | Uw lof, o God, reikt als uw Naam Tot aan de grenzen der aarde. Vol gerechtigheid is uw rechterhand, | |
Psal | NlCanisi | 47:12 | Sions berg is er over verheugd; En Juda’s dochteren juichen van vreugde, O Jahweh, om uw gericht. | |
Psal | NlCanisi | 47:14 | Let op zijn wallen Ziet naar zijn burchten; Om aan een volgend geslacht te vertellen, | |
Chapter 48
Psal | NlCanisi | 48:5 | Ik spits mijn oren voor een moeilijk probleem, En bij snarenspel los ik mijn raadsel op. De mens in weelde, die het niet wil begrijpen, Lijkt op vee, dat geslacht wordt. | |
Psal | NlCanisi | 48:6 | Waarom zou ik de dagen der bozen benijden, En de levenskracht van mijn belagers, die mij omringen; | |
Psal | NlCanisi | 48:9 | Te hoog is de prijs van zijn leven, Ontoereikend voor eeuwig. De mens in weelde, die het niet wil begrijpen, Lijkt op vee, dat geslacht wordt. | |
Psal | NlCanisi | 48:12 | Hun graf is voor altijd hun woning, Hun verblijf van geslacht tot geslacht; En al hebben ze hele landen hun eigen genoemd, Toch laten ze hun schatten voor anderen achter. | |
Psal | NlCanisi | 48:13 | De mens in weelde, die het niet wil begrijpen, Lijkt op vee, dat geslacht wordt. | |
Psal | NlCanisi | 48:15 | Als schapen worden ze het graf ingejaagd, Het is de dood, die ze weidt; Regelrecht zinken ze neer in de kuil, En hun gestalte gaat over tot de ontbinding van de dood. | |
Psal | NlCanisi | 48:16 | Neen, God alleen kan de prijs voor mijn leven betalen. Hij alleen mij uit de macht van het dodenrijk redden! De mens in weelde, die het niet wil begrijpen, Lijkt op vee, dat geslacht wordt. | |
Psal | NlCanisi | 48:17 | Dus wees niet afgunstig, als iemand rijkdommen krijgt, En de schat van zijn huis zich vermeerdert; | |
Psal | NlCanisi | 48:18 | Want niets van dit alles neemt hij mee bij zijn dood, En de schat volgt hem niet in het graf. | |
Psal | NlCanisi | 48:19 | Al prijst hij zich bij zijn leven gelukkig, En roemt zich, omdat het hem goed gaat: | |
Psal | NlCanisi | 48:20 | Toch komt hij in het verblijf van zijn vaderen, En nooit meer aanschouwt hij het licht. | |
Chapter 49
Psal | NlCanisi | 49:1 | Een psalm van Asaf. De God der goden, Jahweh, spreekt en roept tot de aarde Van de opgang tot de ondergang der zon! | |
Psal | NlCanisi | 49:3 | Hij komt, onze God, en zwijgt niet meer! Verterend vuur gaat voor Hem uit, De stormwind woedt om Hem heen! | |
Psal | NlCanisi | 49:8 | Niet om uw offers spreek Ik u vrij, Of om uw brandoffers, Mij zonder ophouden gebracht. | |
Psal | NlCanisi | 49:12 | Had Ik honger, Ik behoefde het ú niet te zeggen, Want Mij behoort de aarde met wat ze bevat. | |
Psal | NlCanisi | 49:14 | Neen, breng als uw offer een loflied aan God, Onderhoud uw geloften, den Allerhoogste gebracht, | |
Psal | NlCanisi | 49:16 | Hoe waagt gij het, over mijn geboden te spreken, En uw mond vol te hebben van mijn Verbond, | |
Psal | NlCanisi | 49:18 | Ziet gij een dief, gij loopt terstond met hem mee, En met echtbrekers gaat gij vriendschappelijk om. | |
Psal | NlCanisi | 49:21 | Dit hebt gij gedaan; en omdat Ik bleef zwijgen, Dacht gij nog: Ik ben niet beter dan gij. Daarom waarschuw Ik u, En breng het u onder het oog. | |
Psal | NlCanisi | 49:22 | Godvergetenen, neemt het ter harte; Anders verscheur Ik u, en er is niemand, die u zal redden! | |
Chapter 50
Psal | NlCanisi | 50:2 | nadat de profeet Natan bij hem was gekomen, omdat hij gemeenschap met Bat-Sjéba had gehad. | |
Psal | NlCanisi | 50:3 | Erbarm U mijner naar uw genade, o God; Delg mijn misdaden uit naar uw grote ontferming; | |
Psal | NlCanisi | 50:5 | Want ik ben mij mijn misdaad bewust, En mijn zonde staat mij steeds voor de geest: | |
Psal | NlCanisi | 50:6 | Tegen U, ach, tegen U heb ik gezondigd, En kwaad in uw ogen gedaan. Zo zult Gij rechtvaardig zijn in uw vonnis, En onberispelijk in uw gericht: | |
Psal | NlCanisi | 50:8 | Zie, Gij bemint de oprechtheid des harten: Daarom brengt Gij mijn geweten tot inkeer; | |
Psal | NlCanisi | 50:9 | Gij besprengt mij met hysop, en weer ben ik rein, Gij wast mij schoon, en ik ben blanker dan sneeuw. | |
Psal | NlCanisi | 50:10 | Laat mij weer vreugde en blijdschap genieten, En mijn beenderen juichen, die Gij hebt verbrijzeld; | |
Psal | NlCanisi | 50:12 | Schep mij een zuiver hart, o mijn God, En leg in mijn boezem een nieuwe, standvastige geest; | |
Psal | NlCanisi | 50:15 | Dan zal ik de bozen uw wegen doen kennen, En de zondaars zullen zich tot U bekeren. | |
Psal | NlCanisi | 50:16 | Bevrijd mij van bloedschuld, o Jahweh, God van mijn heil, En mijn tong zal uw barmhartigheid loven; | |
Psal | NlCanisi | 50:18 | Neen, slachtoffers behagen U niet, En zo ik U brandoffers bracht, Gij zoudt ze niet willen; | |
Psal | NlCanisi | 50:19 | Maar een vermorzeld gemoed is een offer voor God, Een verbrijzeld en deemoedig hart versmaadt Gij niet, o mijn God! | |
Chapter 51
Psal | NlCanisi | 51:2 | nadat Doëg, de Edomiet aan Saül was gaan melden: ”David is in het huis van Achimélek gekomen.” | |
Psal | NlCanisi | 51:4 | Broedt gij voortdurend op onheil, Is uw tong als een vlijmscherp, verraderlijk mes? | |
Psal | NlCanisi | 51:7 | Daarom zal God u vernielen, U weggooien eens en voor al, U wegsleuren uit uw tent, Uw wortel uit het land der levenden rukken. | |
Psal | NlCanisi | 51:9 | "Daar is nu de man, die zijn kracht niet in God heeft gezocht, Maar die op zijn grote rijkdom vertrouwde, En zich op zijn schatten beroemde!" | |
Psal | NlCanisi | 51:10 | Maar ik ben als een bloeiende olijf in Gods huis, En vertrouw op Gods goedheid voor eeuwig en immer. | |
Chapter 52
Psal | NlCanisi | 52:2 | De dwaas zegt bij zichzelf: "Er is geen God!" Slecht en schandelijk is zijn gedrag; Er is niemand, die het goede wil doen. | |
Psal | NlCanisi | 52:3 | God blikt uit de hemelen neer Op de kinderen der mensen: Om te zien, of er niet één verstandige is, Niet één, die God zoekt. | |
Psal | NlCanisi | 52:4 | Maar allen zijn ze afgedwaald, Allen even bedorven; Er is niemand, die het goede wil doen, Geen enkele zelfs. | |
Psal | NlCanisi | 52:5 | Worden de zondaars dan nimmer verstandig: Ze blijven mijn volk maar verslinden, En het brood van God wel eten, Maar zij roepen Hem niet aan. | |
Psal | NlCanisi | 52:6 | Maar dan zullen ze eens beven van angst, Want God zal hun gebeente verstrooien; Die u omsingelen, zult gij beschamen, Want God heeft ze verworpen. | |
Chapter 53
Psal | NlCanisi | 53:5 | Want vreemden staan tegen mij op, En geweldenaars belagen mijn leven; Neen, ze houden God niet voor ogen. | |
Psal | NlCanisi | 53:8 | Dan zal ik U gaarne offers brengen, En danken, o Jahweh, de goedertierenheid van uw Naam; | |
Chapter 54
Psal | NlCanisi | 54:4 | Ik sidder voor het geschreeuw van den vijand, En het gehuil van den boze; Want ze storten rampen over mij uit, En bestoken mij grimmig. | |
Psal | NlCanisi | 54:7 | Ik dacht: Had ik maar vleugels als een duif, Dan vloog ik heen, om een wijkplaats te vinden; | |
Psal | NlCanisi | 54:10 | Voor de wervelstorm, Heer, En voor de stortvloed van hun tongen. Want ik zie geweld ontketend, En de strijd tegen de stad; | |
Psal | NlCanisi | 54:11 | Dag en nacht trekken ze om haar heen, Over haar wallen. Daarbinnen heerst onrecht en knevelarij, | |
Psal | NlCanisi | 54:12 | En de misdaad troont in haar midden; En van haar pleinen wijkt Geweld noch bedrog. | |
Psal | NlCanisi | 54:13 | En was het een vijand, die mij beschimpte, Ik zou het verdragen; Of een van mijn haters, die mij hoonde, Ik zou mij verschuilen. | |
Psal | NlCanisi | 54:16 | Moge de dood ze verrassen, Zodat ze levend in het dodenrijk dalen! Want boosheid heerst in hun woning, En slechtheid in hun gemoed. | |
Psal | NlCanisi | 54:18 | ‘s Avonds, ‘s morgens en ‘s middags klaag ik en zucht ik, En Hij hoort naar mijn smeken. | |
Psal | NlCanisi | 54:19 | Hij zal mij vrede schenken, mij van mijn belagers bevrijden, Al staan ze nog zo talrijk tegen mij op. | |
Psal | NlCanisi | 54:20 | God verhoort mij: Hij zal ze vernederen, Hij, die van eeuwigheid op zijn troon is gezeten. Want ze zijn onverbeterlijk, En vrezen God niet; | |
Psal | NlCanisi | 54:22 | Hun mond is gladder dan boter, Maar vijandig hun hart; Hun woorden zijn zachter dan olie, Maar steken als dolken. | |
Psal | NlCanisi | 54:23 | Werp daarom uw kommer op Jahweh, Hij zal voor u zorgen; En nooit zal Hij dulden, Dat de rechtvaardige wankelt. | |
Chapter 55
Psal | NlCanisi | 55:1 | Voor muziekbegeleiding; op de wijze: "Een duif van ver verwijderde terebinten." Een puntdicht van David, toen de Filistijnen hem in Gat gevangen hielden. | |
Psal | NlCanisi | 55:2 | Ontferm U mijner, o God; want de mensen grijpen mij aan, Bekampen en kwellen mij iedere dag; | |
Psal | NlCanisi | 55:5 | In Jahweh’s belofte kan ik jubelen; Op God vertrouw ik, zonder te vrezen! Wat kunnen de mensen mij doen? | |
Psal | NlCanisi | 55:8 | Vergeld ze hun misdaad, En werp in uw toorn de volkeren neer, o mijn God! In Jahweh’s belofte kan ik jubelen; Op God vertrouw ik, zonder te vrezen! Wat kunnen de mensen mij doen? | |
Psal | NlCanisi | 55:9 | Gij hebt mijn ellende geteld, Mijn tranen in uw kruik verzameld. Hebt Gij het zelf niet beloofd, | |
Psal | NlCanisi | 55:10 | Dat mijn vijand zal vluchten, als ik U aanroep? Zo weet ik zeker, Dat God met mij is! | |
Psal | NlCanisi | 55:11 | In Jahweh’s belofte kan ik jubelen; Op God vertrouw ik, zonder te vrezen! Wat kunnen de mensen mij doen? | |
Chapter 56
Psal | NlCanisi | 56:1 | Voor muziekbegeleiding: "verderf niet." Een puntdicht van David, toen hij voor Saül in de spelonk vluchtte. | |
Psal | NlCanisi | 56:2 | Ontferm U mijner, o God; ontferm U mijner, Want ik neem mijn toevlucht tot U. In de schaduw uwer vleugelen zoek ik een schuilplaats, Totdat het onheil voorbij is. Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde! | |
Psal | NlCanisi | 56:4 | Hij zendt mij hulp uit de hemel, en beschaamt mijn belager, God zendt mij zijn liefde en trouw. Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde! | |
Psal | NlCanisi | 56:5 | Zo leg ik mij neer te midden van leeuwen, Van mensen met vlammende ogen, Wier tanden spitsen en pijlen zijn, Scherp is hun tong als een zwaard. | |
Psal | NlCanisi | 56:7 | Ze spanden een net voor mijn voeten, Maar hun eigen voet werd er in verstrikt; Ze groeven mij kuilen, Zelf vielen zij er in. Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde! | |
Psal | NlCanisi | 56:9 | Word wakker mijn lofzang: harp en citer, ontwaak; Ik wil het morgenrood wekken! Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde! | |
Chapter 57
Psal | NlCanisi | 57:2 | Meent gij nu werkelijk recht te spreken, En met rechtvaardigheid de mensen te richten? | |
Psal | NlCanisi | 57:3 | Neen, in uw hart pleegt gij onrecht, En uw handen banen de weg voor geweld in het land. | |
Psal | NlCanisi | 57:4 | De schurken: ze zijn ontaard van hun moederschoot af; De leugenaars: sinds hun geboorte bedorven! | |
Psal | NlCanisi | 57:7 | O God, sla ze de tanden stuk in hun mond; Jahweh, ruk uit het gebit van dat broed! | |
Psal | NlCanisi | 57:9 | Als een slak, die zich oplost in slijm, Als een misdracht, die het zonlicht niet ziet; | |
Psal | NlCanisi | 57:10 | Voordat de doornen hun ketels verhitten: Onverbrand of verbrand, Hij vaagt ze weg. | |
Psal | NlCanisi | 57:11 | De rechtvaardige zal zich verheugen, Als hij die wraak mag aanschouwen, En met zijn voeten plassen in het bloed van die schurken. En de mensen zullen dan zeggen: | |
Chapter 58
Psal | NlCanisi | 58:1 | Voor muziekbegeleiding; "Verderf niet." Een puntdicht van David, toen Saül het huis liet bewaken, om hem te doden. | |
Psal | NlCanisi | 58:5 | O Jahweh, ofschoon ik niets kwaads of verkeerds heb gedaan, En geen schuld er aan heb, lopen zij uit en wachten mij op. Sta op! Snel mij te hulp en zie toe, | |
Psal | NlCanisi | 58:6 | Jahweh der heirscharen, Israëls God! Ontwaak, om al die trotsaards te straffen, Spaar geen van die valse verraders! | |
Psal | NlCanisi | 58:8 | Zie, ze kwijlen smaad uit hun mond, En het ligt op hun lippen: "Wie wil er wat horen!" | |
Psal | NlCanisi | 58:11 | Mijn God, uw goedheid trede mij tegen, En doe mij op mijn vijanden neerzien, o God. | |
Psal | NlCanisi | 58:12 | Neen, spaar ze niet, opdat ze mijn volk niet verleiden; Maar doe ze vallen, en stort ze neer door uw kracht. | |
Psal | NlCanisi | 58:13 | Vergeld hun, o Heer, het kwaad van hun mond En het woord hunner lippen; Laat ze in hun eigen trots zich verstrikken, Om de vloeken en leugens, die ze hebben gesproken. | |
Psal | NlCanisi | 58:14 | Maak een eind aan hun woede, Maak een eind aan hun trots, Opdat ze erkennen, dat God heerst in Jakob Tot aan de grenzen der aarde. | |
Psal | NlCanisi | 58:15 | Laat ze terugkomen, iedere avond opnieuw, En door de stad lopen, jankend als honden, | |
Psal | NlCanisi | 58:17 | Maar ìk zal uw almacht bezingen, Elke morgen uw goedertierenheid prijzen; Want Gij zijt mijn schuts, Mijn toevlucht in tijden van nood. | |
Chapter 59
Psal | NlCanisi | 59:1 | Voor muziekbegeleiding; op de wijze: "De lelie der wet." Een punt- en leerdicht van David, | |
Psal | NlCanisi | 59:2 | toen, na zijn oorlog tegen Aram van Mesopotamië en Aram-Soba, Joab terugkeerde, en in het Zoutdal twaalfduizend Edomieten versloeg. | |
Psal | NlCanisi | 59:3 | O God, Gij hebt ons verstoten, Onze gelederen verbroken; Gij waart vertoornd, En hebt ons doen vluchten. | |
Psal | NlCanisi | 59:4 | Gij hebt het land laten kraken en scheuren; Het stortte ineen, en ligt nu in puin. | |
Psal | NlCanisi | 59:5 | Gij hebt uw volk harde dingen doen slikken, En ons een koppige wijn laten drinken! | |
Psal | NlCanisi | 59:6 | Maar voor uw vromen hadt Gij een banier opgericht, Om zich daar omheen te verzamelen tegen de boog; | |
Psal | NlCanisi | 59:8 | Bij zijn heiligheid heeft God beloofd: Juichend zal ik Sikem verdelen, En het dal van Soekkot meten; | |
Psal | NlCanisi | 59:9 | Mij behoort Gilad, van mij is Manasse. Efraïm is de helm van mijn hoofd, Juda mijn schepter, | |
Psal | NlCanisi | 59:10 | Moab is mijn voetenbekken; Op Edom werp ik mijn schoeisel, Over Filistea hef ik mijn zegekreet aan. | |
Psal | NlCanisi | 59:12 | Moet Gij het niet zijn, die ons hebt verstoten, o God, En niet langer met onze heirscharen optrekt, o God? | |
Chapter 60
Psal | NlCanisi | 60:3 | Van het einde der aarde roep ik tot U In de beklemmende angst van mijn hart. Stel mij hoog op de Rots, en laat mij daar rusten, | |
Psal | NlCanisi | 60:5 | Laat mij in uw woontent voor eeuwig uw gast zijn, En mij verbergen in de schaduw uwer vleugelen. | |
Psal | NlCanisi | 60:6 | Want Gij hoort mijn beloften, o mijn God, En vervult de wens van hen, die uw Naam vrezen: | |
Chapter 61
Psal | NlCanisi | 61:4 | Hoe lang nog stormt gij op een ander los, En stoot hem met u allen omver Als een hellende wand, Of een vallende muur? | |
Psal | NlCanisi | 61:5 | Ze leggen het op zijn ondergang aan, En liegen er op los, om hem in het ongeluk te storten; Ze zegenen wel met hun mond, Maar vervloeken met hun hart. | |
Psal | NlCanisi | 61:9 | Blijf altijd op God vertrouwen, mijn volk, Stort uw hart voor Hem uit: onze toevlucht is God! | |
Psal | NlCanisi | 61:10 | Maar de mens is enkel een zucht, De kinderen der mensen een leugen; In de weegschaal gaan ze allen omhoog, Ze zijn lichter dan lucht. Vertrouw rustig op God, mijn ziel, Want van Hem komt mijn heil; Hij alleen is mijn rots en mijn redding, Mijn toevlucht: nooit zal ik wankelen! | |
Psal | NlCanisi | 61:11 | Ook in afpersing stelt geen vertrouwen. Op diefstal geen ijdele hoop; En als de rijkdom vermeerdert, Hecht uw hart er niet aan. | |
Psal | NlCanisi | 61:12 | Eén woord heeft God gesproken, En deze twee heb ik gehoord: Bij God is de macht; | |
Chapter 62
Psal | NlCanisi | 62:2 | God, wat verlang ik naar U; mijn God, naar U dorst mijn ziel, Naar U smacht mijn lichaam als een dor en droog land naar het water. | |
Psal | NlCanisi | 62:4 | Ja, uw genade is kostelijker nog dan het leven: Daarom moeten mijn lippen U loven, | |
Psal | NlCanisi | 62:6 | Gij verzadigt mij als met vet en met merg, En mijn mond juicht U toe met jubelende lippen; | |
Psal | NlCanisi | 62:7 | Nog op mijn legerstede moet ik aan U denken, En in mijn nachtwaken over U peinzen. | |
Chapter 63
Psal | NlCanisi | 63:2 | Hoor, o God, mijn luid gejammer, Bevrijd mijn leven van de schrik voor den vijand; | |
Psal | NlCanisi | 63:4 | Want ze scherpen hun tong als een zwaard, Richten als pijlen hun bittere woorden; | |
Psal | NlCanisi | 63:5 | En om in het geniep den onschuldige te treffen, Leggen ze onverhoeds en onvervaard op hem aan. | |
Psal | NlCanisi | 63:6 | Ze stellen hun boze plannen vast, En overleggen, hoe hun strikken te zetten; Ze zeggen: Wie ziet het; | |
Psal | NlCanisi | 63:7 | Wie achterhaalt onze streken? We zijn met onze plannen gereed, De list is gelukt! Het binnenste van iederen mens is een graf, Een afgrond zijn hart! | |
Psal | NlCanisi | 63:10 | En allen zullen vol diep ontzag Gods daden verkonden, Erkennen, dat het zijn werk is geweest; | |
Chapter 64
Psal | NlCanisi | 64:2 | U komt een lofzang toe In Sion, o God! U moet een dankoffer worden gebracht, In Jerusalem, Heer! | |
Psal | NlCanisi | 64:5 | Gelukkig, dien Gij uitverkiest en aanneemt, Om in uw voorhof te wonen: Die ons laven aan het goede van uw huis, Van uw heilige tempel! | |
Psal | NlCanisi | 64:6 | Met wonderen verhoort Gij ons in uw trouw, O God van ons heil; Gij, de hoop van alle grenzen der aarde, En ongenaakbare zeeën! | |
Psal | NlCanisi | 64:8 | Die het bulderen der zeeën bedaart, En het gebruis van haar golven. Ontsteld staan de volken, | |
Psal | NlCanisi | 64:9 | Vol vrees, die de grenzen der aarde bewonen: Voor uw tekenen daar, waar de morgen gloort, En waar Gij de avond doet juichen. | |
Psal | NlCanisi | 64:10 | Gij draagt zorg voor de aarde, En drenkt ze volop; Gij stort er een rijke zegen op uit, Gods vloed heeft altijd water genoeg. Gij maakt haar gereed voor haar koren, Zó maakt Gij ze klaar: | |
Psal | NlCanisi | 64:11 | Gij drenkt haar voren, bevochtigt haar kluiten, En maakt ze door regenslag week. Dan zegent Gij haar kiemen, | |
Psal | NlCanisi | 64:13 | Zelfs de vlakten der steppen druipen er van. De heuvels zijn met gejubel omgord, | |
Chapter 65
Psal | NlCanisi | 65:2 | Juich, heel de aarde, God ter ere, En prijs de glans van zijn Naam; Hef een heerlijk loflied aan, | |
Psal | NlCanisi | 65:3 | En zeg tot God: Hoe ontzaglijk uw werken! Om uw almacht moeten uw vijanden U vleien, | |
Psal | NlCanisi | 65:4 | En moet heel de aarde U aanbidden, U ter eer een lofzang zingen, Glorie brengen aan uw Naam! | |
Psal | NlCanisi | 65:6 | De zee legde Hij droog, En ze trokken te voet door de stroom! Laat ons in Hem ons verheugen, | |
Psal | NlCanisi | 65:7 | Hij, die eeuwig heerst door zijn kracht; Hij houdt zijn oog op de volkeren gericht, En geen weerspannige durft tegen Hem opstaan. | |
Psal | NlCanisi | 65:12 | Gij hebt anderen ons op het hoofd doen zitten, We zijn door vuur en water gegaan: Maar eindelijk toch Hebt Gij ons uitkomst gebracht. | |
Psal | NlCanisi | 65:15 | Vette lammeren draag ik U Als brandoffers op; En met de offergeur van rammen, Bied ik U runderen en bokken aan. | |
Psal | NlCanisi | 65:16 | Komt nu en hoort, ik wil u allen verkonden, U, die God vreest, wat Hij aan mij heeft gedaan: | |
Chapter 66
Psal | NlCanisi | 66:5 | De volkeren zullen juichen en jubelen, Omdat Gij de wereld rechtvaardig regeert, Met gerechtigheid de volkeren richt, En de naties op aarde bestuurt. | |
Chapter 67
Psal | NlCanisi | 67:3 | Zoals rook spoorloos verdwijnt, En was wegsmelt in vuur, Zo vergaan de bozen Voor het aanschijn van God. | |
Psal | NlCanisi | 67:4 | Maar de rechtvaardigen mogen juichen en jubelen, Zich verheugen en verblijden in God! | |
Psal | NlCanisi | 67:5 | Zingt God ter ere, en verheerlijkt zijn Naam, Jubelt voor Hem, die door de woestijn kwam gereden; Verheugt u in Jahweh, En juicht voor zijn aanschijn! | |
Psal | NlCanisi | 67:6 | Hij is de Vader der wezen, de Beschermer der weduwen, Hij is God in zijn heilige tent; | |
Psal | NlCanisi | 67:7 | God, die de eenzame zwervers naar huis geleidde, Maar de weerspannigen bleven in de wildernis achter! | |
Psal | NlCanisi | 67:8 | Bij uw uittocht, o God, aan de spits van uw volk, En bij uw opmars door de woestijn: | |
Psal | NlCanisi | 67:9 | Beefde de aarde, dropen de hemelen voor het aanschijn van God, Rilde de Sinaï voor het aanschijn van Jahweh, Israëls God! | |
Psal | NlCanisi | 67:10 | Een regen van gaven hebt Gij uitgestort, o God, En toen uw erfdeel uitgeput was, hebt Gij het gesterkt; | |
Psal | NlCanisi | 67:11 | Uw beesten lieten zich onder hen neer, De uitgehongerden hebt Gij, o God, in uw goedheid verkwikt. | |
Psal | NlCanisi | 67:12 | Toen heeft de Heer zijn belofte vervuld, En een leger van vrouwen kwam het blijde verkonden: | |
Psal | NlCanisi | 67:13 | Machtige koningen slaan met haast op de vlucht, En het schone geslacht verdeelt de buit! | |
Psal | NlCanisi | 67:14 | Nu moogt gij gaan rusten in uw beemden: Zilverwit als de vleugels der duif, met goud overtrokken; | |
Psal | NlCanisi | 67:15 | Want de Almachtige heeft de koningen verstrooid, Zoals het sneeuwt op de Salmon! | |
Psal | NlCanisi | 67:17 | Bergen en toppen, waarom kijkt gij scheel Naar de berg, die God tot woonplaats verkoos, En waar Jahweh eeuwig zal wonen? | |
Psal | NlCanisi | 67:18 | Op de wagens van God: tienduizenden, duizend maal duizend, Trokt Gij van de Sinaï uw heiligdom binnen, o Heer; | |
Psal | NlCanisi | 67:19 | Gij hebt de hoogte beklommen, De gevangenen meegevoerd, Van de mensen geschenken aanvaard, Van weerspannigen zelfs, voor de woonplaats van God! | |
Psal | NlCanisi | 67:22 | God, die de kop van zijn vijand verplettert, De harde schedel van hem, die in ongerechtigheid leeft! | |
Psal | NlCanisi | 67:23 | De Heer heeft gezegd: Ik sleep ze uit Basjan, Haal ze naar boven uit de diepten der zee, | |
Psal | NlCanisi | 67:24 | Opdat gij in hun bloed met uw voeten kunt plassen, Ook de tong van uw honden haar deel van de vijanden krijgt! | |
Psal | NlCanisi | 67:25 | Ziet, daar nadert de feeststoet van God, De feeststoet naar het heiligdom van mijn God en mijn Koning! | |
Psal | NlCanisi | 67:27 | In het midden de maagden met pauken: in koren loven ze God. Dan de heersers, uit Israëls bronnen ontsprongen: | |
Psal | NlCanisi | 67:28 | Benjamin de jongste vooraan, Met de vorsten van Juda in machtige drommen, En de vorsten van Zabulon en Neftali’s vorsten! | |
Psal | NlCanisi | 67:31 | Jonge schapen, kudden stieren en kalveren uit Patros; Met staven van zilver en goud Als vrijwillige schatting der volken; | |
Psal | NlCanisi | 67:33 | Koninkrijken der aarde, zingt ter ere van God, En stemt een loflied aan voor den Heer: | |
Psal | NlCanisi | 67:34 | Die de hoogste hemel der hemelen bestijgt, En met zijn stem de machtige donder doet rollen! | |
Chapter 68
Psal | NlCanisi | 68:3 | Ik zink in een modderpoel weg, En voel geen grond meer onder de voeten; Ik ben in peilloze wateren geraakt, En de stroom sleurt mij mee. | |
Psal | NlCanisi | 68:4 | Ik ben afgemat van mijn schreien en schor is mijn keel; Mijn ogen staan mat van het staren naar God. | |
Psal | NlCanisi | 68:5 | Talrijker dan de haren op mijn hoofd, zijn zij, die mij onverdiend haten. Talrijker dan mijn beenderen, die mij bestrijden zonder enige grond; En wat ik niet heb geroofd, Vordert men nog van mij terug. | |
Psal | NlCanisi | 68:6 | Gij zoudt het weten, o God, als ik iets dwaas had gedaan, En als ik schuld had, was het U niet verborgen! | |
Psal | NlCanisi | 68:7 | Laat dus in mij niet worden beschaamd, Die op U hopen, Heer, Jahweh der heirscharen; In mij niet te schande worden, Die U zoeken, Israëls God! | |
Psal | NlCanisi | 68:8 | Neen, om Uwentwil moet ik schande verduren, En bedekt het schaamrood mijn gelaat! | |
Psal | NlCanisi | 68:9 | Ik ben een vreemdeling voor mijn broeders geworden, Een onbekende voor de zonen mijner moeder: | |
Psal | NlCanisi | 68:10 | Want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, Op mij valt de smaad van hen, die U smaden. | |
Psal | NlCanisi | 68:14 | Maar tot U richt ik mijn bede, o Jahweh, In de tijd der genade, o God. Verhoor mij om uw grote ontferming, En om de trouw van uw hulp; | |
Psal | NlCanisi | 68:15 | Red mij uit de modderpoel en laat mij er niet in verzinken; Verlos mij, en trek mij uit de diepe wateren omhoog! | |
Psal | NlCanisi | 68:16 | Laat de watervloed mij niet overstelpen, de kolken verzwelgen, De afgrond zijn mond niet boven mij sluiten. | |
Psal | NlCanisi | 68:17 | Red mij, Jahweh, naar de goedertierenheid uwer genade, En zie op mij neer naar uw grote ontferming; | |
Psal | NlCanisi | 68:18 | Verberg uw aanschijn niet voor uw dienaar, Verhoor mij spoedig, want het is mij bang om het hart! | |
Psal | NlCanisi | 68:20 | Gij kent toch mijn smaad, mijn schaamte en schande, En al mijn verdrukkers staan U voor ogen; | |
Psal | NlCanisi | 68:21 | Gij weet, hoe de smaad mij het hart heeft gebroken, En hoe vertwijfeld ik ben. Ik wachtte op een, die medelijden had, maar er was er geen, Op troosters, maar ik vond ze niet. | |
Psal | NlCanisi | 68:24 | Laat hun ogen worden beneveld, zodat ze niet zien, En ontwricht hun lenden voor immer; | |
Psal | NlCanisi | 68:27 | Neen, ze vervolgden nog, dien Gij hadt geslagen, En vergrootten de smarten van die door U was gewond; | |
Psal | NlCanisi | 68:29 | Laat ze uit het boek des levens worden geschrapt, Niet worden opgeschreven met de rechtvaardigen. | |
Psal | NlCanisi | 68:32 | Dit zal Jahweh meer aangenaam zijn dan stieren, Meer dan varren met horens en hoeven. | |
Psal | NlCanisi | 68:33 | Verheugt u, ongelukkigen, wanneer gij dit ziet; Zoekt naar God, en uw hart leeft weer op. | |
Psal | NlCanisi | 68:36 | Want God zal Sion verlossen, En de steden van Juda herbouwen. Men zal daarin terugkeren, En ze bezetten; | |
Chapter 69
Psal | NlCanisi | 69:3 | Laat smaad en ontering hen treffen, Die mijn leven belagen; Laat ze vluchten met schande, Die zich vrolijk over mijn ongeluk maken, | |
Psal | NlCanisi | 69:5 | Maar in U mogen jubelen, Al die U zoeken; Zonder ophouden zeggen: "God is groot!" Die verlangend zijn naar uw heil. | |
Chapter 70
Psal | NlCanisi | 70:1 | Tot U neem ik mijn toevlucht, o Jahweh; Laat mij toch nooit beschaamd komen staan. | |
Psal | NlCanisi | 70:3 | Wees mij een veilige, altijd toegankelijke rots; Gewaardig U, mij te helpen, want Gij zijt mijn toevlucht en schuts! | |
Psal | NlCanisi | 70:4 | Mijn God, red mij uit de hand van den boze, Uit de vuist van tyran en verdrukker. | |
Psal | NlCanisi | 70:6 | Ik steunde op U van de moederschoot af, Reeds vóór mijn geboorte waart Gij mijn beschermer. In U heb ik altijd gejubeld, | |
Psal | NlCanisi | 70:8 | Mijn mond bleef vervuld van uw lof; Zo heb ik uw glorie bezongen, Uw heerlijkheid iedere dag! | |
Psal | NlCanisi | 70:10 | Want mijn vijanden houden al beraad over mij, En die mijn leven belagen, smeden samen hun plannen. | |
Psal | NlCanisi | 70:11 | Ze zeggen: "God heeft hem verlaten; vervolgt en grijpt hem; Want er is niemand, die hem kan redden!" | |
Psal | NlCanisi | 70:13 | Laat schaamte en schande hen treffen, Die mijn leven belagen; Hoon en smaad hen bedekken, Die mijn ongeluk zoeken. | |
Psal | NlCanisi | 70:15 | Mijn mond zal uw gerechtigheid melden, En altijd uw heil, want ik ken er geen maat van; | |
Psal | NlCanisi | 70:16 | Ik zal de machtige daden des Heren verhalen, Jahweh, uw gerechtigheid roemen, de uwe alleen! | |
Psal | NlCanisi | 70:17 | Gij hebt mij van jongsaf geleid, o mijn God, En tot nu toe heb ik uw wonderen verkondigd; | |
Psal | NlCanisi | 70:18 | Wil mij ook thans, nu ik oud ben en grijs, Toch nimmer verlaten, o God; Dan zal ik dit geslacht uw arm doen kennen, Heel het komend geslacht uw kracht. | |
Psal | NlCanisi | 70:19 | Uw rechtvaardigheid reikt tot de hemel, o God; Want Gij hebt grote dingen gedaan: wie is U gelijk, o mijn God! | |
Psal | NlCanisi | 70:20 | Wel liet Gij mij veel smarten en rampen verduren, Maar Gij zult mij nu doen herleven, | |
Psal | NlCanisi | 70:22 | Dan zal ik op harpen U danken voor uw trouw, o mijn God; U, Israëls Heilige, op de citer bezingen. | |
Psal | NlCanisi | 70:23 | Mijn lippen zullen bij mijn lofzangen jubelen, Met mijn ziel, die Gij hebt verlost; | |
Chapter 71
Psal | NlCanisi | 71:1 | Van Salomon. Geef aan den Koning uw rechtsmacht, o God, En uw gerechtigheid aan den Zoon van den Koning; | |
Psal | NlCanisi | 71:4 | Hij zal recht verschaffen aan het volk in verdrukking, De armen helpen, maar den verdrukker vertrappen. | |
Psal | NlCanisi | 71:5 | Hij zal leven, zolang de zon blijft stralen, Met de maan van geslacht tot geslacht; | |
Psal | NlCanisi | 71:7 | In zijn dagen zal de gerechtigheid bloeien, En een volheid van vrede, totdat de maan niet meer schijnt. | |
Psal | NlCanisi | 71:9 | Zijn tegenstanders zullen de knie voor Hem buigen, Zijn vijanden in het stof moeten bijten; | |
Psal | NlCanisi | 71:10 | De koningen van Tarsjisj en zijn kusten, Zullen Hem geschenken brengen. De koningen van Sjeba en Seba Zullen Hem hun schatting betalen; | |
Psal | NlCanisi | 71:12 | Want Hij zal den arme tegen den rijke beschermen, En den verdrukte, die geen helper meer heeft; | |
Psal | NlCanisi | 71:14 | Hij zal ze verlossen van druk en geweld, En hun bloed zal kostbaar zijn in zijn ogen; | |
Psal | NlCanisi | 71:15 | Hij zal ze doen leven, en het goud van Sjeba hun schenken, Steeds voor hen bidden, ze iedere dag zegenen. | |
Psal | NlCanisi | 71:16 | Dan zal er een overvloed van koren zijn in het land, Het zal wuiven op de toppen der bergen; Zijn aren zullen als de Libanon bloeien, En de halmen als het kruid op het veld. | |
Psal | NlCanisi | 71:17 | Zijn Naam zij voor eeuwig gezegend, Zolang de zon schijnt, heerse zijn Naam: Alle volkeren zullen zich daarmee zegenen, Alle geslachten der aarde hem loven! | |
Psal | NlCanisi | 71:19 | Gezegend voor eeuwig zijn heerlijke Naam, Heel de aarde worde vervuld van zijn glorie! Amen, Amen! | |
Chapter 72
Psal | NlCanisi | 72:1 | Psalm van Asaf. Waarachtig; God is goed voor den rechtvaardige, Jahweh voor de reinen van hart! | |
Psal | NlCanisi | 72:9 | Ze zetten een mond op tegen de hemel, En hun tong gaat zich tegen de aarde te buiten. | |
Psal | NlCanisi | 72:11 | Ze zeggen: "Hoe zou God er iets van weten, De Allerhoogste er kennis van hebben?" | |
Psal | NlCanisi | 72:12 | Zie, zo gaat het de zondaars: Ze zijn altijd gelukkig, en hopen zich rijkdommen op! | |
Psal | NlCanisi | 72:13 | Heb ik dan mijn hart vergeefs in reinheid bewaard, En mijn handen in onschuld gewassen: | |
Psal | NlCanisi | 72:15 | Dacht ik: Zo wil ik spreken! Dan brak ik de trouw van het geslacht uwer kinderen; | |
Psal | NlCanisi | 72:16 | Maar als ik ging peinzen, om het te vatten, Dan bleef het een raadsel in mijn oog. | |
Psal | NlCanisi | 72:19 | Hoe zijn ze in een oogwenk vernietigd, Verdwenen, in verschrikkelijke rampen vergaan: | |
Psal | NlCanisi | 72:20 | Heer, als een droom, die bij het ontwaken vervliegt, Wiens beeld we bij het opstaan verachten! | |
Psal | NlCanisi | 72:26 | Al bezwijken mijn vlees en mijn hart, God is voor eeuwig de Rots van mijn hart en mijn erfdeel. | |
Chapter 73
Psal | NlCanisi | 73:1 | Een leerdicht van Asaf. O God, waarom zoudt Gij ons voor altijd verstoten, Zou uw toorn blijven woeden tegen de kudde uwer weide? | |
Psal | NlCanisi | 73:2 | Gedenk toch uw volk, dat Gij U eens hebt verworven, De stam, die Gij hebt verlost als uw erfdeel, De Sionsberg, Die Gij U tot woonplaats verkoost! | |
Psal | NlCanisi | 73:3 | Ach, richt toch uw schreden naar de onherstelbare puinen; Heel het heiligdom is door den vijand vernield. | |
Psal | NlCanisi | 73:5 | Ze hakten de friezen boven de ingangen stuk, Zoals een bijl in het kreupelhout woedt. | |
Psal | NlCanisi | 73:7 | Uw heiligdom in brand gestoken, De woonplaats van uw Naam tot de grond toe ontwijd. | |
Psal | NlCanisi | 73:8 | Ze zeiden: "Wij zullen alles verwoesten, Alle godshuizen verbranden door ‘t hele land!" | |
Psal | NlCanisi | 73:9 | Wij zien geen voortekens meer, en er is geen profeet, Niemand onder ons, die kan zeggen: Hoelang nog! | |
Psal | NlCanisi | 73:10 | Ja, hoelang nog, o God, zal de vijand U honen, De vijand maar altijd uw Naam blijven lasteren? | |
Psal | NlCanisi | 73:11 | Waarom trekt Gij uw hand van ons terug, En houdt Gij uw rechter in uw boezem verborgen? | |
Psal | NlCanisi | 73:13 | Gij hebt de zee opgezweept door uw kracht, Op het water de schedels der draken verpletterd; | |
Psal | NlCanisi | 73:14 | Gij hebt Liwjatan zijn koppen verbrijzeld, En hem een prooi der jakhalzen gemaakt. | |
Psal | NlCanisi | 73:16 | Door U kwam de dag, door U kwam de nacht, Gij hebt de maan en de zon haar plaatsen bereid. | |
Psal | NlCanisi | 73:18 | Denk aan dit alles, o Jahweh, als de vijand blijft honen, Een waanzinnig volk uw Naam blijft lasteren! | |
Psal | NlCanisi | 73:19 | Geef, die U loven, niet prijs aan de beesten, En vergeet uw ongelukkigen niet voor altoos. | |
Psal | NlCanisi | 73:20 | Zie neer op uw verbond, en houd het gestand: Het rampzalige Land is een oord van verdrukking! | |
Psal | NlCanisi | 73:21 | Laat de vertrapte niet onverhoord gaan, Maar de verdrukte en arme uw Naam verheerlijken. | |
Psal | NlCanisi | 73:22 | Sta op, o God, en verdedig uw zaak, Gedenk, hoe die dwazen U steeds blijven honen; | |
Chapter 74
Psal | NlCanisi | 74:1 | Voor muziekbegeleiding; op de wijze: "Verderf niet." Een psalm van Asaf; een lied. | |
Psal | NlCanisi | 74:2 | Wij loven U, God, en prijzen U, Wij roepen uw Naam aan, en vermelden uw wonderen! | |
Psal | NlCanisi | 74:5 | Daarom roep ik de hoogmoedigen toe: Weest niet trots, De goddelozen: Steekt de hoorn niet omhoog! | |
Psal | NlCanisi | 74:6 | Steekt uw hoorn tegen de hemel niet op, En spreekt niet hooghartig tegen de Rots! | |
Psal | NlCanisi | 74:9 | Want in Jahweh’s hand is een beker Met schuimende wijn vol bittere kruiden! Hij schenkt hem leeg tot de droesem toe: Alle bozen der aarde moeten slurpen en drinken. | |
Chapter 75
Psal | NlCanisi | 75:6 | Kloeke harten werden ontmoedigd en vielen in slaap, De arm ontzonk alle dappere strijders; | |
Psal | NlCanisi | 75:10 | Toen Gij opstondt ten oordeel, o God, Om alle ongelukkigen in het Land te redden. | |
Psal | NlCanisi | 75:11 | Alle stammen der mensen moeten U prijzen, Wat uw toorn heeft gespaard, U feestelijk loven! | |
Psal | NlCanisi | 75:12 | Doet geloften aan Jahweh, uw God, en blijft ze trouw, Brengt Hem geschenken, gij allen, die rond Hem moogt wonen: | |
Chapter 76
Psal | NlCanisi | 76:3 | Overdag zoek ik in mijn benauwdheid den Heer, ‘s Nachts strekken mijn handen zich uit, onvermoeid. | |
Psal | NlCanisi | 76:4 | Mijn ziel weigert troost: denk ik aan God, ik moet kreunen; Peins ik na, mijn geest is verslagen. | |
Psal | NlCanisi | 76:9 | Zou zijn liefde voorgoed zijn verdwenen, Zijn belofte verbroken, die Hij deed van geslacht tot geslacht; | |
Psal | NlCanisi | 76:10 | Zou God zijn vergeten, Zich te ontfermen, Of in zijn toorn zijn hart hebben gesloten? | |
Psal | NlCanisi | 76:11 | Maar ik sprak: Neen, dìt werp ik ver van mij af, Dat de hand van den Allerhoogste veranderd zou zijn! | |
Psal | NlCanisi | 76:17 | De wateren zagen U, o God, De wateren zagen U en beefden, Zelfs de zeeën begonnen te rillen; | |
Psal | NlCanisi | 76:18 | De wolken goten stromen neer, Het zwerk daverde en dreunde, Langs alle kant vlogen uw schichten rond. | |
Psal | NlCanisi | 76:19 | Uw donder kraakte en rolde, Uw bliksems verlichtten de wereld, De aarde rilde en beefde! | |
Psal | NlCanisi | 76:20 | Uw weg liep midden door de zee, Uw pad door onstuimige wateren; Toch bleven uw sporen onzichtbaar! | |
Chapter 77
Psal | NlCanisi | 77:1 | Een leerdicht van Asaf. Luister naar mijn onderrichting, mijn volk, Geef acht op de woorden van mijn mond; | |
Psal | NlCanisi | 77:2 | Ik ga mijn mond voor een leerdicht openen, Diepzinnige lessen uit oude tijden verkonden! | |
Psal | NlCanisi | 77:4 | Dat willen wij niet voor hun kinderen verbergen, Maar het verhalen aan een volgend geslacht: Jahweh’s heerlijke daden en macht, En de wonderen, die Hij deed. | |
Psal | NlCanisi | 77:5 | Hij gaf zijn geboden aan Jakob, Schonk aan Israël een wet; Hij beval onze vaderen, ze hun kinderen te leren, | |
Psal | NlCanisi | 77:6 | Opdat een volgend geslacht ze zou kennen, En de kinderen, die hun werden geboren, Ze weer aan hun kinderen zouden vertellen. | |
Psal | NlCanisi | 77:7 | Zij moesten vertrouwen stellen in God, Niet vergeten Gods werken, zijn geboden onderhouden; | |
Psal | NlCanisi | 77:8 | Niet worden als hun vaderen, Een lichtzinnig en opstandig geslacht: Een geslacht, onstandvastig van hart, En trouweloos van geest jegens God. | |
Psal | NlCanisi | 77:9 | Maar Efraïms zonen waren ontrouw als schutters, Die terugtreden op de dag van de strijd. | |
Psal | NlCanisi | 77:12 | Toch had Hij ook voor hun vaderen Wondertekenen gewrocht In het land van Egypte, In de vlakte van Sóan: | |
Psal | NlCanisi | 77:13 | Hij kliefde de zee en voerde hen er doorheen, Zette de wateren overeind als een dam. | |
Psal | NlCanisi | 77:17 | Maar ze zondigden opnieuw tegen Hem, En tartten den Allerhoogste in de woestijn; | |
Psal | NlCanisi | 77:19 | En krenkend spraken ze over God: "Zou God een tafel in de woestijn kunnen dekken?" | |
Psal | NlCanisi | 77:20 | "Zeker, Hij heeft wel de rotsen geslagen, En de steppen met plassen gedrenkt, Zodat er water uit vloeide, En er beken uit stroomden: Maar zal Hij ook brood kunnen schenken, En vlees aan zijn volk kunnen geven?" | |
Psal | NlCanisi | 77:21 | Toen Jahweh dit hoorde, Ontstak Hij in gramschap; Er ontbrandde een vuur tegen Jakob, En tegen Israël woedde zijn toorn: | |
Psal | NlCanisi | 77:26 | Hij liet ook aan de hemel de oostenwind waaien, En zweepte de zuidenwind op door zijn kracht: | |
Psal | NlCanisi | 77:27 | Hij regende vlees als stof op hen neer, Gevleugelde vogels als het zand van de zee; | |
Psal | NlCanisi | 77:29 | Zij aten, en werden ten volle verzadigd: Hij had hun geschonken, wat ze begeerden; | |
Psal | NlCanisi | 77:31 | Of Gods gramschap barstte tegen hen los; Hij richtte een slachting aan onder hun sterksten, En velde de bloem van Israël neer. | |
Psal | NlCanisi | 77:32 | Ondanks dit alles, bleven ze in hun zonden volharden, En niet aan zijn wonderen geloven. | |
Psal | NlCanisi | 77:34 | Ze zochten Hem enkel, wanneer Hij ze sloeg; Dan bekeerden ze zich, en vroegen naar God. | |
Psal | NlCanisi | 77:35 | Maar zelfs als ze gedachten, dat God hun Rots was, De allerhoogste God hun Verlosser, | |
Psal | NlCanisi | 77:37 | Neen, hun hart was Hem toch niet verknocht, Ze bleven zijn verbond niet getrouw. | |
Psal | NlCanisi | 77:38 | Maar Hij bleef barmhartig, Vergaf hun de schuld en vernielde ze niet. Hoe dikwijls bedwong Hij zijn toorn, En liet zijn volle gramschap niet woeden: | |
Psal | NlCanisi | 77:39 | Hij dacht er aan, dat ze maar vlees zijn, Een zucht,; die vervliegt, en niet keert. | |
Psal | NlCanisi | 77:40 | Hoe dikwijls nog hebben ze in de woestijn Hem verbitterd, En Hem in de steppe gekrenkt; | |
Psal | NlCanisi | 77:42 | Neen, ze dachten niet terug aan de macht van zijn hand, Aan de dag, waarop Hij ze van den vijand verloste. | |
Psal | NlCanisi | 77:43 | En toch, wat voor tekenen had Hij in Egypte gedaan, En wonderen in de vlakte van Sóan! | |
Psal | NlCanisi | 77:46 | Hij had hun gewas aan den sprinkhaan gegeven, En aan den schrokker hun vruchten; | |
Psal | NlCanisi | 77:49 | En op henzelf had Hij zijn ziedende gramschap losgelaten, Zijn toorn, zijn woede en kwelling; Verderf-engelen op hen afgezonden, De vrije loop aan zijn gramschap gelaten: | |
Psal | NlCanisi | 77:50 | Hij had ze de dood niet laten ontsnappen, Maar hun leven prijs gegeven aan de pest. | |
Psal | NlCanisi | 77:51 | Hij had alle eerstgeborenen in Egypte geslagen, De eerstelingen der mannelijke kracht in de tenten van Cham. | |
Psal | NlCanisi | 77:52 | Maar zijn volk had Hij weggeleid als een kudde, En als schapen door de steppe gevoerd; | |
Psal | NlCanisi | 77:53 | Hij had ze veilig doen gaan, ze behoefden niemand te vrezen: Want de zee had hun vijand bedekt. | |
Psal | NlCanisi | 77:54 | Zo bracht Hij hen naar zijn heilige grond, Naar de berg, die zijn rechterhand had veroverd. | |
Psal | NlCanisi | 77:55 | Hij dreef de volkeren voor hen uit, Gaf ze bij lot als erfdeel weg; En in hun tenten liet Hij wonen. Israëls stammen. | |
Psal | NlCanisi | 77:56 | Maar ook daar beproefden en tartten ze God, En onderhielden de geboden van den Allerhoogste niet. | |
Psal | NlCanisi | 77:57 | Trouweloos vielen ze af als hun vaderen, Wispelturig als een onbetrouwbare boog; | |
Psal | NlCanisi | 77:60 | Hij gaf zijn woning in Sjilo prijs, De tent, waar Hij onder de mensen verkeerde; | |
Psal | NlCanisi | 77:62 | Hij wierp zijn volk ten prooi aan het zwaard, En grimde van toorn op zijn erfdeel: | |
Psal | NlCanisi | 77:63 | Zijn jonge mannen werden verteerd door het vuur, Zijn maagden kregen geen huwelijkslied; | |
Psal | NlCanisi | 77:65 | Maar eindelijk ontwaakte de Heer, als iemand die slaapt, En als een krijgsman, bevangen door wijn: | |
Psal | NlCanisi | 77:67 | Toch bleef Hij de tent van Josef versmaden, En koos de stam van Efraïm niet uit! | |
Psal | NlCanisi | 77:70 | En Hij stelde zijn keuze In David, zijn dienaar! Hij nam hem van de schaapskooien weg, | |
Psal | NlCanisi | 77:71 | En haalde hem van de zogende schapen, Opdat hij Jakob, zijn volk, zou weiden, En Israël, zijn erfdeel. | |
Chapter 78
Psal | NlCanisi | 78:1 | Een psalm van Asaf. Ach God, de heidenen zijn in uw erfdeel gedrongen, Hebben uw heilige tempel ontwijd, En Jerusalem tot een puinhoop gemaakt! | |
Psal | NlCanisi | 78:2 | Ze hebben de lijken van uw dienaren Als spijs toegeworpen aan de vogels in de lucht, En aan de wilde dieren het vlees uwer vromen; | |
Psal | NlCanisi | 78:3 | Ze hebben hun bloed als water vergoten Rondom Jerusalem; en niemand heeft ze begraven. | |
Psal | NlCanisi | 78:4 | Wij zijn een smaad voor onze buren geworden, Een spot en een hoon voor onze omgeving! | |
Psal | NlCanisi | 78:5 | Hoelang nog, Jahweh, blijft Gij altijd maar toornen, En zal uw ijverzucht branden als vuur? | |
Psal | NlCanisi | 78:6 | Neen, stort uw gramschap over de heidenen uit, die U niet kennen, Over de koninkrijken, die uw Naam niet vereren; | |
Psal | NlCanisi | 78:8 | Ach, reken ons de vroegere zonden niet toe; Uw ontferming trede ons snel tegemoet, Want onze ellende is groot! | |
Psal | NlCanisi | 78:9 | Help ons, o God van ons heil, En red ons om de eer van uw Naam; Vergeef onze zonden om wille van uw Naam! | |
Psal | NlCanisi | 78:10 | Waarom zouden de heidenen zeggen: "Waar is nu hun God?" Neen, laat de heidenen voor onze ogen de wraak ondergaan Voor het vergoten bloed van uw dienaars; | |
Psal | NlCanisi | 78:11 | Laat het gekerm van den gevangene voor uw aangezicht komen: Verlos de ten dode gewijden door de kracht van uw arm. | |
Psal | NlCanisi | 78:12 | Werp in de schoot onzer buren tot zevenmaal toe De smaad, o Heer, waarmee ze U hebben gehoond. | |
Chapter 79
Psal | NlCanisi | 79:2 | Herder van Israël, ach, wil toch horen: Gij, die Josef leidt als een kudde; Die troont op de Cherubs, laat stralen uw licht | |
Psal | NlCanisi | 79:3 | Over Efraïm, Benjamin en Manasse; Doe uw kracht weer ontwaken, En kom ons te hulp! | |
Psal | NlCanisi | 79:5 | God der heirscharen, Jahweh, Hoelang nog blijft Gij vergramd ondanks het gebed van uw volk! | |
Psal | NlCanisi | 79:7 | Maakt Gij ons tot twistappel voor onze buren, En zal onze vijand de spot met ons drijven? | |
Psal | NlCanisi | 79:8 | God der heirscharen, richt ons weer op; Laat uw aanschijn lichten, dat we worden gered! | |
Psal | NlCanisi | 79:9 | Een wijnstok hebt Gij uit Egypte overgebracht, Volkeren uitgetrokken, om hem te planten; | |
Psal | NlCanisi | 79:10 | Gij hebt hem plaats gemaakt, zodat hij wortel kon schieten, En het hele land kon begroeien. | |
Psal | NlCanisi | 79:13 | Maar waarom hebt Gij dan zijn omheining vernield, Zodat iedereen, die voorbij gaat, hem leeg plukt, | |
Psal | NlCanisi | 79:15 | Jahweh der heirscharen, ach, keer toch terug, Blik neer uit de hemel, zie toe; Zoek deze wijnstok weer op, | |
Psal | NlCanisi | 79:18 | Maar laat uw hand op de man blijven rusten, Uw rechter op het mensenkind, dat Gij groot hebt gebracht; | |
Psal | NlCanisi | 79:19 | Laat ons toch nimmermeer van U wijken, Maar doe ons weer leven, en wij eren uw Naam! | |
Chapter 80
Psal | NlCanisi | 80:6 | Een gebod, aan Josef gegeven, Na zijn tocht uit het land van Egypte, Toen hij een woord vernam, Dat hij nooit had gehoord: | |
Psal | NlCanisi | 80:7 | Ik heb de last van uw schouders genomen, En uw handen werden van de draagkorf bevrijd. | |
Psal | NlCanisi | 80:8 | Gij riept in de nood, En Ik heb u verlost, In donderwolken u verhoord, Bij de wateren van Meriba u beproefd. | |
Psal | NlCanisi | 80:11 | Ik ben Jahweh, uw God, die u uit Egypte heb geleid, En die uw mond heb gevuld, toen hij wijd was geopend! | |
Psal | NlCanisi | 80:13 | Toen gaf ik ze prijs aan verstoktheid des harten, En iedereen ging zijn eigen weg. | |
Psal | NlCanisi | 80:15 | Hoe snel had Ik dan zijn vijand vernederd, Mijn hand op zijn verdrukkers doen komen; | |
Chapter 81
Psal | NlCanisi | 81:1 | Een lied van Asaf. God staat op in de goddelijke raad, Houdt gericht te midden der goden! | |
Psal | NlCanisi | 81:2 | Hoelang nog zult gij onrechtvaardige vonnissen vellen, En voor de bozen partij blijven trekken? | |
Psal | NlCanisi | 81:5 | Maar ze hebben verstand noch begrip; ze tasten in duisternis rond, En brengen alle grondslagen der aarde aan het wankelen! | |
Chapter 82
Psal | NlCanisi | 82:4 | Ze smeden listige plannen tegen uw volk, En spannen tegen uw beschermelingen samen: | |
Psal | NlCanisi | 82:5 | "Komt, laat ons ze uitroeien uit de rij van de volken, Zodat men zelfs Israëls naam niet meer noemt!" | |
Psal | NlCanisi | 82:16 | Zo moogt Gij hen met uw stormwind vervolgen, In verwarring brengen door uw orkaan! | |
Chapter 83
Psal | NlCanisi | 83:3 | Mijn ziel smacht van verlangen Naar de voorhoven van Jahweh; Mijn hart en mijn lichaam heffen een jubelzang aan Voor den levenden God! | |
Psal | NlCanisi | 83:4 | Ook de mus vindt een woning, De zwaluw een nest, waar ze haar jongen kan leggen: Bij uw altaren, Jahweh der heirscharen, Mijn Koning en God. | |
Psal | NlCanisi | 83:6 | Gelukkig de mensen, die hun kracht in U vinden, Als ze met blijdschap ter bedevaart gaan! | |
Psal | NlCanisi | 83:11 | Waarachtig, één dag in uw voorhoven Is beter dan duizend daarbuiten; Liever wil ik op de drempel van Gods huis blijven staan, Dan wonen in de tenten der bozen. | |
Psal | NlCanisi | 83:12 | Want Jahweh is een zon en een schild; God geeft genade en glorie. Nooit weigert Jahweh een weldaad aan hen, Die onberispelijk leven. | |
Chapter 84
Psal | NlCanisi | 84:2 | Jahweh, Gij hebt weer uw land begenadigd, En het lot van Jakob ten beste gekeerd; | |
Psal | NlCanisi | 84:6 | Of zoudt Gij voor eeuwig op ons vertoornd willen zijn, Verbolgen blijven van geslacht tot geslacht, | |
Psal | NlCanisi | 84:9 | Ik wil horen wat Jahweh mij zegt; Want Hij spreekt woorden van vrede Voor zijn volk en zijn vromen, Voor die op Hem blijven hopen! | |
Psal | NlCanisi | 84:10 | Waarachtig; zijn heil is nabij aan hen, die Hem vrezen, En zijn heerlijkheid woont in ons Land. | |
Chapter 85
Psal | NlCanisi | 85:1 | Een gebed van David. Luister toch Jahweh, en wil mij verhoren, Want ik ben zo ellendig en arm. | |
Psal | NlCanisi | 85:2 | Wees mijn behoeder, want ik ben uw vrome vereerder; Mijn God, kom uw dienaar te hulp, die op U hoopt. | |
Psal | NlCanisi | 85:4 | Stort vreugde in de ziel van uw dienaar, Want tot U verhef ik mijn geest, o mijn Heer; | |
Psal | NlCanisi | 85:5 | Want Gij, o Heer, zijt goed en barmhartig, Rijk aan genade voor al wie U aanroept. | |
Psal | NlCanisi | 85:9 | Alle volkeren, die Gij hebt geschapen, o Heer, Moeten U komen aanbidden en uw Naam verheerlijken! | |
Psal | NlCanisi | 85:11 | Jahweh, toon mij uw weg, opdat ik wandele in uw waarheid, Vervul enkel mijn hart van de vrees voor uw Naam; | |
Psal | NlCanisi | 85:12 | Dan zal ik U hartelijk danken, mijn Heer en mijn God, En uw Naam verheerlijken voor eeuwig! | |
Psal | NlCanisi | 85:13 | Want dan toont Gij mij uw grote ontferming, En redt Gij mij uit het diepst van de afgrond! | |
Psal | NlCanisi | 85:14 | Mijn God, onbeschaamden staan tegen mij op, Een bende geweldenaars bedreigt mijn leven; Want ze houden U niet voor ogen! | |
Psal | NlCanisi | 85:15 | Maar Gij zijt een barmhartig en genadig God, o mijn Heer, Lankmoedig en rijk aan goedheid en trouw: | |
Psal | NlCanisi | 85:16 | Wend U tot mij, en wees mij genadig! Verleen uw dienaar bescherming, En red den zoon van uw dienstmaagd. | |
Chapter 86
Psal | NlCanisi | 86:1 | Een psalm van de zonen van Kore; een lied. Zijn stichting op de heilige bergen Heeft Jahweh lief; | |
Psal | NlCanisi | 86:4 | Ik zal Ráhab en Babel tellen Bij mijn belijders; Zie, Filistea, Tyrus en Koesj; Hier zijn ze geboren! | |
Psal | NlCanisi | 86:5 | Ja, van Sion zal men eens zeggen: "Man voor man is daar geboren!" En de Allerhoogste zal het bevestigen, | |
Chapter 87
Psal | NlCanisi | 87:1 | Een lied; een psalm van de zonen van Kore. Voor muziekbegeleiding; met de fluit. Een klaag- en leerdicht van Heman, den Ezrachiet. | |
Psal | NlCanisi | 87:2 | Jahweh, mijn God, overdag roep ik om hulp, En schrei des nachts voor uw aanschijn. | |
Psal | NlCanisi | 87:5 | Men telt mij bij hen, die ten grave dalen, Ik ben als een man, aan het eind van zijn kracht. | |
Psal | NlCanisi | 87:6 | Ik ben als de doden verstoten, Als lijken, die in het graf zijn gelegd: Aan wie Gij niet langer meer denkt, En die aan uw hand zijn onttrokken. | |
Psal | NlCanisi | 87:7 | Gij hebt mij in de diepe grafkuil gestort, In duisternis en in de schaduw des doods; | |
Psal | NlCanisi | 87:9 | Gij hebt mijn vrienden van mij vervreemd, En ze van mij laten walgen; Ik zit in de knel, en kan er niet uit, | |
Psal | NlCanisi | 87:10 | Mijn oog versmacht van ellende. De ganse dag, Jahweh, roep ik U aan, En strek mijn handen naar U uit: | |
Psal | NlCanisi | 87:11 | Of doet Gij aan de doden nog wonderen, Staan de schimmen soms op, om U te loven? | |
Psal | NlCanisi | 87:13 | Zal men in de duisternis uw wondermacht kennen, Uw gerechtigheid in het land van vergeten? | |
Psal | NlCanisi | 87:16 | Van jongsaf ben ik in ellende en zorgen gedompeld, Ik ben radeloos onder de last van uw plagen; | |
Chapter 88
Psal | NlCanisi | 88:2 | Uw genade, o Jahweh, wil ik eeuwig bezingen, Uw trouw verkonden van geslacht tot geslacht! | |
Psal | NlCanisi | 88:3 | Want Gij hebt gesproken: Mijn genade duurt eeuwig, Mijn trouw staat als de hemel onwankelbaar vast. | |
Psal | NlCanisi | 88:4 | Ik heb een verbond met mijn uitverkorene gesloten, Een eed gezworen aan David, mijn dienaar: | |
Psal | NlCanisi | 88:5 | Voor eeuwig zal Ik uw nazaat behouden, Uw troon doen staan van geslacht tot geslacht! | |
Psal | NlCanisi | 88:6 | De hemelen loven uw wondermacht, Jahweh, En uw trouw in de gemeenschap der heiligen; | |
Psal | NlCanisi | 88:7 | Want wie in de wolken kan zich meten met Jahweh, Wie van Gods zonen is aan Jahweh gelijk? | |
Psal | NlCanisi | 88:8 | Geweldig is God in de gemeenschap der heiligen, Machtig, ontzaglijk boven allen om Hem heen! | |
Psal | NlCanisi | 88:9 | God der heirscharen, Jahweh, wie komt U nabij; Uw almacht en trouw omringen U, Jahweh! | |
Psal | NlCanisi | 88:11 | Gij hebt Ráhab weggetrapt als een kreng, Uw vijanden uiteen gejaagd door uw machtige arm. | |
Psal | NlCanisi | 88:12 | Van U is de hemel, van U is de aarde; Gij hebt de wereld gegrond met wat ze bevat. | |
Psal | NlCanisi | 88:15 | Recht en gerechtigheid dragen uw troon, Genade en trouw gaan voor uw aangezicht uit! | |
Psal | NlCanisi | 88:16 | Gelukkig het volk, dat nog jubelen kan, En wandelen in het licht van uw aanschijn, o Jahweh; | |
Psal | NlCanisi | 88:18 | Want Gij zijt onze heerlijke schutse, Door uw goedheid heft onze hoorn zich omhoog: | |
Psal | NlCanisi | 88:20 | Eens hebt Gij in visioenen gesproken, En tot uw getrouwe gezegd: Ik heb een dapperen strijder gekroond, Hoog verheven een jongeman uit het volk. | |
Psal | NlCanisi | 88:25 | Mijn trouw en genade zullen hem steeds vergezellen, Door mijn Naam zal zijn hoorn zich verheffen; | |
Psal | NlCanisi | 88:29 | Eeuwig zal Ik hem mijn genade behouden, Onverbreekbaar zal mijn verbond met hem zijn: | |
Psal | NlCanisi | 88:30 | Ik zal zijn geslacht laten duren voor eeuwig, Zijn troon als de dagen des hemels! | |
Psal | NlCanisi | 88:36 | Bij mijn heiligheid heb Ik het eens en voor altijd gezworen, En nooit breek Ik David mijn woord! | |
Psal | NlCanisi | 88:39 | En nu hebt Gij toch uw Gezalfde versmaad en verstoten, Tegen hem uw gramschap ontstoken; | |
Psal | NlCanisi | 88:43 | Gij hebt de rechterhand van zijn verdrukkers verhoogd, En al zijn vijanden van blijdschap doen juichen, | |
Psal | NlCanisi | 88:47 | Hoe lang nog, Jahweh, zult Gij U maar altijd verbergen, En zal uw gramschap laaien als vuur? | |
Psal | NlCanisi | 88:49 | Waar leeft de man, die de dood niet zal zien, Zijn leven kan redden uit de klauw van het graf? | |
Psal | NlCanisi | 88:50 | Heer, waar zijn dan uw vroegere gunsten gebleven, Die Gij David bij uw trouw hadt bezworen? | |
Psal | NlCanisi | 88:51 | Ach Heer, gedenk toch de smaad van uw dienaar, De hoon der volken, die ik in mijn boezem verkrop, | |
Chapter 89
Psal | NlCanisi | 89:1 | Een gebed van Moses, den man Gods. Heer, Gij waart ons een schuts van geslacht tot geslacht, | |
Psal | NlCanisi | 89:2 | Voordat de bergen waren geboren; Eer aarde en wereld werden gebaard, Zijt Gij, o God, in de eeuwen der eeuwen! | |
Psal | NlCanisi | 89:3 | Maar de mensen laat Gij tot stof vergaan, En zegt: Keert er toe terug, gij kinderen der mensen! | |
Psal | NlCanisi | 89:4 | Ja, duizend jaren zijn als de dag van gisteren in uw oog, En als een nachtwaak, wanneer ze voorbij is. | |
Psal | NlCanisi | 89:8 | Gij hebt U onze zonden voor ogen gesteld, Onze geheime fouten in het licht van uw aanschijn: | |
Psal | NlCanisi | 89:9 | Zo snellen door uw toorn onze dagen voorbij, En vliegen onze jaren heen als een zucht. | |
Psal | NlCanisi | 89:10 | Ons leven duurt maar zeventig jaren, Of zijn we krachtig, tachtig jaar. Het meeste daarvan is nog onheil en jammer, Want de verzwakking komt snel, en dan vlieden we heen. | |
Psal | NlCanisi | 89:11 | Ach, mochten we toch de kracht van uw gramschap beseffen, En uw toorn leren vrezen! | |
Psal | NlCanisi | 89:14 | Verzadig ons met uw genade, als we nog jong zijn, Opdat we heel ons leven mogen jubelen en juichen. | |
Psal | NlCanisi | 89:15 | Geef ons vreugde, even lang als Gij ons hebt gekastijd; Evenveel jaren als wij ellende doorstonden. | |
Chapter 90
Psal | NlCanisi | 90:1 | Wie onder de hoede van den Allerhoogste verblijft, En in de schaduw van den Almachtige woont, | |
Psal | NlCanisi | 90:2 | Mag zeggen tot Jahweh: "Mijn toevlucht en sterkte, Mijn God, op wien ik vertrouw!" | |
Psal | NlCanisi | 90:4 | Hij zal met zijn vleugelen u dekken, En onder zijn wieken vindt gij een schuilplaats. | |
Psal | NlCanisi | 90:5 | Gij hebt de verschrikkingen van de nacht niet te vrezen, Geen pijl, die vliegt overdag; | |
Psal | NlCanisi | 90:6 | Geen pest, die in de duisternis rondsluipt, Geen besmetting, die ‘s middags haar verwoestingen aanricht. | |
Psal | NlCanisi | 90:7 | Al vallen er duizend aan uw zijde, Tienduizend aan uw rechterhand, U treffen ze niet; Zijn trouw is een schild en een pantser! | |
Psal | NlCanisi | 90:12 | Zij zullen u op de handen dragen, Opdat gij aan geen steen uw voeten zult stoten; | |
Psal | NlCanisi | 90:14 | "Omdat hij Mij liefheeft, zal Ik hem redden, En omdat hij mijn Naam kent, hem beschermen; Roept hij Mij aan, Dan antwoord Ik hem." | |
Chapter 91
Psal | NlCanisi | 91:5 | Want Gij hebt mij verblijd door uw daden, o Jahweh, En ik juich om het werk uwer handen. | |
Psal | NlCanisi | 91:8 | Wanneer dan de zondaars groeien als gras, En al de boosdoeners bloeien: Dan is het, om voor altijd te gronde te gaan, | |
Psal | NlCanisi | 91:10 | Ja, uw vijanden, Jahweh, lopen hun bederf tegemoet, En alle boosdoeners worden verstrooid. | |
Psal | NlCanisi | 91:11 | Maar mijn hoorn heft zich op als die van een buffel, Met verse olie word ik gezalfd; | |
Psal | NlCanisi | 91:12 | Vol vreugde ziet mijn oog op mijn vijanden neer, Hoort mijn oor van die mij bestrijden. | |
Psal | NlCanisi | 91:13 | Maar de rechtvaardige groeit als een palm, Als de ceder op de Libanon rijst hij omhoog. | |
Psal | NlCanisi | 91:14 | Zij worden in Jahweh’s tempel geplant, En bloeien in de voorhoven van onzen God; | |
Chapter 92
Psal | NlCanisi | 92:1 | Jahweh is Koning! Jahweh heeft Zich met hoogheid bekleed, En met kracht Zich omgord. De aarde staat onwankelbaar vast, | |
Psal | NlCanisi | 92:3 | De stromen verheffen, o Jahweh, De stromen verheffen hun stem, De stromen verheffen hun bruisen. | |
Psal | NlCanisi | 92:4 | Maar boven het druisen der machtige wateren, Boven de ontzaglijke branding der zee, Zijt Gij ontzaglijk in den hoge, o Jahweh! | |
Chapter 93
Psal | NlCanisi | 93:3 | Hoelang nog zullen de zondaars, o Jahweh, Hoelang nog zullen de boosdoeners juichen? | |
Psal | NlCanisi | 93:7 | En dan zeggen ze nog: Jahweh ziet het niet eens, De God van Jakob merkt het niet! | |
Psal | NlCanisi | 93:9 | Zou Hij het niet horen, die het oor heeft geplant, Niet zien, die het oog heeft geschapen; | |
Psal | NlCanisi | 93:10 | Zou Hij, die de volkeren tuchtigt, niet straffen, Onwetend zijn, die den mens onderricht? | |
Psal | NlCanisi | 93:11 | Neen, Jahweh kent de gedachten der mensen, Hij weet, dat het hersenschimmen zijn. | |
Psal | NlCanisi | 93:13 | Hoe hij gelaten moet zijn in dagen van rampspoed, Totdat voor den boze het graf is gedolven; | |
Psal | NlCanisi | 93:16 | Wie anders neemt het voor mij tegen de boosdoeners op, Wie staat mij tegen de booswichten bij? | |
Psal | NlCanisi | 93:17 | Wanneer Jahweh mij niet te hulp was gekomen, Dan lag ik misschien al lang in het graf. | |
Psal | NlCanisi | 93:19 | En wanneer zware zorgen mij innerlijk drukken, Dan verkwikt uw vertroosting mijn ziel. | |
Psal | NlCanisi | 93:20 | Zoudt Gij iets gemeen hebben met de zetel van onrecht, Die onheil sticht op gezag van de wet; | |
Chapter 94
Psal | NlCanisi | 94:2 | Laat ons met lofzangen voor zijn aangezicht treden, En onze liederen voor Hem zingen: | |
Psal | NlCanisi | 94:4 | Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde, En de toppen der bergen behoren Hem toe; | |
Psal | NlCanisi | 94:5 | Van Hem is de zee, Hij heeft ze geschapen, Het vaste land, dat zijn hand heeft gemaakt! | |
Psal | NlCanisi | 94:6 | Komt, buigen en werpen wij ons neer, Knielen wij voor Jahweh, die ons heeft geschapen; | |
Psal | NlCanisi | 94:7 | Want Hij is onze God, Wij het volk, dat Hij leidt, En de kudde aan zijn hand! Als gij dan heden mijn stem verneemt, | |
Psal | NlCanisi | 94:9 | Toen uw vaders Mij tartten en beproefden, Ofschoon ze mijn werken hadden aanschouwd! | |
Psal | NlCanisi | 94:10 | Veertig jaar lang was dat geslacht Mij een walg, En Ik sprak: Steeds dwaalt hun hart van Mij af, En mijn wegen kennen ze niet. | |
Chapter 95
Psal | NlCanisi | 95:6 | Glans en glorie zijn voor zijn aanschijn, Kracht en luister in zijn heilige woning. | |
Psal | NlCanisi | 95:9 | Werpt u neder voor Jahweh in zijn heilige woning, Heel de aarde, beef voor zijn aanschijn! | |
Psal | NlCanisi | 95:10 | Roept het onder de volkeren uit, "Jahweh is Koning! Hij houdt de weegschaal der wereld, zodat ze niet schommelt, En de volkeren richt Hij naar recht!" | |
Psal | NlCanisi | 95:11 | Laat de hemelen juichen, de aarde jubelen, Laat bulderen de zee met wat ze bevat. | |
Chapter 96
Psal | NlCanisi | 96:2 | Donkere wolken pakken zich om Hem heen, Recht en gerechtigheid schragen zijn troon. | |
Psal | NlCanisi | 96:5 | De bergen smelten als was voor het aanschijn van Jahweh, Voor den Heer van de volheid der aarde; | |
Psal | NlCanisi | 96:7 | Alle beeldenaanbidders worden te schande, Die zich op hun goden beroemen; En diep in het stof werpen alle afgoden Zich voor Hem neer. | |
Psal | NlCanisi | 96:9 | Want Gij zijt de Allerhoogste op heel de aarde, o Jahweh, Hoog boven alle goden verheven! | |
Psal | NlCanisi | 96:10 | Jahweh heeft lief Die de ongerechtigheid haat; Hij behoedt het leven van zijn getrouwen, En redt ze uit de handen der bozen. | |
Psal | NlCanisi | 96:11 | Een licht straalt over de rechtvaardigen uit, En blijdschap over de oprechten van hart; | |
Chapter 97
Psal | NlCanisi | 97:1 | Zingt een nieuw lied ter ere van Jahweh, Want wonderen heeft Hij gewrocht; Zijn rechterhand heeft Hem geholpen, Zijn heilige arm Hem gesteund. | |
Psal | NlCanisi | 97:2 | Jahweh heeft zijn redding doen zien, Voor het oog der volken zijn goedheid getoond; | |
Psal | NlCanisi | 97:3 | Hij was zijn liefde voor Jakob indachtig, En zijn trouw aan Israëls huis. Ziet nu, alle grenzen der aarde, De redding, door God ons gebracht! | |
Chapter 98
Psal | NlCanisi | 98:4 | Gij zijt een Koning, die de gerechtigheid liefhebt, Gij handhaaft het recht; Recht en gerechtigheid hebt Gij in Jakob gegrond. | |
Psal | NlCanisi | 98:5 | Prijst dan Jahweh, onzen God, En werpt u neer voor zijn voetbank: Want heilig is Jahweh, onze God! | |
Psal | NlCanisi | 98:6 | Een Moses en Aäron waren onder zijn priesters, Een Samuël onder de belijders van zijn Naam: Ze riepen tot Jahweh, en Hij heeft ze verhoord, | |
Psal | NlCanisi | 98:7 | En in een wolkkolom tot hen gesproken. Ze hadden zijn geboden volbracht, De wet, die Hij hun had gegeven: | |
Psal | NlCanisi | 98:8 | Daarom hebt Gij, Jahweh, onze God, hen verhoord; Gij waart hun een God, die vergiffenis schonk, En hun daden niet strafte. | |
Chapter 99
Psal | NlCanisi | 99:3 | Erkent het: Jahweh is God; Hij heeft ons gemaakt, Hem behoren wij toe, Als zijn volk en de kudde zijner weide. | |
Psal | NlCanisi | 99:4 | Treedt zijn poorten met dankzegging binnen, Zijn voorhoven met jubelzang, Brengt Hem glorie, en zegent zijn Naam. | |
Chapter 100
Psal | NlCanisi | 100:2 | Op de wandel der vromen gaan dichten: Ach, mocht hij mijn deel zijn! Rein van hart wil ik leven Binnen mijn huis; | |
Psal | NlCanisi | 100:3 | Voor mijn ogen niets dulden Wat slecht is. Uitspatting haat ik, En neem er geen deel aan; | |
Psal | NlCanisi | 100:5 | Wie heimelijk zijn naaste belastert, Doe ik verstommen; De hoogmoedige blik en het trotse hart Kan ik niet uitstaan. | |
Psal | NlCanisi | 100:6 | Mijn ogen zijn gericht op de getrouwen in het land, Om ze bij mij te doen wonen; En wie een onberispelijk leven leidt, Mag mij dienen. | |
Psal | NlCanisi | 100:7 | Maar niemand blijft in mijn huis, Die zich schuldig maakt aan bedrog; En wie leugens spreekt, Houdt geen stand voor mijn ogen. | |
Chapter 101
Psal | NlCanisi | 101:1 | Gebed van een ongelukkige, als de moed hem ontzinkt, en hij voor Jahweh zijn jammerklacht uitstort. | |
Psal | NlCanisi | 101:3 | Verberg voor mij uw aanschijn niet, Wanneer het mij bang wordt; Luister naar mij, als ik roep, En verhoor mij toch snel! | |
Psal | NlCanisi | 101:5 | Mijn hart is verdroogd en verdord als het gras, Want ik denk er niet aan, mijn brood nog te eten; | |
Psal | NlCanisi | 101:9 | Mijn vijanden houden niet op, mij te honen, En tegen mij te razen en te vloeken. | |
Psal | NlCanisi | 101:14 | Gij zult opstaan, en U over Sion ontfermen: Het is tijd, hem genadig te zijn; het uur is gekomen! | |
Psal | NlCanisi | 101:16 | Dan zullen de heidenen de Naam van Jahweh vrezen, Alle vorsten der aarde uw majesteit: | |
Psal | NlCanisi | 101:19 | Men schrijve dit op voor een volgend geslacht, Opdat het volk, door Jahweh herschapen, Hem zal prijzen: | |
Psal | NlCanisi | 101:20 | Als Jahweh weer neerziet Uit zijn heilige woning, En uit de hemel Weer neerblikt op aarde: | |
Psal | NlCanisi | 101:24 | Wel heeft Hij midden op mijn weg mijn krachten gebroken, En mijn dagen verkort; maar toch blijf ik bidden: | |
Psal | NlCanisi | 101:25 | Mijn God, neem mij niet weg op de helft mijner dagen; Uw jaren duren van geslacht tot geslacht. | |
Psal | NlCanisi | 101:26 | In den beginne hebt Gij de aarde gegrond, En de hemelen zijn het werk uwer handen! | |
Psal | NlCanisi | 101:27 | Zij zullen vergaan, maar Gij blijft; Als een kleed zullen zij allen verslijten. | |
Psal | NlCanisi | 101:28 | Gij verwisselt ze als een mantel, zij zullen verdwijnen; Maar Gij blijft dezelfde, en uw jaren nemen geen einde. | |
Chapter 102
Psal | NlCanisi | 102:11 | Neen, zo hoog als de hemel Zich boven de aarde verheft, Zo groot is zijn goedheid Voor hen, die Hem vrezen! | |
Psal | NlCanisi | 102:13 | Zoals een vader zich over zijn kinderen ontfermt, Ontfermt Zich Jahweh over hen, die Hem vrezen: | |
Psal | NlCanisi | 102:17 | Maar van eeuwigheid is de goedheid van Jahweh, En tot in eeuwigheid blijft zij bestaan; Zijn barmhartigheid is voor hen, die Hem vrezen, En voor de kinderen van hun zonen: | |
Psal | NlCanisi | 102:18 | Voor hen, die zijn Verbond onderhouden, Zijn geboden gedenken en ze volbrengen. | |
Psal | NlCanisi | 102:19 | In de hemel heeft Jahweh zijn troon opgeslagen, En zijn koningschap beheerst het heelal; | |
Psal | NlCanisi | 102:20 | Jahweh’s engelen zingen Hem glorie, De sterke helden, die zijn geboden volbrengen, Die gehoorzamen aan zijn bevelen! | |
Chapter 103
Psal | NlCanisi | 103:1 | Halleluja! Loof Jahweh, mijn ziel: Jahweh, mijn God, hoog zijt Gij verheven! Gij hebt U met glorie en luister omkleed, | |
Psal | NlCanisi | 103:3 | En legt op de wateren uw opperzalen. Gij maakt van de wolken uw wagen, Zweeft op de vleugels van de wind; | |
Psal | NlCanisi | 103:7 | Maar ze namen de vlucht voor uw dreigen, Rilden van angst voor de stem van uw donder; | |
Psal | NlCanisi | 103:8 | Toen rezen de bergen, en zonken de dalen Op de plaats, die Gij hun hadt bestemd. | |
Psal | NlCanisi | 103:9 | Gij hebt ze grenzen gesteld, die ze niet overschreden, Ze mochten niet meer de aarde bedekken; | |
Psal | NlCanisi | 103:13 | Uit uw zalen drenkt Gij de bergen, Door het sap van uw nevel wordt de aarde verzadigd; | |
Psal | NlCanisi | 103:14 | Gij laat voor het vee het gras ontspruiten, En het groen voor wat de mensen dient. Gij roept het graan uit de aarde te voorschijn, | |
Psal | NlCanisi | 103:15 | En de wijn, die het hart van de mensen verheugt; Olie, om het gelaat te doen glanzen, Brood, dat het hart van de mensen verkwikt. | |
Psal | NlCanisi | 103:18 | De hoogste bergen zijn voor de gemzen, De klippen een schuilplaats voor bokken. | |
Psal | NlCanisi | 103:19 | Gij schiept de maan, om de tijd te bepalen, De zon weet, wanneer ze onder moet gaan. | |
Psal | NlCanisi | 103:24 | Hoe ontzaglijk zijn uw werken, o Jahweh: Gij hebt ze allen met wijsheid gewrocht! De aarde is vol van uw schepselen, | |
Psal | NlCanisi | 103:25 | Niet minder de zee; Die is groot en geweldig, En het wemelt daarin zonder tal: Beesten, kleine en grote, | |
Psal | NlCanisi | 103:26 | Monsters trekken er door, Liwjatan dien Gij hebt geschapen, Om er mede te spelen. | |
Psal | NlCanisi | 103:28 | Geeft Gij het: ze eten het op; Gij opent uw hand: ze worden van het goede verzadigd. | |
Psal | NlCanisi | 103:29 | Maar verbergt Gij uw aanschijn: Ze verstarren van schrik; Gij ontneemt hun de adem: Ze sterven en keren terug tot hun stof. | |
Psal | NlCanisi | 103:30 | Maar Gij zendt weer uw geest: en ze worden geschapen, En Gij vernieuwt het aanschijn der aarde! | |
Psal | NlCanisi | 103:31 | Eeuwig dure de glorie van Jahweh, En blijve Jahweh Zich in zijn werken verheugen; | |
Psal | NlCanisi | 103:33 | Heel mijn leven zal ik zingen voor Jahweh, Mijn God blijven loven, zolang ik besta! | |
Chapter 104
Psal | NlCanisi | 104:1 | Halleluja! Looft Jahweh, verkondigt zijn Naam, Maakt onder de volken zijn daden bekend; | |
Psal | NlCanisi | 104:3 | Roemt in zijn heilige Naam: Vreugd moet er zijn in de harten der Jahweh-vereerders! | |
Psal | NlCanisi | 104:8 | Hij blijft zijn verbond voor eeuwig indachtig, En zijn belofte in duizend geslachten: | |
Psal | NlCanisi | 104:16 | En toen Hij honger in het land had ontboden, Alle broodstokken stuk had geslagen, | |
Psal | NlCanisi | 104:19 | Maar toen eindelijk zijn voorzegging vervuld was, En Jahweh’s uitspraak hem in het gelijk had gesteld, | |
Psal | NlCanisi | 104:22 | En terwijl hij diens vorsten door zijn geest onderrichtte, En wijsheid leerde aan zijn oudsten, | |
Psal | NlCanisi | 104:24 | Daar liet Hij zijn volk heel vruchtbaar worden, Veel talrijker dan zijn verdrukkers. | |
Psal | NlCanisi | 104:25 | Maar toen hun hart verstarde, en zij zijn volk gingen haten, En trouweloos zijn dienaren kwelden, | |
Psal | NlCanisi | 104:28 | Hij zond duisternis af, en maakte het donker; Maar men achtte niet op zijn bevel. | |
Psal | NlCanisi | 104:35 | Ze verslonden al het gewas op het veld, En schrokten de vruchten weg van hun akker. | |
Psal | NlCanisi | 104:37 | Toen voerde Hij hen uit met zilver en goud, En geen van hun stammen bleef struikelend achter. | |
Psal | NlCanisi | 104:40 | Zij baden: Hij liet de kwakkels komen, En verzadigde hen met brood uit de hemel; | |
Psal | NlCanisi | 104:41 | Hij spleet de rotsen: daar borrelden de wateren, En vloeiden door de woestijn als een stroom: | |
Psal | NlCanisi | 104:42 | Want Hij was zijn heilige belofte indachtig, Aan Abraham, zijn dienaar, gedaan! | |
Chapter 105
Psal | NlCanisi | 105:4 | Wees ons indachtig, o Jahweh, Om uw liefde voor uw volk; Zoek ons op met uw heil, | |
Psal | NlCanisi | 105:5 | Opdat wij het geluk uwer vrienden aanschouwen, Met uw blijde volk ons verblijden, Met uw erfdeel mogen roemen! | |
Psal | NlCanisi | 105:6 | Ach, wij hebben gezondigd met onze vaderen, Wij hebben misdreven en kwaad gedaan! | |
Psal | NlCanisi | 105:7 | Onze vaderen in Egypte Hebben al niet op uw wonderen gelet; En zonder aan uw talrijke gunsten te denken, Zich bij de Rode Zee tegen den Allerhoogste verzet! | |
Psal | NlCanisi | 105:9 | Hij bedreigde de Rode Zee, ze liep droog, Hij leidde hen tussen de golven als door een uitgedroogd land. | |
Psal | NlCanisi | 105:10 | Hij redde hen uit de hand van hun haters, Verloste hen uit de macht van hun vijand; | |
Psal | NlCanisi | 105:13 | Maar spoedig waren ze weer zijn werken vergeten, En wachtten zijn raadsbesluiten niet af; | |
Psal | NlCanisi | 105:14 | Ze gaven zich in de woestijn aan hun gulzigheid over, En stelden God op de proef in de steppe. | |
Psal | NlCanisi | 105:16 | Daarna werden ze in hun kamp afgunstig op Moses, En op Aäron, aan Jahweh gewijd. | |
Psal | NlCanisi | 105:23 | En zeker had Hij hun verdelging beslist, Als Moses, zijn geliefde, er niet was geweest; Maar deze stelde zich tegen Hem in de bres, Om Hem te weerhouden, hen in zijn toorn te vernielen. | |
Psal | NlCanisi | 105:24 | Later versmaadden ze het heerlijke land, En sloegen geen geloof aan zijn woord; | |
Psal | NlCanisi | 105:28 | Dan weer koppelden ze zich aan Báal-Peor, En aten de offers van levenloze wezens; | |
Psal | NlCanisi | 105:32 | Ook bij de wateren van Meriba hebben ze Hem getergd, En ging het Moses om hunnentwil slecht: | |
Psal | NlCanisi | 105:33 | Want ze hadden zijn stemming verbitterd, Zodat hem onbezonnen woorden ontsnapten. | |
Psal | NlCanisi | 105:38 | Ze gingen onschuldig bloed vergieten, Het bloed van hun zonen en dochters; Ze offerden het aan de beelden van Kanaän, En het land werd door hun bloedschuld ontwijd. | |
Psal | NlCanisi | 105:39 | Zo bezoedelden ze zich door eigen maaksels, En dreven overspel met het werk hunner handen! | |
Psal | NlCanisi | 105:43 | En al bracht Hij hun telkens verlossing, Ze bleven in hun opstand volharden! Maar werden ze door hun misdaad vermorzeld, | |
Psal | NlCanisi | 105:45 | Dan was Hij voor hen zijn verbond weer indachtig, Had deernis met hen naar zijn grote ontferming; | |
Psal | NlCanisi | 105:47 | Ach, red ons Jahweh, onze God, En breng ons uit het land der heidenen samen: Opdat wij uw heilige Naam mogen danken, En uw heerlijkheid prijzen! | |
Chapter 106
Psal | NlCanisi | 106:2 | Zo moeten getuigen, die door Jahweh verlost zijn, En door Hem uit de nood zijn gered; | |
Psal | NlCanisi | 106:3 | Die Hij van alle kant hierheen heeft gebracht, Van oost en west, van noord en zuid. | |
Psal | NlCanisi | 106:4 | Sommigen doolden in woestijn en wildernis rond, Zonder de weg naar hun woonplaats te vinden; | |
Psal | NlCanisi | 106:8 | Laat ze Jahweh voor zijn goedheid dan danken, En voor zijn wonderen voor de kinderen der mensen: | |
Psal | NlCanisi | 106:11 | Want ze hadden zich tegen Gods geboden verzet, En de vermaning van den Allerhoogste veracht; | |
Psal | NlCanisi | 106:15 | Laat ze Jahweh voor zijn goedheid dan danken, En voor zijn wonderen voor de kinderen der mensen: | |
Psal | NlCanisi | 106:16 | Want metalen poorten heeft Hij verbrijzeld, Ijzeren grendels in stukken geslagen! | |
Psal | NlCanisi | 106:17 | Anderen werden ziek door hun zondige wandel, Hadden smarten te lijden om hun schuld; | |
Psal | NlCanisi | 106:18 | Alle voedsel begon hun te walgen, En ze stonden al dicht bij de poorten des doods. | |
Psal | NlCanisi | 106:21 | Laat ze Jahweh voor zijn goedheid dan danken, En voor zijn wonderen voor de kinderen der mensen: | |
Psal | NlCanisi | 106:23 | Anderen staken op schepen in zee, Om handel te drijven op de onmetelijke wateren. | |
Psal | NlCanisi | 106:26 | Ze vlogen op naar de hemel, ploften neer in de diepten, En vergingen van angst; | |
Psal | NlCanisi | 106:27 | Ze rolden en tuimelden, als waren ze dronken, En al hun zeemanschap was tevergeefs. | |
Psal | NlCanisi | 106:30 | Wat waren ze blij, toen het kalm was geworden, En Hij hen naar de verbeide haven geleidde! | |
Psal | NlCanisi | 106:31 | Laat ze Jahweh voor zijn goedheid dan danken, En voor zijn wonderen voor de kinderen der mensen: | |
Psal | NlCanisi | 106:39 | En nemen ze af in getal, en gaan ze ten onder Door verdrukking, ellende en jammer: | |
Psal | NlCanisi | 106:40 | Dan geeft Hij de tyrannen prijs aan de schande, En laat ze door de wildernis dolen. | |
Psal | NlCanisi | 106:41 | Maar den arme heft Hij uit de ellende weer op, En maakt zijn geslacht weer talrijk als kudden: | |
Chapter 107
Psal | NlCanisi | 107:8 | Bij zijn heiligheid heeft God het beloofd: Juichend zal ik Sikem verdelen, En het dal van Soekkot meten; | |
Psal | NlCanisi | 107:9 | Mij behoort Gilad, van mij is Manasse. Efraïm is de helm van mijn hoofd, Juda mijn schepter, | |
Psal | NlCanisi | 107:10 | Moab is mijn voetenbekken; Op Edom werp ik mijn schoeisel, Over Filistea hef ik mijn zegekreet aan. | |
Psal | NlCanisi | 107:12 | Moet Gij het niet zijn, die ons hebt verstoten, o God, En niet langer met onze heirscharen optrekt, o God? | |
Chapter 108
Psal | NlCanisi | 108:1 | Voor muziekbegeleiding. Een psalm van David. Mijn God, tot wien mijn loflied klinkt, Zwijg toch niet stil! | |
Psal | NlCanisi | 108:2 | Want men zet een mond vol boosheid en bedrog tegen mij op, En belastert mij met leugentongen; | |
Psal | NlCanisi | 108:6 | Stel een gewetenloos rechter over hem aan, En aan zijn rechterhand trede een valse aanklager op; | |
Psal | NlCanisi | 108:7 | Voor het gerecht worde hij schuldig bevonden, En smeke hij tevergeefs om genade. | |
Psal | NlCanisi | 108:11 | De woekeraar legge beslag op heel zijn bezit, En vreemden mogen met zijn verdiensten gaan strijken. | |
Psal | NlCanisi | 108:13 | Laat zijn kroost ten ondergang worden gedoemd, Zijn naam al verdwijnen in het eerste geslacht. | |
Psal | NlCanisi | 108:14 | Moge Jahweh de misdaad zijner vaderen gedenken, En de schuld van zijn moeder nooit worden gedelgd; | |
Psal | NlCanisi | 108:15 | Jahweh houde ze altijd voor ogen, Zodat zelfs hun aandenken van de aarde verdwijnt. | |
Psal | NlCanisi | 108:16 | Want hij dacht er niet aan, barmhartig te zijn, Maar vervolgde den ellendige, arme en bedroefde ten dode. | |
Psal | NlCanisi | 108:17 | Hij hield van vervloeking: die treffe hem dan; Geen zegen wilde hij spreken: die blijve hem verre! | |
Psal | NlCanisi | 108:18 | De vloek trok hij aan als een kleed: Die dringe hem als water in het lijf, als olie in zijn gebeente; | |
Psal | NlCanisi | 108:19 | Die worde de mantel, waarin hij zich hult, De gordel, die hij altijd moet dragen. | |
Psal | NlCanisi | 108:21 | Maar treed Gìj voor mij op, o Jahweh, mijn Heer, En red mij omwille van uw Naam naar de rijkdom uwer genade! | |
Psal | NlCanisi | 108:23 | Ik zink weg als een verdwijnende schaduw, Word voortgejaagd als een sprinkhanenzwerm; | |
Psal | NlCanisi | 108:24 | Van het vasten knikken mijn knieën, En mijn vermagerd lichaam schrompelt ineen. | |
Psal | NlCanisi | 108:25 | Zó ben ik hun een bespotting geworden; Die mij zien, schudden meewarig het hoofd. | |
Psal | NlCanisi | 108:28 | Laat hèn dan maar vloeken, als Gìj mij wilt zegenen; Mijn vijand zich schamen, maar uw knecht zich verheugen; | |
Psal | NlCanisi | 108:29 | Mogen mijn tegenstanders met smaad worden bekleed, En zich in hun schande hullen als in een mantel! | |
Chapter 109
Psal | NlCanisi | 109:1 | Een psalm van David. Jahweh spreekt tot mijn Heer: "Zet U aan mijn rechterhand, Totdat Ik uw vijanden leg als een voetbank voor uw voeten!" | |
Psal | NlCanisi | 109:2 | Jahweh zal U een machtige schepter verlenen: Treed uit Sion als Heerser te midden uwer vijanden! | |
Psal | NlCanisi | 109:3 | Gij draagt de offers ten dage van uw mannelijke kracht, Zijt met de heilige gewaden bekleed Van de moederschoot af, Sinds de morgendauw uwer jeugd. | |
Psal | NlCanisi | 109:4 | Jahweh heeft gezworen, en het zal Hem nimmer berouwen: "Gij zijt Priester voor eeuwig, zoals Melkisédek was!" | |
Psal | NlCanisi | 109:5 | De Heer zal aan uw rechterhand blijven staan, En de vorsten vermorzelen op de dag van zijn toorn; | |
Chapter 110
Psal | NlCanisi | 110:1 | Halleluja! Ik wil Jahweh loven met heel mijn hart In de kring en de gemeente der vromen: | |
Psal | NlCanisi | 110:2 | Groot zijn de werken van Jahweh, En door allen gezocht, die hun vreugd erin vinden. | |
Psal | NlCanisi | 110:3 | Zijn daden stralen van glorie en luister, En zijn gerechtigheid houdt eeuwig stand. | |
Psal | NlCanisi | 110:4 | Door zijn wonderen heeft Hij het in de herinnering gegrift: "Genadig en barmhartig is Jahweh!" | |
Psal | NlCanisi | 110:5 | Hij gaf voedsel aan hen, die Hem vreesden, En bleef zijn Verbond voor eeuwig indachtig; | |
Psal | NlCanisi | 110:6 | Hij heeft zijn volk zijn machtige daden getoond, Door hun het erfdeel der heidenen te schenken. | |
Psal | NlCanisi | 110:9 | Hij heeft zijn volk verlossing gebracht, Zijn Verbond voor eeuwig bekrachtigd; (9) Heilig, ontzaglijk is zijn Naam! | |
Chapter 111
Psal | NlCanisi | 111:2 | Zijn kroost zal machtig op aarde zijn, Het geslacht der vromen zal worden gezegend. | |
Psal | NlCanisi | 111:3 | Welvaart en rijkdom bewonen zijn huis, En zijn gerechtigheid houdt in eeuwigheid stand; | |
Psal | NlCanisi | 111:4 | De vromen gaat een licht in de duisternis op, Hem, die genadig, barmhartig en rechtvaardig zal zijn. | |
Psal | NlCanisi | 111:6 | Want in eeuwigheid zal de rechtvaardige niet wankelen, En hij blijft in de herinnering voor eeuwig. | |
Psal | NlCanisi | 111:7 | Voor kwade geruchten is hij niet bang; Zijn hart blijft rotsvast op Jahweh vertrouwen, | |
Psal | NlCanisi | 111:9 | Milddadig deelt hij aan de armen uit: Zijn gerechtigheid houdt in eeuwigheid stand, En zijn hoorn verheft zich in ere. | |
Chapter 112
Chapter 113
Psal | NlCanisi | 113:5 | Zee, wat was er, dat gij gingt vluchten, Jordaan, dat gij achteruit zijt geweken; | |
Psal | NlCanisi | 113:15 | Hun handen kunnen niet tasten, Hun voeten niet gaan; Ze geven geen geluid met hun keel, En hebben geen adem in hun mond. | |
Psal | NlCanisi | 113:19 | Die Jahweh vrezen, blijven op Jahweh vertrouwen: Hij is hun hulp en hun schild! | |
Psal | NlCanisi | 113:20 | En Jahweh zal ons gedenken, Ons zijn zegen verlenen: Het huis van Israël zegenen, Het huis van Aäron zegenen, | |
Psal | NlCanisi | 113:24 | De hemel blijft de hemel van Jahweh, Maar de aarde gaf Hij aan de kinderen der mensen. | |
Psal | NlCanisi | 113:25 | De doden zullen Jahweh niet prijzen, Niemand, die in het oord van Stilte is gedaald: | |
Chapter 114
Psal | NlCanisi | 114:3 | En de strikken des doods mij omknelden; Toen doodsangst mij kwelde, Nood en jammer mij troffen. | |
Chapter 115
Psal | NlCanisi | 115:7 | Ach Jahweh, ik ben maar uw knecht, de zoon van uw dienstmaagd, Toch hebt Gij mijn boeien verbroken: | |
Chapter 116
Chapter 117
Psal | NlCanisi | 117:5 | In mijn benauwdheid riep ik tot Jahweh; En Jahweh heeft mij verhoord en verkwikt. | |
Psal | NlCanisi | 117:6 | Voor mij neemt Jahweh het op: Niets heb ik te vrezen; Wat zouden de mensen mij doen! | |
Psal | NlCanisi | 117:7 | Voor mij neemt Jahweh het op: Hij komt mij te hulp; Zo zie ik op mijn vijanden neer! | |
Psal | NlCanisi | 117:11 | Al hebben ze mij van alle kanten omringd: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer! | |
Psal | NlCanisi | 117:12 | Al zwermen ze als wespen om mij heen: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer! Al laaien ze op als vuur in de doornen: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer! | |
Psal | NlCanisi | 117:15 | Een jubel van blijdschap en zege Juicht onder de tenten der vromen: Jahweh’s rechterhand brengt de victorie; | |
Psal | NlCanisi | 117:18 | Wel heeft Jahweh mij streng gekastijd, Maar Hij gaf mij niet prijs aan de dood. | |
Psal | NlCanisi | 117:19 | Doet dan de poorten der gerechtigheid open: Ik wil er doorheen, om Jahweh te danken! | |
Psal | NlCanisi | 117:26 | Gezegend, die komt in de Naam van Jahweh:7 Uit Jahweh’s woning bidden wij zegen u toe! | |
Psal | NlCanisi | 117:27 | Jahweh is God: Hij doet ons stralen van vreugde; Bindt dan de feestslingers tot de hoornen van het altaar! | |
Chapter 118
Psal | NlCanisi | 118:5 | Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield. | |
Psal | NlCanisi | 118:7 | Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer. | |
Psal | NlCanisi | 118:14 | Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten; | |
Psal | NlCanisi | 118:20 | Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door. | |
Psal | NlCanisi | 118:23 | Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na; | |
Psal | NlCanisi | 118:25 | Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord. | |
Psal | NlCanisi | 118:26 | Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen; | |
Psal | NlCanisi | 118:27 | Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden. | |
Psal | NlCanisi | 118:33 | Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud; | |
Psal | NlCanisi | 118:38 | Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen; | |
Psal | NlCanisi | 118:39 | Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk. | |
Psal | NlCanisi | 118:42 | Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord; | |
Psal | NlCanisi | 118:43 | Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af. | |
Psal | NlCanisi | 118:46 | Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen; | |
Psal | NlCanisi | 118:49 | Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld; | |
Psal | NlCanisi | 118:52 | Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh; | |
Psal | NlCanisi | 118:53 | Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten. | |
Psal | NlCanisi | 118:59 | Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden; | |
Psal | NlCanisi | 118:62 | Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken. | |
Psal | NlCanisi | 118:64 | De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen. | |
Psal | NlCanisi | 118:66 | Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden. | |
Psal | NlCanisi | 118:69 | Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht; | |
Psal | NlCanisi | 118:72 | Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver! | |
Psal | NlCanisi | 118:73 | Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen; | |
Psal | NlCanisi | 118:75 | Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt; | |
Psal | NlCanisi | 118:77 | Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking. | |
Psal | NlCanisi | 118:78 | Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk; | |
Psal | NlCanisi | 118:80 | Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan. | |
Psal | NlCanisi | 118:84 | Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel? | |
Psal | NlCanisi | 118:86 | Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp; | |
Psal | NlCanisi | 118:87 | Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken; | |
Psal | NlCanisi | 118:88 | Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op! | |
Psal | NlCanisi | 118:90 | Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond; | |
Psal | NlCanisi | 118:91 | En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht! | |
Psal | NlCanisi | 118:92 | Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan; | |
Psal | NlCanisi | 118:94 | Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na; | |
Psal | NlCanisi | 118:96 | Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd! | |
Psal | NlCanisi | 118:98 | Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig; | |
Psal | NlCanisi | 118:99 | Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na; | |
Psal | NlCanisi | 118:102 | En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen. | |
Psal | NlCanisi | 118:106 | Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden. | |
Psal | NlCanisi | 118:108 | Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden. | |
Psal | NlCanisi | 118:111 | Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart; | |
Psal | NlCanisi | 118:112 | En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer! | |
Psal | NlCanisi | 118:116 | Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd; | |
Psal | NlCanisi | 118:118 | Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens; | |
Psal | NlCanisi | 118:119 | En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief. | |
Psal | NlCanisi | 118:121 | Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers; | |
Psal | NlCanisi | 118:125 | Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen. | |
Psal | NlCanisi | 118:130 | De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen; | |
Psal | NlCanisi | 118:132 | Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen; | |
Psal | NlCanisi | 118:134 | Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge; | |
Psal | NlCanisi | 118:135 | Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen. | |
Psal | NlCanisi | 118:144 | Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven! | |
Psal | NlCanisi | 118:145 | Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden; | |
Psal | NlCanisi | 118:149 | Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven; | |
Psal | NlCanisi | 118:155 | Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet; | |
Psal | NlCanisi | 118:157 | Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af; | |
Psal | NlCanisi | 118:158 | Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen. | |
Psal | NlCanisi | 118:160 | Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand. | |
Psal | NlCanisi | 118:161 | Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord. | |
Psal | NlCanisi | 118:171 | Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd; | |
Psal | NlCanisi | 118:172 | En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht. | |
Chapter 119
Psal | NlCanisi | 119:5 | Wee mij, dat ik moet toeven In de tenten van Mésjek, En dat ik moet wonen In de tenten van Kedar! | |
Chapter 120
Psal | NlCanisi | 120:1 | Een bedevaartslied. Ik hef mijn ogen omhoog naar de bergen: "Vanwaar komt mijn hulp?" | |
Chapter 121
Psal | NlCanisi | 121:1 | Een bedevaartslied. Wat was ik verheugd, toen men zeide: "Wij trekken op naar Jahweh’s huis!" | |
Psal | NlCanisi | 121:4 | Waar de stammen naar opgaan, De stammen van Jahweh. Daar is het Israël een wet, De Naam van Jahweh te loven; | |
Chapter 122
Psal | NlCanisi | 122:1 | Een bedevaartslied. Tot U hef ik mijn ogen omhoog, Tot U, die troont in de hemel! | |
Psal | NlCanisi | 122:2 | Zie, als de ogen van slaven op de hand hunner meesters, En het oog der slavin op de hand van haar gebiedster: Zo zijn ònze ogen op Jahweh gericht, Onzen God, totdat Hij Zich onzer erbarmt. | |
Psal | NlCanisi | 122:3 | Ontferm U onzer, o Jahweh. Ach, erbarm U over ons! Want we zijn met hoon overkropt, | |
Chapter 123
Psal | NlCanisi | 123:1 | Een bedevaartslied; van David. Was Jahweh niet vóór ons geweest: Laat Israël getuigen, | |
Psal | NlCanisi | 123:7 | Levend zijn wij ontsnapt, Als een vogel uit het net van den vinker: Het net is gescheurd, En wij zijn ontkomen! | |
Chapter 124
Psal | NlCanisi | 124:1 | Een bedevaartslied. Die op Jahweh vertrouwen, zijn als de berg Sion, Die niet wankelt, maar eeuwig blijft staan. | |
Psal | NlCanisi | 124:2 | Zoals Jerusalem van bergen is omringd, Omringt Jahweh zijn volk, van nu af tot in eeuwigheid! | |
Psal | NlCanisi | 124:3 | Neen, de schepter der bozen Mag niet blijven drukken op het erfdeel der vromen: Opdat ook de braven ten leste Hun handen niet aan ongerechtigheid slaan. | |
Chapter 125
Psal | NlCanisi | 125:1 | Een bedevaartslied. Toen Jahweh Sion uit de ballingschap bracht, Was het ons als een droom; | |
Psal | NlCanisi | 125:2 | Toen werd onze mond met lachen gevuld, Onze tong met gejubel. Toen zei men onder de volken: "Jahweh heeft hun grote dingen gedaan!" | |
Chapter 126
Psal | NlCanisi | 126:1 | Een bedevaartslied; van Salomon. Wanneer Jahweh het huis niet bouwt, Is het zwoegen der bouwlieden ijdel; Wanneer Jahweh de stad niet behoedt, Waken de wachters vergeefs. | |
Psal | NlCanisi | 126:2 | Dan heeft het geen zin, vroeg op te staan, Of laat u te ruste te leggen; Gij eet dan het brood in uw zweet: Maar dien Hij liefheeft, geeft Hij het ook in de slaap. | |
Psal | NlCanisi | 126:3 | Waarachtig; zonen zijn geschenken van Jahweh, De vrucht van de schoot een beloning! | |
Chapter 127
Psal | NlCanisi | 127:3 | Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wingerd Binnen uw huis; Uw zonen als ranken van de olijf Rondom uw dis. | |
Psal | NlCanisi | 127:5 | Zó zal Jahweh uit Sion U zegen bereiden! Dan moogt gij Jerusalems heil aanschouwen Al de dagen uws levens; | |
Chapter 128
Psal | NlCanisi | 128:1 | Een bedevaartslied. Van jongs af heeft men wreed mij mishandeld, Mag Israël wel zeggen; | |
Chapter 129
Psal | NlCanisi | 129:7 | Ziet Israël naar Jahweh uit. Want bij Jahweh is ontferming, En overvloed van verlossing; | |
Chapter 130
Psal | NlCanisi | 130:1 | Een bedevaartslied. Van David. Jahweh, mijn hart is niet trots, Niet hovaardig mijn ogen; Ik houd mij niet op met geweldige plannen, Met dingen, die te hoog voor mij zijn. | |
Psal | NlCanisi | 130:2 | Neen, ik voel mij zo klein, En beeld mij niets in; Zoals de zuigeling aan de borst van zijn moeder, Ben ik een kindje voor U. | |
Chapter 131
Psal | NlCanisi | 131:1 | Een bedevaartslied. Blijf David gedenken, o Jahweh, En alle moeite, die hij zich troostte, | |
Psal | NlCanisi | 131:6 | Zie, wij hoorden, dat zij in Efráta was, Wij vonden haar weer in de velden van Jáar; | |
Psal | NlCanisi | 131:9 | Mogen uw priesters met gerechtigheid worden bekleed, En uw vromen een jubellied zingen! | |
Psal | NlCanisi | 131:11 | En Jahweh heeft aan David gezworen, Een trouwe Belofte, waarvan Hij niet afwijkt: Van de vrucht van uw schoot Zet Ik er een op uw troon! | |
Psal | NlCanisi | 131:12 | En zo uw zonen mijn verbond onderhouden, En de vermaningen, die Ik hun gaf, Dan zullen ook hùn zonen voor eeuwig Op uw troon blijven zitten! | |
Psal | NlCanisi | 131:14 | "Hij is mijn rustplaats voor eeuwig; Hier wil Ik wonen, want hèm heb Ik verkoren! | |
Psal | NlCanisi | 131:16 | Zijn priesters zal Ik met heil bekleden. Zijn vromen zullen een jubellied zingen! | |
Psal | NlCanisi | 131:17 | Hier zal Ik David een Hoorn doen ontspruiten, Een lamp ontsteken voor mijn Gezalfde; | |
Chapter 132
Psal | NlCanisi | 132:1 | Een bedevaartslied. Van David. Zie, hoe goed en lieflijk het is, Als broeders eendrachtig samen zijn: | |
Psal | NlCanisi | 132:2 | Het is als kostelijke balsem op het hoofd, Die afdruipt op de baard; Als de baard van Aäron, Die neergolft over de hals van zijn kleed; | |
Chapter 133
Psal | NlCanisi | 133:1 | Een bedevaartslied. Welaan dan, zegent nu Jahweh, Gij allen, dienaars van Jahweh: Die in het huis van Jahweh verblijft, En ‘s nachts in zijn voorhoven toeft! | |
Chapter 134
Psal | NlCanisi | 134:2 | Gij, die in het huis van Jahweh staat, In de voorhoven van het huis van onzen God! | |
Psal | NlCanisi | 134:3 | Looft Jahweh: want Jahweh is goed, Verheerlijkt zijn Naam: want die is zo lieflijk; | |
Psal | NlCanisi | 134:7 | Hij laat de wolken verrijzen Aan de kimmen der aarde; Smeedt de bliksem tot regen, Haalt de wind uit zijn schuren. | |
Psal | NlCanisi | 134:9 | Die tekenen en wonderen deed in uw midden, Egypte, Tegen Farao en al die hem dienden; | |
Psal | NlCanisi | 134:11 | Sichon, den vorst der Amorieten, En Og, den koning van Basjan. Hij was het, die alle vorsten vernielde En alle koninkrijken van Kanaän; | |
Chapter 135
Psal | NlCanisi | 135:15 | Maar Farao in de Rode Zee heeft gestort met zijn heir: Zijn genade duurt eeuwig! | |
Psal | NlCanisi | 135:20 | Og, den koning van Basjan: Zijn genade duurt eeuwig! En alle vorsten van Kanaän: Zijn genade duurt eeuwig! | |
Chapter 136
Psal | NlCanisi | 136:3 | Ja, daar durfden onze rovers Ons nog liederen vragen; En onze beulen: "Zingt ons vrolijke wijsjes Uit de zangen van Sion!" | |
Psal | NlCanisi | 136:6 | Mijn tong mag aan mijn gehemelte kleven, Zo ik u niet gedenk: Zo ik niet meer van Jerusalem houd, Dan van het toppunt van vreugde. | |
Psal | NlCanisi | 136:7 | Jahweh, reken de zonen van Edom De dag van Jerusalem toe; Die riepen: Smijt ze neer, smijt ze neer; Neer met haar op de grond! | |
Psal | NlCanisi | 136:8 | En gij, dochter van Babel, moordenares: Heil hem, die u vergeldt wat gij ons hebt gedaan; | |
Chapter 137
Psal | NlCanisi | 137:1 | Van David. Van ganser harte wil ik U danken, o Jahweh, U roemen hoog boven de goden: Want Gij hebt mijn smeken gehoord. | |
Psal | NlCanisi | 137:2 | Ik werp mij neer, naar uw heilige tempel gericht, En verheerlijk uw Naam, Om uw genade en trouw. | |
Psal | NlCanisi | 137:3 | Gij hebt onnoemelijk meer gedaan, dan Gij hebt beloofd; Gij hebt mij verhoord, toen ik tot U riep, En mijn zielskracht vermeerderd. | |
Psal | NlCanisi | 137:4 | Alle koningen der aarde zullen U loven, o Jahweh; En als zij uw belofte vernemen, | |
Psal | NlCanisi | 137:5 | Zullen zij de wegen van Jahweh bezingen. Waarachtig, groot is de glorie van Jahweh; | |
Psal | NlCanisi | 137:6 | Hoog verheven is Jahweh: toch ziet Hij op de nederigen neer, En kent de trotsen van verre! | |
Psal | NlCanisi | 137:7 | Gij behoedt mijn leven, als ik in ellende verkeer, Steekt uw hand uit, als mijn vijanden woeden, En uw rechter komt mij te hulp. | |
Chapter 138
Psal | NlCanisi | 138:1 | Voor muziekbegeleiding. Een psalm van David. Jahweh, Gij doorschouwt mij volmaakt, Gij zijt het, die mij doorgrondt; | |
Psal | NlCanisi | 138:9 | Sla ik de wieken als het morgenrood uit, En laat ik mij neer aan de grenzen der zee: | |
Psal | NlCanisi | 138:12 | Dan maakt duisternis zelfs het niet donker voor U, Straalt de nacht als de dag, het donker als licht! | |
Psal | NlCanisi | 138:14 | Ik dank U voor het ontzaglijk wonder van mijn ontstaan, En voor uw heerlijke werken. | |
Psal | NlCanisi | 138:15 | Gij hebt ook mijn ziel zorgvuldig gekend, En mijn gebeente bleef voor U niet verborgen, Toen ik in dat geheimvolle oord werd geschapen, Kunstig bewerkt in de diepten der aarde. | |
Psal | NlCanisi | 138:16 | Uw ogen hebben mijn vormeloze leden aanschouwd, In uw boek stonden ze allen beschreven: Ook de dagen, waarop ze werden gemaakt, Voordat er nog één van bestond. | |
Psal | NlCanisi | 138:17 | Maar hoe ondoorgrondelijk zijn ùw gedachten voor mij, Hoe overweldigend is haar getal, o mijn God; | |
Psal | NlCanisi | 138:18 | Ga ik ze tellen, ze zijn talrijker nog dan het zand, En als ik ontwaak, is mijn geest met U bezig! | |
Chapter 139
Psal | NlCanisi | 139:5 | Bescherm mij, Jahweh, tegen de macht van den boze, Behoed mij voor den man van geweld, Die mij de voet trachten te lichten, | |
Psal | NlCanisi | 139:6 | Mij klemmen en strikken durven leggen, Netten spannen langs mijn weg, En een val voor mij zetten. | |
Psal | NlCanisi | 139:8 | Jahweh, mijn Heer, Gij zijt mijn machtige Helper, Gij beschut mijn hoofd op de dag van de strijd. | |
Psal | NlCanisi | 139:10 | Laat mijn belagers hun hoofd niet verheffen, Maar de vloek van hun eigen lippen ze treffen; | |
Psal | NlCanisi | 139:11 | Laat het vurige kolen op hen regenen, In kuilen hen vallen, waaruit ze niet opstaan. | |
Psal | NlCanisi | 139:12 | Moge de kwaadspreker geen voorspoed genieten op aarde, Maar onheil den geweldenaar meedogenloos vervolgen! | |
Psal | NlCanisi | 139:13 | Ik weet, dat Jahweh den ongelukkige recht zal verschaffen, En gerechtigheid aan de armen; | |
Chapter 140
Psal | NlCanisi | 140:1 | Een psalm van David. Ik roep tot U, Jahweh; ach, snel mij te hulp, Hoor naar mijn klagen, wanneer ik U smeek; | |
Psal | NlCanisi | 140:2 | Laat mijn gebed voor U als een reukoffer gelden, Mijn opgeheven handen als een avondoffer zijn. | |
Psal | NlCanisi | 140:4 | Laat mijn hart zich naar het kwade niet neigen, Om slechte dingen te doen. Met zondaars zoek ik geen omgang, En van hun lekkernijen wil ik niet eten; | |
Psal | NlCanisi | 140:5 | Maar de rechtvaardige, zelfs als hij slaat, is een zegen, En als hij mij tuchtigt, nog balsem op het hoofd. Mijn hoofd zal niet schudden, wanneer ze vermanen, En als ze kastijden, stijgt mijn gebed nog omhoog; | |
Psal | NlCanisi | 140:6 | En al word ik door mijn rechters gestenigd, Zij horen van mij enkel vriendelijke woorden. | |
Psal | NlCanisi | 140:7 | Als barsten en scheuren in de akker Liggen mijn beenderen verstrooid aan de rand van het graf: | |
Psal | NlCanisi | 140:8 | Maar op U, Jahweh mijn Heer, blijven mijn ogen gericht, Tot U neem ik mijn toevlucht: giet mijn leven niet weg! | |
Psal | NlCanisi | 140:9 | Behoed mij voor het net, dat men mij heeft gespannen, En voor de strikken der zondaars; | |
Chapter 141
Psal | NlCanisi | 141:4 | Voor mijn geest hangt een nevel, Maar Gij kent mijn weg: Op het pad, dat ik ga, Heeft men mij heimelijk strikken gelegd. | |
Psal | NlCanisi | 141:5 | Al kijk ik naar rechts en naar links, Er is niemand, die acht op mij slaat; Nergens vind ik een toevlucht, Niet een, die om mij zich bekommert. | |
Psal | NlCanisi | 141:6 | Daarom roep ik tot U, Ach Jahweh, en bid ik tot U; Gij zijt mijn toevlucht, Mijn erfdeel in het land van de levenden. | |
Psal | NlCanisi | 141:7 | Ach, hoor naar mijn smeken: Want ik voel mij zo zwak; Red mij van die mij vervolgen, Want ze zijn veel sterker dan ik. | |
Chapter 142
Psal | NlCanisi | 142:1 | Een psalm van David. Jahweh, hoor mijn gebed, En geef acht op mijn smeken. Verhoor mij om uw trouw En om uw barmhartigheid; | |
Psal | NlCanisi | 142:2 | Treed niet in het gericht met uw dienstknecht, Want geen levende is voor úw aanschijn rechtvaardig. | |
Psal | NlCanisi | 142:3 | Zie, de vijand vervolgt mij, En trapt mijn leven tegen de grond; Hij maakt het nacht om mij heen, Als voor hen, die al lang zijn gestorven. | |
Psal | NlCanisi | 142:5 | Ik denk terug aan de vroegere dagen, Overweeg wat Gij deedt; Ik peins over het werk uwer handen, | |
Psal | NlCanisi | 142:6 | En strek mijn handen naar U uit; Naar U smacht mijn ziel Als een dorstende bodem. | |
Psal | NlCanisi | 142:7 | Verhoor mij toch spoedig, o Jahweh, Want mijn geest gaat bezwijken. Verberg mij uw aangezicht niet, Anders word ik als die in het graf zijn gezonken; | |
Psal | NlCanisi | 142:8 | Laat mij spoedig uw goedertierenheid smaken, Want op U blijf ik hopen! Toon mij de weg, die ik volgen moet, Want tot U verhef ik mijn geest. | |
Psal | NlCanisi | 142:10 | Leer mij, uw wil te volbrengen, want Gij zijt mijn God; En uw goede geest leide mij op het veilige pad! | |
Psal | NlCanisi | 142:11 | Jahweh, terwille van uw Naam, Laat mij leven door uw genade, En verlos mijn ziel uit de nood; | |
Chapter 143
Psal | NlCanisi | 143:1 | Van David. Geprezen zij Jahweh, Mijn Rots; Die mijn handen leert strijden, En mijn vingers leert kampen. | |
Psal | NlCanisi | 143:2 | Mijn sterkte en burcht, Mijn schuilplaats en toevlucht, Mijn schild, waarop ik vertrouw: Die de volkeren aan mij onderwerpt. | |
Psal | NlCanisi | 143:3 | Jahweh, wat is de mens, dat Gij acht op hem slaat; Een mensenkind, dat Gij om hem U bekommert? | |
Psal | NlCanisi | 143:6 | Slinger uw bliksems, en strooi ze in het rond, Schiet uw pijlen, en jaag ze uiteen. | |
Psal | NlCanisi | 143:8 | Wier mond alleen maar leugentaal spreekt, En wier rechter een hand van bedrog is. | |
Psal | NlCanisi | 143:9 | Dan zal ik een nieuw lied voor U zingen, o God, Op de tiensnarige harp voor U spelen: | |
Psal | NlCanisi | 143:10 | Voor U, die aan koningen de zege verleent, Die redding brengt aan David, uw dienaar. | |
Psal | NlCanisi | 143:11 | Ja, Hij hééft mij gered van het moordende zwaard, Mij verlost uit de macht der barbaren, Wier mond alleen maar leugentaal spreekt, En wier rechter een hand van bedrog is. | |
Psal | NlCanisi | 143:12 | Nu zijn onze zonen als planten, Zorgvuldig gekweekt in hun jeugd; Onze dochters als zuilen, Voor de bouw van paleizen gehouwen. | |
Psal | NlCanisi | 143:13 | Onze schuren gevuld, Boordevol van allerlei vrucht; Onze schapen bij duizenden werpend, | |
Psal | NlCanisi | 143:14 | De runderen in onze weiden bij tienduizenden drachtig. Geen bres en geen stormloop, Op onze pleinen geen kermen: | |
Chapter 144
Psal | NlCanisi | 144:1 | Een loflied van David. Ik wil U verheffen, mijn God en mijn Koning Uw Naam in eeuwigheid loven; | |
Psal | NlCanisi | 144:4 | Van geslacht tot geslacht zal men uw werken verheffen, En uw machtige daden vermelden; | |
Psal | NlCanisi | 144:7 | Men zal de roem van uw onmetelijke goedheid verbreiden, En over uw goedertierenheid jubelen: | |
Psal | NlCanisi | 144:9 | Goedertieren is Jahweh voor allen, Zijn barmhartigheid strekt zich over al zijn schepselen uit!" | |
Psal | NlCanisi | 144:12 | Om de kinderen der mensen uw kracht te doen kennen, En de heerlijke glans van uw Rijk. | |
Psal | NlCanisi | 144:13 | Uw Koningschap is een koningschap voor alle eeuwen, Uw heerschappij blijft van geslacht tot geslacht! Trouw is Jahweh in al zijn beloften, En in al zijn werken vol goedheid. | |
Psal | NlCanisi | 144:19 | Hij vervult de wensen van hen, die Hem vrezen; Hij hoort hun smeken, en komt ze te hulp. | |
Chapter 145
Psal | NlCanisi | 145:4 | Is hun adem heen, ze keren terug tot het stof, En het is met hun plannen gedaan. | |
Psal | NlCanisi | 145:5 | Gelukkig, wien de God van Jakob blijft helpen, Wiens hoop is gevestigd op Jahweh, zijn God: | |
Psal | NlCanisi | 145:6 | Die hemel en aarde heeft gemaakt, De zee met wat ze bevat. Jahweh, die trouw blijft voor eeuwig, | |
Psal | NlCanisi | 145:7 | De verdrukten verdedigt, Brood aan de hongerigen reikt, En de gevangenen bevrijdt! | |
Psal | NlCanisi | 145:8 | Jahweh opent de ogen der blinden, Jahweh richt de gebukten weer op; Jahweh heeft de rechtvaardigen lief, | |
Psal | NlCanisi | 145:9 | Jahweh draagt zorg voor de zwervers. Hij is een steun voor weduwen en wezen, Maar de bozen richt Hij te gronde: | |
Chapter 146
Psal | NlCanisi | 146:1 | Halleluja! Looft Jahweh: want het is goed, Hem te prijzen, Onzen God: want het is lieflijk en schoon, Hem te roemen! | |
Psal | NlCanisi | 146:8 | Die de hemel met wolken bedekt, En de regen bereidt voor de aarde. Die op de bergen gras doet ontspruiten, En groen voor de beesten, die den mens moeten dienen; | |
Psal | NlCanisi | 146:10 | Hij vindt geen vreugde in de sterkte der paarden, Hem verheugen geen krachtige schenkels; | |
Chapter 147
Psal | NlCanisi | 147:2 | Want Hij heeft de grendels van uw poorten versterkt, Uw zonen binnen uw muren gezegend, | |
Psal | NlCanisi | 147:7 | Maar Hij stuurt zijn bevel, en ze smelten: Zijn winden waaien, weer stromen de wateren. | |
Chapter 148
Psal | NlCanisi | 148:6 | Hij wees hun een plaats voor altijd en eeuwig, Hij gaf hun een wet, die ze niet overtreden. | |
Psal | NlCanisi | 148:13 | De Naam van Jahweh moeten ze loven: Want zijn Naam is verheven; Zìjn glorie alleen Gaat hemel en aarde te boven! | |
Chapter 149
Psal | NlCanisi | 149:1 | Halleluja! Zingt een nieuw lied ter ere van Jahweh, Zijn lof in de gemeenschap der vromen. | |
Psal | NlCanisi | 149:2 | Laat Israël zich in zijn Schepper verheugen, Sions kinderen zich in hun Koning verblijden; | |
Chapter 150
Psal | NlCanisi | 150:1 | Halleluja! Looft Jahweh in zijn heiligdom, Looft Hem in het firmament zijner glorie; | |